Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 22 april 2020 nr. 24082742 houdende wijziging van de Subsidieregeling Tel mee met Taal in verband met de invoering van een extra aanvraagperiode

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling Tel mee met Taal wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsomschrijving van ‘deelnemer’ vervalt onderdeel b, onder verlettering van onderdeel c tot b.

2. De begripsbepaling van ‘NT1 volwassene’ vervalt.

3. De begripsbepaling van ‘penvoerder’ komt te luiden:

penvoerder:

partij met rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een gemeente, een waterschap, een provincie of de Staat, die voor de subsidie, bedoeld in artikel 4a, een aanvraag indient die namens ten minste twee partijen wordt gedaan en die ten minste door die partijen wordt ondersteund, waaronder in ieder geval:

  • een gemeente; en

  • een lokale bibliotheek, een instelling die de jeugdgezondheidszorg uitvoert, een school of een voorschoolse voorziening.

4. De begripsbepaling van ‘samenwerkingsverband’ vervalt.

B

Aan artikel 3 wordt na het vijfde lid een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 6. De minister verstrekt in het kalenderjaar 2020 uitsluitend subsidie voor een opleidingstraject:

    • a. waarvoor een subsidieaanvraag is ingediend in de periode van 1 mei 2020 tot en met 31 mei 2020 en dat aanvangt vóór 1 januari 2021; of

    • b. waarvoor een subsidieaanvraag is ingediend in de periode van 1 september 2020 tot en met 30 september 2020 en dat aanvangt vóór 1 mei 2021.

C

Artikel 4 vervalt.

D

In artikel 4a worden na het zesde lid twee leden ingevoegd, luidende:

  • 6a. De minister verstrekt in het kalenderjaar 2020 uitsluitend subsidie voor de activiteiten, bedoeld in het eerste lid:

    • a. waarvoor een subsidieaanvraag is ingediend in de periode van 1 mei 2020 tot en met 31 mei 2020 en die uiterlijk 31 december 2021 zijn afgerond; of

    • b. waarvoor een subsidieaanvraag is ingediend in de periode van 1 september 2020 tot en met 30 september 2020 en die uiterlijk 30 april 2021 zijn afgerond.

  • 6b. In afwijking van lid 6a kan de minister op verzoek van de penvoerder in uitzonderlijke gevallen besluiten tot een eenmalige verlenging van de periode, waarin de activiteiten moeten zijn afgerond. Deze verlenging bedraagt ten hoogste 12 maanden.

E

Artikel 5, tweede lid, vervalt, onder vernummering van het derde tot het tweede lid.

F

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6. Omvang subsidie

  • 1. Een subsidie bedraagt per subsidieaanvraag ten hoogste € 125.000,–.

  • 2. Een subsidie bedraagt ten hoogste 67 procent van de subsidiabele kosten.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid bedraagt:

    • a. een subsidie als bedoeld in artikel 3 ten hoogste € 1.500,– per opleidingstraject per deelnemer; en

    • b. een subsidie als bedoeld in artikel 4a, eerste lid, onder a, ten hoogste € 600,– per deelnemer.

G

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Voor subsidieverstrekking op grond van artikel 3 is in het kalenderjaar 2020 in totaal een bedrag beschikbaar van ten hoogste € 2.900.000,–.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het vierde lid, onderdeel a, door een puntkomma wordt na onderdeel b een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. voor kalenderjaar 2020: ten hoogste € 1.300.000,–.

3. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Indien het bedrag, bedoeld in het eerste lid, of het bedrag, bedoeld in het vierde lid, onder c, niet wordt uitgeput door de aanvragen die zijn ingediend in de periode van 1 mei 2020 tot en met 31 mei 2020, wordt het resterende bedrag aangewend voor de aanvragen die zijn ingediend in de periode van 1 september 2020 tot en met 30 september 2020.

4. Het zesde lid vervalt.

H

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8. Wijze van verdeling beschikbare middelen

Bij overschrijding van het subsidieplafond wordt door middel van loting van de aanvragen die in de aanvraagperiode zijn ontvangen, bepaald welke subsidieaanvragen worden gehonoreerd.

