Subsidieregeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 14 mei 2020, nr. 23947781, houdende regels voor de subsidiëring van de integrale aanpak van zij-instroom primair onderwijs in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, en Almere (Subsidieregeling zij-instroom PO G5)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1. van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

aanvrager:

bestuur dat de aanvraag indient, namens de besturen en lerarenopleidingen die deelnemen aan de noodplannen in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Almere;

bestuur:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

cofinanciering

eigen bijdrage van besturen en de gemeente ten behoeve van de uitvoering van het activiteitenplan in de desbetreffende gemeente;

DUS-I:

ienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;

G5:

msterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, en Almere;

kaderregeling:

Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

lerarenopleiding:

op basis van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek bekostigde bachelor- of masteropleiding die opleidt tot het verkrijgen van een bevoegdheid om les te geven in een school of instelling die valt onder de Wet op het primair onderwijs of de Wet op de Expertisecentra;

opleiding:

lerarenopleiding en scholingsactiviteiten in het kader van de Regeling subsidie zij-instroom;

minister:

Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

activiteitenplan:

plan zoals bedoeld in artikel 3.4 van de kaderregeling;

primair onderwijs:

onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en het onderwijs bedoeld in de Wet op de expertisecentra;

gemeente:

de gemeente Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht of Almere;

school:

school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

schooljaar:

het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaraanvolgend;

zij-instromer:

persoon waarvoor subsidie is of wordt aangevraagd op basis van de Regeling subsidie zij-instroom. Tevens wordt onder zijinstromer verstaan: een persoon, met een diploma minimaal op het niveau van hoger onderwijs, vaak met opleiding en werkervaring in een andere sector dan de onderwijssector, zonder relevante lesbevoegdheid, die is ingeschreven bij een (reguliere) voltijd lerarenopleiding, een (verkorte) deeltijd opleiding, een duale lerarenopleiding, die opleidt tot het verkrijgen van een bevoegdheid om les te geven in een school of instelling die valt onder de Wet op het primair onderwijs of de Wet op de Expertisecentra.

Voortraject:

activiteiten gericht op het werven en selecteren van zij-instromers.

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling.

Artikel 3. Te subsidiëren activiteiten

  • 1. De minister kan aan een aanvrager voor de schooljaren 2020–2021, 2021–2022, 2022–2023 en 2023–2024 subsidie verstrekken voor de uitvoering van een activiteitenplan voor zij-instroom in het primair onderwijs in de G5.

  • 2. Per gemeente is er één aanvrager.

  • 3. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien sprake is van cofinanciering. De cofinanciering bedraagt ten minste één derde deel van de subsidiabele kosten, en dient in geld of in geld waardeerbaar te zijn.

  • 4. De activiteiten in het activiteitenplan richten zich op het verbeteren van het voortraject, de opleiding en begeleiding van zij-instromers op scholen in de G5.

  • 5. De activiteiten worden uitgevoerd in de vier schooljaren genoemd in het eerste lid en in de periode tussen de subsidieaanvraag en de aanvang van schooljaar 2020–2021.

  • 6. Het activiteitenplan wordt na vaststelling van de subsidie openbaar gemaakt met inachtneming van de voorschriften uit de Algemene verordening gegevensbescherming.

Artikel 4. Subsidieplafond en verdeling

Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is een bedrag beschikbaar van € 36 miljoen dat als volgt wordt verdeeld over de G5:

Gemeente

Bedrag

Amsterdam

€ 12.112.148

Rotterdam

€ 9.084.112

Den Haag

€ 8.074.768

Utrecht

€ 4.037.384

Almere

€ 2.691.588

Artikel 5. De aanvraag

  • 1. De aanvraag kan worden ingediend vanaf 19 mei 2020 tot en met 7 juni 2020. De aanvraag tot verlening van een subsidie bevat een activiteitenplan en een begroting.

  • 2. Het activiteitenplan bevat naast de onderdelen van artikel 3.4 van de kaderregeling in ieder geval een beschrijving van:

    • a. de besturen en lerarenopleidingen die deelnemen aan de uitvoering van het activiteitenplan;

    • b. het aantal zij-instromers dat op jaarbasis kan starten;

    • c. een beschrijving hoe het voortraject, de opleiding en begeleiding van zij-instromers worden vormgegeven, zodanig de opleiding en begeleiding van zij-instromers verbetert;

    • d. de wijze waarop de opbrengsten worden gedeeld, verspreid en geborgd.

