Besluit van de Minister voor Medische Zorg en de Minister van Justitie en Veiligheid van 14 mei 2020, 1654245-202486-VGP, houdende aanwijzing van toezichthouders op de naleving van de Wet experiment gesloten coffeeshopketen en het verlenen van mandaat en machtiging voor de uitvoering en handhaving van die wet

De Minister voor Medische Zorg en de Minister van Justitie en Veiligheid,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 8, eerste lid, van de Wet experiment gesloten coffeeshopketen,

Besluiten:

Definitiebepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. aanwijzing als teler:

aanwijzing als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet;

b. Besluit:

Besluit experiment gesloten coffeeshopketen;

c. coffeeshop:

coffeeshop als bedoeld in artikel 6a van de Wet;

d. coffeeshophouder:

coffeeshophouder als bedoeld in artikel 1 van het Besluit;

e. experiment:

experiment als bedoeld in artikel 2 van de Wet;

f. gemeente:

krachtens artikel 6, eerste lid, van de Wet aangewezen gemeente;

g. Ministers:

Minister voor Medische Zorg en Minister van Justitie en Veiligheid;

h. Wet:

Wet experiment gesloten coffeeshopketen.

Aanwijzing toezichthouders

Artikel 2

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 6, eerste en tweede lid, 7, eerste lid, onder a, onderdeel 1°, onder c, tweede en derde lid, van de Wet alsmede van de aan een aanwijzing verbonden voorschriften, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Wet, zijn belast de ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit met een toezichthoudende taak en de ambtenaren van de Inspectie Justitie en Veiligheid met een toezichthoudende taak, ieder ten aanzien van het in het kader van het experiment overeengekomen werkterrein van de betreffende dienst.

Artikel 3

Met het toezicht op de naleving door coffeeshophouders van het bepaalde bij of krachtens artikel 6, tweede en derde lid, 7, eerste lid, onder a, onderdeel 2°, onder c, tweede en derde lid, van de Wet zijn belast de door de burgemeester van de gemeente waar de coffeeshop is toegestaan, aangewezen toezichthouders.

Mandaat en machtiging aanwijzing als teler

Artikel 4

Aan de directeur van de directie Voeding, Gezondheidsbescherming en Preventie van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt mandaat en machtiging verleend om namens de Ministers:

  • a. een besluit te nemen op een aanvraag om aanwijzing als teler;

  • b. een aanwijzing als teler in te trekken;

  • c. handelingen te verrichten betreffende de voorbereiding van een besluit als bedoeld in onderdeel a of b.

Artikel 5

  • 1. Aan de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt mandaat en machtiging verleend om namens de Ministers:

    • a. een besluit te nemen op een bezwaarschrift gericht tegen een besluit als bedoeld in artikel 4;

    • b. verweer te voeren ingeval beroep of hoger beroep is ingesteld ter zake van een besluit op bezwaar als bedoeld in onderdeel a;

    • c. verweer te voeren ingeval een voorlopige voorziening is ingesteld in het kader van een bezwaar, beroep of hoger beroep ter zake van een besluit als bedoeld in artikel 4.

  • 2. De directeur is bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen.

Mandaat en machtiging handhaving

Artikel 6

  • 1. Aan de Inspecteur-Generaal van de Inspectie Justitie en Veiligheid wordt ten aanzien van het in het kader van het experiment overeengekomen werkterrein van deze dienst mandaat verleend om namens de Ministers:

    • a. een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 9 van de Wet op te leggen;

    • b. een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 9a van de Wet op te leggen.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 10:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de Inspecteur-Generaal bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen.

Artikel 7

  • 1. Aan de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt mandaat en machtiging verleend om namens de Ministers:

    • a. een besluit te nemen op een bezwaarschrift gericht tegen een besluit als bedoeld in artikel 6, eerste lid;

    • b. verweer te voeren ingeval beroep of hoger beroep is ingesteld ter zake van een besluit op bezwaar als bedoeld in onderdeel a;

    • c. verweer te voeren ingeval een voorlopige voorziening is ingesteld in het kader van een bezwaar, beroep of hoger beroep ter zake van een besluit als bedoeld in artikel 6, eerste lid.

  • 2. De directeur is bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen.