I

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De aanhef komt te luiden: De werkgever dient voor een subsidie op grond van artikel 3 een aanvraag in:.

b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. voor kalenderjaar 2020:

    • i. in de periode van 1 mei 2020 tot en met 31 mei 2020; of

    • ii. indien het subsidieplafond bedoeld in artikel 7, eerste lid, niet wordt uitgeput door de aanvragen die zijn ingediend in de periode van 1 mei 2020 tot en met 31 mei 2020, in de periode van 1 september 2020 tot en met 30 september 2020.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het derde lid, onderdeel b, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. voor kalenderjaar 2020:

    • i. in de periode van 1 mei 2020 tot en met 31 mei 2020; of

    • ii. indien het subsidieplafond bedoeld in artikel 7, vierde lid, onder c, niet wordt uitgeput door de aanvragen die zijn ingediend in de periode van 1 mei 2020 tot en met 31 mei 2020, in de periode van 1 september 2020 tot en met 30 september 2020.

4. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Per kalenderjaar, genoemd in het tweede en derde lid, wordt per aanvrager ten hoogste één aanvraag toegekend, met dien verstande dat voor een aanvraag als bedoeld in artikel 4a per groep van verbonden rechtspersonen per periode maximaal één subsidie op aanvraag wordt verstrekt.

J

Artikel 11 vervalt.

K

In de aanhef van artikel 11a wordt ‘11a.’ vervangen door ‘Artikel 11a.’.

L

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13. Verplichtingen

  • 1. Onverminderd de verplichtingen, genoemd in hoofdstuk 5 van de kaderregeling, registreert de subsidieontvanger:

    • a. hoeveel laagtaalvaardige deelnemers en hoeveel van elk geslacht aan het taaltraject, het rekentraject of het traject digitale vaardigheden hebben deelgenomen;

    • b. hoeveel deelnemers Nederlands als moedertaal of Nederlands als tweede taal hebben;

    • c. het aantal door de deelnemer gevolgde contacturen.

  • 2. De ontvanger van een subsidie voert een overzichtelijke, controleerbare en doelmatige administratie die zo is ingericht dat daaruit te allen tijde de informatie, bedoeld in het eerste lid, kan worden afgeleid.

  • 3. De ontvanger van een subsidie verleent gedurende de looptijd van het project op verzoek van de minister medewerking aan ten minste één van de landelijke Tel mee met Taal congressen om de projectuitvoering of resultaten van het project toe te lichten.

M

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15 Vaststelling en verantwoording

  • 1. Voor een subsidie tot € 25.000,– is artikel 7.4 van de kaderregeling van toepassing.

  • 2. Voor een subsidie van € 25.000,– tot € 125.000,– is artikel 7.6 van de kaderregeling van toepassing.

  • 3. Indien de subsidieontvanger een bekostigde onderwijsinstelling is, wordt paragraaf 9.1 van de kaderregeling op die wijze toegepast dat voor een subsidie tot € 125.000 het niet aangewende deel van de subsidie kan worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

N

In artikel 16 vervalt ‘en de partijen van het samenwerkingsverband’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

TOELICHTING

Algemeen

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft het besluit genomen tot een vervolgaanpak laaggeletterdheid 2020–2024. De vervolgaanpak wordt uitgevoerd samen met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Onderdeel van de vervolgaanpak is voortzetting van de subsidieregeling Tel mee met Taal, die in de periode 2017–2019 door ruim 500 aanvragers is benut. In het jaar 2020 is het wederom mogelijk om subsidie aan te vragen voor de onderdelen die betrekking hebben op laagtaalvaardige ouders en laagtaalvaardige werknemers. Het doel van de activiteiten is dat laaggeletterde werknemers beter kunnen communiceren met collega’s op de werkvloer en dat laagtaalvaardige ouders hun kinderen beter kunnen helpen tijdens de schoolleeftijd. Hiervoor wordt € 4.200.000,– beschikbaar gesteld uit het budget voor het actieprogramma Tel mee met Taal.

Deze wijzigingsregeling betreft vooral technische wijzigingen.

Aanpassing van de regeling Tel mee met Taal

Naast de bepalingen die het mogelijk maken om ook in het jaar 2020 subsidie aan te vragen, betreft deze wijzigingsregeling de volgende wijzigingen:

  • 1. In de regeling was opgenomen dat samenwerkingsverbanden in het kader van de taalakkoorden een aanvraag konden doen voor projecten gericht op stimulering van de samenwerkingsverbanden. In het op 9 september 2019 afgesloten bestuurlijk akkoord met gemeenten is afgesproken dat de gemeenten de regie krijgen voor het opzetten van regionale plannen. Daarin is een onderdeel het opzetten van een netwerkstructuur. Daarvoor zijn ook middelen beschikbaar gesteld in de vorm van een decentralisatie-uitkering. Daarmee wordt dit subsidieonderdeel overbodig.