  • 3. De begroting bevat:

    • a. de onderdelen van artikel 3.5 van de kaderregeling;

    • b. geen post onvoorziene kosten;

    • c. een toelichting op de cofinanciering, bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 4. De aanvraag vermeldt een contactpersoon die gedurende de looptijd van de subsidie als aanspreekpunt fungeert.

  • 5. De aanvraag wordt mede ondertekend door alle besturen en lerarenopleidingen die deelnemen aan de uitvoering van het activiteitenplan. Hiermee verklaren zij gezamenlijk het activiteitenplan uit te voeren. Ook verklaren zij dat zij alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording van de besteding van de subsidie door de aanvrager op diens verzoek aan de aanvrager zullen verstrekken.

  • 6. De gemeente ondertekent de aanvraag als cofinancier.

  • 7. De aanvraag geschiedt met behulp van het format dat via de website van DUS-I beschikbaar wordt gesteld.

Artikel 6. Verantwoordelijkheden aanvrager

  • 1. De subsidie wordt aangevraagd door en verstrekt aan de aanvrager.

  • 2. De aanvrager is verantwoordelijk voor het beheer van de subsidie, in overeenstemming met het activiteitenplan en de begroting.

  • 3. De aanvrager is verantwoordelijk voor het indienen van de tussenrapportage en de eindrapportage, bedoeld in artikel 8 van deze regeling. De tussenrapportage en de eindrapportage worden openbaar gemaakt met inachtneming van de voorschriften uit de Algemene verordening gegevensbescherming.

  • 4. De aanvrager is verantwoordelijk voor alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ongeacht welke van de samenwerkende partijen feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden.

Artikel 7. Uitbetaling en vaststelling

  • 1. De subsidie wordt uiterlijk op 31 juli 2020 direct vastgesteld.

  • 2. Het vastgestelde subsidiebedrag wordt in vier gelijke delen uitbetaald. De eerste uitbetaling geschiedt in augustus 2020. De overige drie delen worden jaarlijks in september uitbetaald.

  • 3. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1.

  • 4. Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten passend bij het doel van deze regeling.

Artikel 8. Tussenrapportage

  • 1. De aanvrager toont jaarlijks aan de hand van een tussenrapportage aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2. De tussenrapportage wordt jaarlijks voor 15 oktober gericht aan DUS-I. De eerste tussenrapportage wordt voor 15 oktober 2021 aangeleverd.

  • 3. De tussenrapportage bevat:

    • a. een overzicht van de gerealiseerde activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt;

    • b. een beschrijving van de met de activiteiten gerealiseerde doelstellingen, resultaten of producten;

    • c. een beschrijving in hoeverre is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • d. voor zover van toepassing, een vergelijking van de gerealiseerde activiteiten en doelstellingen en de in het activiteitenplan voorgenomen activiteiten en nagestreefde doelstellingen waarbij een toelichting op de verschillen wordt gegeven;

    • e. een geactualiseerd activiteitenplan en een geactualiseerde begroting, met een toelichting op gedane aanpassingen, op basis van de resultaten.

  • 4. In het laatste subsidiejaar dient de subsidieontvanger uiterlijk op 15 oktober 2024 in plaats van een tussenrapportage een eindrapportage in bij DUS-I, waarin wordt aangetoond dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 5. De eindrapportage bevat de onderdelen bedoeld in het derde lid.

  • 6. De tussenrapportages en de eindrapportage worden na vaststelling openbaar gemaakt met inachtneming van de voorschriften uit de Algemene verordening gegevensbescherming.

  • 7. De tussen- en de eindrapportage worden opgesteld aan de hand van het format dat via de website van de DUS-I beschikbaar wordt gesteld.

Artikel 9. Monitor- en effectonderzoek

Besturen en lerarenopleidingen die betrokken zijn bij de uitvoering van het activiteitenplan werken desgevraagd mee aan een door of namens de minister ingestelde monitor- en effectonderzoek.

Artikel 10. Inwerkingtreding en geldingsduur

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt vijf jaar na inwerkingtreding.

Artikel 11. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling zij-instroom PO G5.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

I. Algemeen

De Subsidieregeling zij-instroom PO G5 – hierna aangeduid als de regeling – vloeit voort uit de noodplannen om het lerarentekort aan te pakken, die zijn opgesteld door de besturen en gemeenten in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Almere.

Inleiding

De personeelstekorten zijn op veel scholen een groeiend probleem. Dat geldt zowel voor scholen voor (speciaal) basisonderwijs als het (voortgezet) speciaal onderwijs. De arbeidsmarktramingen laten bovendien zien dat de verwachte tekorten de komende jaren verder toenemen. Het is een prioriteit voor het kabinet om de tekorten aan te pakken samen met besturen, scholen, opleidingen en gemeenten. De aanpak bevat maatregelen om de instroom van leraren te verhogen, leraren te behouden en anders te werken op scholen. Deze maatregelen hebben effect, maar in een aantal regio’s is dit op korte termijn niet voldoende.

De omvang van de tekorten verschilt per regio en zijn het grootst in de grote steden. Dat zijn Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht en Almere. In deze steden hebben schoolbesturen en gemeenten de noodklok geluid voor de tekorten in het primair onderwijs. Zij geven aan dat er noodmaatregelen nodig zijn om de continuïteit, kwaliteit en kansengelijkheid van het onderwijs aan hun leerlingen te kunnen borgen en hebben hiervoor noodplannen opgesteld. Naar aanleiding van deze plannen worden extra maatregelen genomen specifiek voor het primair onderwijs in de grote steden, waaronder de extra investering van € 9 miljoen per schooljaar (€ 36 miljoen totaal) voor de opleiding en begeleiding van zij-instromers, zoals in deze subsidieregeling beschreven.

Extra investering van € 9 miljoen per schooljaar voor zij-instroom in de G5

In de noodplannen wordt het aantrekken en opleiden van zij-instromers als een kansrijke maatregel gezien om het oplopende lerarentekort aan te pakken. De minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (hierna de minister) heeft daarom binnen de begroting van OCW € 9 miljoen per jaar vrijgemaakt voor zij-instroom in de G5, voor zowel scholen voor (speciaal) basisonderwijs als scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.

Voor de toekenning van de middelen is voorliggende subsidieregeling opgesteld. Deze regeling geldt in aanvulling op de Regeling subsidie zij-instroom van € 20.000 per zijinstromer. Die regeling is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten voor het opleiden en begeleiden van zij-instromers.

Onder zij-instromers worden in deze regeling zowel zij-instromers in het beroep (Besluit zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs1) als zij-instromers die de (verkorte) deeltijdroute volgen begrepen.

Met de extra middelen in deze regeling komt er meer financiële ruimte voor de opleiding en begeleiding van zij-instromers. De regeling biedt geen ruimte om af te wijken van de huidige wet- en regelgeving. Zo biedt de regeling geen basis om bijvoorbeeld zij-instromers die worden opgeleid volgens de Regeling subsidie zij-instroom een diploma te geven na het bekwaamheidsonderzoek. Zij ontvangen bij een positief resultaat een getuigschrift, zoals geregeld in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra.

Begin 2020 is de Commissie onderwijsbevoegdheden van start gegaan. Deze commissie is ingericht in vervolg op het Onderwijsraadadvies Ruim baan voor de leraar (2018) en brengt advies uit over een nieuw stelsel van bevoegdheden dat bijdraagt aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en de aantrekkelijkheid van het beroep leraar. Ook geeft zij advies over hoe de lerarenopleidingen hier zo goed mogelijk op aan kunnen sluiten. De inzichten van deze commissie kunnen worden meegenomen in de aanpak zij-instroom.

De ministers hebben aan de Tweede Kamer laten weten dat zij verkennen of de route via de Regeling subsidie zij-instroom ingebed kan worden binnen de reguliere opleidingsstructuur, zodat er niet langer verschillende routes zijn voor zij-instromers. Mocht dat effect hebben op voorliggende regeling dan wordt dit tijdig besproken en verwerkt in de regeling.

Doel van de subsidieregeling

Het doel van deze subsidieregeling is dat met een integrale aanpak door scholen, besturen en lerarenopleidingen het traject voor zij-instromers verbetert. Het aantrekken en opleiden van zij-instromers wordt als een kansrijke maatregel gezien om de tekorten aan te pakken.

Tegelijkertijd zijn knelpunten gesignaleerd in de opleiding en begeleiding van zij-instromers. Aan de kant van de lerarenopleidingen gaat het dan bijvoorbeeld om het onvoldoende uitgaan van de kennis en ervaring die zij-instromers meenemen, is er (te) weinig ervaring met volwassenenonderwijs. Ook zijn er grote verschillen in de opleiding (en toegangseisen) en wordt door zij-instromers gebrek aan verbinding gevoeld tussen de opleiding en de dagelijkse praktijk op school. De begeleidingscapaciteit op de scholen is vaak nog onvoldoende en veelal niet toegerust op begeleiding van deze doelgroep van volwassenen. Bij de plaatsing voor de verschillende groepen wordt onvoldoende rekening gehouden met startende leraren, waaronder zij-instromers. Zowel lerarenopleidingen als scholen zouden meer moeten uitgaan van het principe samen opleiden (‘werkplekleren’, waarbij de opleiding en de school samen verantwoordelijk zijn voor de opleiding).

Het doel is dat met de verbeteringen de opleiding beter aansluit bij de praktijk, bij wat de zijinstromer meeneemt aan kennis en ervaring. En, dat ook de begeleiding op school aansluit bij wat de zijinstromer nodig heeft. Zo kan de uitval van zij-instromers worden voorkomen en kunnen meer zij-instromers na de opleiding met plezier aan het werk op de school. Effectieve werkwijze in de G5 worden breder gedeeld zodat daar ook in de rest van het land gebruik van kan worden gemaakt.

De (effecten van de) subsidieregeling worden na uiterlijk drie jaar geëvalueerd. Op basis van de resultaten wordt besloten of de regeling al niet in aangepaste vorm zal worden voortgezet, na de looptijd.

Het activiteitenplan

Om voor de subsidie in aanmerking te komen, moet per gemeente een activiteitenplan worden opgesteld door de besturen en de lerarenopleidingen. In het plan staan de afspraken die partijen maken over onder meer het aantal zij-instromers dat op jaarbasis kan starten met een traject, over het voortraject (werving, selectie, meeloopdagen/ stage), de opleiding en begeleiding van zij-instromers.

Concreet kan het gaan om afspraken over:

  • Het ontwikkelen van een visie op zij-instroom en dat dit volgens het principe van samen opleiden gebeurt (werkplekleren en gedeelde verantwoordelijkheid);

  • Een gezamenlijke intake, voortraject en matching (overzicht vacatures): doorontwikkeling van het voortraject;

  • Het inzetten op het valideren van de eerder verworven competenties (evc) zodat meer maatwerk in de opleiding kan worden geboden;

  • Het laten aansluiten van de opleiding bij de eerste leer- en ontwikkelbehoeften van zij-instromers. Een voorbeeld hiervan kan zijn klassenmanagement zodat de zij-instromers goed voorbereid kunnen starten;

  • Afspraken over welke scholen zij-instromers gaan opleiden en dat dit niet dezelfde hoeven te zijn als waar de zijinstromer na een jaar of na afronden van het traject aan het werk gaat;

  • De werkplekbegeleider is toegerust (in tijd en opleiding/ training) op het begeleiden van volwassenen.

Ook wordt in het activiteitenplan aangegeven hoe met de aanpak de opleiding en begeleiding van zij-instromers verbetert, hoe gesignaleerde knelpunten worden aangepakt en welke resultaten worden verwacht met de integrale aanpak. In het plan wordt een activiteitenoverzicht met een begroting van de kosten opgenomen.

Het plan wordt ingediend door één van de schoolbesturen in de gemeente, mede namens de andere besturen die deelnemen aan het noodplan en de betrokken lerarenopleiding(en).

Het activiteitenplan wordt opgesteld voor vier schooljaren. Jaarlijks wordt een tussenrapportage opgesteld waarin wordt teruggekeken op het voorgaande jaar: welke activiteiten zijn uitgevoerd, wat ging goed en minder goed, welke resultaten zijn behaald, gerealiseerde kosten, etc. Op basis van de tussenrapportage kan het activiteitenplan inclusief begroting worden aangepast. Bij het opleveren van de tussenrapportage en het aangepaste activiteitenplan is het tevens mogelijk om eventueel nieuwe besturen toe te voegen aan de uitvoering van het activiteitenplan. Het gaat dan om besturen die later zijn aangesloten bij de (uitvoering van) de noodplannen. Indien nieuwe besturen worden toegevoegd, dient het aangepaste activiteitenplan inclusief begroting te worden vergezeld van ondertekening door de nieuwe besturen.

Administratieve lasten

Administratieve lasten worden gedefinieerd als de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voortvloeiend uit wet- en regelgeving.

Het uitgangspunt is de administratieve lasten zo beperkt mogelijk te houden. Het aanvraagproces wordt zo ingericht dat het zo min mogelijk administratieve lasten creëert. Vanuit DUS-I is een voorgeschreven formulier beschikbaar gesteld, waarmee de aanvraag wordt ingediend. Er kan direct een aanvraag voor vier jaar worden ingediend. Ook voor de jaarlijkse tussenrapportage wordt een format wordt opgesteld door DUS-I.

Wat betreft de verantwoording is gekozen voor een zo licht mogelijke verantwoording over de verstrekte subsidie. Volstaan wordt met verantwoording in de jaarrekening op grond van de Regeling jaarverslaglegging met model G, onderdeel 1, door het aanvragende schoolbestuur.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsbepalingen

De regeling is bedoeld voor de deelnemende besturen aan de noodplannen in de vijf gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Almere. Besturen die niet deelnemen aan gemaakte afspraken in de noodplannen, kunnen op basis van deze regeling geen aanspraak maken op deze subsidie.

Gekozen is voor een brede definitie van zij-instroom. Dit biedt besturen en opleidingen de mogelijkheid om te kijken wat het beste past bij de ambities. Er kan ook voor worden gekozen de subsidie alleen te gebruiken voor zij-instromers in het beroep.

Artikel 3. Te subsidiëren activiteiten

Op verzoek van de besturen wordt uitgegaan van een subsidieregeling van vier schooljaren. Om voor subsidie in aanmerking te komen moeten schoolbesturen samen met één of meer lerarenopleidingen in afstemming met de gemeente een activiteitenplan indienen. Het activiteitenplan bouwt voort op de reeds opgestelde noodplannen van de vijf gemeenten.

Op grond van het derde lid wordt een subsidie uitsluitend toegekend wanneer er sprake is van cofinanciering. Cofinanciering kan geschieden in de vorm van financiële middelen maar bijvoorbeeld ook in de vorm van de inzet van personeel of arbeidstijd. Cofinanciering onderstreept de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de aanpak van de tekorten.

Op basis van het vierde lid bevat het activiteitenplan een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, de doelen en resultaten die worden nagestreefd. Ook wordt beschreven hoe de integrale aanpak leidt tot verbetering van de opleiding en begeleiding van zij-instromers. De activiteiten zien op zowel het voortraject om tot een goede selectie van zij-instromers te komen, inrichting van het (maatwerk)opleidingstraject en de begeleiding op de scholen en het behoud van zij-instromers.

Het integrale karakter komt tot uitdrukking in bijvoorbeeld de visie op zij-instroom en afspraken over de (gezamenlijke) intake van zij-instromers, het valideren van de eerder verworven competenties, over de aansluiting tussen de opleiding en de praktijk op de scholen en de werkplekbegeleiding.

Het vijfde lid geeft aan dat de activiteiten moeten worden uitgevoerd gedurende de schooljaren 2020–2021 tot en met 2023–2024. Ook is er ruimte om, zodra de subsidieaanvraag is ingediend te starten met de uitvoering van het activiteitenplan, vooruitlopend op schooljaar 2020–2021.

Daarnaast worden de activiteitenplannen ingevolge het zesde lid, met inachtneming van eventuele privacyaspecten, openbaar gemaakt. De plannen waarvoor subsidie is toegekend, komen beschikbaar via https://www.aanpaklerarentekort.nl/. Hierdoor kan er breed door alle partijen op regionaal en landelijk niveau kennis worden opgedaan en gedeeld over de aanpakken. Dit gebeurt minimaal zes weken na versturen van de beschikking.

Artikel 4. Subsidieplafond en verdeling

De verdeling van de middelen is gebaseerd op het aantal, in de noodplannen genoemde zij-instromers dat de steden op jaarbasis willen gaan opleiden: Amsterdam 180, Rotterdam 135, Den Haag 120, Utrecht 60 en Almere 40.2 Deze verdeling doet recht aan de omvang van de tekorten.

Artikel 5. De aanvraag

De subsidie kan worden aangevraagd vanaf het moment van publicatie van de regeling tot en met 7 juni 2020. De aanvraag bestaat uit een activiteitenplan voor vier jaar en sluitende begroting. Het format voor het activiteitenplan wordt beschikbaar gesteld op www.dus-i.nl.

Artikel 3.4. van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is van toepassing op het activiteitenplan. Hierin staat dat het activiteitenplan: a) een overzicht bevat van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, b) de aard, omvang, duur en wijze van uitvoering beschrijft van de activiteiten, en c) beschrijft de met de activiteiten na te streven doelstellingen, resultaten of producten.

Daarnaast bevat activiteitenplan in ieder geval een beschrijving van:

  • a. de besturen en lerarenopleidingen die deelnemen aan de uitvoering van het activiteitenplan en de gemeente die betrokken is bij de uitvoering van het activiteitenplan;

  • b. het aantal zij-instromers dat op jaarbasis kan starten;

  • c. een beschrijving hoe het voortraject, de opleiding en begeleiding van zij-instromers worden vormgegeven, zodanig dat de aanpak verbetert;

  • d. de wijze waarop de opbrengsten worden gedeeld, verspreid en geborgd.

De begroting behelst per activiteit een overzicht van de geraamde kosten en resultaten die verwacht worden van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien en de begroting die bij de aanvraag wordt ingediend is sluitend. Er wordt geen post ‘onvoorziene kosten’ opgenomen. Ook wordt in de begroting een toelichting opgenomen over de cofinanciering.

De aanvraag dient ondertekend te worden door besturen (van scholen en lerarenopleidingen) die deelnemen aan de uitvoering van de activiteiten en de gemeente. De deelname ziet zowel op betrokkenheid bij de totstandkoming het activiteitenplan als op de uitvoering daarvan. Dit verklaren de betreffende besturen door middel van medeondertekening van de aanvraag.

Artikel 6. Verantwoordelijkheden aanvrager

Dit artikel heeft betrekking op verantwoordelijkheden van de aanvrager.

Artikel 7. Uitbetaling en vaststelling

De subsidie wordt uiterlijk op 31 juli 2020 direct vastgesteld. Uitbetaling gebeurt in vier gelijke delen. De eerste uitbetaling geschiedt in augustus 2020. De jaren erna wordt de subsidie in september uitbetaald.

Ter beperking van de administratieve lasten is voor een licht verantwoordingsregime gekozen. Verantwoording geschiedt in de jaarverslaggeving van de aanvrager met model G, onderdeel 1. Op verzoek toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten zijn verricht waarvoor subsidie is verstrekt en dat aan de verplichtingen is voldaan die aan deze subsidie zijn verbonden.

Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten passend bij het doel van deze regeling, zijnde activiteiten gericht op het opleiden en begeleiden van zij-instromers.

Artikel 8. Tussenrapportage

Dit artikel schrijft voor dat jaarlijks een tussenrapportage moet worden opgesteld en ingestuurd naar DUS-I. Doel hiervan is om tussentijds te leren van de ervaringen en resultaten van de activiteiten en de mate waarin deze bijdragen aan de verbetering van de zij-instroom. Dit kan tot aanpassing leiden van het activiteitenplan en van de begroting. DUS-I stelt tijdig een format ter beschikking. De tussenrapportage is, evenals het activiteitenplan, openbaar. Ook deze worden beschikbaar gesteld via beschikbaar via https://www.aanpaklerarentekort.nl/.

Artikel 9. Monitor- en effectonderzoek

Dit artikel regelt dat de subsidieontvanger en de besturen en lerarenopleidingen die betrokken zijn bij de uitvoering van het activiteitenplan meewerken aan het door of namens de minister ingestelde monitor- en effectonderzoek. Doel is te onderzoeken of het zij-instroomtraject verbetert met de integrale aanpak door scholen, besturen en lerarenopleidingen als beschreven in het activiteitenplan.

Artikel 10. Inwerkingtreding en geldingsduur

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt vijf jaar na inwerkingtreding.

Artikel 11. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling zij-instroom PO G5.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
2

Het aantal van 40 zijinstromers voor Almere is een inschatting. Ten tijde van het opstellen van deze regeling was het noodplan van Almere nog niet beschikbaar en is een schatting gemaakt op basis van de omvang van de stad en de geraamde tekorten.

Naar boven