Artikel 8

  • 1. Aan de Inspecteur-Generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit wordt ten aanzien van het in het kader van het experiment overeengekomen werkterrein van deze dienst mandaat en machtiging verleend om namens de Ministers:

    • a. een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 9 van de Wet op te leggen;

    • b. een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 9a van de Wet op te leggen;

    • c. een besluit te nemen op een bezwaarschrift gericht tegen een besluit als bedoeld in onderdelen a of b;

    • d. verweer te voeren ingeval beroep of hoger beroep is ingesteld ter zake van een besluit op bezwaar als bedoeld in onderdeel c;

    • e. verweer te voeren ingeval een voorlopige voorziening is ingesteld in het kader van een bezwaar, beroep of hoger beroep ter zake van een besluit als bedoeld in onderdelen a of b.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 10:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de Inspecteur-Generaal bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen.

Artikel 9

De Inspecteur-Generaal van de Inspectie Justitie en Veiligheid en de Inspecteur-Generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit informeren de Ministers periodiek over de genomen handhavingsbesluiten, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 8, eerste lid, onderdelen a of b.

Slotbepaling

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet experiment gesloten coffeeshopketen in werking treedt.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Medische Zorg, M.J. van Rijn

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

TOELICHTING

Met dit gezamenlijke besluit van de Minister voor Medische Zorg en de Minister van Justitie en Veiligheid worden de toezichthouders aangewezen die belast zijn met het toezicht op de naleving van de eisen die bij of krachtens de Wet experiment gesloten coffeeshopketen (hierna: de wet) zijn gesteld. Tevens wordt met dit gezamenlijke besluit mandaat en machtiging verleend ten aanzien van werkzaamheden die verband houden met de uitvoering en handhaving van de wet.

Gelet op artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is dit besluit in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit tot stand gekomen, voor zover het strekt tot verlening van mandaat en machtiging aan de onder die minister ressorterende Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA), en met instemming van de Inspecteur-Generaal van de NVWA.

Aanwijzing toezichthouders

In artikel 2 worden de ambtenaren van de NVWA en de Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: Inspectie JenV) die een toezichthoudende taak hebben, aangewezen als toezichthouder. De NVWA en de Inspectie JenV zullen afspraken maken over de afbakening van hun werkterrein. Kort gezegd zal de NVWA met name toezicht houden op de naleving van de eisen die verband houden met de teelt en de kwaliteit van de geproduceerde hennep en hasjiesj. Dit sluit aan bij de bestaande toezichtstaken van de NVWA. De Inspectie JenV zal met name toezicht houden op de naleving van de eisen die gericht zijn op het gesloten houden van de keten vanaf de teelt bij de aangewezen teler tot en met de verkoop in de deelnemende coffeeshop aan de recreatieve gebruiker.

Artikel 3 bepaalt dat de burgemeesters van de deelnemende gemeenten de toezichthouders aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van de eisen die aan de coffeeshophouders zijn gesteld. Dit is in overeenstemming met artikel 8, eerste lid, van de wet en sluit aan bij de wijze waarop in de huidige situatie het toezicht op de coffeeshops in de gemeenten plaatsvindt. Het toezicht op de coffeeshops vindt dus op lokaal niveau plaats, met dien verstande dat de Inspectie JenV ook toezicht houdt op de coffeeshops voor zover het om de geslotenheid van de keten gaat. De Inspectie JenV en de burgemeesters van deelnemende gemeenten zullen afspraken maken over de afbakening van hun werkterrein.

Mandaat en machtiging aanwijzing als teler

Artikel 4 voorziet in het mandaat van de directeur van de directie Voeding, Gezondheidsbescherming en Preventie van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: VWS) om namens de betrokken ministers besluiten te nemen op aanvragen om aanwijzing als teler of om een verleende aanwijzing in te trekken. Gelet op artikel 10:7 van de Awb laat dit mandaat onverlet dat, indien dat wenselijk is, de betrokken ministers zelf de gemandateerde bevoegdheid kunnen uitoefenen. Aan de betreffende directeur wordt tevens machtiging verleend om handelingen te verrichten betreffende de voorbereiding van voornoemde besluiten. In het kader van de aanvraagprocedure gaat het dan bijvoorbeeld om de adviesaanvraag aan de burgemeester van een gemeente waar een beoogde teeltlocatie is gelegen.