  • 2. Verder wordt er gekozen voor loting voor de twee overgebleven onderdelen: subsidies ten behoeve van laagtaalvaardige ouders en subsidies ten behoeve van werkgevers. De reden hiervoor is dat het subsidiebedrag tot nu toe ieder jaar overtekend is geweest. Om iedere subsidievrager, ook degene die wat minder bekend zijn met het aanvragen van subsidie, gelijke kansen te geven op subsidie is gekozen voor loting in plaats van toekenning op volgorde van indiening.

Regeldruk

Voor alle werkgevers (aan wie op grond van artikel 3 van de subsidieregeling subsidie kan worden verstrekt) samen worden de administratieve lasten geschat op basis van het aantal aanvragen en de omvang van een gemiddelde aanvraag in eerdere aanvraagronden. Voor het aantal is uitgegaan van het gemiddelde aantal aanvragen in 2019 en 2018. De uitgangspunten voor de berekening van de administratieve lasten zijn:

  • 329 aanvragen ad gemiddeld € 10.725,– per aanvraag en 16 deelnemers per aanvraag.

  • Administratieve tijdsbesteding van 6 uur per aanvraag en 30 minuten per deelnemer.

  • Administratieve tijdsbesteding van 2 uur voor het herstellen van een aanvraag, dit geldt naar verwachting voor 20% van de aanvragers.

  • Administratieve tijdsbesteding van 4 uur per verantwoording en 15 minuten per deelnemer, wat voor 33% geldt (steekproefgrootte)

De a-selecte steekproef van 33% wordt getrokken uit de subsidieontvangers die ten hoogste tot € 25.000 hebben toegekend gekregen. Subsidieontvangers die een bedrag ontvangen tussen de € 25.000 en € 125.000 leggen verantwoording over de activiteiten af.

De lasten bedragen dus:

(329 aanvragen*6 uur) + (5.264 deelnemers * 0,5 uur) + (0,2*329*2 uur) + (0,33 * (329 aanvragen*4 uur) + (0,33*(5.264*0,25 uur) = 5.605 uur.

Uitgaande van een uurtarief van € 60,– bedragen de totale administratieve lasten voor werkgevers € 336.360,– ofwel gemiddeld € 1.022,– per aanvrager.

Voor taal-, reken, en/of trajecten digitale vaardigheden gericht op laagtaalvaardige ouders (als bedoeld in artikel 4a, eerste lid onder a van de subsidieregeling) worden de administratieve lasten geschat op 0,5 uur per bereikte ouder. Een aanvraag waarmee circa 2.000 ouders worden bereikt, brengt dus circa 1.000 uur aan administratieve lasten mee. Dat is een bedrag van ongeveer € 60.000,– ofwel 6% van de aangevraagde subsidie. Voor de verantwoording wordt 16 uur per subsidieontvanger gerekend en een steekproefgrootte van 33%.

Voor de overige activiteiten gericht op laagtaalvaardige ouders (als bedoeld in artikel 4a, eerste lid onder b, van de subsidieregeling worden de administratieve lasten geschat op 24 uur per aanvraag. Ook is ervan uitgegaan dat gemiddeld 20% van de aanvragers (onderdelen van) de aanvraag moet herstellen wat gemiddeld 4 uur kost. Voor de verantwoording wordt 16 uur gerekend per subsidieontvanger en een steekproefgrootte van 33%. De gemiddelde administratieve lasten per aanvraag bedragen zodoende 30 uur. Uitgaande van een uurtarief van € 60,– bedragen de totale administratieve lasten per aanvraag € 1.800,–. Uitgaande van een aanvraag van € 125.000 is dit 1,4%.

Uitvoering

De regeling wordt namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uitgevoerd door DUS-I, die de regeling op uitvoerbaarheid heeft beoordeeld. De aanvraag voor subsidie wordt elektronisch ingediend via de website van DUS-I. Ook de Auditdienst Rijk (ADR) en de Inspectie van het Onderwijs hebben de regeling op uitvoerbaarheid beoordeeld.

Zowel DUS-I als de Inspectie van het Onderwijs hebben aandacht gevraagd voor de haalbaarheid van de aanvraagtermijn vanwege de kabinetsmaatregelen om de verspreiding van het COVID-19 virus af te remmen. In reactie hierop is de mogelijkheid gecreëerd een extra aanvraagperiode te organiseren indien het subsidieplafond na de eerste aanvraagperiode van 1 mei 2020 tot en met 31 mei 2020 nog niet is bereikt. Er komt dan een tweede aanvraagperiode van 1 september 2020 tot en met 30 september 2020. Zo hebben organisaties die in mei subsidie aanvragen bij de start van het nieuwe schooljaar in september uitsluitsel over toekenning en hebben organisaties die in september subsidie aanvangen bij de start van het nieuwe kalenderjaar uitsluitsel. Ook de uiterste datum waarop de opleidingstrajecten moeten zijn gestart en de uiterste datum waarop de activiteiten voor laagtaalvaardige ouders moeten zijn voltooid, zijn hierop aangepast. Tevens is naar aanleiding van de opmerkingen van de ADR en DUS-I een aantal artikelen over het verantwoordingsregime voor verschillende typen aanvragen verduidelijkt.

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant. Potentiële aanvragers en hun samenwerkingspartners zijn voor deze datum voorgelicht via onder andere de website van Tel mee met Taal en via DUS-I.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A, C, E, G onder 1, I onder 1 en 4, J en M

De wijzigingen in deze onderdelen houden verband met het feit dat samenwerkingsverbanden in 2020 geen aanvraag meer kunnen indienen. Zie de algemene toelichting voor meer toelichting.

Onderdeel B

Met de toevoeging van een nieuw zesde lid aan artikel 3 wordt geregeld dat de minister voor de aanvragen die zijn ingediend in de periode van 1 mei 2020 tot en met 31 mei 2020, uitsluitend subsidie verstrekt als het opleidingstraject vóór 1 januari 2021 aanvangt. Indien het subsidieplafond tijdens deze eerste aanvraagperiode niet is bereikt, is er een tweede aanvraagperiode van 1 september 2020 tot en met 30 september 2020. Dit wordt geregeld in artikel 7, vijfde lid, en artikel 9. Voor de aanvragen die in deze eventuele tweede aanvraagperiode zijn ingediend, verstrekt de minister uitsluitend subsidie als het opleidingstraject vóór 1 mei 2021 aanvangt.

Onderdeel D

Aan artikel 4a is een lid 6a toegevoegd. In dit nieuwe lid is bepaald dat de minister voor de aanvragen die zijn ingediend in de periode van 1 mei 2020 tot en met 31 mei 2020, uitsluitend subsidie verstrekt voor activiteiten voor laagtaalvaardige ouders die uiterlijk 31 december 2021 zijn afgerond. Indien het subsidieplafond tijdens deze eerste aanvraagperiode niet is bereikt, is er een tweede aanvraagperiode van 1 september 2020 tot en met 30 september 2020. Dit wordt geregeld in artikel 7, vijfde lid, en artikel 9. Voor de aanvragen die in deze eventuele tweede aanvraagperiode zijn ingediend, verstrekt de minister uitsluitend subsidie als de activiteit uiterlijk 30 april 2021 is afgerond.

Ten tijde van de totstandkoming van deze regeling zijn kabinetsmaatregelen om de verspreiding van het COVID-19 virus af te remmen van kracht die het kunnen bemoeilijken om (tijdig) een aanvraag te doen en vervolgens de activiteiten (tijdig) uit te voeren. Naast de reeds genoemde mogelijkheid van een tweede aanvraagperiode en bijbehorende uiterlijke afrondingsdatum van 30 april 2021, is daarom geregeld dat aanvragers uit zowel de eerste als tweede aanvraagperiode de minister kunnen verzoeken om een eenmalige uitstel van de uiterlijke afrondingsdatum met ten hoogste 12 maanden. De minister kan hier in uitzonderlijke gevallen in toestemmen, bijvoorbeeld als er sprake is van het plotseling langdurig uitvallen van een projectleider, waarbij vervanging niet snel te organiseren is.

Onderdeel F

Met deze wijziging worden de regels voor de omvang van de subsidie vereenvoudigd. Vanaf 2020 geldt voor elke subsidie dat er maximaal een bedrag van € 125.000,– kan worden aangevraagd en het aangevraagde subsidiebedrag ten hoogste 67 procent van de te subsidiëren kosten mag bedragen. De voorwaarden ten aanzien van het opleidingstraject van werkgevers en de activiteiten voor laagtaalvaardige ouders (lid 3) blijven ongewijzigd.

Onderdeel G onder 2, 3 en 4

In artikel 7 zijn de subsidieplafonds voor 2020 opgenomen. Voor subsidies voor opleidingstrajecten van werkgevers is ten hoogste € 2.900.000,– beschikbaar. Voor subsidies voor activiteiten voor laagtaalvaardige ouders ten hoogste € 1.300.000,–.

Voor beide subsidiestromen geldt dat er een tweede aanvraagperiode is in september 2020 als het subsidieplafond voor die subsidiestroom nog niet is bereikt na de eerste aanvraagperiode in mei 2020. Dit wordt geregeld in het nieuwe vijfde lid, tezamen met artikel 9. Uit het nieuwe vijfde lid volgt namelijk dat als er voor een subsidiestroom na de eerste aanvraagprocedure nog geld resteert, dit voor diezelfde subsidiestroom beschikbaar komt in de eventuele tweede aanvraagperiode.

Het zesde lid is komen te vervallen. De verwachting is namelijk dat er na een eventuele tweede aanvraagronde voor geen van beide subsidiestromen geld meer resteert, omdat het subsidiebedrag tot nu toe voor beide subsidiestromen ieder jaar overtekend is geweest.

Onderdeel H

De wijze van verdeling van de beschikbare subsidiemiddelen wordt gewijzigd. Niet langer zullen de middelen in de volgorde van binnenkomst van de aanvragen worden verdeeld. Er is voor gekozen om voortaan door middel van loting de middelen te verdelen, omdat het beschikbare budget in de afgelopen jaren zo snel was uitgeput, dat aanvragers die minder vertrouwd waren met subsidieaanvragen en meer tijd nodig hadden minder kans hadden om subsidie te ontvangen. Uit alle aanvragen wordt geloot tot maximaal het beschikbare subsidiebedrag, met een reservelijst ingeval een ingeloot project op basis van deze regeling niet kan worden toegekend. Voor informatie over de procedure rond de loting, zie https://www.dus-i.nl/subsidies/tel-mee-met-taal.

Als het subsidieplafond niet wordt overschreden in de eerste aanvraagperiode, is op dat moment uiteraard ook nog geen loting nodig. Die is pas nodig als het subsidieplafond vervolgens wel wordt overschreden in de tweede aanvraagperiode.

Onderdeel I

In artikel 9 worden de aanvraagperiodes voor 2020 toegevoegd. Subsidieaanvragen kunnen in de periode 1 mei 2020 tot en met 31 mei 2020 worden ingediend. Als het subsidieplafond bedoeld in artikel 7, eerste lid, of artikel 7, vierde lid, onder c, dan nog niet is bereikt, is er een tweede aanvraagperiode van 1 september 2020 tot en met 30 september 2020. In artikel 7, vijfde lid, is daarom ook geregeld dat als er na de eerste aanvraagprocedure nog geld resteert, dit beschikbaar komt in de eventuele tweede aanvraagperiode.

Onderdeel K

Onderdeel K voorziet in een technische verbetering van het opschrift van artikel 11a.

Onderdeel L

De verplichting om bij werknemers een effectmeting af te nemen, vervalt, omdat het landelijke onderzoek naar het effect van de gesubsidieerde trajecten inmiddels is afgerond. De overige verplichtingen voor subsidieontvangers blijven gehandhaafd.

Onderdeel M

In het nieuwe artikel 6 is bepaald dat het maximale subsidiebedrag dat kan worden aangevraagd € 125.000 bedraagt. Dit heeft ook geleid tot aanpassing van artikel 15: alle onderdelen over subsidies hoger dan € 125.000 komen te vervallen. Verder wordt nu bepaald dat artikel 7.6 van de kaderregeling van toepassing is op alle subsidies tussen € 25.000 en € 125.000. Voor de subsidies tot € 25.000 geldt artikel 7.4 van de kaderregeling.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Naar boven