Artikel 5, eerste lid, voorziet in het mandaat van de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van VWS om besluiten te nemen op bezwaarschriften ter zake van een besluit op een aanvraag om aanwijzing als teler of een besluit tot intrekking van een aanwijzing. Ook voorziet dit artikellid in mandaat en machtiging aan de betreffende directeur om verweer te voeren ingeval (hoger) beroep is ingesteld of een voorlopige voorziening is verzocht. Gelet op artikel 10:9 van de Awb is in het tweede lid bepaald dat de directeur bevoegd is tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen.

Mandaat en machtiging handhaving

Ter handhaving van de eisen die bij of krachtens de wet zijn gesteld, kunnen verschillende bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten worden ingezet. De artikelen 9 en 9a van de wet geven de betrokken ministers de bevoegdheid om ter handhaving van de eisen die bij of krachtens de genoemde artikelen zijn gesteld, een last onder bestuursdwang of een bestuurlijke boete op te leggen. Gelet op artikel 5:32, eerste lid, van de Awb kan in plaats van een last onder bestuursdwang ook een last onder dwangsom worden opgelegd. Deze bevoegdheid van de betrokken ministers wordt in het eerste lid van de artikelen 6 en 8 van het onderhavige besluit gemandateerd aan de Inspecteur-Generaal van de Inspectie JenV en de Inspecteur-Generaal van de NVWA, ieder ten aanzien van het overeengekomen werkterrein van de betreffende dienst.

Gelet op artikel 10:9 van de Awb is in het tweede lid van de artikelen 6 en 8 bepaald dat de Inspecteur-Generaal bevoegd is tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen. Daarbij dient wel artikel 10:3, vierde lid, van de Awb in acht worden genomen. Op grond van dat artikellid mag ter zake van de oplegging van een bestuurlijke boete van meer dan 340 euro geen mandaat worden verleend aan degene die van de overtreding een rapport of proces-verbaal heeft opgemaakt.

De burgemeesters van de deelnemende gemeenten hebben op grond van artikel 10 van de wet de bevoegdheid om een last onder bestuursdwang of – gelet op artikel 5:32, eerste lid, van de Awb – een last onder dwangsom op te leggen ter handhaving van de eisen die bij of krachtens de genoemde artikelen aan de coffeeshophouders zijn opgelegd.

Wat betreft rechtsmiddelen die tegen een handhavingsbesluit worden ingesteld, geldt het volgende. Ter zake van handhavingsbesluiten die door de Inspectie JenV in mandaat zijn genomen, heeft de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Justitie en Veiligheid op grond van artikel 7 van het onderhavige besluit mandaat en machtiging om op bezwaar te beslissen of verweer te voeren in (hoger) beroepsprocedures en procedures ter zake van een verzoek om een voorlopige voorziening. De directeur is bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen.

Ter zake van handhavingsbesluiten die door de NVWA in mandaat zijn genomen, heeft de Inspecteur-Generaal van de NVWA op grond van artikel 8 van het onderhavige besluit mandaat en machtiging om op bezwaar te beslissen of verweer te voeren in (hoger) beroepsprocedures en procedures ter zake van een verzoek om een voorlopige voorziening. Ook hier geldt dat ondermandaat kan worden verleend aan ondergeschikte functionarissen.

Voor de ministers is het van belang om zicht te hebben op het aantal keren dat een handhavingsbesluit wordt opgelegd, aan wie en ter zake van welke overtreding. Om die reden is in artikel 9 van het onderhavige besluit opgenomen dat de NVWA en de Inspectie JenV de ministers periodiek zullen informeren over de genomen handhavingsbesluiten.

Last tot onmiddellijke staking

Op grond van artikel 6, tweede lid, van de wet kunnen de Minister voor Medische Zorg en de Minister van Justitie en Veiligheid een last tot onmiddellijke staking van de uitvoering van het experiment in een aangewezen gemeente opleggen. Gelet op het ingrijpende karakter van een dergelijke last wordt met het onderhavige besluit deze bevoegdheid niet gemandateerd. Door het afkondigen van een last tot onmiddellijke staking herleeft in de betreffende gemeente de situatie zoals die was vóór de experimenteerfase en mogen de aangewezen telers niet langer aan de coffeeshophouders in die gemeente leveren. Met het toezicht op de naleving van de last zullen op grond van artikel 2 en 3 van het onderhavige besluit de ambtenaren van de Inspectie JenV en de door de burgemeester van de betreffende gemeente aangewezen personen belast zijn.

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de wet in werking treedt.

De Minister voor Medische Zorg, M.J. van Rijn

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven