Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 6 maart 2020 nr. WJZ/20062897, tot vaststelling van de aanvraag- en veilingprocedure voor vergunningen voor frequentieruimte in de 700, 1400 en 2100 MHz-band ten behoeve van mobiele communicatietoepassingen en wijziging van de Regeling vergoedingen Agentschap Telecom 2020 (Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen 700, 1400 en 2100 MHz)

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op de artikelen 8, 9 en 10 van het Frequentiebesluit 2013;

Besluit:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

aanvrager:

degene die een aanvraag heeft ingediend;

activiteitsniveau:

totaal aantal activiteitspunten waarover een deelnemer op een gegeven moment in de veiling kan beschikken en welk aantal de maximale biedbevoegdheid van die deelnemer bepaalt om actief te zijn of te blijven in de veiling;

activiteitspunt:

aan een te veilen vergunning op grond van artikel 2, tweede lid, toegekend punt ten behoeve van het bepalen van het activiteitsniveau van een deelnemer;

bekendmakingsbesluit:

Besluit bekendmaking veiling vergunningen 700, 1400 en 2100 MHz;

bod:

bieding of biedingen, uitgebracht door een deelnemer via het elektronisch veilingsysteem van de minister en bevestigd door middel van dit elektronisch veilingsysteem;

capregeling:

Capregeling frequenties mobiele communicatie 2020;

deelnemer:

in artikel 8 tot en met 20: aanvrager die toegelaten is tot de veiling, in artikel 21 tot en met 25: winnende deelnemer;

minister:

Minister van Economische Zaken en Klimaat;

onderband:

met betrekking tot vergunning K: 703-733 MHz, met betrekking tot vergunning M: 1920-1980 MHz;

rente:

de rente, zoals die vergoed wordt door de bank waar de in artikel 6, derde lid, genoemde kwaliteitsrekening van de door de minister aangewezen notaris wordt aangehouden, met een minimum van 0%;

verbonden rechtspersoon:

verbonden rechtspersoon in de zin van artikel 3 van de capregeling;

vergunning K:

vergunning voor het gebruik van frequentieruimte van twee keer 5 MHz binnen het frequentiebereik 703-733 MHz gepaard met 758-788 MHz waarbij tussen beide frequentieruimten van 5 MHz steeds een afstand is van 55 MHz, als omschreven in bijlage 1 van het bekendmakingsbesluit;

vergunning L:

vergunning voor het gebruik van frequentieruimte van 5 MHz binnen het frequentiebereik 1452-1492 MHz, als omschreven in bijlage 2 van het bekendmakingsbesluit;

vergunning M:

vergunning voor het gebruik van frequentieruimte van twee keer 5 MHz binnen het frequentiebereik 1920-1980 MHz gepaard met 2110-2170 MHz waarbij tussen beide frequentieruimten van 5 MHz steeds een afstand is van 190 MHz, als omschreven in bijlage 3 van het bekendmakingsbesluit;

voorlopig winnende bieding:

bieding die overeenkomstig artikel 18 is aangemerkt als voorlopig winnende bieding;

winnende bieding:

bieding die op grond van artikel 20, tweede lid, is aangemerkt als winnende bieding;

winnende deelnemer:

deelnemer wiens bieding is aangemerkt als winnende bieding.

§ 2. Beschikbare vergunningen

Artikel 2

  • 1. Ingevolge het bekendmakingsbesluit zijn beschikbaar om door middel van een veiling te worden verdeeld:

    • a. zes vergunningen K;

    • b. acht vergunningen L;

    • c. twaalf vergunningen M.

  • 2. Een vergunning komt overeen met het volgende aantal activiteitspunten:

    • a. vergunning K: 10 activiteitspunten;

    • b. vergunning L: 5 activiteitspunten;

    • c. vergunning M: 10 activiteitspunten.

  • 3. Aan een aanvrager worden niet meer activiteitspunten toegekend dan overeenkomt met de maximale hoeveelheid frequentieruimte die de aanvrager gelet op artikel 4, eerste lid, van de capregeling in de veiling kan verkrijgen.

  • 4. Aan een aanvrager worden niet meer vergunningen K verleend dan overeenkomt met de maximale hoeveelheid frequentieruimte lager dan 1 GHz die de aanvrager gelet op artikel 4, tweede lid, van de capregeling in de veiling kan verkrijgen.

§ 3. Vergunningaanvraag en zekerheidstelling (inschrijvingsfase)

Artikel 3

  • 1. Degene die voor een vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, in aanmerking wil komen, dient een aanvraag in.

  • 2. Een aanvraag wordt uiterlijk op 6 april 2020 om 12:00 uur:

    • a. per aangetekende post ontvangen op het volgende adres en met de volgende adressering: Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn N.V., t.a.v. mr C.A. de Zeeuw, notaris, Postbus 11756, 2502 AT Den Haag; dan wel

    • b. door middel van persoonlijke overhandiging ingediend op het volgende adres en met de volgende adressering: Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn N.V., t.a.v. mr C.A. de Zeeuw, notaris, Bezuidenhoutseweg 57, 2594 AC Den Haag.

  • 3. De persoonlijke overhandiging, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, vindt in de genoemde periode plaats op werkdagen tussen 8:30 uur en 18:00 uur. Bij persoonlijke overhandiging van de aanvraag wordt een bewijs van ontvangst afgegeven dat is voorzien van datum en tijdstip van ontvangst en ondertekening.

Artikel 4

  • 1. Een aanvrager dient ten hoogste één aanvraag in.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid worden verbonden rechtspersonen als één aanvrager gezien.

  • 3. In de aanvraag worden de namen vermeld van ten minste één en ten hoogste vier natuurlijke personen, die ieder voor zich zelfstandig bevoegd zijn om namens de aanvrager handelingen te verrichten gedurende de veiling en die daartoe beschikken over een rechtsgeldige en toereikende volmacht.

  • 4. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het in bijlage I opgenomen model en gaat, onverminderd de overigens in deze regeling gestelde eisen, vergezeld van de in dit model genoemde gegevens en bescheiden.

  • 5. De aanvraag is in de Nederlandse taal gesteld.

  • 6. Met de gegevens en bescheiden, bedoeld in het vierde lid, worden gelijkgesteld zodanige gegevens en bescheiden krachtens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

  • 7. De gegevens en bescheiden, bedoeld in het zesde lid, mogen in afwijking van het vijfde lid, in een van de officiële talen van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte worden gesteld. In dat geval worden die gegevens en bescheiden vergezeld van een Nederlandse vertaling van die gegevens en bescheiden.

Artikel 5

  • 1. De aanvrager informeert de minister onmiddellijk over een wijziging met betrekking tot de gegevens en bescheiden, bedoeld in bijlage I. Hij informeert de minister op de wijze beschreven in artikel 3, tweede lid.

  • 2. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan de in artikel 4 of artikel 6 gestelde eisen deelt de minister dit de aanvrager mee en stelt hij de aanvrager in de gelegenheid het verzuim te herstellen.

  • 3. De aanvrager heeft gedurende zeven werkdagen, te rekenen vanaf de dag nadat de mededeling, bedoeld in het tweede lid, is verstuurd, de gelegenheid het verzuim te herstellen, met dien verstande dat de ontvangst geschiedt vóór 18.00 uur van de laatste werkdag van die termijn.

  • 4. De gegevens ten behoeve van het verzuimherstel worden ingediend op de wijze beschreven in artikel 3, tweede lid. Artikel 3, derde lid, is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat als datum en tijdstip van ontvangst gelden de datum en het tijdstip waarop de gegevens en bescheiden, bedoeld in het tweede lid, zijn ontvangen. Verzuimherstel aangaande de waarborgsom geschiedt met gebruikmaking van het bankrekeningnummer genoemd in artikel 6, derde lid.

  • 5. Indien het verzuim niet binnen de termijn, genoemd in het derde lid, en op de wijze, vermeld in het vierde lid, is hersteld of na herstel niet wordt voldaan aan de in artikel 4 of artikel 6 gestelde eisen, kan de minister besluiten de aanvraag overeenkomstig artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht niet te behandelen.

  • 6. Onverminderd het bepaalde in artikel 3.18 van de wet, wijst de minister de aanvraag af indien:

    • a. niet is voldaan aan artikel 3, tweede lid;

    • b. de aanvrager op grond van artikel 11, vijfde lid, is uitgesloten van deelname aan de veiling.

Artikel 6

  • 1. Een aanvrager verstrekt als zekerheid voor de betaling van zijn bod een waarborgsom of een bankgarantie ter grootte van € 35.279.000,–.

  • 2. De waarborgsom wordt verstrekt voor de periode tot:

    • a. in geval van afwijzing van de aanvraag, de datum van de afwijzing;

    • b. in geval van niet in behandeling nemen van de aanvraag, de datum van het besluit om de aanvraag niet te behandelen;

    • c. in geval van toewijzing van de aanvraag, de datum waarop de totaalprijs als bedoeld in artikel 25, derde lid, volledig is betaald.

  • 3. Een aanvrager zorgt ervoor dat uiterlijk op het in artikel 3, tweede lid, bedoelde tijdstip:

    • a. de waarborgsom is ontvangen op bankrekeningnummer NL72ABNA0213013495 ten name van Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn inzake Derdengelden Notariaat (Bic-code: ABNANL2A), onder vermelding van ‘Veiling 700, 1400 en 2100 MHz’, of

    • b. de bankgarantie, verstrekt volgens het model, bedoeld in bijlage II onderdeel A of B, is ontvangen op het in artikel 3, tweede lid, genoemde adres.

  • 4. Uiterlijk binnen twee weken nadat de minister overeenkomstig artikel 5, vijfde lid, heeft besloten de aanvraag niet te behandelen, de aanvraag heeft afgewezen op grond van artikel 5, zesde lid, of artikel 7, vijfde lid, de aanvraag heeft geweigerd op grond van artikel 3.18 van de wet, of een aanvrager of deelnemer heeft uitgesloten van deelname of verdere deelname op grond van artikel 11, vijfde lid, of artikel 13, vierde lid, stort de minister de waarborgsom terug aan de betreffende aanvrager of stuurt de minister een schriftelijke verklaring dat de bankgarantie vervalt aan de bank van die aanvrager die ter zekerstelling een bankgarantie heeft overgelegd. De minister stuurt een kopie van deze verklaring aan de aanvrager. Artikel 29, derde lid, is van overeenkomstige toepassing. De minister vergoedt aan de aanvrager rente over het gestorte bedrag over de periode vanaf de dag na de dag dat de minister heeft besloten de aanvraag niet te behandelen, de aanvraag heeft afgewezen of geweigerd, of de aanvrager of deelnemer heeft uitgesloten van deelname of verdere deelname tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop de waarborgsom door de minister wordt teruggestort. Deze rente wordt op dezelfde dag teruggestort als de dag waarop hij de waarborgsom terugstort.

Artikel 7

  • 1. De aanvrager is een privaatrechtelijke rechtspersoon naar Nederlands recht of het equivalent daarvan naar het recht van een van de overige lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte.

  • 2. De aanvrager voldoet voorts aan de volgende eisen:

    • a. de aanvrager verkeert niet in staat van faillissement of liquidatie, en

    • b. de aanvrager is geen surseance van betaling verleend, noch is door de aanvrager surseance van betaling aangevraagd.

  • 3. Met de eisen van het tweede lid worden gelijkgesteld zodanige eisen volgens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

  • 4. Binnen zes weken na het tijdstip, bedoeld in artikel 3, tweede lid, stelt de minister vast of de aanvrager wiens aanvraag in behandeling is genomen, voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid. Deze termijn kan eenmalig met ten hoogste vier weken worden verlengd.

  • 5. Indien uit de aanvraag niet blijkt dat aan de eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid, is voldaan, wijst de minister de aanvraag af.

§ 4. Toelating tot de veiling

Artikel 8

  • 1. De minister deelt de aanvrager wiens aanvraag niet buiten behandeling is gesteld, afgewezen, of op grond van artikel 3.18 van de wet is geweigerd, schriftelijk mee:

    • a. dat hij als deelnemer wordt toegelaten tot de veiling;

    • b. het maximale aantal MHz waarvoor de deelnemer overeenkomstig artikel 2, derde lid, vergunningen kan verwerven en het aantal activiteitspunten waarover de deelnemer dientengevolge aan het begin van de veiling kan beschikken;

    • c. het maximale aantal vergunningen K dat de deelnemer overeenkomstig artikel 2, vierde lid, kan verwerven, en het aantal activiteitspunten dat de deelnemer dientengevolge maximaal kan inzetten ten behoeve van vergunningen K.

  • 2. Bij de in het eerste lid, onder b en c, genoemde toepassing van artikel 2, derde en vierde lid, wordt uitgegaan van de hoeveelheid frequentieruimte die de aanvrager en met de aanvrager verbonden rechtspersonen gebruiken in de zin van de capregeling op de datum van inwerkingtreding van deze regeling.

§ 5. Algemene bepalingen omtrent de veiling

Artikel 9

  • 1. De veiling vindt plaats via internet, met behulp van een elektronisch veilingsysteem.

  • 2. Biedingen worden uitsluitend uitgebracht door middel van het elektronisch veilingsysteem.

  • 3. Andere communicatie vindt plaats via het elektronisch veilingsysteem dan wel telefonisch of per beveiligde e-mail, waarbij de deelnemer bereikbaar is op het door hem in zijn aanvraag opgegeven telefoonnummer en e-mailadres met bijbehorende publieke beveiligingssleutel en de minister bereikbaar is op het telefoonnummer en e-mailadres met bijbehorende publieke beveiligingssleutel bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel d.

  • 4. De veiling wordt uitsluitend op werkdagen gehouden.

  • 5. De minister leidt de veiling en draagt zorg voor een goed verloop van de veiling.

Artikel 10

  • 1. De minister deelt een deelnemer uiterlijk drie weken voor aanvang van de veiling schriftelijk mee:

    • a. de datum en de aanvangstijd van de eerste biedronde in de primaire fase;

    • b. de duur van die eerste biedronde;

    • c. de voor de veiling benodigde programmatuur;

    • d. het telefoonnummer en het e-mailadres met bijbehorende publieke beveiligingssleutel waarop de minister bereikbaar is.

  • 2. De minister deelt een deelnemer uiterlijk twee weken voor aanvang van de veiling schriftelijk mee:

    • a. de combinatie van een gebruikersnaam en wachtwoord van de deelnemer, en

    • b. het internetadres waarop de deelnemer inlogt teneinde aan de veiling deel te nemen.

Artikel 11

  • 1. Een aanvrager of deelnemer, inbegrepen diegene die een aanvrager of deelnemer ten behoeve van de veiling bijstaat of een met de aanvrager of deelnemer verbonden rechtspersoon, onthoudt zich voorafgaand aan en gedurende de veilingprocedure van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan een goed verloop van de veiling, de mededinging in het kader van de veilingprocedure daaronder begrepen.

  • 2. Een aanvrager of deelnemer, inbegrepen diegene die een aanvrager of deelnemer ten behoeve van de veiling bijstaat of een met de aanvrager of deelnemer verbonden rechtspersoon, maakt voorafgaand aan en gedurende de veilingprocedure tot de mededeling bedoeld in artikel 28, eerste lid, is gedaan geen informatie openbaar, en verspreidt geen informatie en doet geen informatie verspreiden aan derden, met betrekking tot diens strategie, budget, gewenste of verkregen hoeveelheid, soort of combinatie van vergunningen, en verwachte, gewenste of te betalen prijzen in de veiling. De vorige volzin staat er niet aan in de weg dat een aanvrager of deelnemer de daar genoemde informatie verstrekt aan diens aandeelhouders voorzover hij daar contractueel, statutair of anderszins toe verplicht is. De aanvrager of deelnemer draagt er in dat geval zorg voor dat de informatie zo veel mogelijk vertrouwelijk wordt verstrekt om verdere verspreiding ervan te voorkomen.

  • 3. Een aanvrager of deelnemer, inbegrepen diegene die een aanvrager of deelnemer ten behoeve van de veiling bijstaat of een met de aanvrager of deelnemer verbonden rechtspersoon, maakt voorafgaand aan en gedurende de veilingprocedure tot de mededeling bedoeld in artikel 28, eerste lid, informatie over het al dan niet deelnemen aan de veiling en de indiening van de aanvraag daartoe, onverwijld volledig openbaar zodra deze door hem aan een of meer derden bekend is gemaakt.

  • 4. De minister kan de veiling stopzetten of opschorten indien naar zijn oordeel sprake is van afspraken of gedragingen in strijd met het eerste, tweede of derde lid, of informatieverstrekking bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, of indien de minister gegronde vermoedens heeft dat daar sprake van is.

  • 5. Indien een aanvrager of deelnemer naar het oordeel van de minister in strijd heeft gehandeld met het eerste, tweede of derde lid, kan de minister de betrokken aanvrager of deelnemer uitsluiten van deelname of verdere deelname aan de veiling en het bod of de biedingen van de betrokken deelnemer uit een of meerdere biedronden ongeldig verklaren. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de aanvrager of deelnemer die in de hoedanigheid van aandeelhouder in een andere aanvrager of deelnemer door laatstgenoemde aanvrager of deelnemer ter nakoming van een daartoe strekkende verplichting, op de hoogte is gesteld van informatie genoemd in artikel 11, tweede lid.

  • 6. Onverminderd het vijfde lid, kan de minister, indien een deelnemer naar het oordeel van de minister in strijd heeft gehandeld met het eerste, tweede of derde lid, de uitkomst van of alle biedingen uitgebracht in een of meer biedronden ongeldig verklaren en besluiten dat een of meer biedronden opnieuw moeten worden gehouden. Hierbij wordt indien nodig opnieuw toepassing gegeven aan artikel 18 met betrekking tot de biedronde voorafgaand aan de opnieuw te houden biedronde, met uitsluiting van ongeldig verklaarde biedingen.

  • 7. Indien niet eerder dan na afloop van de veiling blijkt dat een deelnemer naar het oordeel van de minister in strijd heeft gehandeld met het eerste, tweede, of derde lid kan de minister de winnende biedingen van die deelnemer ongeldig verklaren.

Artikel 12

  • 1. De minister bepaalt wanneer de biedronden van de veiling plaatsvinden en de duur van die biedronden.

  • 2. Een biedronde in de primaire fase eindigt zodra de door de minister vastgestelde duur van de biedronde, bedoeld in het eerste lid, is verstreken.

  • 3. De biedronde in de toewijzingsfase eindigt zodra de door de minister vastgestelde duur van de biedronde, bedoeld in het eerste lid, is verstreken of indien dat eerder is: zodra alle deelnemers die daartoe gerechtigd zijn een bod hebben uitgebracht.

  • 4. Een deelnemer is onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan zijn bieding gebonden.

Artikel 13

  • 1. De minister kan de veiling opschorten indien zich naar zijn oordeel bijzondere omstandigheden voordoen buiten de beïnvloedingssfeer van de minister of de deelnemers of indien technische problemen optreden waardoor de veiling tijdelijk geen doorgang kan vinden. Een bijzondere omstandigheid of technisch probleem wordt door een deelnemer onverwijld maar uiterlijk binnen 10 minuten na afloop van een biedronde per telefoon gemeld aan de minister.

  • 2. Indien de technische problemen optreden bij een deelnemer, kan de minister verlangen dat zijn biedingen worden uitgebracht door middel van een computer die de minister ter beschikking stelt op een door hem te bepalen locatie.

  • 3. Indien de veiling wordt opgeschort, kan de minister ten aanzien van de biedronde waarin of waarna de bijzondere omstandigheden of technische problemen zijn opgetreden besluiten dat die biedronde en alle daarin uitgebrachte biedingen ongeldig worden verklaard en de biedronde opnieuw moet worden gehouden.

  • 4. De minister kan een aanvrager of deelnemer die niet langer voldoet aan de eisen die in artikel 4, eerste lid, en artikel 7 zijn gesteld aan een aanvrager, uitsluiten van deelname of van verdere deelname aan de veiling. Artikel 11, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14

  • 1. Een ongeldige bieding wordt niet in aanmerking genomen bij:

    • a. het vaststellen van de voorlopig winnende biedingen op grond van artikel 18;

    • b. het vaststellen van de finale winnende biedingen op grond van artikel 24.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 11, vijfde en zesde lid, en artikel 13, derde lid, is een bieding ongeldig wanneer niet is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. de bieding is uitgebracht en bevestigd door middel van het elektronisch veilingsysteem via internet;

    • b. de bieding voldoet aan het in artikel 16, eerste lid, bepaalde activiteitsniveau;

    • c. de bieding is niet in strijd met artikel 16, tweede tot en met vierde lid;

    • d. de bieding is tijdig ingediend.

  • 3. Indien een deelnemer niet heeft voldaan aan de in het tweede lid, onder a tot en met c, gestelde voorwaarden, deelt de minister dit de deelnemer mee en stelt hij de deelnemer in de gelegenheid het verzuim door middel van het elektronisch veilingsysteem te herstellen binnen de duur van de betrokken biedronde.

§ 6. De primaire fase

Artikel 15

  • 1. De primaire fase bestaat uit één of meer biedronden.

  • 2. Een deelnemer brengt in de primaire fase per biedronde ten hoogste één bod uit.

  • 3. Een bod wordt uitgedrukt in het aantal biedingen van de deelnemer op vergunningen K, L, respectievelijk M, voor de voor die biedronde vastgestelde rondeprijzen.

Artikel 16

  • 1. Het activiteitsniveau van een deelnemer bedraagt:

    • a. in de eerste biedronde, het aantal activiteitspunten dat hem op grond van artikel 8, onderdeel b, is medegedeeld;

    • b. in biedronden volgend op de eerste biedronde, het aantal activiteitspunten van het bod van de deelnemer in de voorgaande biedronde, vermeerderd met het aantal activiteitspunten van de voorlopig winnende biedingen van de deelnemer bij aanvang van de voorgaande biedronde in een categorie waarin hij in de voorgaande biedronde geen nieuwe bieding heeft uitgebracht.

  • 2. Een deelnemer brengt in een biedronde geen bod uit dat hoger is dan het activiteitsniveau van de deelnemer in die biedronde.

  • 3. Een deelnemer brengt geen bod uit dat betrekking heeft op meer vergunningen K dan overeenkomt met het voor die deelnemer op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel c, met betrekking tot die categorie vergunningen vastgestelde maximum aantal activiteitspunten.

  • 4. Een deelnemer die in een categorie een voorlopig winnende bieding heeft brengt in de betreffende categorie:

    • a. geen bod uit dat betrekking heeft op een lager aantal vergunningen dan het aantal voorlopig winnende biedingen van de deelnemer in die categorie indien de rondeprijs hoger is dan de rondeprijs in de biedronde waarin de deelnemer zijn voorlopig winnende biedingen uitbracht; en

    • b. geen bod uit dat betrekking heeft op een gelijk of lager aantal vergunningen dan het aantal voorlopig winnende biedingen van de deelnemer in die categorie indien de rondeprijs gelijk is aan de rondeprijs in de biedronde waarin de deelnemer zijn voorlopig winnende biedingen uitbracht.

  • 5. Wanneer een deelnemer in een biedronde geen bod uitbrengt en het aantal activiteitspunten van diens voorlopig winnende biedingen bij aanvang van die biedronde lager is dan zijn activiteitsniveau zet de elektronische veilingsoftware automatisch een pasmogelijkheid namens de betreffende deelnemer in.

  • 6. In afwijking van het eerste lid behoudt een deelnemer het activiteitsniveau in de biedronde waarin overeenkomstig het vijfde lid namens hem een pasmogelijkheid werd ingezet als activiteitsniveau in de daarop volgende biedronde.

  • 7. Per deelnemer wordt ten hoogste drie maal een pasmogelijkheid ingezet.

  • 8. Een ingezette pasmogelijkheid wordt niet in mindering gebracht op het aantal beschikbare pasmogelijkheden van de deelnemer op grond van het zevende lid wanneer deze is ingezet in een biedronde die op grond van artikel 11, zesde lid, of artikel 13, derde lid, opnieuw wordt gehouden.

  • 9. De minister kan besluiten een ingezette pasmogelijkheid niet in mindering te brengen op het aantal beschikbare pasmogelijkheden van de deelnemer wanneer deze is ingezet in een biedronde waarin of waarna de veiling op grond van artikel 13, eerste lid, werd opgeschort, maar waarbij de biedronde niet opnieuw wordt gehouden.

Artikel 17

  • 1. De rondeprijzen in de eerste primaire biedronde bedragen:

    • a. € 75.180.000,– per vergunning K;

    • b. € 5.030.000,– per vergunning L;

    • c. € 35.279.000,– per vergunning M.

  • 2. In de tweede en volgende primaire biedronden verhoogt de minister de rondeprijzen, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig het derde lid.

  • 3. De rondeprijs voor een vergunning wordt verhoogd met een door de minister vast te stellen bedrag indien voor alle vergunningen in die categorie een voorlopig winnende bieding is uitgebracht voor de in de voorgaande biedronde voor die categorie geldende rondeprijs.

Artikel 18

  • 1. Na elke biedronde stelt de minister per vergunningcategorie de voorlopig winnende biedingen vast overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met vijfde lid, waarbij de daar genoemde lotingen worden voltrokken met gebruikmaking van de veilingsoftware.

  • 2. In de eerste biedronde uitgebrachte biedingen worden gegroepeerd per deelnemer in een door middel van loting bepaalde volgorde in een biedingenrij geplaatst.

  • 3. In elke biedronde volgend op de eerste biedronde worden de in die biedronde uitgebrachte biedingen gegroepeerd per deelnemer in een door middel van loting bepaalde volgorde in een biedingenrij geplaatst, waarna de voorlopig winnende biedingen uit de biedingenrij uit de voorgaande biedronde in de daar gehanteerde volgorde daarachter worden geplaatst.

  • 4. Een in een voorgaande biedronde uitgebrachte voorlopig winnende bieding wordt uitsluitend in een biedingenrij geplaatst zo lang de betreffende deelnemer geen nieuwe bieding uitbrengt op een vergunning uit dezelfde categorie.

  • 5. De eerst geplaatste x biedingen in een biedingenrij worden aangemerkt als voorlopig winnende bieding, waarbij x gelijk is aan het aantal beschikbare vergunningen in de betreffende categorie.

Artikel 19

  • 1. De minister deelt elke deelnemer zo spoedig mogelijk na het einde van een biedronde mee:

    • a. het rondenummer van die biedronde;

    • b. het door de deelnemer in die biedronde uitgebrachte bod, of het gebrek daaraan;

    • c. de voorlopig winnende bieding of biedingen van de deelnemer;

    • d. het activiteitsniveau van de deelnemer in de volgende biedronde;

    • e. het aantal beschikbare pasmogelijkheden van de deelnemer;

    • f. of er een volgende biedronde volgt;

    • g. per vergunningcategorie: de rondeprijs die in de volgende biedronde geldt;

    • h. per vergunningcategorie: het aantal biedingen in de biedingenrij bedoeld in artikel 18;

    • i. de aanvangstijd en de duur van de volgende biedronde, en

    • j. het rondenummer van de volgende biedronde.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, deelt de minister zo spoedig mogelijk na het einde van de laatste primaire biedronde bedoeld in artikel 20, eerste lid, elke deelnemer mee:

    • a. dat de primaire fase is afgelopen,

    • b. de winnende bieding of biedingen van de deelnemer

    • c. de voor de deelnemer vastgestelde basisprijzen en het totaal daarvan.

Artikel 20

  • 1. De laatste primaire biedronde is de eerste biedronde waarin geen pasmogelijkheid is ingezet en in alle categorieën het aantal biedingen in de biedingenrij bedoeld in artikel 18, kleiner of gelijk is aan het aantal beschikbare vergunningen in de betreffende categorie.

  • 2. De minister merkt de voorlopig winnende bieding in de laatste primaire biedronde aan als winnende bieding voor die vergunning.

  • 3. De basisprijs van een vergunning is gelijk aan de rondeprijs waarvoor de winnende bieding voor die vergunning is uitgebracht.

§ 7. De toewijzingsbiedronde

Artikel 21

  • 1. De toewijzingsbiedronde bestaat uit een enkele biedronde waarin geboden kan worden op combinaties van de vergunningen K, L en M tezamen, en waarin wordt bepaald voor welke frequentieruimte een deelnemer een vergunning verkrijgt.

  • 2. Zo spoedig mogelijk na het einde van de laatste primaire biedronde, deelt de minister elke deelnemer mee:

    • a. de datum en de aanvangstijd van de toewijzingsbiedronde;

    • b. de duur van de toewijzingsbiedronde.

  • 3. De minister deelt voorts elke deelnemer voor aanvang van de toewijzingsbiedronde mee wat de alternatieven zijn waarop de betreffende deelnemer op grond van artikel 23, eerste lid, kan bieden.

  • 4. Een deelnemer kan in de toewijzingsbiedronde uitsluitend bieden op alternatieve combinaties van frequentieruimte zoals voorkomend op de voor hem samengestelde lijst met alternatieven, bedoeld in artikel 23, eerste lid.

  • 5. De aanvang van de toewijzingsbiedronde is niet eerder dan drie werkdagen na de mededeling bedoeld in het derde lid.

Artikel 22

  • 1. De toewijzingsbiedronde vindt niet plaats indien er bij toepassing van artikel 23, eerste en tweede lid, voor geen van de deelnemers meer dan één alternatieve combinatie van frequentieruimte is.

  • 2. In afwijking van artikel 24 bestaat de finale combinatie van winnende biedingen indien er geen toewijzingsbiedronde plaatsvindt uit de verdeling voortvloeiend uit de toepassing van artikel 23, eerste en tweede lid.

  • 3. In afwijking van artikel 25 bedraagt de extra prijs indien er geen toewijzingsbiedronde plaatsvindt, nul euro.

Artikel 23

  • 1. De minister stelt op basis van artikel 20, tweede lid, en met inachtneming van het tweede lid, voor iedere deelnemer een lijst samen met de alternatieve combinaties van frequentieruimte waarop hij, gezien de aantallen vergunningen K, L en M die hij heeft gewonnen, in de toewijzingsbiedronde kan bieden.

  • 2. De vergunningen worden zodanig verleend dat:

    • a. vergunningen L per deelnemer aaneengesloten zijn en vergunningen K en M per deelnemer in de onderband aaneengesloten zijn, en

    • b. onverkochte vergunningen L aaneengesloten zijn en onverkochte vergunningen K en M in de onderband aaneengesloten zijn.

  • 3. Een deelnemer brengt in de toewijzingsbiedronde per alternatieve combinatie van frequentieruimte als bedoeld in het eerste lid ten hoogste één bieding uit.

  • 4. Een bieding wordt uitgedrukt in hele euro’s en bedraagt minimaal nul euro.

  • 5. Indien voor een alternatieve combinatie van frequentieruimte als bedoeld in het eerste lid geen bieding wordt ontvangen, wordt voor die alternatieve combinatie uitgegaan van een biedbedrag van nul euro.

Artikel 24

  • 1. De minister stelt overeenkomstig het tweede en derde lid de finale combinatie van winnende biedingen vast.

  • 2. De finale combinatie van winnende biedingen is de combinatie van biedingen die zijn uitgebracht in de toewijzingsbiedronde die voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a. de biedingen in de combinatie betreffen alternatieve combinaties voor frequentieruimte die voorkomen op de lijst, bedoeld in artikel 23, eerste lid,

    • b. de combinatie is in overeenstemming met artikel 23, tweede lid, en

    • c. de combinatie heeft de hoogste opbrengst.

  • 3. Indien meerdere combinaties van winnende biedingen voldoen aan het tweede lid, wordt door middel van loting tussen al deze combinaties van winnende biedingen vastgesteld wat de finale combinatie van winnende biedingen is.

Artikel 25

  • 1. Nadat de finale combinatie van winnende biedingen is vastgesteld, bepaalt de minister de extra prijzen overeenkomstig het tweede lid.

  • 2. De extra prijs voor een deelnemer bestaat uit het verschil tussen:

    • de som van de biedingen van de andere deelnemers in de combinatie van winnende biedingen die de hoogste opbrengst zou hebben wanneer de biedingen van de betreffende deelnemer buiten beschouwing zouden worden gelaten, en

    • de som van de biedingen van de andere deelnemers in de finale combinatie van winnende biedingen

    en voldoet aan de voorwaarden, beschreven in bijlage III.

  • 3. De totaalprijs die een winnende deelnemer verschuldigd is voor de door hem gewonnen vergunningen, bestaat uit de op grond van artikel 20, derde lid, vastgestelde basisprijs voor die vergunningen en de extra prijs voor die vergunningen.

Artikel 26

De minister deelt de deelnemers zo spoedig mogelijk na het bepalen van de extra prijzen, bedoeld in artikel 25, eerste lid, en het bepalen van de totaalprijzen, bedoeld in artikel 25, derde lid, mee:

  • a. dat de veiling is afgelopen;

  • b. de identiteit van de winnende deelnemers en de door hen gewonnen vergunningen, en

  • c. de totaalprijzen die op grond van artikel 25, derde lid, zijn vastgesteld, inclusief een overzicht van basisprijzen en extra prijzen.

§ 8. Vergunningverlening na de veiling

Artikel 27

  • 1. Na beëindiging van de veiling, verleent de minister een winnende deelnemer een vergunning voor de door hem gewonnen vergunningen.

  • 2. De minister wijst de aanvraag van een deelnemer die ingevolge artikel 20, tweede lid, geen winnende bieding heeft uitgebracht af.

Artikel 28

  • 1. De minister maakt uiterlijk de eerste werkdag na de veiling de informatie, bedoeld in artikel 26, openbaar.

  • 2. De minister maakt binnen een week na de veiling een overzicht van de biedingen van alle deelnemers in de primaire biedronden en in de toewijzingsbiedronde openbaar, waarbij de identiteit van een deelnemer die ingevolge artikel 20, tweede lid, geen winnende bieding heeft uitgebracht niet openbaar wordt gemaakt.

Artikel 29

  • 1. Uiterlijk twee weken nadat de mededeling, bedoeld in artikel 26, is gedaan:

    • a. stort de minister de waarborgsom van iedere deelnemer aan wie geen vergunning is verleend, terug;

    • b. stuurt de minister per aangetekende brief aan de bank van iedere deelnemer aan wie geen vergunning wordt verleend en die ter zekerheidstelling een bankgarantie heeft overgelegd, een schriftelijke verklaring dat de bankgarantie vervalt. Een kopie van voornoemde verklaring stuurt de minister aan de deelnemer.

  • 2. De deelnemer aan wie een vergunning is verleend, betaalt het op grond van artikel 25, derde lid, door hem verschuldigde bedrag binnen twee weken nadat de vergunning aan hem is verleend op de wijze die is bepaald in zijn vergunning.

  • 3. Indien de deelnemer aan wie een vergunning is verleend een bankgarantie heeft verstrekt, stuurt de minister, zodra het verschuldigde bedrag als bedoeld in artikel 25, derde lid, van de deelnemer is ontvangen op de wijze die is bepaald in zijn vergunning, per aangetekende brief aan de bank van die deelnemer een schriftelijke verklaring dat de bankgarantie vervalt. Een kopie van voornoemde verklaring stuurt de minister aan de deelnemer.

  • 4. Indien de deelnemer aan wie een vergunning is verleend een waarborgsom heeft gestort wordt de waarborgsom aangewend voor de betaling van het voor de vergunning verschuldigde bedrag met dien verstande dat:

    • a. indien de waarborgsom van een deelnemer minder dan het voor de vergunning verschuldigde bedrag bedraagt, die deelnemer het restant van het verschuldigde bedrag betaalt en

    • b. indien de waarborgsom van een deelnemer meer dan het voor de vergunning verschuldigde bedrag bedraagt, het bedrag van de waarborgsom dat resteert, aan die deelnemer wordt teruggestort uiterlijk twee weken nadat de mededeling, bedoeld in artikel 26, is gedaan.

  • 5. De minister vergoedt de rente over de gestorte waarborgsom vanaf de dag waarop hij de waarborgsom heeft ontvangen op het bankrekeningnummer, genoemd in artikel 6, derde lid, onder a, met dien verstande dat de rente wordt vergoed tot en met de dag:

    • a. voorafgaand aan de dag waarop de waarborgsom door de minister wordt teruggestort: voor de deelnemer aan wie geen vergunning wordt verleend, of

    • b. waarop de mededeling, bedoeld in artikel 26, is gedaan: voor de deelnemer aan wie de vergunning wordt verleend, met dien verstande dat er alleen rente wordt betaald over het door de deelnemer gestorte bedrag.

  • 6. De minister vergoedt voorts aan een deelnemer van wie de waarborgsom meer bedraagt dan het voor de vergunning verschuldigde bedrag, rente over het restant, bedoeld in het vierde lid, onderdeel b, over de periode vanaf de dag na de dag dat de mededeling, bedoeld in artikel 26, is gedaan tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop de waarborgsom door de minister wordt teruggestort, met dien verstande dat alleen rente wordt betaald over dat restant.

  • 7. De minister stort de rente, bedoeld in het vijfde en zesde lid, terug op dezelfde dag waarop hij de waarborgsom of het bedrag dat resteert van de waarborgsom, terugstort.

§ 9. Slotbepalingen

Artikel 30

In bijlage 1 bij de Regeling vergoedingen Agentschap Telecom 2020 worden in tabel I, onderdeel A, onder vervanging van de rij bij punt 6, na punt 5 de volgende rijen ingevoegd:

6.

800-900-1400-1800-2100-2600 MHz

(Per vergunning en per MHz)

 

€ 773

€ 7.626 (gepaard) en

€ 3.814 (ongepaard)

 

B

7.

700 MHz

(Per vergunning en per MHz)

€ 8.666 (op land, met dekkings- en snelheidseis) (gepaard) en

€ 7.626 (op land, zonder dekkings- en snelheidseis) (gepaard) en

€ 433 (op zee) (gepaard)

B

Artikel 31

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 32

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen 700, 1400 en 2100 MHz.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 6 maart 2020

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

BIJLAGE I ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3, EERSTE LID, VAN DE REGELING AANVRAAG- EN VEILINGPROCEDURE VERGUNNINGEN 700, 1400 EN 2100 MHZ

Model aanvraagformulier

Onderdeel A

A.1 Algemeen
A.1.1 Gegevens aanvrager

Statutaire naam aanvrager: ..........

Nummer van inschrijving in het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register: ..........

Land van inschrijving in het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register: ..........

Beherende instantie van het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register: ..........

A.1.2 Contactgegevens aanvrager

Het telefoonnummer waarop de vertegenwoordigingsbevoegde tijdens de veiling bereikbaar is: ..........

Het e-mailadres waarop de vertegenwoordigingsbevoegde tijdens de veiling bereikbaar is en de bijbehorende publieke beveiligingssleutel:

..........

Verstrek de publieke beveiligingssleutel via multibandveiling@agentschaptelecom.nl

A.1.3 Recent uittreksel uit het handelsregister

□ Een recent uittreksel, niet ouder dan een maand gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, van het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register is bijgevoegd.

A2 Vertegenwoordigingsbevoegdheid

Opgave van degene(n) die bevoegd zijn (is) om de aanvrager rechtsgeldig te vertegenwoordigen in verband met deze aanvraag en alle handelingen gedurende de veilingprocedure, met opgave van eventuele beperkingen met betrekking tot die vertegenwoordigingsbevoegdheid:

A.2.1 Functionaris 1

Naam: ..........

Volledige voornamen: ..........

Functie bij aanvrager: ..........

Soort identiteitsbewijs: ..........

Nummer identiteitsbewijs: ..........

Vertegenwoordigingsbevoegdheid: ..........

Opgave van beperkingen van bevoegdheid: ..........

Bevoegdheid en beperkingen blijken uit: ..........

Handtekening: ..........

A.2.2 Functionaris 2

Naam: ..........

Volledige voornamen: ..........

Functie bij aanvrager: ..........

Soort identiteitsbewijs: ..........

Nummer identiteitsbewijs: ..........

Vertegenwoordigingsbevoegdheid: ..........

Opgave van beperkingen van bevoegdheid: ..........

Bevoegdheid en beperkingen blijken uit: ..........

Handtekening ..........

A.2.3 Functionaris 3

Naam: ..........

Volledige voornamen: ..........

Functie bij aanvrager: ..........

Soort identiteitsbewijs: ..........

Nummer identiteitsbewijs: ..........

Vertegenwoordigingsbevoegdheid: ..........

Opgave van beperkingen van bevoegdheid: ..........

Bevoegdheid en beperkingen blijken uit: ..........

Handtekening ..........

A.2.4 Functionaris 4

Naam: ..........

Volledige voornamen: ..........

Functie bij aanvrager: ..........

Soort identiteitsbewijs: ..........

Nummer identiteitsbewijs: ..........

Vertegenwoordigingsbevoegdheid: ..........

Opgave van beperkingen van bevoegdheid: ..........

Bevoegdheid en beperkingen blijken uit: ..........

Handtekening ..........

Indien de vertegenwoordigingsbevoegdheid niet blijkt uit het handelsregister of een daarmee vergelijkbaar register, maar uit een volmacht, moet een kopie van de volmacht worden bijgevoegd.

A.3 Verbonden rechtspersonen

□ Een juridisch organogram van de met de aanvrager verbonden rechtspersonen, als bedoeld in artikel 3 van de Capregeling frequenties mobiele communicatie 2020, dient te worden bijgevoegd met vermelding van:

  • a. een beschrijving van iedere verbonden rechtspersoon waaronder de zeggenschapsverhoudingen tussen de verbonden rechtspersonen op basis van de criteria zoals vermeld in artikel 3 van de Capregeling frequenties mobiele communicatie 2020;

  • b. de onderlinge band tussen die rechtspersonen voortvloeiend uit aandelen dan wel lidmaatschapsrecht of vergelijkbare zeggenschapsrechten;

  • c. ieder lid van het bestuur en voor, zover aanwezig, toezichthoudend orgaan van iedere verbonden rechtspersoon;

  • d. het nummer van inschrijving in het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register van iedere verbonden rechtspersoon.

Gebruik een bijlage en verstrek alle relevante bewijsstukken, waaronder ten minste:

  • a. de thans geldende statuten van de aanvrager;

  • b. aandeelhoudersovereenkomsten waarbij de aanvrager als aandeelhouder dan wel als onderwerp betrokken is;

  • c. meest recente jaarverslag en jaarrekening van de aanvrager;

  • d. organisatorische overeenkomsten en/of beheersovereenkomsten waar de aanvrager bij betrokken is en waaruit blijkt of de aanvrager het recht heeft om de zaken van een andere onderneming te leiden.

A.4 Schriftelijke verklaring omtrent de juistheid van gegevens

A.4.1 De aanvrager is een rechtspersoon, opgericht in overeenstemming met het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte.

A.4.2 De aanvrager is wel/niet* ontbonden.

A.4.3 De aanvrager is wel/niet* failliet verklaard.

A.4.4 De aanvrager heeft wel/niet* eigen aangifte tot faillissement gedaan.

A.4.5 Een verzoek tot faillissement van de aanvrager is wel/niet* ingediend.

A.4.6 Aan de aanvrager is wel/geen* surseance van betaling verleend.

A.4.7 De aanvrager heeft wel/geen* aanvraag tot surseance van betaling gedaan.

A.4.8 Op de aanvrager rust wel/geen* verplichting om informatie als bedoeld in artikel 11, tweede lid, te delen met aandeelhouders.

Indien een dergelijke verplichting op de aanvrager rust: wat is de grondslag voor deze verplichting en tot het delen van welke informatie is de aanvrager verplicht en op welk moment: ..........

Verstrek het document waarin de verplichting tot het delen van informatie als bedoeld in artikel 11, tweede lid, is opgenomen.

A.4.9 De aanvrager heeft wel/geen* informatie als bedoeld in artikel 11, tweede lid, met aandeelhouders gedeeld.

Indien informatie genoemd in artikel 11, tweede lid, is gedeeld: welke informatie en met wie:

..........

  • * doorhalen wat niet van toepassing is.

Verklaring notaris

Ondergetekende, notaris te .......... (plaatsnaam)

Verklaart, zonder voorbehoud, dat:

  • (i) de informatie die in deze aanvraag is verstrekt onder A.1.1, A.2, A.4.1, A.4.2, A.4.3 en A.4.6 door hem is geverifieerd en juist en volledig is bevonden;

  • (ii) dat de informatie die in deze aanvraag is verstrekt onder A.3, A.4.4, A.4.5, A.4.7 en A.4.8 door hem naar beste kunnen is geverifieerd en naar zijn oordeel juist en volledig is;

  • (iii) de personen genoemd bij A.2 door hem/haar zijn geïdentificeerd in persoon, volgens de regels van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, ten behoeve van de minister, ten bewijze waarvan een kopie van het identiteitsbewijs aan de hand waarvan verificatie van de identiteit heeft plaatsgevonden hierbij wordt gevoegd, en dat die personen in zijn bijzijn hun handtekening hebben geplaatst bij A.2.

Naam: ..........

Plaats: ..........

Datum: ..........

Handtekening

..........

De verklaring van de notaris mag desgewenst door middel van een bijlage worden verstrekt.

Onderdeel B

Aanvraag

Ik vraag één of meer vergunningen aan in de 700, 1400 en/of 2100 MHz-band en verzoek om toegelaten te worden tot de eerste biedronde van de veiling met een maximaal aantal activiteitspunten overeenkomstig de capregeling.

Ik dien hierbij wel/niet * een verzoek in om uitstel van betaling als bedoeld in artikel 4:94 van de Algemene wet bestuursrecht ter grootte van de helft van de totaalprijs bedoeld in artikel 25, derde lid, voor de duur van één jaar gerekend vanaf de dag na verlening van de vergunning. Op grond van artikel 4:101 van de Algemene wet bestuursrecht is over dit deel wettelijke rente verschuldigd, te rekenen vanaf de datum waarop het bedrag op grond van artikel 29, tweede lid, dient te zijn betaald tot en met de datum waarop het bedrag wordt betaald.

  • * doorhalen wat niet van toepassing is.

Bestuurdersverklaring

Ondergetekende verklaart dat

  • (i) de informatie die in deze aanvraag is verstrekt juist en volledig is;

  • (ii) deze aanvraag niet tot stand is gekomen onder invloed van een afspraak of overeenkomst met een ander dan wel een besluit of gedraging, die afbreuk doet of kan doen aan een goed verloop van de veiling, de mededinging daaronder begrepen;

  • (iii) deelnemer zich gedurende de veilingprocedure onthoudt van het maken van afspraken of het sluiten van overeenkomsten met een ander en deelnemer zich onthoudt van ieder besluit of iedere gedraging, die afbreuk doet of kan doen aan een goed verloop van de veiling, de mededinging daaronder begrepen.

Naam: ..........

Plaats: ..........

Datum: ..........

Handtekening: ..........

BIJLAGE II ALS BEDOELD IN ARTIKEL IN ARTIKEL 6, DERDE LID, ONDER B, VAN DE REGELING AANVRAAG- EN VEILINGPROCEDURE VERGUNNINGEN 700, 1400 EN 2100 MHZ

Onderdeel A

Model bankgarantie

I. De ondergetekende .... (naam van een bank die is gevestigd in een van de lidstaten van de Europese Unie of in een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte)*, gevestigd te ...., mede kantoorhoudende te ..., hierna te noemen: ‘de Bank’;

In aanmerking nemende:

  • A. dat artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt dat voor het gebruik van frequentieruimte een vergunning is vereist van de Minister van Economische Zaken en Klimaat (hierna: ‘de Minister’);

  • B. dat .......... (naam deelnemer), rechtspersoon naar .......... (het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of van een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte) recht, waarvan de zetel is gevestigd te .........., kantoorhoudende te .........., hierna te noemen: ‘de Deelnemer’, voornemens is een bieding in de veiling uit te brengen teneinde een vergunning als bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet te verwerven;

  • C. dat de Minister met betrekking tot de verlening van een vergunning regels heeft gesteld. Deze regels zijn vastgelegd in de Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen 700, 1400 en 2100 MHz;

  • D. dat de Minister op grond van deze regels van de Deelnemer verlangt dat deze een bankgarantie doet stellen ter zekerheid van al hetgeen de Deelnemer ter zekerheid verschuldigd is, hierna te noemen: ‘de Vordering’, aan de Staat der Nederlanden, rechtspersoon naar Nederlands recht, waarvan de zetel is gevestigd te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: ‘de Staat’;

  • E. dat de Deelnemer de Bank heeft verzocht een onherroepelijke en onafhankelijke bankgarantie te stellen ten behoeve van de Staat, welke op eerste verzoek van de Staat betaalbaar is;

II. Verbindt zich tot het navolgende:

  • 1. De Bank stelt zich bij wijze van zelfstandige verbintenis tot een bedrag van € 35.279.000,– (zegge: vijfendertig miljoen tweehonderdnegenenzeventigduizend euro), onherroepelijk garant jegens de Staat voor de betaling van al hetgeen de Staat blijkens een schriftelijke verklaring van de Staat ter zake van de Vordering van de Deelnemer te vorderen heeft, aldus dat de Bank zich verbindt het gevorderde bedrag als eigen verplichting aan de Staat te voldoen.

  • 2. De Bank verbindt zich om als eigen schuld op eerste verzoek en op de enkele schriftelijke mededeling van de Staat zonder overlegging van enig ander document of opgaaf van redenen te verlangen, aan de Staat te voldoen het bedrag dat de Staat verklaart ter zake van de Vordering van de Deelnemer te vorderen te hebben, met dien verstande dat de Bank nimmer gehouden is aan de Staat meer te voldoen dan het hiervoor vermelde maximumbedrag.

  • 3. Deelberoepen onder deze bankgarantie zijn mogelijk. Het maximumbedrag van deze bankgarantie wordt met een bedrag gelijk met dat van elk deelberoep verlaagd.

  • 4. Deze bankgarantie vervalt na ontvangst door de Bank van een per aangetekende brief gezonden schriftelijke verklaring van de Staat dat de bankgarantie vervalt en in ieder geval één jaar na datum van ondertekening van deze garantie, tenzij de Bank ten minste één maand voor de einddatum van de garantie per aangetekende brief een schriftelijke verklaring van of namens de Minister heeft ontvangen dat deze bankgarantie niet vervalt, in welk geval de garantie telkens voor een nieuwe termijn van een jaar geldig is.

  • 5. Deze bankgarantie wordt beheerst door Nederlands recht. Geschillen ter zake van deze bankgarantie kunnen uitsluitend worden voorgelegd aan de bevoegde Nederlandse rechter te ’s-Gravenhage.

  • 6. Na verval van deze bankgarantie kan de Staat geen enkele aanspraak meer maken jegens de Bank uit hoofde van deze bankgarantie tenzij de Bank voorafgaande aan het moment waarop deze bankgarantie zou vervallen een mededeling ontving als bedoeld onder 2 waaraan de Bank nog niet voldeed. Op verzoek van de Bank zal de Staat deze bankgarantie nadat deze is vervallen retourneren aan de Bank.

Plaats: ..........

Datum: ..........

Naam Bank en ondertekening

..........

  • * hetgeen in het bovenstaande cursief is gedrukt moet door de Bank worden ingevuld.

Onderdeel B

Model bank guarantee

I. The undersigned.......... (name of a bank that is established and has its registered office in a Member State of the European Union or one of the other states that are a party to the Agreement on the European Economic Area)*, with its registered office in ..... and its place of business, among other places, at ....., hereinafter: ‘the Bank’;

Whereas:

  • A. Section 3.13, subsection 1, of the Telecommunications Act (Telecommunicatiewet) provides that the use of radio spectrum requires a licence, to be issued by the Minister of Economic Affairs and Climate Policy (hereinafter: ‘the Minister’);

  • B. .......... (participant's name), a legal entity under .......... (the law of a Member State of the European Union or one of the other states that are a party to the Agreement on the European Economic Area) law, with its registered office in .......... and its principal place of business at ........., hereinafter: ‘the Participant’, intends to submit a bid in the auction for the purpose of acquiring a licence as referred to in Section 3.13(1) of the Telecommunications Act;

  • C. the Minister has established rules for the award of licences. These rules are laid down in the Regulations on the application and auction procedure for 700, 1400 and 2100 MHz licences;

  • D. in accordance with these rules, the Minister requires that the Participant arrange for a bank guarantee to be provided as security for the entire amount to be put up as security by the Participant, hereinafter: "the Amount Due", for the benefit of the State of the Netherlands, a legal entity under Dutch law, whose seat is established in The Hague, hereinafter: "the State";

  • E. the Participant has requested the Bank to provide an irrevocable and independent bank guarantee for the benefit of the State, which is payable on first demand by the State;

II. Undertakes as follows:

  • 1. The Bank irrevocably stands surety, by way of an independent obligation, for an amount of € 35,279,000 (in words: thirty-five million and two hundred and seventy-nine thousand euros), to the State for the payment by the Participant of the entire amount payable to the State in respect of the Amount Due as appears from a written notice by the State, such that the Bank undertakes to pay the amount due to the State as its own obligation.

  • 2. The Bank undertakes to pay to the State, as if it were its own debt, on first demand and on the mere written notice of the State, without requiring any other document to be presented or any reasons to be given, the amount that the State declares it is due in respect of the Amount Due from the Participant, on the understanding that the Bank shall never be obliged to pay more to the State than the maximum amount referred to above.

  • 3. Partial reliance is possible under this bank guarantee. The maximum amount of this bank guarantee will be reduced by an amount equal to each partial reliance.

  • 4. This bank guarantee shall expire after receipt by the Bank of a written notice by the State, sent by registered letter, that the bank guarantee has expired and in any event one year after the date on which this guarantee was signed, unless the Bank has received a written notice by or on behalf of the Minister, to be sent by registered letter, at least one month prior to the expiry date of the guarantee stating that this bank guarantee will not expire, in which case the guarantee will be valid for successive new periods of one year.

  • 5. This bank guarantee is governed by Dutch law. Any disputes relating to this bank guarantee may only be submitted to the competent Dutch court in The Hague.

  • 6. Following the expiry of this bank guarantee, the State may no longer make any claim against the Bank under this bank guarantee, unless the Bank received a notice as referred to under 2 above prior to the scheduled expiry date of this bank guarantee with which the Bank has failed as yet to comply. At the Bank's request, the State will return this bank guarantee to the Bank upon its expiry.

Town/city: ..........

Date: ..........

Name of Bank and signature

..........

  • * the details shown in italics above are to be completed by the Bank.

BIJLAGE III, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 25, EERSTE LID, VAN DE REGELING AANVRAAG- EN VEILINGPROCEDURE VERGUNNINGEN 700, 1400 EN 2100 MHZ

Berekening extra prijzen

Door toepassing van artikel 24 zijn n winnende biedingen wb1, wb2, wb3, ..., wbn bepaald, uitgebracht door de deelnemers w1, w2, w3, ..., wn. Voor een winnende bieding wbi is het bedrag pi geboden. De totale opbrengst van de winnende biedingen wb1, wb2, wb3, ..., wbn is gelijk aan T, ofwel

De extra prijs wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde onder 1 en 2:

  • 1. Voor elke winnende bieding wbi wordt een extra prijs ebi bepaald, met dien verstande dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a. ebi is gelijk aan of groter dan 0;

    • b. ebi is kleiner dan of gelijk aan pi, en

    • c. de verzameling {eb1, eb2, eb3, ..., ebn} voldoet aan de volgende voorwaarde: als alle biedingen in de toewijzingsbiedronde van een winnende deelnemer

      • worden verlaagd met (pi – ebi), voor i = 1, 2, ..., n, en

      • niet verder dan tot nul worden verlaagd,

      leidt toepassing van artikel 24, tweede lid, onderdeel a, niet tot een andere bieding of een andere combinatie van biedingen die een hogere opbrengst heeft dan wb1, wb2, wb3, ..., wbn;

    • d. de verzameling {eb1, eb2, eb3, ..., ebn} komt overeen met de finale combinatie van winnende biedingen en heeft de laagst mogelijke opbrengst, ofwel de som van de extra prijzen

      is minimaal.

  • 2. Indien meer verzamelingen {eb1, eb2, eb3, ..., ebn} aan de onder 1 gestelde voorwaarden voldoen, wordt uit deze verzamelingen de verzameling extra prijzen gekozen met de laagste opportuniteitskostenvariantie OV. De opportuniteitskostenvariantie OV is de som van de kwadratische verschillen tussen de extra prijzen en de bijbehorende individuele opportuniteitskosten, ofwel OV =

    , met dien verstande dat:

    • a. Oi de opportuniteitskosten zijn van de winnende bieding wbi, bepaald door: Oi = Zi – (T – pi); en

    • b. Zi de totale opbrengst is van de overeenkomstig artikel 24 bepaalde finale combinatie van winnende biedingen, indien deelnemer wi € 0,00 had uitgebracht voor alle mogelijke combinaties van biedingen.

TOELICHTING

I ALGEMEEN DEEL

1. Inleiding

Met deze regeling worden regels gesteld omtrent de verdeling van vergunningen in de frequentiebanden 703–33 MHz gepaard met 758–788 MHz (hierna ook: 700 MHz-band), 1452–1492 MHz (ongepaard, hierna ook: 1400 MHz-band) en 1920–1980 MHz gepaard met 2110–2170 MHz (hierna ook: 2100 MHz-band). Deze vergunningen zijn bestemd voor elektronische communicatiediensten (mobiele communicatie), en worden landelijk vergund – voor de 700 MHz-band met uitzondering van installaties ter zee.

Het kabinet zet onverminderd in op het behouden van de sterke positie van Nederland wat betreft de uitstekende digitale infrastructuur. In de brief aan de Tweede Kamer van 2 juli 20181 is aangegeven dat de vaste en mobiele netwerken een belangrijke bijdrage leveren aan het gunstige ondernemings- en vestigingsklimaat in Nederland. In het Actieplan Digitale Connectiviteit dat bij deze brief gevoegd was werd een integraal plan neergelegd dat aansluit bij de Europese oproep om nieuwe doelstellingen en plannen voor ontwikkeling van breedband en 5G te ontwikkelen.

Het Actieplan Digitale Connectiviteit (hierna ook: ‘Actieplan’) was een eerste vervolgstap op de Nota Frequentiebeleid van december 20162. In deze nota wordt beschreven dat de beschikbaarheid van frequentieruimte een randvoorwaarde is voor een goede digitale infrastructuur. De vraag naar frequentieruimte neemt toe en de samenleving stelt in toenemende mate eisen aan de bereikbaarheid en betrouwbaarheid van (draadloze) telecommunicatie-infrastructuur. Deze en andere ontwikkelingen, zoals de introductie van nieuwe draadloze toepassingen en diensten en de vraag naar hogere datasnelheden en toenemende datavolumes, vereisen een nog efficiënter en effectiever gebruik van het spectrum. Het frequentiebeleid heeft dan ook een prominente rol om aan deze ontwikkelingen een bijdrage te leveren. Het frequentiebeleid heeft daarbij niet alleen een traditionele ordenende functie, ter voorkoming van storing, maar ook een marktordenende functie ten behoeve van een goed functionerende markt voor telecommunicatiedienstverlening.

Het Actieplan voegt daaraan toe dat het voor aanbieders van connectiviteit essentieel is dat de overheid voorspelbaar handelt en zo investeringszekerheid biedt over het beschikbaar stellen van frequentieruimte. Het kabinet geeft in het Actieplan aanbieders van mobiele communicatie de zekerheid dat de uitgifte van frequenties op landelijk exclusieve basis, waaronder de 700-, 1400- en 2100 MHz-frequentiebanden, in principe voor 20 jaar zal plaatsvinden, waarmee zekerheid wordt gegeven over de uitrol van de nieuwe 5G-netwerken. Een andere belangrijke frequentieband voor de uitrol van 5G is de 3,5 GHz-band.

Een ander aspect dat het Actieplan specifiek benoemt betreft de mobiele dekking. Op sommige plekken in Nederland is het realiseren daarvan niet commercieel haalbaar, hetgeen er toe leidt dat (thans) nog altijd plekken zijn in Nederland waar de mobiele netwerkdekking slecht of afwezig is. Om dit aan te pakken wordt aangekondigd dat er bij de aankomende veiling een dekkingsverplichting wordt opgelegd aan de vergunninghouders. Die kunnen die informatie en hun kennis over de kosten die dat voor henzelf meebrengt, verdisconteren in hun biedingen in de veiling. Bij wijze van eerste invulling van de dekkingseis stelt het Actieplan dat op 98% van de oppervlakte van elke gemeente in Nederland dekking moet worden gerealiseerd, die bovendien een minimale datasnelheid moet bieden. De hoogte daarvan zou nog worden onderzocht en is later vastgelegd in de Nota Mobiele Communicatie.

Na de Nota Frequentiebeleid en het Actieplan is de Nota Mobiele Communicatie opgesteld en is de Tweede Kamer regelmatig geïnformeerd over de voortgang. De Nota Mobiele Communicatie geeft het meer specifieke beleidskader over de verdeling van frequenties in de aankomende jaren en bevestigt daarmee de noodzaak van voorspelbaarheid van beleid.

In de Nota Mobiele Communicatie is allereerst de keuze gemaakt om de 700-, 1400- en 2100 MHz-frequenties gezamenlijk uit te geven in een multibandveiling. Daartoe geadviseerd door Aetha Consulting is deze keuze gemaakt vanwege de samenhang tussen deze banden. Die samenhang is er vooral wat betreft de substitueerbaarheid van de frequenties. De uit te geven vergunningen kennen verschillende tijdstippen van inwerkingtreding. De 1400 MHz-band is reeds beschikbaar. De 700 MHz-band is beschikbaar gekomen vanaf 2020 doordat de toenmalige gebruiker krachtens de betreffende vergunningsvoorschriften de band heeft vrijgemaakt. KPN maakt thans binnen een groter frequentiebereik gebruik van dit banddeel voor de digitale tv dienstverlening via de ether (DVBT). Voor de 700 MHz-frequenties geldt dat de Europese Commissie de lidstaten verplicht deze per uiterlijk 30 juni 2020 in gebruik te hebben gegeven3. In de praktijk komt het erop neer dat de 700- en 1400 MHz-vergunningen direct na (de vergunningverlening volgend op) de veiling in gebruik kunnen worden genomen.

Voor de 2100 MHz-vergunningen ligt dat iets anders. Deze vergunningen betreffen de frequenties die oorspronkelijk in 2000 zijn geveild en waarvan een klein deel daarna nog eens in 2012 is geveild. De vergunningen zijn bij besluit van 11 december 2014 verlengbaar gemaakt, waarna voor alle betreffende vergunninghouders na aanvraag daartoe, de vergunningen verlengd werden voor de periode van 1 januari 2017 tot 1 januari 2021. Aansluitend op deze verlengde vergunning zal op grond van artikel 3.8a van de Telecommunicatiewet ambtshalve een transitievergunning worden verleend aan zowel de huidige vergunninghouders als de winnaars van 2100 MHz-vergunningen in de veiling. Deze transitievergunning heeft een duur van vier weken en kan met maximaal vier weken verlengd worden. Aansluitend daarop start de vergunningsperiode voor de nieuwe 2100 MHz-vergunningen.

De totstandkoming van de Nota Mobiele Communicatie (hierna ook: de Nota) heeft circa drie jaar geduurd. Een eerste concept van de Nota werd reeds in 2017 geconsulteerd. Omdat de Nota concreet ingaat op de marktordenende maatregelen die getroffen moeten worden ter borging van de concurrentie in de mobiele telecommunicatiemarkt, was de totstandkoming in sterke mate afhankelijk van ontwikkelingen in de concrete marksituatie. Dat vergde onder andere het inwinnen van advies van de ACM. Door de in november 2017 aangekondigde fusie van T-Mobile Nederland en Tele2 Nederland moest het advies van ACM vanzelfsprekend wachten op het definitieve besluit van de Europese Commissie over de fusie. Na de goedkeuring van de fusie door de Europese Commissie heeft de ACM in april 2019 advies uitgebracht over de in de veiling te treffen maatregelen. De belangrijkste daarvan betroffen het stellen van een maximum van 40% aan het totaal aan frequenties dat marktpartijen in bezit mogen hebben, eenzelfde maximum voor het totaal spectrumbezit in de zogeheten lage spectrumbanden (de nog te veilen 700 MHz-band en de reeds uitgegeven 800- en 900 MHz-frequenties) én een maximum van 40% voor de later te veilen 3,5 GHz-band. Het advies is overgenomen in de Nota Mobiele Communicatie. Die is op 11 juni 2019 gepubliceerd.

De Nota Mobiele Communicatie richt zich op de frequentieverdelingen in de eerstkomende jaren en formuleert daarbij als doelstelling dat de overheid streeft naar kwalitatief hoogwaardige dienstverlening die een grote diversiteit aan vraag kan bedienen en altijd en overal beschikbaar is tegen concurrerende tarieven. Deze doelstelling is overkoepelend voor in ieder geval de eerstkomende veiling van de 700, 1400 en 2100 MHz-frequenties en de daarop volgende veiling van de 3,5 GHz-band. Omdat het voor de veiling van de 700, 1400 en 2100 MHz-frequenties voor marktpartijen vanuit het oogpunt van investeringszekerheid en de mogelijke samenhang tussen de verschillende frequentiebanden immers ook van belang is om te weten welke perspectieven geboden worden in deze 5G band, werden in een brief aan de Tweede Kamer op 24 december 20184 de contouren geschetst van die verdeling. Daarin werd tevens aangekondigd dat de uitwerking daarvan in de Nota Mobiele Communicatie zou plaatsvinden, na een consultatie.

In de Nota Mobiele Communicatie is aangegeven dat voorafgaand aan de consultatie van de veilingregeling van de multibandveiling van de 700, 1400 en 2100 MHz-banden duidelijkheid zal worden gegeven over het alternatief voor satellietinterceptie in Burum. De afgelopen periode is gezocht naar een oplossing die recht doet aan de uitrol van 5G enerzijds en het beschermen van de nationale veiligheid anderzijds. Satellietinterceptie levert onmisbare informatie op voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en is daarmee van cruciaal belang voor de nationale veiligheid, voor de ondersteuning van de krijgsmacht en binnen het cyberdomein.

In de afgelopen periode is gebleken dat een oplossing in het kader van internationale samenwerking in principe haalbaar is. Alle inzet is er op gericht om tijdig, dat wil zeggen vóór september 2022 deze internationale oplossing te realiseren. Hiermee zal 300 MHz, lopend van 3450–3750 MHz, vanaf 1 september 2022 beschikbaar komen voor mobiele communicatie (5G). Mocht de internationale oplossing niet tijdig gerealiseerd zijn, dan kan het noodzakelijk zijn om voor een korte periode een overbruggingsmaatregel te treffen. Op dit moment wordt de kans dat een overbruggingsmaatregel noodzakelijk is als laag ingeschat. Waar het belang van de nationale veiligheid dit vraagt, zullen in overleg tussen het ministerie van Defensie, het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en de partijen die in de 3,5 GHz-veiling spectrum verwerven, nadere afspraken worden gemaakt over de (technische) aard en exacte duur van de eventueel te treffen overbruggingsmaatregel. De in te roepen overbruggingsperiode zal in ieder geval beperkt zijn tot maximaal 6 maanden.

De frequentieruimte tussen 3400–3450 MHz en de frequentieruimte tussen 3750–3800 MHz kan vanaf 2026 opnieuw voor lokaal gebruik ingezet kan worden. Deze twee blokken van 50 MHz kennen mogelijk beperkingen als gevolg van bescherming van naburig gebruik, namelijk boven de 3800 MHz en onder de 3400 MHz.

Naast de maatregelen met het oog op de concurrentie is in de Nota Mobiele Communicatie nadere invulling gegeven aan de dekkingseis die gesteld zal worden aan het bezit van vergunningen voor het gebruik van de 700 MHz-frequenties. Deze eis geeft invulling aan het element ‘altijd en overal beschikbaar’ binnen de bovengenoemde doelstelling van de Nota Mobiele Communicatie.

Met de beleidskeuzes in de Nota Mobiele Communicatie als kader voor de verdeling van de diverse frequentiebanden is aan een externe veilingdeskundige organisatie (DotEcon) advies gevraagd over de meest geschikte opzet voor de veiling van de 700, 1400 en 2100 MHz-frequenties. Parallel daaraan is aan een gerenommeerd veilingwetenschapper, professor Peter Cramton, gevraagd een opinie op het advies te geven. Het adviesrapport en het reviewrapport zijn op 4 juli 2019 gepubliceerd en aan de Tweede Kamer aangeboden. De reacties die zijn ingediend tijdens de openbare consultatie van de veilingregeling zijn nadien nog voorgelegd aan DotEcon. Die heeft daar een appreciatie van gegeven welke vervolgens is beoordeeld door professor Peter Cramton. De appreciatie van DotEcon is aangehecht als bijlage aan een nieuwe versie van haar adviesrapport5. De adviezen vormen de basis voor de uitwerking van deze veilingregeling.

2. Uitgangspunten voor de vergunningverlening

2.1 Keuze voor het veilinginstrument

In het Besluit bekendmaking veiling vergunningen 700, 1400 en 2100 MHz is aangekondigd dat de vergunningen voor de 700, 1400 en 2100 MHz-band worden verdeeld door middel van een veiling. In de Nota Mobiele Communicatie werd al beschreven dat de uitgifte van schaarse frequenties in beginsel gebeurt via een veiling. Voor de 700, 1400, 2100 MHz- en 3,5 GHz-banden is er naar verwachting meer vraag dan aanbod. Voor deze banden ligt het voorts voor de hand om ze op landelijke schaal uit te geven6. De 700, 1400 en 2100 MHz-frequenties komen eerder beschikbaar dan de 3,5 GHz-frequenties. Bovendien geldt voor de 700 MHz-frequenties specifiek het besluit van de Europese Commissie dat lidstaten uiterlijk op 30 juni 2020 het gebruik van deze band voor draadloze breedbanddiensten moeten hebben toegestaan. Dat maakt een tijdige veiling van vergunningen voor landelijk gebruik van de 700, 1400 en 2100 MHz-frequenties in 2020 noodzakelijk.

2.2 Beleidskeuzes Nota Mobiele Communicatie

De Nota Mobiele Communicatie gaat gedetailleerd in op deze veiling en beschrijft daarbij in grote mate van detail de uitgangspunten, beleidskeuzes, en de motivering daarvan7. Die betreffen onder andere de verkaveling (vergunningsgrootte) en de ingebruiknameverplichtingen. Voorts zijn de verwervingsmogelijkheden beschreven voor de drie huidige vergunninghouders in frequentiebanden die gebruikt worden voor mobiele communicatie.

2.2.1. Werking van de caps

In de Capregeling frequenties mobiele communicatie 2020 (hierna ook: ‘capregeling’) zijn twee caps vastgelegd: ten eerste de globale cap van 40% op het totaal spectrumbezit en ten tweede de cap van 40% voor (totaal) spectrumbezit in de lage frequenties in de 700-, 800- en 900 MHz-banden. De verwervingsmogelijkheden in de veiling worden bepaald aan de hand van deze caps en de hoeveelheid frequentieruimte waarvoor een aanvrager reeds vergunningen houdt.

Nieuwe markpartijen die deelnemen aan de veiling hebben in theorie de mogelijkheid alle frequenties te verwerven die worden geveild. Voor de reeds bestaande vergunninghouders zijn deze mogelijkheden beperkt afhankelijk van hun huidige bezit aan frequenties.

In de Nota Mobiele Communicatie werd aangegeven welke verwervingsmogelijkheden deelnemers aan de veiling hebben. Daarin heeft een beperkte wijziging plaatsgevonden. De reden daarvoor is dat de verwervingsmogelijkheden in de Nota waren uitgewerkt aan de hand van het advies van de ACM, waarin werd uitgegaan van in totaal 180 MHz aan frequenties in de 2600 MHz-band. In de capregeling is dit aangepast naar 170 MHz. Dat heeft gevolgen voor de verwervingsmogelijkheden gegeven de cap van 40% op het totaalbezit aan spectrum. Waar de ACM, met 180 MHz in de 2600 MHz-band, uitging van een totaal van 670 MHz, wordt dat nu met 170 MHz in de 2600 MHz-band een totaal van 660 MHz. 40% daarvan is 264 MHz.

De verwervingsmogelijkheden zijn daarmee als volgt:

partij

Totaal spectrumbezit voor aanvang van de veiling (MHz)

Maximaal te verwerven in de veiling (MHz)

KPN

120

144, in de praktijk 140

VodafoneZiggo

140

124, in de praktijk 120

T-Mobile

180

84, in de praktijk 80

nieuwkomer

-

264, in de praktijk 260

Zoals in de capregeling is beschreven sluiten de verwervingsmogelijkheden in de veiling voor alle partijen niet precies aan bij de verkaveling van 2 keer 5 MHz (10 MHz) voor de 700- en 2100 MHz-vergunningen en 5 MHz enkelvoudig voor de 1400 MHz-band. In de veiling kan alleen op 5-vouden in totaal worden geboden, waardoor het maximum door de cap in het kader van deze veiling op 260 MHz ligt. Dat verklaart de toevoeging in de tabel hoe de verwervingsmogelijkheden in de veiling in de praktijk uitpakken.

De genoemde aanpassing in de 2600 MHz band heeft geen gevolgen voor de verwervingsmogelijkheden in de 700 MHz band. Die blijven gelijk aan wat in de Nota Mobiele Communicatie werd beschreven. Volledigheidshalve worden die hier nog eens weergegeven:

partij

Maximaal te verwerven frequentieruimte in de 700 MHz-band (MHz)

KPN

40

VodafoneZiggo

40

T-Mobile

30

nieuwkomer

60

De capregeling blijft gelden tot 2030. De vergunningen zijn na afloop van de veiling dan ook verhandelbaar mits passend binnen de caps die aan het frequentiebezit worden gesteld. Een gehele of gedeeltelijke overdracht van vergunningen behoeft op grond van artikel 3.20 van de Telecommunicatiewet wel de goedkeuring van de Minister. In geval van overgang onder algemene titel van de vergunning zal een aanvraag tot wijziging tenaamstelling worden beoordeeld door de Minister. Ten behoeve van een ordelijke voorbereiding van de veiling worden in de periode vanaf de inwerkingtreding van de veilingregeling, waarmee de aanvraagprocedure start, tot de vergunningverlening ná de veiling aanvragen tot overdracht of wijziging tenaamstelling aangehouden. Aanvragen die tot acht weken voor inwerkingtreding van de veilingregeling zijn binnengekomen zullen in beginsel nog in behandeling kunnen worden genomen voor inwerkingtreding van de veilingregeling.

2.2.2. Vergunningen

De beschikbare frequentieruimte is als volgt ingedeeld:

  • 700 MHz-band: 2x30 = 60 MHz (gepaard spectrum), aangeboden in 6 vergunningen van elk 2x5 MHz

  • 1400 MHz-band: 40 MHz (ongepaard spectrum), aangeboden in 8 vergunningen van elk 5 MHz

  • 2100 MHz-band: 2x60 = 120 MHz (gepaard spectrum), aangeboden in 12 vergunningen van elk 2x5 MHz.

De (bandspecifieke) kaders voor de uitgifte, de technische voorwaarden, de bepalingen omtrent transitie en diverse verplichtingen en voorschriften voor de vergunninghouders staan beschreven in de toelichting bij de vergunningen, die in de toelichting bij het Besluit bekendmaking veiling vergunningen 700, 1400 en 2100 MHz is opgenomen.

Naast de specifieke vergunningvoorschriften kent de Telecommunicatiewet ook generieke bepalingen waaraan vergunninghouders onverkort gehouden zijn. Hierbij wordt gewezen op onder meer de bepalingen met betrekking tot het bevoegd aftappen en toepassing van andere bevoegdheden op grond van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 in verband met telecommunicatie, opdat de publieke diensten die een taak hebben op het gebied van openbare orde en veiligheid, ook met het oog op technologische ontwikkelingen als 5G hun werk effectief en binnen het wettelijk kader kunnen blijven uitoefenen.

De in de Nota Mobiele Communicatie genoemde, en in de vergunningen overgenomen, vergunninggroottes zijn de minimale hoeveelheden die in de veiling worden aangeboden. In casu 2x5 MHz voor de 700- en 2100 MHz-frequentiebanden en 5 MHz voor de 1400 MHz-band. De veiling heeft geen specifieke voorziening voor partijen om een door hen gewenste minimale hoeveelheid frequenties aan te geven die boven deze groottes liggen. De veilingopzet is er wel op ingericht dat partijen zelf op hun minimaal wenselijke hoeveelheden frequenties kunnen (blijven) bieden. De in de veiling verworven frequenties zullen aaneengesloten worden vergund. De wijze waarop dit in de veiling wordt vormgegeven wordt beschreven in hoofdstuk 5 van deze toelichting.

2.2.3. Vergunningsduur

In de Nota Mobiele Communicatie werd gemotiveerd dat de 700-, 1400- en 2100 MHz een looptijd kennen tot 2040, zonder verdere specificatie van de datum. Die einddatum wordt nu voor elk van de drie betreffende vergunningcategorieën gesteld op 31 december 2040. Deze gesynchroniseerde einddatum past optimaal op het uitgifteschema dat in de Nota Mobiele Communicatie8 is weergegeven. Na de veiling in 2020 kunnen de 700 en 1400 MHz-vergunningen na de verlening meteen in gebruik worden genomen. De huidige 2100 MHz-vergunningen zijn nog geldig tot 1 januari 2021. Ten behoeve van een soepele overgang naar een verandering in de verdeling van de 2100 MHz-frequenties over de vergunninghouders die het gevolg kan zijn van de uitkomsten van de veiling, is de transitievergunning relevant. Deze wordt van rechtswege verleend op grond van artikel 3.8a van de Telecommunicatiewet. De transitievergunning bepaalt dat oude en nieuwe vergunninghouders in een transitieovereenkomst de ingebruikname van de nieuwe vergunningen en de afschakeling van de oude vergunningen dienen te regelen. Voor de feitelijke overgang geldt een periode van vier weken na 1 januari 2021, met een mogelijke verlenging van maximaal vier weken, waarna de nieuwe 2100 MHz-vergunningen in 2021 in werking treden.

2.2.4. Ingebruiknameverplichting en dekkings- en snelheidsverplichting

De Nota Mobiele Communicatie benoemt de ingebruiknameverplichting en de dekkings- en snelheidsverplichting die verbonden worden aan de te veilen vergunningen. De ingebruiknameverplichtingen zijn ongewijzigd overgenomen in de vergunningvoorschriften. Voor wat betreft de dekkings- en snelheidsverplichting stelde de Nota dat voor de 700 MHz-vergunningen de verplichting zal gelden dat twee jaar na de vergunningverlening 98% van de oppervlakte van elke Nederlandse gemeente moet zijn voorzien van dekking buitenshuis, met een minimale snelheid van 8 Mbps. Een gebruiker moet dit met een grote mate van waarschijnlijkheid buitenshuis kunnen ervaren. Vanaf zes jaar na de vergunningverlening is die minimale snelheid 10 Mbps. De Nota gaf aan dat deze norm zou worden geëxpliciteerd in de (concept-)vergunningen. Dat gold dan vooral meer specifiek voor de kwantificering van de grote mate van waarschijnlijkheid. In de vergunningen wordt die op 90% gezet. Daarnaast geldt de dekkings- en snelheidseis alleen voor partijen die in bezit zijn van vergunningen in de 800- en 900 MHz-frequentiebanden en wordt deze in tijd beperkt tot 2030. Dit laatste is omdat bij een heruitgifte van vergunningen de eis opnieuw tegen het licht zal worden gehouden, tegen de dan geldende (technologische) stand van zaken. En tenslotte wordt de dekkings- en snelheidseis opgelegd voor frequentiebezit van 2x10 MHz of meer in de 700 MHz-band. Bij het verwerven van een enkele vergunning van 2x5 MHz geldt de plicht niet.

3. Aanvraagprocedure

Voor het gebruik van frequentieruimte is op grond van artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet een vergunning vereist van de Minister van Economische Zaken en Klimaat. Om een vergunning te kunnen verkrijgen, moet een aanvraag worden ingediend. Ter uitvoering van artikel 8 van het Frequentiebesluit 2013 geeft de onderhavige regeling aan op welke wijze een aanvrager een aanvraag moet indienen voor een vergunning voor mobiele communicatietoepassingen en welke gegevens hij bij de aanvraag moet overleggen. In de regeling is tevens neergelegd aan welke van de in artikel 9 van het Frequentiebesluit 2013 bedoelde eisen een aanvrager moet voldoen om tot de verdeelprocedure te worden toegelaten (toelatingseisen). Daarnaast strekt de onderhavige regeling tot uitvoering van artikel 10 van het Frequentiebesluit 2013, op grond waarvan, in het kader van de behandeling van een aanvraag voor een vergunning, regels worden gesteld over de wijze waarop de veiling plaatsvindt.

De aanvraagprocedure start met het indienen van de aanvraag overeenkomstig artikel 3, eerste lid.

Per aanvrager mag slechts één aanvraag worden gedaan (artikel 4). Voor de vaststelling of twee of meer aanvragers als één aanvrager worden aangemerkt wordt verwezen naar artikel 3 van de capregeling. Met het oog op deze vaststelling zijn aanvragers verplicht om bij hun aanvraag een juridisch organogram en bijbehorende bewijsstukken bij te sluiten (zie Bijlage I, onder A.3). Aanvragers doen er goed aan zo volledig mogelijk te zijn bij het verstrekken van de gevraagde informatie. Indien de informatie onvoldoende is om een goed oordeel te kunnen vormen over de onderlinge verhoudingen kan toepassing worden gegeven aan artikel 18.7 van de wet. Op basis van dat artikel kunnen alle inlichtingen worden gevorderd die nodig zijn voor het uitvoeren van het bepaalde bij of krachtens de wet. Wordt er toch meer dan één aanvraag per aanvrager ingediend, door verschillende rechtspersonen die verbonden zijn in de zin van artikel 3 van de capregeling en daarom op grond van artikel 4, tweede lid, als één worden aangemerkt, dan wordt de mogelijkheid van verzuimherstel geboden. Wordt het aantal aanvragen niet binnen de daarvoor geboden termijn teruggebracht tot één, dan kunnen de aanvragen van deze aanvrager op grond van artikel 5, vijfde lid, niet in behandeling worden genomen, wegens strijd met artikel 4, eerste lid, van de regeling. Partijen dienen er terdege rekening mee te houden dat in beginsel geldt dat in dat geval de aanvraag van alle rechtspersonen die als één en dezelfde aanvrager worden aangemerkt, niet in behandeling wordt genomen.

De aanvraag en de gegevens en bescheiden die bij de aanvraag gevoegd moeten worden, dienen in beginsel in het Nederlands gesteld te zijn. Hierop is enkel uitzondering mogelijk voor marktpartijen die zijn gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (zie artikel 4, vijfde en zevende lid). De gegevens en bescheiden, bedoeld in bijlage I, mogen zijn gesteld in de taal van die staten. In dat geval dient er wel een Nederlandse vertaling van die documenten te worden bijgevoegd.

Artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht biedt de mogelijkheid tot verzuimherstel wanneer de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking. In artikel 5, vijfde lid, is bepaald dat indien een aanvraag na de mogelijkheid van verzuimherstel niet of niet geheel voldoet aan de gestelde eisen de minister overeenkomstig artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht kan besluiten de aanvraag niet te behandelen. Voor de wijze waarop hij van de in dit artikel aan hem toegekende bevoegdheid gebruik zal maken is het volgende van belang. Bij een verdeling staan grote commerciële belangen op het spel. Voor toekomstige vergunninghouders en hun investeerders is het van belang dat zij een reële inschatting kunnen maken van de (juridische en commerciële) consequenties van de besluiten van de minister. Wanneer een aanvrager onverhoopt onterecht is toegelaten tot een veiling of onterecht is uitgesloten van een veiling kan dat grote gevolgen hebben. Daarom is het van belang dat zo veel mogelijk duidelijkheid wordt geboden. Voor zover het wettelijke kader dit toelaat, is het beleid erop gericht om aanvragers één kans te geven tot verzuimherstel. Indien een aanvrager daarna niet (geheel) aan de gestelde eisen voldoet, zal zijn aanvraag in beginsel niet in behandeling worden genomen.

Een aanvrager dient als zekerheid voor de betaling van zijn bod een waarborgsom of bankgarantie ter grootte van de minimumprijs voor een vergunning in de 2100 MHz-band te verstrekken. De hoogte van de waarborgsom of bankgarantie is voor elke aanvrager gelijk, ongeacht of de aanvrager daadwerkelijk 2100 MHz-spectrum wenst te verwerven. Bovendien wordt ter verzekering van de kredietwaardigheid van de aanvrager in artikel 7, tweede lid, een aantal eisen neergelegd waaraan een aanvrager dient te voldoen. Ook hiermee wordt beoogd te voorkomen dat een aanvrager niet in staat zou zijn om zijn biedingen gestand te doen. In dit kader mag de aanvrager niet in staat van faillissement of liquidatie verkeren, mag hem geen surseance van betaling zijn verleend en mag de aanvrager geen surseance van betaling hebben aangevraagd.

De 700, 1400 en 2100 MHz-frequenties worden als schaars beschouwd, gelet op de waarde van meerdere (tientallen) miljoenen euro’s die zij, ook met de daaraan verbonden dekkings- en snelheidsverplichting, blijkens het onderzoek van Deloitte vertegenwoordigen (zoals beschreven in de volgende paragraaf). Er is dan ook geen sprake van een situatie, waarin redelijkerwijs te verwachten is dat de beschikbare frequentieruimte voldoende is om aan de vraag te voldoen (zoals bedoeld in artikel 3.10, tweede lid, van de wet). Er volgt geen aparte vaststelling van de schaarste aan de hand van ontvangen aanvragen. In de aanvraag hoeft om die reden geen opgave te worden gedaan van het aantal vergunningen dat de aanvrager in de veiling wenst te verkrijgen tegen de hierna besproken reserveprijzen: dit brengt de aanvrager, wanneer deze wordt toegelaten tot de veiling, pas met zijn bod in de eerste primaire biedronde tot uitdrukking.

4. Reserveprijzen

4.1 Uitgangspunten reserveprijzen

Een reserveprijs is de minimumprijs waarvoor een frequentievergunning verkocht wordt. Deze prijs wordt derhalve als startprijs gehanteerd in de eerste ronde van de veiling. Zoals beschreven in de memorie van toelichting bij de invoering van het huidige hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet9 dient de reserveprijs twee doelen; (1) een sneller en efficiënter verloop van de veiling en (2) het weren van niet-serieuze bieders van deelname aan de veiling. Uit adviezen van DotEcon10, Peter Cramton11 en Deloitte, volgt dat een reserveprijs ook nog andere doelen kan dienen. Een adequate reserveprijs dient er namelijk toe het monetaire voordeel van een strategisch vervroegd eind van de veiling te minimaliseren. Dit bevordert de concurrentie in de veiling en voorkomt dat de frequenties voor een economisch niet te verantwoorden bedrag verworven worden. Het is dus van belang dat de reserveprijzen niet op een te laag niveau vastgesteld worden. Een te hoge reserveprijs, een reserveprijs boven marktwaarde, geeft echter het risico schaarse frequentieruimte niet te verdelen of de toegang van nieuwe exploitanten tot de markt te belemmeren. Dit kan leiden tot een inefficiënte verdeling van spectrum, hetgeen in strijd zou zijn met de centrale doelstelling van het frequentiebeleid: doelmatig frequentiegebruik. Een reserveprijs moet derhalve onder de geschatte marktwaarde liggen, zodat via concurrentie in de veiling de marktwaarde tot uitdrukking kan komen en de veiling leidt tot een efficiënte verdeling van spectrum.

Gezien het belang van de reserveprijs voor het efficiënt verlopen van de veiling is er voor gekozen om een extern onderzoeksbureau in te schakelen voor advies over de hoogte van de reserveprijs. Dit onderzoek is verricht door Deloitte Corporate Finance (hierna ‘Deloitte’). Het uitgangspunt dat door Deloitte in haar advies t.a.v. het vaststellen van de reserveprijzen is gehanteerd, is dat deze dienen te passen binnen de genoemde doelen van de reserveprijs en bij de hoofddoelstelling met betrekking tot de verdeling van de vergunningen, zijnde ‘de veiling moet leiden tot een efficiënte verdeling, waarbij realistische kansen worden geboden aan alle deelnemers en waarbij het van belang is dat die leidt tot een realistische veilingopbrengst’. De reserveprijzen zijn één-op-één overgenomen uit het advies van Deloitte. Uit het advies kan informatie worden afgeleid over de waarde van het spectrum voor verschillende operators. Omdat die informatie concurrentiegevoelig is en strategisch gedrag kan uitlokken worden de wijze van waardering van het spectrum en de bijbehorende reserveprijzen hierna zo abstract mogelijk en niet herleidbaar naar individuele partijen toegelicht.

4.2 Waarderingsmethode

Ten behoeve van haar advies hanteert Deloitte twee (hoofd)methodes, de benchmarkmethode en de opportuniteitskostenmethode. De opportuniteitskostenmethode bestaat uit twee (sub)methodes, de kostenreductiebenadering en de DCF-(of ‘discounted cash flow’)benadering. Deze methodes worden in de volgende subparagrafen nader toegelicht. Het berekenen van de waarde op basis van de bovenstaande drie benaderingen leidt telkens tot een waarderange per frequentievergunning. Na samenvoeging van die drie benaderingen wordt een totale waarderange bepaald. De minimumwaarde van deze totale waarderange wordt gevormd door de onderkant van de benchmarkwaardering, en de maximumwaarde door de bovenkant van de DCF-waardering. Deloitte heeft op basis van verschillende overwegingen een reserveprijs bepaald binnen die totale waarderange.

4.2.1. Benchmarkmethode

De benchmarkmethode houdt in dat de waarde wordt afgeleid uit de uitkomsten van frequentieveilingen in andere landen. Omdat niet alle veilingen vergelijkbaar zijn met de veiling van de 700, 1400 en 2100 MHz-frequenties wordt er een selectie gemaakt van de meest vergelijkbare frequentieveilingen. Deloitte maakt daarvoor gebruik van een eigen database met data aangaande historische frequentieveilingen voor mobiele communicatie. Hierin zijn frequentieveilingen opgenomen uit ontwikkelde Europese economieën in de periode tussen 2009 en 2019. Er wordt enkel gebruik gemaakt van frequentieveilingen uit de volgende Europese landen: België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, IJsland, Italië, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zwitserland. Deze veilingen zijn volgens Deloitte het meest vergelijkbaar met de Nederlandse situatie. Hierbij heeft Deloitte gekeken naar verschillende waardebepalende elementen zoals marktomstandigheden, toepassingsmogelijkheden, verdienmogelijkheden en concurrentie. Verder worden alleen de veilingen geanalyseerd waarvan de veilinguitkomsten (prijzen) per frequentieband beschikbaar zijn of kunnen worden afgeleid. Na het toepassen van bovenstaande selectiecriteria resteren 44 bruikbare frequentieveilingen. In de selectie aan bruikbare veilingen zijn naast de veilingen van de 700 MHz-, 1400 MHz- en 2100 MHz-banden ook de veilingen van goed vergelijkbare frequenties meegenomen. Ter illustratie hiervan: voor de benchmarkanalyse van de 700 MHz-veiling zijn ook historische 800 MHz-veilingen meegenomen. Er is gekozen voor een bredere vergelijkingsgroep, omdat er nog relatief weinig 700 MHz spectrumveilingen hebben plaatsgevonden in Europa. Er wordt vergeleken met de 800 MHz-band vanwege de vergelijkbaarheid van de eigenschappen van de frequenties (beiden gepaard sub 1 GHz spectrum) en vanwege de momenteel gangbare technologieën die worden gebruikt in deze frequentiebanden. Deloitte heeft voor deze methode gekozen zodat voor elke frequentie de benchmarkanalyse onderbouwd wordt door een voldoende aantal observaties (historische veilingen). Vervolgens wordt telkens per vergunningcategorie een subselectie van bruikbare historische veilingen gemaakt. De subselectie per vergunningcategorie wordt gemaakt op basis van de frequentieband, of het gepaard of ongepaard spectrum betreft en of het spectrum reeds in gebruik is ten tijde van de veiling. Deze subselectie bepaalt vervolgens de waarderange per frequentieband. Om de historische veilingen vergelijkbaar te maken, heeft Deloitte gecorrigeerd voor zaken als looptijd, gespreide betalingen, prijs- en welvaartsverschillen (op basis van de koopkrachtpariteit wisselkoersen) en inflatie. Uit de benchmarkwaardering volgt een waarderange van € 0,1562–€ 1,3851 / MHz / Capita voor 700 MHz-spectrum, € 0,0058– € 0,2795 voor 1400 MHz-spectrum en € 0,0013– € 0,3818 voor 2100 MHz-spectrum.

4.2.2. Opportuniteitskostenmethode

De waarderange die de opportuniteitskosten weergeeft wordt gevormd door een samenvoeging van de uitkomsten van (1) de kostenreductiemethode en (2) de DCF-methode. Beide worden hieronder nader toegelicht. Voor zowel de kostenreductiemethode als voor de DCF-methode worden drie scenario’s gebruikt. Deze drie scenario’s verschillen op enkele voor de waardering belangrijkste variabelen: ontwikkeling ARPU (Average Revenue Per User), ontwikkeling datagebruik en de WACC (gewogen gemiddelde kosten van het vermogen van het bedrijf). De waardering van deze variabelen is pessimistisch, gemiddeld of optimistisch ingeschat. Bij de ontwikkeling van de ARPU varieert dit van dalend tot stijgend, bij de ontwikkeling van het datagebruik varieert dit van sterk stijgend tot zeer sterk stijgend, en bij de WACC is in het pessimistische scenario een conservatieve opslag meegenomen. Dit levert drie waardes op die tezamen de best geschatte waarderange van de kostenreductiemethode en de DCF-methode vormen.

De kostenreductiemethode bepaalt de waarde van de te veilen frequenties door te berekenen welke kostenbesparingen een gemiddelde marktpartij kan behalen met het verwerven van (een combinatie van) frequenties in vergelijking met de situatie waarin hij geen frequenties verwerft. Het verwerven van frequenties biedt een marktpartij namelijk de mogelijkheid om meer capaciteit te creëren door het toevoegen van extra frequenties aan bestaande opstelpunten. Het alternatief is om het bestaande netwerk te verdichten. Dit kan door extra opstelpunten te bouwen en daar frequenties op in te zetten die een marktpartij reeds bezit. Daar zijn zowel kapitaalsinvesteringen in apparatuur (CAPEX) mee gemoeid als ook operationele kosten om die apparatuur te blijven gebruiken (OPEX). Het verwerven van frequenties verlaagt de benodigde groei in opstelpunten om voldoende capaciteit te kunnen blijven bieden aan klanten. De hiermee gepaarde besparingen worden gebruikt als een proxy voor de waarde van de te veilen frequenties. Uit de kostenreductiewaardering volgt een waarderange van € 0,367– € 0,435 / MHz / Capita voor 700 MHz-spectrum, € 0,049– € 0,058 voor 1400 MHz-spectrum en € 0,123–€ 0,146 voor 2100 MHz-spectrum.

De DCF-methode bepaalt de waarde die een gemiddelde marktpartij kan creëren met het kopen van de verschillende frequenties die worden geveild. De baten worden berekend aan de hand van het (verwachte) dataverbruik per gebruiker en de ARPU. Ook de kosten, onder andere de aankoop van netwerkapparaten en nieuwe extra opstelpunten, maar ook de operationele kosten, worden geschat. Op basis hiervan kunnen de netto kasstromen berekend worden. De waarde van het spectrum is bij benadering gelijk aan de som van de netto contante waarde van de toekomstige kasstromen die kunnen worden gerealiseerd met de te veilen frequenties. De waarde van de frequenties op basis van de DCF-methode ligt normaal gesproken boven de waarde op basis van de kostenreductiemethode, omdat er niet alleen wordt gekeken naar kosten die kunnen worden uitgespaard door het kopen van frequenties, maar ook naar de opbrengsten die met die frequenties kunnen worden gecreëerd.

Uit de DCF-methode volgt een minimumwaarde van € 0,780 / MHz / Capita voor 700 MHz-spectrum, € 0,104 voor 1400 MHz-spectrum en € 0,262 voor 2100 MHz-spectrum.

In zowel de kostenreductiemethode als in de DCF-methode wordt er van uitgegaan dat de marktpartij een portfolio van kavels wenst te acquireren. De totale waarde van de portfolio wordt vervolgens conform een verdeelsleutel, gebaseerd op de benchmark uitkomsten, toegewezen aan de separate kavels.

4.3 Geadviseerde reserveprijzen

Deloitte begint bij het uitbrengen van een advies over de reserveprijzen bij de totale waarderange. Daarbinnen beredeneert Deloitte allereerst binnen welke range ten opzichte van het totaal de reserveprijzen moeten worden gesteld. Deze range binnen de totale waarderange is de reserveprijsrange. Als minimumwaarde van die reserveprijsrange wordt, in lijn met de totale waarderange, de onderkant van de benchmarkwaardering gehanteerd, voor de maximumwaarde van de reserveprijsrange wordt de onderkant van de DCF-waardering gehanteerd. De reserveprijsrange hanteert als maximumwaarde de minimumwaarde van de DCF-waardering omdat dit het risico op onverkochte frequentievergunningen minimaliseert. Het verzekert tevens dat er een reserveprijs wordt vastgesteld die onder de verwachte economische waarde van het spectrum ligt. Derhalve adviseert Deloitte reserveprijzen voor de 700 MHz-band vergunningen tussen € 0,16–€ 0,78 / MHz / Capita, voor de 1400 MHz-band tussen € 0,00–€ 0,10 / MHz / Capita en voor de 2100 MHz-band tussen € 0,00–€ 0,26 / MHz / Capita.

Om vervolgens tot de reserveprijs te komen heeft Deloitte een viertal analyses uitgevoerd, zijnde (i) een nadere analyse van alle in de benchmark opgenomen veilingen, (ii) een nadere analyse van de waardes uit de kostenreductiemethode, (iii) een analyse van de impact van het gekozen veilingmodel op de reserveprijzen en (iv) een analyse van de impact van de gekozen spectrumcaps op de reserveprijzen. De nadere analyse van de benchmark bestaat uit een analyse van hoe de Nederlandse situatie zich verhoudt ten opzichte van de in de benchmark opgenomen veilingen, om zodoende tot een oordeel te komen waar de reserveprijs binnen de reserveprijsrange dient te worden vastgesteld. Er wordt hierbij rekening gehouden met de volgende elementen: a) Demografie: groei populatie, bevolkingsdichtheid, penetratiegraad mobiele communicatie, datagebruik per persoon en ARPU; b) Veilingmodel en -ontwerp: type veilingmodel, type MHz band, MHz per kavel, aangrenzende kavels, duur licentieperiode, gestelde (dekkings)eisen en opgelegde restricties; en c) Markt en concurrentie: bestaande infrastructuur, aantal bieders in de veiling / concurrentie en economische omstandigheden. Deze factoren verklaren allemaal voor een deel de uitkomst van een veiling. Als deze factoren teveel afwijken van de Nederlandse situatie kan de gemiddelde veilinguitkomst niet als benchmarkuitkomst gezien worden en moet de waarde van de reserveprijs naar boven of beneden bijgesteld worden. Een voorbeeld hiervan zijn de demografische variabelen. Nederland heeft gemiddeld gezien een hoge bevolkingsgroei en bevolkingsdichtheid ten opzichte van de landen in de benchmark. Het ligt daarom voor de hand om de reserveprijs wat hoger in de reserveprijsrange te leggen.

Aanvullend zijn er nadere analyses uitgevoerd naar de waardes van de kostenreductiemethode. Hierbij worden de geanalyseerde waardes uit de benchmark door Deloitte afgezet tegen de berekende waardes uit de kostenreductiemethode. De relatieve positie van de kostenreductiewaarde binnen de reserveprijsrange wordt meegewogen in de reserveprijsbepaling. Ook de impact van het Nederlandse veilingmodel en de impact van de Nederlandse spectrumcaps wordt door Deloitte meegewogen. De mediaan van de benchmark wordt meegewogen in de bepaling van de reserveprijzen om de impact van eventuele uitschieters naar boven en beneden verder te beperken.

Voor de 700 MHz-vergunningen leiden bovenstaande analyses tot het advies om de reserveprijs in het midden van de reserveprijsrange te stellen. Voor de 1400 MHz-band is Deloitte ook van mening dat het midden van de geadviseerde range moet worden gehanteerd voor de reserveprijs. Afgaande op de positie in de benchmark, de relatieve waarde van de kostenreductie, het veilingmodel, de spectrumcaps en de veilingdeelname van afwijkende marktpartijen, is Deloitte van mening dat de reserveprijs voor de 2100 MHz-band juist dient te worden geprikt aan de bovenkant van de reserveprijsrange. Op deze manier worden de reserveprijzen vastgesteld die onder de marktwaarde liggen, een efficiënte verdeling van de frequenties bewerkstelligenen tevens een realistische veilingopbrengst waarborgen.

Alles overwegende adviseert Deloitte een reserveprijs van € 0,435 / MHz / Capita voor de 700 MHz-band, € 0,058 / MHz / Capita voor de 1400 MHz-band en € 0,204 / MHz / Capita voor de 2100 MHz-band. Dit vertaalt zich naar respectievelijk € 75.180.000, € 5.030.000 en € 35.279.000 per vergunning. De geadviseerde reserveprijzen zijn als rondeprijzen in de eerste primaire biedronde overgenomen in artikel 17 van de veilingregeling.

5. Veilingmodel: SMRA-clock-hybride

Het model dat gebruikt wordt voor deze veiling is de SMRA-clock-hybride, hierna: simultane meerrondenklokveiling met voorlopig winnende biedingen. De veiling zal plaatsvinden via internet. Iedere partij die beschikt over een computer met internetverbinding en de vereiste software kan technisch gezien deelnemen aan de veiling.

5.1 Overwegingen voor dit model

Het veilingmodel dient de veilingdoelstellingen te waarborgen. Die houden in dat de veiling moet leiden tot een efficiënte verdeling van spectrum, dat wil zeggen dat het spectrum terechtkomt bij de partij die er de meeste waarde mee weet te creëren. De veiling moet realistische kansen bieden aan alle mogelijke deelnemers en moet leiden tot een realistische veilingopbrengst. Overige doelstellingen zijn eenvoud, transparantie en keuzevrijheid. Dit houdt in dat de werking van het model duidelijk is voor alle deelnemers. Verder dient het veilingmodel te borgen dat strategisch biedgedrag ontmoedigd wordt. Voor de keuze van een geschikt veilingmodel is advies gevraagd aan DotEcon, een extern veilingdeskundig adviesbureau. DotEcon heeft ook de software voor de veiling ontwikkeld.

DotEcon heeft zijn advies opgesteld op basis van het te veilen spectrum, de verkaveling van het spectrum12, de bovengenoemde veilingdoelstellingen, de marktordenende maatregelen waartoe in de Nota Mobiele Communicatie is besloten op basis van een advies van de ACM13 en de resultaten uit het onderzoek van Aetha14, waaruit blijkt dat de complementariteit tussen de frequenties van deze banden beperkt is. DotEcon adviseert om een simultane meerrondenklokveiling met voorlopig winnende biedingen te gebruiken voor de primaire fase en een combinatorisch tweede-prijs-gesloten-bodmodel voor de toewijzing van specifieke kavels. Het advies van DotEcon is voorgelegd aan een internationaal gerenommeerde veilingwetenschapper, professor Peter Cramton, die zich in deze keuze kon vinden.

Volgens DotEcon zijn meerrondenveilingmodellen beter geschikt om de veilingdoelstellingen te halen dan modellen met één gesloten biedronde aangezien de meerrondenmethodiek onzekerheden voor deelnemers en de strategische complexiteit vermindert. De deelnemers hebben elke ronde de mogelijkheid om te reageren op veranderende omstandigheden, waardoor een deelnemer de uitkomst van de veiling zelf in handen heeft. Een deelnemer aan de veiling kan bij het hanteren van dit veilingmodel dus niet overvallen worden door de uitkomst van de veiling. Omdat een eerdere consultatie van de markt over de hoofdkenmerken waaraan de veilingopzet moet voldoen heeft uitgewezen dat er geen sprake is van substantiële aggregatierisico’s is de primaire fase niet-combinatorisch. De deelnemers aan de veiling zijn dus zelf verantwoordelijk voor het zeker stellen van de door hen gewenste hoeveelheid frequenties en combinatie daarvan tussen de verschillende frequentiebanden.

Het veilingmodel heeft voor de primaire biedfase, zoals elke niet-combinatorische meerrondenveiling, een eenvoudige pay-as-bid-prijsregel; winnende partijen betalen voor hun winnende biedingen de prijs die ze zelf geboden hebben. Voor de secundaire biedfase, de toewijzingsbiedronde waarin partijen op de gewenste plek in de frequentieband bieden, wordt net als bij de vorige multibandveiling een tweedeprijsregel gehanteerd. Dit creëert in deze fase een prikkel om naar waardering te bieden, hetgeen bijdraagt aan een efficiënte allocatie.

De eenvoudige pay-as-bid-prijsregel biedt deelnemers maximale zekerheid, maar geeft deelnemers tegelijkertijd ook strategische prikkels, met name om hun vraag strategisch te verminderen om te profiteren van lagere prijzen, en kan daarmee de efficiëntie van de veiling verminderen (strategic demand reduction). Omdat de biedingen van andere deelnemers niet relevant zijn voor het bepalen van de prijs die je als deelnemer betaalt, levert het profijt op als de veiling zo snel mogelijk is afgelopen. Gezien de doelstellingen van een efficiënte verdeling en een realistische opbrengst moet dit risico zo laag mogelijk zijn. Het vaststellen van een adequate reserveprijs kan dit risico mitigeren zonder dat bovengenoemde voordelen (zekerheid en eenvoud) van een pay-as-bidprijsregel verloren gaan. Ook het verminderen van transparantie gedurende de veiling kan strategische prikkels verminderen. In zijn advies geeft DotEcon aan dat als er zorgen zijn over strategische prikkels, daar rekening mee gehouden zou kunnen worden in het veilingontwerp, zoals ten aanzien van het mededelen van informatie aan de deelnemers tijdens en na de veiling. Om die reden is er voor gekozen om het aantal deelnemers en de identiteit van de deelnemers niet bekend te maken voorafgaand en tijdens de veiling. Het staat een deelnemer overigens wel vrij om zélf kenbaar te maken dat hij mee gaat doen of meedoet aan de veiling. Wanneer een deelnemer hiervoor kiest, dient hij zijn deelname dan wel openbaar kenbaar te maken, bijvoorbeeld via een persbericht. Verder wordt tijdens de veiling minimale informatie gegeven aan de deelnemers over het biedverloop: na iedere biedronde wordt per vergunningcategorie medegedeeld wat de vraag was naar vergunningen in die vergunningcategorie. Na de veiling worden alle biedingen uit elke biedronde openbaar gemaakt. De biedingen van deelnemers aan de veiling die geen spectrum verworven hebben worden daarbij geanonimiseerd.

5.2 De werking van het model

De veiling bestaat uit twee fasen; de primaire fase en de toewijzingsfase. In de primaire fase wordt bepaald of en hoeveel frequentieruimte een deelnemer wint in elke band. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een simultane meerrondenklokveiling met voorlopig winnende biedingen. De specifieke frequentieruimte waarop een vergunning ziet wordt vervolgens in de toewijzingsbiedronde bepaald. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een combinatorisch tweede-prijs-gesloten-bodmodel. Aan deze toewijzingsbiedronde doen uitsluitend de deelnemers mee die in de primaire fase vergunningen hebben verworven. In de hiernavolgende paragrafen wordt specifieker op de primaire- en toewijzingsfase ingegaan.

5.2.1 Primaire fase van de veiling
Doel van de primaire biedronden

De primaire biedronden hebben tot doel om de vergunningen te verdelen onder de deelnemers van de veiling. In iedere ronde brengt een bieder één bod uit. Een bod wordt uitgedrukt in het aantal biedingen op de vergunningen K, L en M die hij voor de in die biedronde vastgestelde rondeprijzen wil verwerven (bijvoorbeeld 2 vergunningen K, 3 vergunningen L en 3 vergunningen M). Hierbij wordt op vergunningen K, L of M geboden, zonder dat bepaald is op welke specifieke frequentieruimte de vergunningen K, L of M betrekking hebben. Tijdens de primaire fase wordt na elke ronde bekend gemaakt uit hoeveel biedingen die biedringenrij per vergunningcategorie bestaat, hetgeen de totale vraag naar dat type vergunningen in die ronde weergeeft. De primaire biedronden gaan door totdat de totale vraag naar de vergunningen gelijk is aan of kleiner is dan het totale aanbod van vergunningen. De primaire fase van de veiling is pas afgelopen als alle drie de frequentiebanden niet meer schaars zijn en bieders niet meer in staat zijn om op nieuwe vergunningen te bieden, zie ook de toelichting verderop. Ook als in een biedronde voor een bepaalde band geen schaarste is, blijft het mogelijk om in de ronden daarna nieuwe biedingen op vergunningen in die band uit te brengen, omdat deelnemers veelal de mogelijkheid houden hun vraag tussen frequentiebanden te wisselen naarmate de prijs van een frequentieband hoger wordt.

Voorlopig winnende biedingen

In de primaire fase worden na afloop van elke biedronde door middel van loting de voorlopig winnende biedingen vastgesteld (artikel 18). Deze worden per vergunningcategorie aangemerkt door het elektronisch veilingsysteem, dat eerst door middel van loting de volgorde van de deelnemers bepaalt en vervolgens alle biedingen, gegroepeerd per deelnemer, op die volgorde in de biedingenrij plaatst. De eerst geplaatste zes biedingen voor de 700 MHz-band, acht biedingen voor de 1400 MHz-band, respectievelijk twaalf biedingen voor de 2100 MHz-band in de rij worden aangemerkt als voorlopig winnende biedingen. Als de vraag groter is dan het aanbod kan het zo zijn dat van de biedingen van deelnemers die aan het einde van de rij zijn geplaatst geen of slechts een deel als voorlopig winnende biedingen worden aangemerkt. Het aanwijzen van voorlopig winnende biedingen eindigt wanneer er evenveel voorlopig winnende biedingen zijn aangemerkt als er beschikbare vergunningen zijn.

Een vereenvoudigd voorbeeld kan dit verduidelijken. Het laat alleen het biedverloop in één vergunningcategorie zien en niet in de andere vergunningcategorieën die tegelijk worden geveild. Stel er zijn vijf deelnemers die interesse hebben in vergunningen in een categorie (in het voorbeeld band 1). In deze categorie zijn acht vergunningen beschikbaar en het biedverloop is als volgt:

Door deze manier van aanwijzen van voorlopig winnende biedingen kan het per vergunningcategorie slechts bij maximaal één deelnemer voorkomen dat maar een deel van zijn uitgebrachte biedingen wordt aangemerkt als voorlopig winnende bieding. In bovengenoemd voorbeeld gebeurt dat na afloop van ronden 1, 2, 3, 4 en 5. Zoals in het voorbeeld aangegeven, zijn de biedingen van deelnemer D na ronde 1 maar deels aangemerkt als voorlopig winnende bieding, hij heeft een voorlopig winnende bieding op één vergunning terwijl hij op drie vergunningen had geboden. Het kan ook gebeuren dat alle biedingen van een deelnemer worden uitgeloot. Dit gebeurt bijvoorbeeld in ronde 1, waarbij bieder E geen voorlopig winnende biedingen heeft.

Een deelnemer waarvan maar een deel van de biedingen als voorlopig winnende bieding(en) wordt aangemerkt, kan er in de volgende biedronde voor kiezen te bieden op a) hetzelfde aantal vergunningen als in de vorige ronde, b) een lager aantal vergunningen (maar bij een hogere rondeprijs minstens het aantal waarvoor hij voorlopig winnende biedingen heeft en bij een gelijke rondeprijs meer dan het aantal waarvoor hij voorlopig winnende biedingen heeft) of c) een hoger aantal (als zijn activiteitsniveau dit toestaat, zie de volgende paragraaf). Daarbij kan de rondeprijs verhoogd zijn. Dat is in het voorbeeld zichtbaar bij bieder D. Die bood in ronde 1 op 3 vergunningen, maar had na afloop van die ronde een voorlopig winnende bieding op één vergunning tegen een prijs van 5. In ronde 2 biedt bieder D net als in ronde 1 op drie vergunningen, nu tegen de rondeprijs van 7. Daarmee vervangt bieder D zijn eerdere voorlopig winnende bieding tegen de prijs van 5: alle voorlopig winnende biedingen van een deelnemer in een vergunningcategorie hebben dezelfde rondeprijs. Het aanwijzen van de voorlopig winnende biedingen werkt dan als volgt. De biedingen tegen de hogere prijs komen vooraan in de rij te staan. Als er door meerdere deelnemers nieuwe biedingen worden uitgebracht, wordt de volgorde waarop de bieders aan het begin van de rij worden geplaatst wederom door loting bepaald. Als er evenveel of meer biedingen tegen die hogere rondeprijs zijn uitgebracht dan er vergunningen in die categorie beschikbaar zijn, hebben alle voorlopig winnende biedingen een hogere rondeprijs. Als er in de biedronde minder biedingen worden uitgebracht tegen die hogere rondeprijs dan er vergunningen beschikbaar zijn dan blijven de voorlopig winnende biedingen van de vorige ronde deels staan (met uitzondering van de voorlopig winnende biedingen uit de vorige ronde die in deze ronde zijn verhoogd, zie artikel 18, vierde lid), de rij schuift als het ware op. Hetzelfde gebeurt ook als de rondeprijs niet verhoogd wordt en er nieuwe biedingen worden gedaan. De nieuwe biedingen komen altijd vooraan in de rij en bij meerdere deelnemers wordt de volgorde van deelnemers door loting bepaald. Dit gebeurt in het voorbeeld tussen ronde 5 en 6 waar de plaats in de rij van bieders E en C opnieuw wordt bepaald.

Als er in volgende ronden geen biedingen meer gedaan worden voor de geldende rondeprijs, dan kan het zijn dat een deelnemer aan het einde van de veiling een hogere basisprijs betaalt (artikel 20, derde lid) voor de verworven vergunningen dan andere deelnemers. In het voorbeeld gebeurt dit in ronde 8, waarbij deelnemer A twee vergunningen verwerft voor een hogere prijs dan de andere deelnemers, deelnemers E, C en D, met winnende biedingen. Hij kan de activiteitspunten behorende bij de uitgelote bieding verplaatst hebben naar een andere vergunningcategorie of een leeg bod hebben ingediend. Zie de hiernavolgende paragraaf over het activiteitsniveau en -punten.

Deelnemers kunnen er ook voor kiezen een pasmogelijkheid in te zetten. Daarbij wordt hun activiteitsniveau gehandhaafd zonder dat zij een bod hoeven in te dienen. Deelnemers kunnen dit bijvoorbeeld gebruiken als ze willen overstappen naar een andere frequentieband maar onvoldoende activiteitspunten daarvoor vrij hebben. Met een pasmogelijkheid kunnen ze een ronde afwachten om te kijken of hun voorlopig winnende bieding(en) overboden en uitgeloot wordt. Hieronder worden activiteitsniveau en -punten en de pasmogelijkheden verder toegelicht.

Activiteitsniveau en -punten

Iedere vergunning staat gelijk aan een aantal activiteitspunten: een vergunning K of M staat gelijk aan tien activiteitspunten en een vergunning L staat gelijk aan vijf activiteitspunten (artikel 2, tweede lid). Het activiteitsniveau is het totaal aantal activiteitspunten dat een deelnemer kan inzetten op een bepaald moment in de veiling.

Het maximale activiteitsniveau van een deelnemer kan nooit hoger zijn dan het aantal activiteitspunten dat hoort bij de hoeveelheid frequenties die hij in totaal kan verwerven onder de spectrumcap (zie hiervoor de Capregeling frequenties mobiele communicatie 2020 en de bijbehorende toelichting). Voorafgaand aan de veiling wordt daarom vastgesteld hoeveel verwervingsruimte de deelnemer heeft onder de capregeling, gelet op de hoeveelheid frequentieruimte waarvoor hij al vergunningen houdt. Hierbij wordt op grond van artikel 8, tweede lid, uitgegaan van de hoeveelheid frequentieruimte waarvoor de aanvrager en de met de aanvrager verbonden rechtspersonen in de zin van artikel 3 van de capregeling, op de datum van inwerkingtreding van de veilingregeling15 vergunningen houden. De deelnemer krijgt het daarmee overeenkomende aantal activiteitspunten toegekend op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel b als activiteitsniveau bij de start van de eerste biedronde: in die biedronde kan een deelnemer een bod uitbrengen dat ten hoogste overeenkomt met het vooraf toegekende aantal activiteitspunten. Het activiteitsniveau van een bod in een daarop volgende biedronde moet gelijk zijn aan of kleiner zijn dan het activiteitsniveau van het bod van de betreffende deelnemer in de vorige ronde (zie artikel 16, tweede lid). Als hij bijvoorbeeld in de eerste primaire biedronde een bod heeft gedaan ter grootte van 60 activiteitspunten, dan kan hij in de daaropvolgende ronde (in dit voorbeeld: de tweede primaire biedronde) een bod doen van maximaal 60 activiteitspunten.

Daarbij wordt rekening gehouden met de activiteitspunten die verbonden zijn aan zijn voorlopig winnende biedingen. Als die voorlopig winnende biedingen bijvoorbeeld 30 activiteitspunten betreffen dan kan hij zijn 30 resterende activiteitspunten in de volgende ronde inzetten en behoudt hij daarmee zijn totale activiteit van 60 punten. Hij kan echter ook besluiten om niet alle 30 resterende activiteitspunten opnieuw in te zetten, bijvoorbeeld als de prijzen hoger worden. Hierdoor zal de totale vraag naar spectrum van iedere deelnemer naarmate de veiling vordert en de prijs stijgt, geleidelijk afnemen. Als een bieder een voorlopig winnende bieding heeft, kan hij de bijbehorende activiteitspunten alleen inzetten om die voorlopig winnende bieding trachten te behouden of om het aantal biedingen op die vergunningscategorie met vrijgekomen activiteitspunten te verhogen, mits zijn totale bod uiteraard voldoet aan zijn activiteitsniveau. Een verhoging van de totale vraag naar vergunningen is niet mogelijk, waardoor het veilingproces inzichtelijk verloopt.

De software van het veilingsysteem controleert of een bod van een deelnemer voldoet aan het maximum aan activiteitspunten dat voor die deelnemer in die ronde geldt (artikel 16). De software staat het dus niet toe om een bod te doen dat het maximum aan activiteitspunten in die ronde voor die deelnemer te boven gaat. Zodra een deelnemer in de veiling voorlopig winnende biedingen heeft vervalt het bijbehorende activiteitsniveau bij deze biedingen in de volgende ronde niet. Een deelnemer is niet verplicht om in iedere primaire biedronde te blijven bieden. Hij mag op elk moment stoppen met bieden. Dit kan hij doen door een leeg bod in te dienen (indienen zonder iets in te vullen) of nul te bieden in de categorieën waarin hij geen voorlopig winnende biedingen heeft. Zijn voorlopig winnende biedingen (en het bijbehorende activiteitsniveau) vervallen daarbij niet, maar de deelnemer verliest hierdoor wel de rest van zijn activiteitsniveau. Zoals eerder toegelicht kan een deelnemer er ook voor kiezen om geen bod in te dienen. Als hij nog een pasmogelijkheid heeft, wordt deze automatisch ingezet en behoudt hij zijn activiteitsniveau. Heeft hij geen pasmogelijkheid meer dan vervalt in dit geval ook het activiteitsniveau dat niet gekoppeld is aan voorlopig winnende biedingen.

Pasmogelijkheden

Een bieder kan drie keer een pasmogelijkheid gebruiken. Als hij geen bod uitbrengt wordt automatisch een pasmogelijkheid ingezet en wordt zijn activiteitsniveau gehandhaafd. Hij kan in de volgende ronde weer meedoen. Deelnemer D die in het voorbeeld in de eerste primaire ronde op drie vergunningen biedt maar daarvan maar één vergunning voorlopig wint, kan er voor kiezen om in de tweede primaire ronde niet meteen weer op drie vergunningen voor een hogere prijs te bieden. Hij kan een pasmogelijkheid inzetten en behoudt daarmee voor de derde primaire ronde het activiteitsniveau van ronde 1 (een activiteitsniveau dat aan de drie vergunningen verbonden is). Dit kan hij doen omdat hij in een latere ronde toch liever op een of meer vergunningen in andere categorieën wil bieden, waarvoor hij zijn activiteitspunten dan kan inzetten. Om over te stappen naar een andere vergunningcategorie kan het nodig zijn om de activiteitspunten van zijn voorlopig winnende bieding in te zetten. Hij kan met een pasmogelijkheid dus een ronde afwachten om te kijken of zijn voorlopig winnende bieding op de vergunning vervalt. Het gebruiken van een pasmogelijkheid geeft echter geen garantie dat het volledige activiteitsniveau vrij komt om te verschuiven naar een andere categorie vergunningen. Als de deelnemer in de ronde toch zijn voorlopig winnende bieding(en) houdt dan kan hij in de volgende ronde ofwel zijn activiteitspunten gedeeltelijk verschuiven naar een andere band, ofwel zijn activiteitspunten in de volgende ronde niet inzetten en een lager activiteitsniveau voor de ronde daarna accepteren, ofwel zijn activiteitspunten toch weer in dezelfde vergunningcategorie inzetten. Als alle activiteitspunten van de deelnemer in een ronde verbonden zijn aan voorlopig winnende biedingen dan heeft deze deelnemer geen reden om een nieuw bod uit te brengen. In dat geval wordt er geen automatische pasmogelijkheid ingezet. Als een deelnemer door technische problemen in een ronde geen bod kan uitbrengen, wordt automatisch een pasmogelijkheid ingezet. Indien deze technische problemen aantoonbaar kunnen worden gemaakt, kan de minister besluiten om deze gebruikte pasmogelijkheid niet mee te rekenen (zie artikel 16, achtste lid en negende lid, dit wordt nader uitgelegd in hoofdstuk 5.4 Technische problemen en bijzondere omstandigheden). Ook als een bieder in de eerste biedronde door technische problemen geen bod uit kan brengen wordt een pasmogelijkheid ingezet. In artikel 16 wordt het inzetten van een pasmogelijkheid gekoppeld aan de hoogte van de activiteitspunten van de voorlopig winnende biedingen van een deelnemer. Deze activiteitspunten zijn nul als de bieder geen voorlopige winnende biedingen heeft, zoals bijvoorbeeld in de eerste biedronde het geval is. Ook dan geldt dat de activiteitspunten lager zijn dat het activiteitsniveau en wordt automatisch een pasmogelijkheid ingezet.

Rondeprijzen

Bij aanvang van de eerste primaire biedronde wordt gestart met een rondeprijs van € 75.180.000,– voor een vergunning K, € 5.030.000,– voor een vergunning L, en € 35.279.000,– voor een vergunning M (artikel 17, eerste lid). Deze minimumbedragen worden ook de ‘reserveprijzen’ genoemd. De motivering voor de reserveprijzen is toegelicht in hoofdstuk 4. Tijdens de primaire biedronden verhoogt de minister de prijs per vergunning voor een vergunningcategorie indien alle voorlopig winnende biedingen in die categorie dezelfde prijs hebben (zie artikel 17, derde lid). Dit gebeurt ook wanneer de vraag in de biedronde precies gelijk was aan het aantal beschikbare vergunningen. Dat kan namelijk betekenen dat de vergunningen in die categorie schaars zijn, maar het kan ook zijn dat deelnemers nog de mogelijkheid hebben om hun vraag uit te breiden door activiteitspunten te gebruiken die verbonden waren aan biedingen in andere categorieën. Als andere vergunningen nog wel schaars zijn wordt de rondeprijs voor een vergunningcategorie verhoogd ondanks dat de betreffende vergunningen op dat moment niet schaars zijn. Dit wordt toegelicht aan de hand van het eerder beschreven voorbeeld.

In het eerder beschreven voorbeeld zijn er na ronde 4 twee voorlopig winnende biedingen tegen een prijs van 9 (van bieder B) en nog zes voorlopig winnende biedingen uit ronde 3 tegen een prijs van 7 (van bieders A en C). Er zijn wijzigingen in de voorlopig winnende biedingen ten opzichte van ronde 3, maar in ronde 5 wordt de prijs niet verhoogd. Partijen worden met andere woorden eerst in staat gesteld voorlopig winnende biedingen met de prijs 7 te overtreffen. Dat gebeurt deels in ronde 5, waardoor bijna alle voorlopig winnende biedingen (die van bieders B en D) tegen een prijs per vergunning van 9 staan.

De verhoging kan per categorie van vergunningen verschillen. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat de prijs van de vergunningen K met 2% stijgt terwijl die van de vergunningen L met 5% stijgt. De maximale prijsstijgingen verschillen per band: de vergunningen K en M stijgen met maximaal 5%, de vergunningen L met maximaal 10%. De prijsverhogingen voor de eerste veilingdag worden bekendgemaakt in de brief waarmee aan de deelnemers wordt medegedeeld dat ze zijn toegelaten als deelnemer aan de veiling. Voorafgaand aan elke volgende veilingdag zal de veilingmeester de maximale prijsverhoging voor die dag bekend maken. Gelet op de mogelijkheid om in te kunnen spelen op actuele omstandigheden in het veilingverloop kunnen de prijsverhogingen voor die dag, als de veilingmeester dat nodig acht, naar beneden worden bijgesteld.

Einde van de primaire fase

De primaire biedfase eindigt als er in een biedronde geen pasmogelijkheid is ingezet en in alle drie categorieën K, L en M het aantal biedingen in de biedingenrij bedoeld in artikel 18 (bestaande uit nieuwe biedingen plus niet-verhoogde voorlopig winnende biedingen uit vorige ronden), kleiner of gelijk is aan het aantal beschikbare vergunningen in de betreffende categorie. Met andere woorden: de primaire biedfase eindigt als er in geen van de categorieën meer schaarste is. Tegen het einde van de veiling kunnen automatisch pasmogelijkheden worden ingezet als deelnemers niet (meer) willen bieden maar ook (nog) geen leeg biedformulier indienen om hun laatste activiteitspunten die niet gebonden zijn aan voorlopig winnende biedingen kwijt te raken. Dit kan ertoe leiden dat deelnemers na afloop van een biedronde de mededeling krijgen dat er in geen enkele band schaarste is maar dat er desondanks nog een nieuwe ronde volgt. De voorlopig winnende biedingen in de laatste primaire ronde worden aangemerkt als de winnende biedingen voor die vergunningen.

5.2.2 Toewijzingsbiedronde
Doel van de toewijzingsbiedronde

Deze ronde bepaalt hoe het in de primaire fase verdeelde spectrum in de verschillende frequentiebanden ingedeeld wordt. Na de primaire fase zijn de winnaars namelijk al wel bekend, maar zij weten uitsluitend hoeveel vergunningen K, L of M zij zelf hebben gewonnen en nog niet op welke plek in de band die vergunningen terecht gaan komen. Vast staat dat dit per frequentieband aaneengesloten spectrum is en dat eventueel onverkochte vergunningen ook als aaneengesloten spectrum overblijven. Alleen deelnemers die in de primaire fase een winnende bieding hebben uitgebracht, kunnen deelnemen aan de toewijzingsbiedronde.

Verloop van de toewijzingsbiedronde

De toewijzingsbiedronde bestaat uit één biedronde waarin simultaan geboden kan worden op (combinaties van) vergunningen K en L en M.Deelnemers hebben de mogelijkheid om op combinaties van deze vergunningen te bieden om zo in staat te zijn mogelijke storingsproblematiek te minimaliseren.Deze storingsproblematiek bestaat uit het risico op interferentie in gebruikersapparaten door ongewenste harmonische signalen in het geval dat bepaalde frequenties in de 700 MHz-band tegelijkertijd met bepaalde frequenties in de 1400 MHz- of 2100 MHz-band worden gebruikt16. Voor aanvang van de toewijzingsbiedronde stelt de minister voor iedere deelnemer een lijst op van de biedopties die hij per combinatie van vergunningen (K, L en M tezamen) in de toewijzingsbiedronde heeft (artikel 23). Aan de hand van deze lijst kan iedere deelnemer zien voor welke specifieke frequentieruimte hem vergunningen verleend zouden kunnen worden. Een deelnemer in de toewijzingsbiedronde kan uitsluitend een bieding uitbrengen op een biedoptie die op deze lijst staat.

Als een deelnemer geen voorkeur heeft voor een specifieke plek in het spectrum kan hij ingevolge artikel 23, vierde en vijfde lid, een bod uitbrengen van nul euro of afzien van het uitbrengen van een bieding, hetgeen daarmee gelijk staat. De toewijzingsbiedronde eindigt als elke deelnemer een bod heeft uitgebracht in het elektronisch veilingsysteem (bestaande uit de prijs die hij bereid is te betalen voor elk van de daar gepresenteerde alternatieve combinaties) óf als de duur van de biedronde is verstreken.

Vaststellen van de finale combinatie van winnende biedingen

Uit de in de toewijzingsbiedronde uitgebrachte biedingen op combinaties van plaatsen in de respectievelijke frequentiebanden wordt de combinatie die leidt tot de hoogste opbrengst aangewezen als finale combinatie van winnende biedingen. De vergunningen worden overeenkomstig deze bandindelingen verleend aan de winnende deelnemers.

5.2.3 Vaststellen van de extra prijs en van de totaalprijs

Na de toewijzingsbiedronde wordt op grond van artikel 25 bepaald welke prijs de deelnemers met een winnende bieding moeten betalen. Deze prijs bestaat uit de op grond van artikel 20, derde lid, vastgestelde basisprijs (de rondeprijs waartegen de winnende biedingen werden uitgebracht in de primaire fase) plus een extra prijs die de winnende deelnemer moet betalen voor zijn winnende biedingen uit de toewijzingsbiedronde. Deze extra prijs wordt gebaseerd op de zogenoemde ‘tweede-prijs-regel’, die is uitgewerkt in bijlage III bij de regeling.

5.3 Einde van de veiling

Nadat de extra prijzen en de totaalprijzen bepaald zijn, deelt de minister de deelnemers zo spoedig mogelijk mee dat de veiling is afgelopen, wie de winnende deelnemers zijn, welke vergunningen zij hebben gewonnen en de totaalprijzen die op grond van artikel 25, derde lid, zijn vastgesteld, waarbij tevens een overzicht van de basisprijzen en extra prijzen wordt verstrekt (artikel 26). Binnen een week na het einde van de veiling worden alle biedingen uit alle primaire ronden en de toewijzingsbiedronde van de deelnemers gepubliceerd, waarbij de identiteit van de niet-winnende deelnemers geanonimiseerd wordt. Na afloop van de veiling gaat de minister op basis van artikel 27 over tot verlening van de vergunningen. De totaalprijzen moeten binnen twee weken na vergunningverlening zijn betaald, of, als de deelnemer daar bij het indienen van zijn aanvraag om heeft verzocht, in twee gelijke delen: het eerst binnen twee weken na vergunningverlening, het tweede binnen een jaar. In dat geval wordt voor het uitgestelde bedrag (de tweede termijn) de wettelijke rente in rekening gebracht.

5.4 Technische problemen en bijzondere omstandigheden

Als een deelnemer door een technisch probleem of bijzondere omstandigheid niet in staat is om in een biedronde een bod uit te brengen met het elektronische veilingsysteem, moet hij dit direct, maar uiterlijk binnen 10 minuten na het einde van die biedronde, telefonisch melden aan de minister.

Hierbij wordt met name gedacht aan een overmachtsituatie, zoals de situatie dat de computer of internetverbinding van een deelnemer niet of onvoldoende functioneert. In een primaire biedronde wordt in de betreffende biedronde automatisch een pasmogelijkheid ingezet als de deelnemer daar nog de beschikking over heeft. De minister kan vervolgens de veiling opschorten. Deelnemers wordt geadviseerd zelf maatregelen te nemen om vertraging te voorkomen door ervoor te zorgen dat ze de beschikking hebben over een reservecomputer en -internetverbinding die direct inzetbaar is. In geval een deelnemer geen verbinding meer kan maken met de veilingsoftware, kan de minister van de deelnemer verlangen dat hij zijn biedingen uitbrengt door middel van een door de minister ter beschikking te stellen computer op een door de minister ter beschikking te stellen locatie. Dit om verdere vertraging van de veiling te voorkomen. Indien er ten gevolge van technische problemen een pasmogelijkheid is gebruikt, kan de minister besluiten om deze niet mee te rekenen voor het totaal aantal in te zetten pasmogelijkheden (artikel 16, negende lid). In geval van bijzondere omstandigheden kan de minister communicatie per telefoon toestaan bijvoorbeeld indien niet via een digitaal kanaal kan worden gecommuniceerd.

5.5 Vereiste aan biedingen

Een ongeldige bieding kan ingevolge artikel 14, eerste lid, geen deel uitmaken van de voorlopig winnende biedingen en de finale combinatie van winnende biedingen. Daarmee wordt bereikt dat ongeldige biedingen de facto ‘buiten de veiling’ blijven. In artikel 14, tweede lid, onderdeel a, is bepaald dat een bieding moet worden uitgebracht en bevestigd door middel van het elektronisch veilingsysteem. Alleen in de aanvraag genoemde en bevoegde personen krijgen toegang krijgen tot dat elektronisch veilingsysteem. Dit heeft als doel dat ook in juridische zin verifieerbaar is en onweerlegbaar kan worden vastgesteld dat die specifieke bieder het betreffende bod heeft uitgebracht.

Mocht een deelnemer abusievelijk een ‘ongeldige bieding’ invullen, dan wordt hij gewaarschuwd door het elektronisch veilingsysteem. Er verschijnt op het scherm van die deelnemer een bericht waarin wordt vermeld wat er mis is met de bieding die hij heeft opgesteld, zodat de deelnemer de gelegenheid krijgt om zijn bieding te herstellen en een geldige bieding in te dienen.

5.6 Ordelijk verloop van de veiling

Voor het ordelijk verloop van de veiling is het van het grootste belang dat de deelnemers ongestoord voor zichzelf kunnen bepalen wat de waarde is die zij aan het geveilde spectrum toekennen. De prijsvorming en verdeling van spectrum mag niet worden verstoord door deelnemers die tijdens de veiling met elkaar overleg voeren (collusie) of elkaar anderszins beïnvloeden. De regels waaraan aanvragers en deelnemers op dit punt worden gehouden zijn vastgelegd in artikel 11.

De status ‘aanvrager’ ontstaat als een partij een aanvraag indient, de status ‘deelnemer’ op het moment dat hij is toegelaten tot de veiling. Voorafgaand aan indiening van de aanvraag zijn partijen formeel nog niet gebonden aan artikel 11 van de veilingregeling. Wel geldt voor hen het algemene mededingingsrecht.

Het eerste lid van artikel 11 verbiedt aanvragers en deelnemers, waaronder degenen die hen ten behoeve van de veiling bijstaan en met de aanvrager of deelnemer verbonden rechtspersonen in de zin van artikel 3 van de capregeling, zich zodanig te gedragen of afspraken te maken die afbreuk doen of kunnen doen aan een goed verloop van de veiling, inclusief de mededinging in de veilingprocedure. Zo zal een aanvrager of deelnemer zich moeten onthouden van het doen van mededelingen over aangelegenheden die andere (potentiële) deelnemers aanknopingspunten kunnen bieden voor het aanpassen van hun eigen gedrag voorafgaand en gedurende de veiling. In het tweede lid van artikel 11 wordt de informatie benoemd die voorafgaand aan en gedurende de veiling vertrouwelijk moet blijven: het gaat om informatie over de strategie, het budget, de gewenste of verkregen hoeveelheid, soort of combinatie van vergunningen en informatie over de verwachte, gewenste of te betalen prijzen in de veiling. Dergelijke communicatie over de veiling voorafgaand en gedurende de veiling door aanvragers of deelnemers, via de media, onderling of anderszins, is dus uit den boze. Dit kan leiden tot een bestuurlijke boete van € 900.000 en/of een last onder dwangsom, maar ook tot uitsluiting van (verdere) deelname aan de veiling.

Dit geldt in beginsel ook voor (potentiële) aanvragers of deelnemers die een aandelenbelang in elkaar houden (maar die niet als verbonden rechtspersonen als bedoeld in artikel 3 van de Capregeling worden gezien, als gevolg waarvan zij in beginsel wel los van elkaar aan de veiling kunnen deelnemen). Wanneer een aanvrager of deelnemer op grond van bijvoorbeeld de statuten, aandeelhoudersovereenkomsten, directiereglementen, wetgeving van andere EU-lidstaten of anderszins verplicht is deze informatie met haar aandeelhouders te delen dan zal het delen van dergelijke informatie niet leiden tot uitsluiting van de aanvrager die deze informatie met zijn aandeelhouders heeft moeten delen.17 De aanvrager of deelnemer die dergelijke informatie met zijn aandeelhouders moet delen, dient er daarbij zorg voor te dragen dat de aandeelhouders vertrouwelijk met deze informatie omgaan en niet verder wordt verspreid. De consequentie van het delen van informatie ter nakoming van een dergelijke verplichting kan zijn dat de aandeelhouder waarmee deze informatie is gedeeld kan worden uitgesloten van deelname of verdere deelname aan de veiling, indien deze tevens zelf aanvrager of deelnemer is (artikel 11, vijfde lid, tweede volzin). Hoewel deze aandeelhouder legitieme belangen kan hebben om zelfstandig deel te willen nemen aan de veiling weegt het belang van een eerlijk en ordelijk verloop van de veiling zeer zwaar. Als de gedeelde informatie de aandeelhouder als deelnemer in een ongelijke positie zou plaatsen ten opzichte van de andere deelnemers, en deze situatie daarmee in de weg staat aan een eerlijk en ordelijk verloop van de veiling, zal de aandeelhouder dan ook moeten worden uitgesloten van (verdere) deelname. Dit is noodzakelijk voor het kunnen waarborgen van een eerlijk en ordelijk verloop van de veiling. Om hier op toe te zien wordt aanvragers in het aanvraagformulier gevraagd te melden of zij de in artikel 11, tweede lid, genoemde informatie met aandeelhouders hebben gedeeld, en zo ja met wie. Dit wordt indien nodig gecontroleerd, bijvoorbeeld aan de hand van verslagen van aandeelhoudersvergaderingen.

Het staat aanvragers en deelnemers vrij om zelf bekend te maken dat zij (willen) deelnemen aan de veiling. Artikel 11 staat er dan ook niet aan in de weg om als (potentiële) deelnemer in voorkomend geval gedurende de aanvraag- of veilingprocedure, een rechtszaak met betrekking tot die procedure aanhangig te maken. Ook reguliere overleggen tussen aanbieders die betrekking hebben op andere onderwerpen, bijvoorbeeld met betrekking tot het maken van procedureafspraken over de plaatsing van vergunningvrije antennes of medegebruik, mogen gewoon plaatsvinden, mits daarbij uiteraard niet de onderwerpen genoemd in artikel 11, tweede lid, worden besproken. Aanvragers en deelnemers mogen ook communiceren over hun ambities met betrekking tot de uitrol van 5G, als daarbij maar geen specifieke informatie wordt geuit met betrekking tot de onderwerpen vermeld in artikel 11, tweede lid. Het al dan niet bekendmaken van de deelname aan de veiling is dus aan de aanvrager of deelnemer zelf, maar daarbij is het niet toegestaan om dit slechts aan één of een deel van de aanvragers of deelnemers bekend te maken: dat zou afbreuk kunnen doen aan een goed verloop van de veiling, en is aldus verboden op grond van het derde lid van artikel 11. Als een aanvrager of deelnemer er voor kiest om zijn deelname niet geheim te houden zal hij dit dus openbaar moeten aankondigen, bijvoorbeeld via een persbericht.

Door de minister zal het totaal aantal deelnemers en de identiteit van de winnende deelnemers pas na afloop van de veiling bekend worden gemaakt (artikel 26).

Indien een deelnemer handelt in strijd met artikel 11, eerste, tweede of derde lid, kan de minister op grond van het vijfde lid van dat artikel besluiten de betreffende deelnemer uit te sluiten van verdere deelname en/of kan hij dan een bestuurlijke boete of last onder dwangsom opleggen (om herhaling te voorkomen). Afhankelijk van de omstandigheden van het geval zal in zo’n situatie bepaald worden wat een passende interventie is. Op grond van artikel 11, vierde lid, kan de minister de veiling in zo’n situatie tijdelijk stilleggen, onder meer om nader onderzoek te doen. Tevens kan hij op grond van artikel 11, zesde lid, besluiten de uitkomst van een of meer biedingen of biedronden ongeldig te verklaren, of besluiten dat een of meer biedronden opnieuw moeten worden gehouden. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn omdat de ontwikkeling van de prijzen voor de verschillende vergunningen anders zou zijn geweest indien de deelnemer die heeft gehandeld in strijd met artikel 11 niet zou hebben deelgenomen aan de betreffende biedronden.

De veiling vindt in beginsel ononderbroken plaats. Slechts in de situaties zoals bedoeld in de artikelen 11 en 13 kan de minister de veiling opschorten. Op basis van artikel 11, vierde lid, kan de minister zoals gezegd deze bevoegdheid toepassen in het geval er naar zijn oordeel sprake is van gedragingen in strijd met het eerste, tweede of derde lid van artikel 11. Verder kan de minister de veiling op grond van artikel 13, eerste lid, opschorten als de veiling naar het oordeel van de minister tijdelijk geen doorgang kan vinden omdat zich bijzondere omstandigheden voordoen buiten de beïnvloedingssfeer van de minister of de deelnemers. Op grond van het derde lid kan de minister indien nodig ook besluiten een of meer biedrondes opnieuw te houden. Dan kan het voor een eerlijk en efficiënt verloop van de veiling nodig zijn om een of meerdere biedronden opnieuw te doen. De ontwikkeling van de prijs van de verschillende categorieën van vergunningen kan immers anders verlopen als er een deelnemer wegvalt. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de situatie bedoeld in het vierde lid, waarin een aanvrager na afloop van het besluit over toelating in een situatie terecht komt waarin hij niet langer voldoet aan de eisen die op basis van artikel 7 aan hem worden gesteld. Dit kan onder meer het geval zijn indien een aanvrager na toelating tot de veiling surseance van betaling aanvraagt of hij in staat van faillissement of liquidatie komt te verkeren. In dat geval kan deze aanvrager worden uitgesloten van (verdere) deelname aan de veiling.

Per aanvrager mag slechts één aanvraag worden gedaan. Voor de vaststelling of twee of meer aanvragers als één aanvrager worden aangemerkt wordt verwezen naar artikel 3 van de capregeling. Wanneer twee aanvragers na indiening van hun aanvraag, bijvoorbeeld door een fusie of overname, vanaf dat moment worden aangemerkt als één rechtspersoon, kunnen zij zelf een aanvraag intrekken. Doen zij dit niet, dan is de minister bevoegd op grond van artikel 13, vierde lid, om beide aanvragers uit te sluiten van (verdere) deelname aan de veiling: in een dergelijke situatie is immers in strijd met artikel 4, eerste lid.

In deze situaties kan het voor het efficiënt verloop van de veiling nodig zijn om de veiling tijdelijk op te schorten. Bijvoorbeeld totdat er meer duidelijkheid is omtrent de financiële positie van een deelnemer of de aangekondigde overname. Het onverkort doorgaan met de veiling zou bijvoorbeeld tot gevolg kunnen hebben dat een deelnemer vergunningen verwerft terwijl hij deze niet kan betalen (in geval van faillissement of surseance van betaling). Dat zou kunnen leiden tot het onverdeeld blijven van vergunningen.

6. Consultatie

Van 5 december 2019 tot en met 15 januari 2020 vond er een internetconsultatie plaats van alle ontwerpbesluiten en -regelingen voor de multibandveiling (700, 1400 en 2100 MHz). De concepten van het bekendmakingsbesluit, de veilingregeling, de capregeling en de te veilen vergunningen werden ter inzage gelegd. Met betrekking tot het ontwerpbekendmakingsbesluit en de ontwerpvergunningen werd hiermee invulling gegeven aan de terinzagelegging ten behoeve van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit de Algemene wet bestuursrecht. Op de consultatie kwamen 993 reacties online binnen via de website https://www.internetconsultatie.nl/multibandveiling, waarvan 789 reacties openbaar beschikbaar zijn gesteld door de respondent. Daarnaast is een beperkt aantal reacties op andere wijze binnengekomen. De reacties die ontvangen zijn over de dekkings- en snelheidsverplichting, reserveprijzen en het veilingmodel zijn ook door de betreffende externe adviseurs in beraad genomen. Waar de consultatiereacties hebben geleid tot aanpassing van het externe advies is dat in het finale rapport aangepast. Daarnaast heeft dit tot enkele aanpassingen in de desbetreffende hoofdstukken van deze toelichting dan wel van de toelichting op de te veilen vergunningen geleid.

In deze paragraaf worden de reacties ten aanzien van de veilingregeling besproken. De consultatiereacties zijn gegroepeerd in een aantal onderwerpen, te weten algemeen beleid, veiling, vergunningen, andere bestemmingen van frequenties, straling en gezondheid en overige consultatiereacties. Reacties die dermate onbepaald zijn worden niet besproken in deze consultatieparagraaf. Zienswijzen met betrekking tot de conceptvergunningen, waaronder de dekkings- en snelheidsverplichting, worden besproken in de consultatieparagraaf in de toelichting op de vergunningen.

Algemeen beleid

In een van de zienswijzen werd gevraagd door welke wet deze veiling mogelijk is, en waarom er geen referendum onder het volk over dit onderwerp is gehouden. Voor het verdelen van vergunningen is geen referendum voorgeschreven, maar de wet voorziet wel in een inspraakprocedure: de uniforme openbare voorbereidingsprocedure zoals omschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 3.10 van de Telecommunicatiewet bepaalt dat de vergunningen waar het hier om gaat worden verdeeld met gebruikmaking van een van de in het eerste lid opgesomde procedures. Het besluit waarin staat voor welke verdeelprocedure wordt gekozen, in dit geval via een veiling, moet volgens het derde lid worden voorbereid met een uniforme openbare voorbereidingsprocedure, en de Eerste en Tweede Kamer moeten in kennis worden gesteld van het ontwerp van het besluit. Deze procedures zijn gevolgd.

In de consultatie werd meer motivering gevraagd over de gestelde schaarste. Hoofdstuk 3 van de toelichting en de toelichting op het Bekendmakingsbesluit zijn op dit punt aangevuld. Daarnaast werd betoogd dat het ontbreken van een schaarstebepaling aan de hand van ontvangen aanvragen een omissie is in het veilingontwerp. Het is bij een veiling echter niet voorgeschreven dat de schaarste apart moet worden vastgesteld aan de hand van ontvangen aanvragen. Het in de consultatie genoemde artikel 16 van het Frequentiebesluit 2013, waarin aan de hand van de ontvangen aanvragen wordt beoordeeld of er meer vraag dan aanbod is, is alleen van toepassing op de verdeelprocedure ‘verdeling op afroep’. Op een veiling als onderhavige is die bepaling niet van toepassing, en is het voldoende als er niet ‘redelijkerwijs te verwachten is’ dat er schaarste is (artikel 3.10, tweede lid, Telecommunicatiewet).

Er werd gevraagd naar de toepasselijkheid van de caps op de 3,5 GHz-band. Dat het advies van ACM wordt overgenomen is besproken in de Nota Mobiele Communicatie. Dit geldt voor de frequenties van de multibandveiling maar ook voor de 3,5 GHz veiling.

Voor zover respondenten wensen dat de veiling later dan gepland plaatsvindt, wordt opgemerkt dat Europese besluiten voorschrijven dat de 700 MHz-band op 30 juni 2020 dient te zijn uitgegeven.

Veiling
Primaire ronde

Naar aanleiding van de consultatiereacties zijn er wijzigingen doorgevoerd in de primaire ronde van de veiling en in hoofdstuk 5 van de toelichting. De reacties worden hieronder besproken.

De wijzigingen aan de primaire ronde betreffen voornamelijk het informatieregime en het bepalen van de voorlopig winnende biedingen. Respondenten hebben bezwaren geuit tegen het voorgestelde informatieregime tijdens de veiling, waarbij na afloop van een biedronde per band slechts bekend werd gemaakt of er die ronde overvraag was geweest, maar niet de omvang van die overvraag (de geaggregeerde vraag). Door respondenten wordt betoogd dat inzicht in de vraagontwikkeling als gevolg van de oplopende prijs noodzakelijke informatie is voor het maken van de juiste biedingen. Keuzes rondom het verplaatsen van activiteitspunten tussen banden kunnen namelijk alleen gemaakt worden als een deelnemer aan de veiling een inschatting kan maken over hoe de vraag zich ontwikkelt en of de veiling al bijna ten einde loopt. Als die informatie niet gedeeld wordt ondermijnt dit een efficiënte verdeling van spectrum omdat deelnemers bepaalde keuzes misschien niet durven te maken. Respondenten betogen daarbij dat het risico op strategic demand reduction al afdoende wordt afgedekt door het stellen van hoge reserverpijzen, conform het advies van veilingexpert DotEcon (en bevestigd door Peter Cramton). Als laatste geven respondenten aan dat het internationaal gezien zeer ongewoon is om de geaggregeerde vraag per ronde niet bekend te maken.

Het informatieregime is hierop aangepast, zodat na elke biedronde de geaggregeerde vraag per band bekend wordt gemaakt. Het ministerie en de externe adviseurs kunnen zich vinden in de argumenten dat informatie over de geaggregeerde vraag de veiling efficiënter zal doen verlopen. Echter dat bij frequentieveilingen in het buitenland andere, transparantere informatieregimes worden gehanteerd is niet relevant voor het bepalen van het informatieregime in Nederland. De specifieke omstandigheden en doelstellingen vergen immers maatwerk bij elke frequentieveiling.

Respondenten vinden het verder noodzakelijk dat, gezien de veilingdoelstelling van realistische kansen voor alle deelnemers, alle deelnemers aan de veiling vooraf bekend gemaakt moet worden. Dit verzoek wordt niet ingewilligd. Het is namelijk niet noodzakelijk voor de deelnemers om deze kennis te hebben voor een efficiënt verloop van de veiling. Een deelnemer aan de veiling heeft zelf de keuze of hij deelname openbaar bekend wil maken of niet.

Een ander verzoek van respondenten was om het vaststellen van de voorlopig winnende biedingen niet per bieding te bepalen maar per bieder.

Als de informatie over geaggregeerde vraag per band per ronde bekend gemaakt wordt, adviseert DotEcon om de wijze van vaststellen van voorlopig winnende biedingen te passen om een te grote informatieasymmetrie tussen bieders te voorkomen. Nu er voor is gekozen om het informatieregime tijdens de veiling aan te passen en de geaggregeerde vraag bekend te maken worden conform het advies van DotEcon de biedingen per bieder geloot bij het vaststellen van de voorlopig winnende biedingen.

Een aantal respondenten vraagt verder om meer duidelijkheid over de te hanteren prijsverhogingen, ofwel de incrementen. De verzoeken variëren tussen het volledig bekendmaken van deze incrementen, het vastleggen van maxima in de veilingregeling en het bekendmaken van de uitgangspunten die gehanteerd worden. Ook vragen meerdere respondenten om kleine prijsverhogingen te hanteren gedurende de veiling.

De exacte prijsverhogingen worden niet vooraf voor de hele veiling bekend gemaakt omdat deze mede bepaald worden door het veilingverloop. De veilingmeester moet de mogelijkheid hebben om te reageren op actuele omstandigheden. Om tegemoet te komen aan de wens voor meer transparantie over de prijsverhogingen is de toelichting op dit punt aangevuld (paragraaf 5.2.1, Rondeprijzen).

Verder is verzocht om bekend te maken wanneer gebruik is gemaakt van een pasmogelijkheid. Deze informatie zou nodig zijn om de vraagontwikkeling in de veiling transparanter te maken.

Er kleven echter meer nadelen dan voordelen aan het bekendmaken van het gebruik van pasmogelijkheden. Als het gebruik van pasmogelijkheden bekendgemaakt wordt dan stijgt het risico dat pasmogelijkheden als signaal worden ingezet. Bovendien valt uit het gebruik van een pasmogelijkheid niet af te leiden om welke reden een pasmogelijkheid is ingezet: dit kan zijn omdat een deelnemer een ronde wil overslaan om te kijken of hij wordt overboden, maar het kan ook zijn omdat een deelnemer aan de veiling technische problemen ondervindt. Dit verzoek wordt dan ook niet ingewilligd. Zowel DotEcon als professor Cramton onderschrijven deze argumenten in hun beoordeling van de consultatiereacties op dit punt.

In het verlengde hiervan vragen respondenten om de mogelijkheid om een biedronde te verlengen in het geval van technische problemen.

Pasmogelijkheden bieden echter ook al bescherming tegen technische problemen en zorgen ervoor dat een veiling volgens planning doorloopt. Dit is, bij het gekozen veilingmodel, wenselijker dan het verlengen van biedronden. Het verlengen van biedronden wordt dus niet mogelijk gemaakt. Deze overwegingen worden onderschreven door zowel DotEcon als professor Cramton in hun beoordeling van de consultatiereacties op dit punt.

Verder verzoekt een respondent om na afloop van de primaire ronde de basisprijzen voor de vergunningen voor alle winnende biedingen gelijk te zetten.

In het veilingmodel is het mogelijk dat in een vergunningcategorie deelnemers verschillende basisprijzen betalen voor de vergunningen. De mogelijkheid dat er verschillende basisprijzen resulteren is het gevolg van de keuze voor een pay-as-bid prijsregel. Een dergelijke regel draagt bij aan de veilingdoelstellingen van eenvoud en transparantie. Wanneer de prijzen aan het eind van de veiling gelijk getrokken zouden worden kunnen bieders die bij de laatste ronde niet meer geboden hebben omdat de prijs te hoog werd achteraf toch nog een laatste bieding hebben willen doen omdat de hogere prijs niet betaald hoeft te worden. Dit schept onnodige onduidelijkheid. en onzekerheid. Bovendien is het prijsverschil met maximaal één prijsincrement beperkt. Dit verzoek wordt dan ook niet ingewilligd. Deze overwegingen worden onderschreven door zowel DotEcon als professor Cramton in hun beoordeling van de consultatiereacties op dit punt.

Toewijzingsbiedronde

Naar aanleiding van de consultatiereacties zijn er wijzigingen doorgevoerd in de toewijzingsbiedronde van de veiling en in hoofdstuk 5 van de toelichting.

De reacties op de samenhang van de frequentiebanden waren niet eenduidig. Respondenten beargumenteren enerzijds dat er geen samenhang tussen de banden bestaat en anderzijds dat de samenhang zoals beschreven onvolledig is. Het ministerie is, na overleg met externe adviseurs, tot de conclusie gekomen dat één gecombineerde toewijzingsbiedronde voor de 700, 1400 en 2100 MHz de beste keuze is. Bij een gecombineerde toewijzingsbiedronde kunnen deelnemers mogelijke storingsproblematiek minimaliseren door dit in hun bod op de verschillende combinaties van de drie banden tot uiting te brengen. Dit verkleint het risico op een inefficiënte indeling van vergunninghouders in de verschillende frequentiebanden. Voor de deelnemers die geen storingsproblematiek voorzien levert dit geen nadelen op.

Eén respondent beargumenteert juist dat bij een gecombineerde toewijzingsbiedronde partijen die enkel vergunningen hebben verworven in één frequentieband nadeel kunnen ondervinden. Een partij zou voor een voorkeursplek in die band namelijk moeten opbieden tegen partijen die bieden voor voorkeursplekken in meerdere banden. Dit is correct, het is alleen onjuist om te beweren dat dit een nadeel voor de partij oplevert. Het is evengoed voorstelbaar dat een bieder, die slechts in één band vergunningen verwerft, in de toewijzingsbiedronde een sterkere voorkeurspositie heeft binnen die band waardoor hij ten opzichte van andere bieders, waarvan de voorkeurspositie mogelijk afhangt van de relatie tot de positie in andere banden, juist een voordeel heeft.

In artikel 23, tweede lid, was beschreven dat eventueel onverkochte kavels aaneengesloten aan de boven- of onderkant van de frequentieband over moesten blijven. In reactie op de consultatie werd echter betoogd dat onverkochte kavels ook (aaneengesloten) in het midden van een frequentieband terecht moeten kunnen komen. Dit geeft de winnaars meer mogelijke voorkeursposities en kansen om daarop terecht te komen en daarnaast geeft dit bij een latere verdeling van de onverkochte kavels meer partijen de mogelijkheid aaneengesloten spectrum te verkrijgen. Deze zienswijze gaf aanleiding om de toewijzingsbiedronde op dit punt aan te passen. Artikel 23 tweede lid is nu zo aangepast dat de onverkochte kavels (aaneengesloten) op een willekeurige plek van een frequentieband kunnen zitten.

Reserveprijzen

De ontvangen consultatiereacties met betrekking tot de reserveprijzen resulteerden niet in aanpassing van de hoogte van de reserveprijzen. Wel is hoofdstuk 4 van de toelichting naar aanleiding hiervan op enkele punten uitgebreid.

Respondenten hebben aangeven dat de reserveprijzen dicht tegen de marktwaarde aan liggen en daarom te hoog zijn. Hierdoor zou er straks minder ruimte resteren om te investeren in de 5G-netwerken. Daarnaast is er gevraagd waarom niet dezelfde methode wordt gehanteerd voor het vaststellen van de reserveprijzen van de Multibandveiling van 2012. De reserveprijs wordt naar aanleiding van deze reacties niet naar beneden bijgesteld. De marktomstandigheden zijn sinds de veiling van 2012 dusdanig gewijzigd dat de kans op een lager aantal serieuze bieders reëel is. Een goede reserveprijs verkleint in die situatie de kans en prikkel voor bieders om strategisch te bieden om zodoende de prijs laag te houden, en voorkomt dat de vergunningen voor een niet te verantwoorden bedrag verleend worden. Over de stelling dat veilingbedragen ten koste zouden gaan van de investeringen is in de Nota Mobiele Communicatie reeds het volgende opgemerkt. Een veiling bewerkstelligt dat vergunningen terecht komen bij de marktpartijen die uiteindelijk de meeste waarde weten te realiseren met deze commercieel te benutten frequentieruimte. Daarmee bevordert de veiling de mededinging, door daarbij een realistische opbrengst na te streven. Hoewel er veelal wordt gesteld dat een frequentieveiling leidt tot verminderde investeringen of hogere prijzen voor consumenten blijkt uit diverse onderzoeken dat dit niet het geval is.

Respondenten hebben verder vragen bij de gehanteerde methodes, benchmarkmethode, kostenreductiemethode en de DCF-methode. In de reacties is gesteld dat het onduidelijk is welke veilingen van welke landen zijn meegenomen in de benchmark. Respondenten zijn bezorgd dat er mogelijk veilingen mee zijn genomen die onterecht tot hoge reserveprijzen leiden. Verder wordt er door een aantal respondenten betoogd dat Deloitte niet naar de marginale waarde van het spectrum gekeken heeft. Hierdoor valt volgens hen de reserveprijs ook te hoog uit. Als laatste wordt opgemerkt dat de aannames die Deloitte stelt niet te controleren zijn en dat wellicht onrealistische aannames gedaan zijn. Naar aanleiding van deze opmerkingen is hoofdstuk 4 van de toelichting uitgebreid.

Praktische zaken

In artikel 10 wordt bepaald welke informatie de minister voorafgaand aan de veiling aan de deelnemers meedeelt en wanneer. Voor een deel van deze informatie wordt de termijn van uiterlijk twee weken voor aanvang te kort geacht voor een gedegen voorbereiding. Er wordt verzocht de informatie onder lid a t/m c eerder mee te delen. Naar aanleiding hiervan is voor deze informatie bepaald dat deze uiterlijk drie weken voor aanvang wordt meegedeeld (artikel 10, eerste lid). De tijdsduur van de eerste biedronde en verdere biedronden op de eerste veilingdag worden dan bekendgemaakt. Hoewel de duur van de biedronde naar verwachting niet steeds zal wijzigen, wordt op dat moment echter de rondeduur niet al voor de gehele veiling vastgelegd. De veilingmeester maakt voorafgaand aan elke volgende veilingdag de planning voor die dag bekend en kan daarbij, indien hij dat nodig acht, de rondeduur afwijkend van de eerste dag vaststellen. Voor wat betreft de programmatuur kan nu al worden aangegeven dat er geen bijzondere programmatuur gevraagd zal worden voor deelname aan de veiling. De informatie die hierover gedeeld zal worden, betreft de typen en versies van internetbrowsers die geschikt zijn.

Er wordt verzocht de beoogde startdatum van het feitelijke veilingproces bij start van de aanvraagprocedure bekend te maken. Het bekendmaken hiervan is echter nog niet mogelijk bij start van de aanvraagprocedure. Dit omdat de beoogde startdatum nog kan veranderen door bijvoorbeeld juridische procedures en onvoorziene vertraging in de beoordeling van de aanvragen. De definitieve startdatum van de veiling wordt daarom pas bekend gemaakt op het moment dat de aanvraagprocedure volledig is afgerond. Begrijpelijk is dat potentiële deelnemers aan de veiling enige houvast zoeken voor hun planning. In dit kader wordt benadrukt dat het streven is om de veiling in de tweede helft van juni 2020 te starten.

Om deelnemers vertrouwd te laten worden met de veilingsoftware is er verzocht om voorafgaand aan de veiling de veilingsoftware aan deelnemers beschikbaar te stellen en/of een proefveiling te houden. Agentschap Telecom zal voorafgaand aan de veiling voor de deelnemers een proefveiling organiseren. Daarnaast zal DotEcon in opdracht van Agentschap Telecom gedurende de aanvraagperiode een webinar organiseren om het veilingmodel nader toe te lichten. Het daarnaast volledig beschikbaar stellen van de software, wordt gezien de huidige planning en daarvoor vereiste inspanningen niet mogelijk geacht en wordt gezien het gebruikte veilingmodel ook niet noodzakelijk geacht. Verder zal DotEcon voorafgaand aan de proefveiling ook nog een webinar organiseren voor de toegelaten deelnemers, waarbij deze door de veilingsoftware worden geloodst. Deze veilingregeling in combinatie met de webinars en de proefveiling geeft deelnemers voldoende inzicht in de werking van het veilingmodel en de veilingsoftware.

Ordelijk verloop van de veiling

In de consultatie werd opgemerkt dat men de daadwerkelijke uitwerking van artikel 11 onduidelijk en onnodig beperkend vindt. Het zou onduidelijk zijn of partijen zich publiek mogen uitlaten over hun strategie met betrekking tot de uitrol van 5G, wanneer artikel 11, tweede lid, geldt en wat precies kwalificeert als verboden gedraging of uitlating. Deze onduidelijkheid zou kunnen hinderen in reguliere operationele overleggen tussen marktpartijen. Daarnaast werd gevraagd om duidelijk te maken of artikel 11, tweede lid, ook ziet op informatiedeling tussen twee of meer aanvragers of deelnemers die een onderlinge aandelenverbondenheid hebben, maar die geen verbonden rechtspersoon zijn in de zin van artikel 3 van de capregeling, en om de minister te laten toezien op die informatiedeling met aandeelhouders die (potentieel) ook zelf deel (willen) nemen aan de veiling, om te voorkomen dat dit afbreuk doet aan eerlijke mededinging binnen de veiling.

Mede naar aanleiding van deze reacties is artikel 11 aangepast en zijn verduidelijkingen aangebracht in paragraaf 5.6 van de toelichting.

Vergunningen

In de consultatie zijn veel reacties ontvangen die betrekking hebben op de dekkings- en snelheidseis. Een aantal respondenten vindt de eis niet ambitieus genoeg. Zij vinden bijvoorbeeld dat er te veel gebieden worden uitgesloten van de eis, zoals de buitenwateren, of dat de eis ook voor indoor gebruik moet gelden. Andere respondenten vinden de eis zeer ambitieus en hebben twijfels over de praktische haalbaarheid ervan. Zij stellen dat het internationaal gezien uitzonderlijk is dat een land een dusdanig ambitieuze dekkings- en snelheidseis oplegt. Het ministerie en de ingeschakelde deskundigen zijn op basis van grondig en uitgebreid onderzoek tot de conclusie gekomen dat de gestelde eis ambitieus maar redelijk is voor Nederland. De eis wordt dan ook niet aangepast.

De consultatiereacties die betrekking hebben op de invulling van dekkings-en snelheidseis worden behandeld in de consultatieparagraaf in de toelichting op de vergunningen. Hetzelfde geldt voor de andere consultatiereacties met betrekking tot de vergunningen. Andere reacties betroffen vragen over het moment van vergunningverlening, de beschermingsafstand ten behoeve van radioastronomie, de transitietermijn van de 2100 MHz-vergunningen, aftapbaarheidsverplichtingen, de mogelijkheid tot gespreid betalen, en de dekkings- en snelheidseis.

In de consultatie werd door enkele respondenten aangegeven dat ze meer geregeld willen zien in de vergunningvoorschriften. Zij benoemen zaken als het voorschrijven van de internetstandaard IPv6-protocol, stralingslimieten en aansprakelijkheid van aanbieders van mobiele communicatie. Dit zijn echter zaken die niet behoren in vergunningvoorschriften van (deze) specifieke frequenties. De minister heeft op grond van artikel 17 van het Frequentiebesluit 2013 de bevoegdheid om verplichtingen vast te leggen in de vergunningvoorschriften. Er wordt in de vergunningen geen techniek voorgeschreven (zoals het internetstandaard IPv6-protocol), omdat het ministerie van Economische Zaken en Klimaat een technologie- en dienstenneutraal beleid hanteert. Ook worden er geen stralingslimieten voorgeschreven die moeten gelden voor het hele mobiele netwerk. Ten eerste omdat artikel 17 daar geen grondslag voor biedt maar ook omdat limieten voor het hele mobiele netwerk, of een technologievoorschrift zoals dat van IPv6, niet geregeld kunnen worden in vergunningen van enkele frequenties die in het netwerk gebruikt worden. De stralingslimieten zijn vastgelegd in het Antenneconvenant18 en zullen later in 2020 worden verankerd onder de Telecommunicatiewet. Voor een uitgebreide reactie op de zienswijzen die gaan over straling verwijs ik naar het hoofdstuk Straling en Gezondheid verderop in deze paragraaf.

Andere bestemmingen frequenties

In de consultatie zijn ook reacties ontvangen over de bestemming van frequenties anders dan mobiele communicatie. De bestemming van frequenties is echter niet vastgelegd in de veilingregeling maar al op een eerder moment vastgelegd in het Nationaal Frequentieplan (NFP). Wijzigingen in het NFP worden met een uniforme openbare voorbereidingsprocedure ter inzage gelegd, en dat is het geschikte moment om zienswijzen in te dienen ten aanzien van de voorgenomen bestemmingen.

Straling en gezondheid

Een groot aantal reacties (974 van de 993) is afkomstig van particulieren die zich zorgen maken over de mogelijke gezondheidsrisico’s in verband met de uitrol van 5G. Er wordt verzocht om niet over te gaan tot de uitrol van 5G. Daarbij wordt aangegeven dat de effecten op de gezondheid en flora en fauna niet zijn onderzocht, dat de onschadelijkheid niet is bewezen en dat hier ook geen onderzoek naar wordt gedaan.

Op 17 april 2019 is er mede namens VWS een brief gestuurd aan de Tweede Kamer over dit onderwerp.19 Er is vanaf de komst van mobiele netwerken veel onderzoek gedaan naar mogelijke gezondheidseffecten. In opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat coördineert ZonMw al sinds 2006 een grootschalig onderzoeksprogramma van 16,6 miljoen euro op het gebied van hoog- en laag frequente elektromagnetische velden (‘EMV’). Het programma richt zich op (1) de biologische interactie tussen blootstelling aan EMV en het menselijk lichaam; (2) epidemiologische onderzoeken naar het verband tussen blootstelling aan EMV en het optreden van gezondheidseffecten; (3) de gepercipieerde risico’s van EMV; en (4) technologische aspecten van EMV. Een van de studies uit het ZonMw-programma (COSMOS20) is verlengd tot 2023. Dit betreft een zeer groot Europees cohortonderzoek, waarin enkele honderdduizenden mensen gevolgd worden met als doel lange termijn-gezondheidseffecten te achterhalen. Daarbij wordt onder meer hun gebruik van telecommunicatiemiddelen vastgelegd en wordt hun gezondheidsstatus door de tijd heen gemeten, zodat verbanden tussen blootstelling aan EMV en gezondheid kunnen worden onderzocht. Nederland is één van de deelnemende landen. Het Kennisplatform Elektromagnetische Velden en Gezondheid (Kennisplatform EMV) geeft aan dat in het geheel van alle onderzoeken er geen bewijs is dat langdurige blootstelling aan elektromagnetische velden onder de blootstellingslimieten schadelijk is voor de gezondheid.21

Volgens het Kennisplatform EMV concluderen wetenschappelijke adviesorganen, zoals de World Health Organization (WHO) en de Gezondheidsraad, dat in wetenschappelijke onderzoeken geen bewijzen zijn gevonden voor negatieve effecten op de gezondheid door blootstelling aan elektromagnetische velden onder de blootstellingslimieten.22 Volgens het Kennisplatform EMV kunnen elektromagnetische zendsignalen schadelijk voor de gezondheid zijn als ze sterker zijn dan de gehanteerde blootstellingslimieten. Bij blootstelling aan zendsignalen die minder sterk zijn dan de blootstellingslimieten, is geen bewijs gevonden voor mogelijke gezondheidseffecten. In de onderzoeken naar gezondheidseffecten is gekeken naar het mogelijk ontstaan van hersentumoren en schade aan het DNA. Ook is daarbij gekeken naar mogelijke effecten op zintuigen, hersenen, het zenuwstelsel, hart en bloedvaten, hormonen, het afweersysteem, de vruchtbaarheid en effecten tijdens de zwangerschap.23 De totale blootstelling van alle stralingsbronnen samen moet altijd onder de blootstellingslimieten blijven. Agentschap Telecom doet metingen aan de elektromagnetische velden en wordt in de toekomst bevoegd hierop toezicht te houden.

De metingen zijn te vinden op de website van het Antennebureau. Agentschap Telecom en het RIVM publiceerden op 21 januari 2020 het rapport ‘Verkenning van de blootstelling aan de elektromagnetische velden van 5G-systemen’. Uit de veldsterktemetingen die voor dit rapport bij 5G-testlocaties uitgevoerd zijn blijkt dat de veldsterkte onder de Europees aanbevolen limieten blijft. Het literatuuronderzoek veronderstelt een toename van het aantal bronnen van elektromagnetische velden. Hoe de blootstelling ten opzichte van de limieten wijzigt, is niet met zekerheid te voorspellen. Daarom blijft Agentschap Telecom meten. Ook met 5G moet de veldsterkte onder de blootstellingslimieten blijven.

De Gezondheidsraad volgt de ontwikkelingen rond elektromagnetische velden en gezondheid en rapporteert daar zo nodig over. De Tweede Kamer heeft de Gezondheidsraad gevraagd om op basis van actuele wetenschappelijke inzichten een advies uit te brengen over mogelijke gezondheidsrisico’s in relatie tot 5G. Het advies wordt uiterlijk in het tweede kwartaal van 2020 verwacht. Het kabinet blijft de nieuwe wetenschappelijke resultaten op de voet volgen.24 Het Kennisplatform EMV en organisaties als het RIVM, de Gezondheidsraad en GGD’en spelen een belangrijke rol in de advisering en ontsluiting van kennis op het gebied van EMV.

Om gezondheidsschade van sterke elektromagnetische velden te voorkomen heeft een internationale commissie, de International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection (ICNIRP), blootstellingslimieten opgesteld voor elektromagnetische velden, die ook in Nederland worden gehanteerd. Deze limieten bevatten een ruime veiligheidsmarge, die rekening houdt met kwetsbare groepen, zoals ouderen, kinderen en mensen met een zwakke gezondheid. De veiligheidsmarges zijn vijftig keer lager dan het niveau waarboven gezondheidseffecten kunnen optreden. De ICNIRP beoordeelt hiervoor regelmatig de stand van de wetenschap op het gebied van elektromagnetische velden en gezondheid. Er zijn verschillende blootstellingslimieten voor elektromagnetische velden van verschillende frequenties. Deze limieten gelden voor de frequenties die in de huidige netwerken worden gebruikt en ook voor toekomstige 5G-frequenties. De ICNIRP toetst regelmatig de limieten. Naar verwachting verschijnt in 2020 een update van de ICNIRP-blootstellingslimieten. Tot slot wordt erop gewezen dat de blootstellingslimieten geregeld onderwerp van geschil zijn in bestuursrechtelijke procedures. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad van State mag in redelijkheid uitgegaan worden van de adviezen van de gezondheidsraad (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2018:3979).

In de reacties werd ook verwezen naar het 5G-space appeal. Volgens het Kennisplatform betreffen de publicaties die het 5G-space appeal beschrijft, onderzoeken waarbij biologische effecten bij cellen, planten en dieren gevonden zijn, vaak bij blootstellingswaarden boven de limieten. Bovendien beschrijft het Kennisplatform EMV dat deze biologische effecten (die betrekking hebben op de opwarming van (delen van) het lichaam door zendsignalen) niet tot gezondheidsschade leiden.25 Daarnaast is het, volgens het Kennisplatform, niet mogelijk om effecten in cellen, planten en dieren zonder meer te vertalen naar gezondheidseffecten bij mensen.26

Het is van groot belang te onderstrepen dat alle Nederlandse wetenschappers moeten voldoen aan de Nederlandse gedragscode voor wetenschappelijke integriteit.27 De principes eerlijkheid, zorgvuldigheid, transparantie, onafhankelijkheid en verantwoordelijkheid zijn daarbij leidend. Ook ZonMw hanteert deze gedragscode bij het verstrekken van subsidies aan onderzoeksconsortia. De Gezondheidsraad hanteert daarnaast ook de ‘Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling’28, die zij zelf mede heeft opgesteld. Hetzelfde geldt voor ICNIRP.29 Er wordt dan ook te allen tijde van uitgegaan dat wetenschappelijke onderzoeken en adviezen zorgvuldig en onafhankelijk tot stand zijn gekomen.

In overweging 110 van de Telecomcode staat dat lidstaten ervoor moeten zorgen dat burgers niet zodanig worden blootgesteld aan elektromagnetische velden die worden veroorzaakt door elektronische communicatienetwerken dat het schadelijk is voor de volksgezondheid. Bij het vaststellen van voorschriften ter bescherming van de volksgezondheid tegen elektromagnetische velden is bovendien het uitgangspunt dat lidstaten niet afwijken van Aanbeveling 1999/519/EG. Deze aanbeveling is gebaseerd op limieten die door de ICNIRP zijn vastgesteld voor de veilige blootstelling van de mens aan elektromagnetische velden in het frequentiegebied van 0 Hz tot 300 GHz en bevatten een ruime veiligheidsmarge. In het Actieplan Digitale Connectiviteit is aangekondigd dat de internationaal gehanteerde limieten (die nu in de praktijk ook worden gehanteerd) zullen worden vastgelegd onder de Telecommunicatiewet. Hiermee wordt aangesloten op het reeds onder de Telecommunicatiewet verankerde toezicht op EMV bij de handel en ingebruikname van zendapparatuur en wordt Agentschap Telecom ook voor de gebruiksfase bevoegd toezichthouder. Zo wordt aan burgers zekerheid geboden dat de elektromagnetische velden van antennes binnen de limieten blijven en geen bedreiging vormen voor de gezondheid in de leefomgeving, ook als er sprake is van meerdere antennes in de omgeving.

Tot slot wordt opgemerkt dat de (toekomstige) vaststelling van de internationale limieten zal plaatsvinden in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) en niet in vergunningsvoorschriften voor het gebruik van frequenties. Artikel 17 van het Frequentiebesluit 2013 geeft geen grondslag om dergelijke voorschriften te stellen. Dit betekent dat er geen bevoegdheid is om in de vergunning eisen te stellen ten behoeve van de gezondheid. Bovendien dient bij de beoordeling van de limieten rekening te worden gehouden met het cumulatieve effect van het gebruik van verschillende frequenties. Om die reden is een algemeen verbindend voorschrift een beter instrument om de limieten in vast te leggen dan de vergunningvoorschriften.

Verder wordt er opgemerkt dat er na de veiling meer zendmasten en duizenden kleine cellen komen die leiden tot een hogere stralingsdichtheid. Het Kennisplatform Elektromagnetische Velden en Gezondheid (Kennisplatform EMV) geeft aan dat het nog niet duidelijk is of door 5G de blootstelling aan elektromagnetische velden toe zal nemen omdat 5G nog nergens op grote schaal geïntroduceerd is30. In antwoord op kamervragen31 is eerder aangegeven dat de algemene verwachting niet is dat er na deze veiling een grote toename van zendmasten en kleine cellen zal zijn. Waar en wanneer het netwerk wordt uitgerold of aangepast is echter aan de vergunninghouders. De keuzes die zij hierbij maken zijn afhankelijk van hun bedrijfsstrategie, die bedrijfsvertrouwelijk is. Het samenwerkingsverband van telecomproviders, Monet, heeft becijferd wat zij verwachten aan toename aan antennes door de uitrol van 5G. Deze toename is 10%; dat zijn ongeveer 4.500 extra antennes (en ongeveer 1.500 antenne-opstelpunten). Daarnaast verwachten de operators in beperkte mate aanvullend kleine antennes (small cells) te gaan plaatsen in de komende 3 tot 5 jaar.

Overige consultatiereacties

Een respondent geeft aan dat er voor 5G onderscheid moet worden gemaakt in 5G UMTS en 5G Wi-fi en dat 5G staat voor een nieuwe generatie van verbinden. Het klopt dat als over 5G wordt gesproken soms dit onderwerp breder wordt getrokken en ook andere draadloze technieken onder dit begrip wordt geschaard, zoals bedrijfsspecifieke netwerken met eigen frequenties. Hierbij wordt dan inderdaad met 5G gedoeld op een nieuwe manier van connectiviteit. Echter, in documenten van de regering wordt met 5G wel degelijk gedoeld op de nieuwe generatie mobiele technologie waar dus een mobiel netwerk voor nodig is. Daar moet wel bij gezegd worden dat de komende veiling niet per definitie een 5G-veiling is. De frequenties kunnen gebruikt worden voor een nieuwe generatie mobiele netwerken maar kunnen ook gebruikt worden in het huidige mobiele netwerk op basis van andere technologieën, zoals 4G. Overige opmerkingen over 5G worden dan ook niet besproken in deze toelichting, maar zullen worden besproken in het consultatieverslag op internetconsultatie.nl.

Een andere respondent is bezorgd over de gevolgen van network sharing zodra dergelijke netwerken in handen komen van één partij of een besloten joint venture. Allereerst is van belang om te benadrukken dat één partij nooit al het spectrum in handen kan krijgen. De spectrumcaps die zijn overgenomen van het advies van de ACM borgen dat één partij maximaal 40% van het spectrum in handen kan hebben, daar hoort verhuurd of gehuurd ook bij. Ook kunnen aanbieders met marktmacht worden verplicht om toegang te geven tot hun netwerk. De ACM houdt de markt in de gaten en is bevoegd om deze verplichtingen op te leggen. Respondent geeft verder aan dat 5G gepaard gaat met veel extra energieverbruik. De Europese Green Deal vermeldt dat digitale technologieën zoals 5G juist kunnen bijdragen aan duurzaamheidsdoelen in diverse sectoren. Zo biedt digitalisering nieuwe mogelijkheden om op afstand lucht- en watervervuiling te monitoren en voor het monitoren en optimaliseren van energieverbruik in het algemeen. Tegelijkertijd zal de digitale sector zelf ook duurzaamheid moeten omarmen en efficiënter met energie moeten omgaan. De Europese Commissie overweegt hier, onder andere voor breedband netwerken, ook maatregelen voor.

Er zijn daarnaast nog diverse opmerkingen gemaakt die geen betrekking hadden op de onderwerpen van de veilingregeling, vergunningen, of het bekendmakingsbesluit. Het betrof onder meer: vergunningvrij gebruik van frequentieruimte, de gevolgen voor de PMSE- en de OOV-sector en bedrijfsspecifieke toepassingen. Een nadere bespreking hiervan is terug te vinden in het verslag van de consultatie dat op internetconsultatie wordt geplaatst.

7. Regeldruk

De aanvrager dient bij zijn aanvraag de nodige gegevens te overleggen. Deze gegevens dienen ertoe om te toetsen of de aanvrager voldoet aan de in de regeling gestelde eisen. Het verstrekken van deze gegevens brengt regeldruk voor de aanvrager met zich mee. Een algemeen geldend uitgangspunt voor regelgeving is dat de uit regelgeving voortvloeiende regeldruk voor het bedrijfsleven zo beperkt mogelijk moeten worden gehouden. Tegen deze achtergrond is voor het verstrekken van de gevraagde gegevens zoveel mogelijk aangesloten bij reeds aanwezige informatie bij de aanvragers.

Een partij die besluit mee te willen dingen naar een vergunning zal een aanvraag moeten voorbereiden en indienen. De procedure start met het indienen van de aanvraag en het voldoen van de zekerheidstelling. Voor de aanvraag is nodig:

  • Informatie over de aanvrager, waaronder naam aanvrager, inschrijfnummer in en uittreksel uit het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register;

  • Een lijst van degenen die bevoegd zijn de aanvrager rechtsgeldig te vertegenwoordigen (eventueel inclusief kopie van een volmacht);

  • Een beschrijving van de rechtspersonen waarmee de aanvrager verbonden is in de zin van artikel 3 van de capregeling in de vorm van een juridisch organogram;

  • Een verklaring van een notaris over de juistheid van bovenstaande gegevens waarin verder onder meer is aangegeven dat de aanvrager niet in staat van faillissement of surseance van betaling verkeert en niet is ontbonden. Deze laatste verklaring is nodig om voldoende zekerheid te krijgen over de getrouwheid van de verklaringen die door de aanvrager worden gedaan. Een relatief eenvoudig onderzoek van de notaris kan volstaan voor diens verklaring.

Een aanvrager dient bij het indienen van een aanvraag tevens een zekerheidstelling te voldoen. Deze zekerheidstelling kan hij voldoen in de vorm van een waarborgsom of een bankgarantie. In het geval de aanvrager voor de waarborgsom kiest, leidt dit niet tot een verzwaring van de regeldruk. Wanneer een aanvrager ervoor kiest om de zekerheidstelling te voldoen in de vorm van een bankgarantie leidt dit wél tot een verzwaring van de administratieve lasten. De keuze is aan de aanvrager. Hij heeft daarmee op dit punt zelf invloed op de kosten die hij maakt. Uitgaande van in totaal tussen de vier en zes gegadigden voor deze verdeling en de inzet van 3 medewerkers per aanvragende partij gedurende één week die hier full time bij betrokken zijn met een standaarduurtarief van 77 euro per uur (leidinggevenden en managers), komen de totale geschatte regeldrukkosten op maximaal 6 (aanvragers) x 3 (medewerkers) x 40 (uren werkweek) x € 77 (standaarduurtarief), derhalve gezamenlijk voor deze verdeling naar verwachting (eenmalig) € 55.440. Het dossier is voorgelegd aan het Adviescollege Toezicht Regeldruk, maar is niet geselecteerd voor formele advisering.

II. ARTIKELEN

Artikel 1

De definitie van bod wordt ten aanzien van de primaire biedfase nader ingevuld in artikel 15, derde lid. Met het oog op de wijze waarop volgens artikel 18 voorlopig winnende biedingen worden vastgesteld, wordt een bod in een primaire biedronde gezien als een verzameling biedingen van de deelnemer op vergunningen in de onderscheiden categorieën (K, L en M). Een bod van deelnemer A op 3 vergunningen in de 700 MHz-band (vergunningen K) houdt met andere woorden drie biedingen van deelnemer A op vergunningen K in. Elk van deze 3 biedingen wordt, gegroepeerd per deelnemer, in de biedingenrij voor vergunningen K geplaatst, waarbij door loting wordt bepaald in welke volgorde de deelnemers in de biedingenrij worden opgenomen. Alleen de eerste zes biedingen in de biedingenrij voor vergunningen K worden aangemerkt als voorlopig winnende biedingen. Afhankelijk van hoeveel biedingen zijn uitgebracht door de deelnemers die in de loting voor die biedronde eerder in de biedingenrij werden geplaatst, kan het zijn dat het bod slechts gedeeltelijk (bijv. 2 van de 3 biedingen van deelnemer A op vergunningen K) als voorlopig winnende bieding wordt aangemerkt.

Artikel 2

Voor de omschrijving van de in de veiling te verdelen vergunningen wordt verwezen naar het Bekendmakingsbesluit dat strekt tot de keuze van het verdeelinstrument en de vaststelling van de aan de vergunningen verbonden voorschriften en beperkingen. Elke vergunning komt overeen met een in dit artikel vastgesteld aantal activiteitspunten. Het aantal activiteitspunten dat aan een deelnemer wordt toegekend, bepaalt op hoeveel vergunningen deze partij in de veiling een bod kan uitbrengen. Voorafgaand aan de veiling wordt vastgesteld hoeveel verwervingsruimte een deelnemer heeft onder de capregeling, zowel in het algemeen als specifiek voor frequentieruimte lager dan 1 GHz: de vergunningen in de 700 MHz-band (vergunningen K). Hierbij wordt op grond van artikel 8, tweede lid, uitgegaan van de hoeveelheid frequentieruimte die de aanvrager en rechtspersonen waarmee hij op grond van artikel 3 van de capregeling verbonden is, op de datum van inwerkingtreding van de veilingregeling gebruiken, met andere worden: waarvoor de aanvrager en verbonden rechtspersonen vergunningen houden. De aflopende 2100 MHz-vergunningen die in deze veiling worden herverdeeld worden daarbij uiteraard niet meegeteld. Om een ordelijk verloop van de veiling te waarborgen kan de minister, in verband met deze vaststelling, verzoeken tot overdracht van vergunningen, dan wel wijziging van de tenaamstelling, vanaf 8 weken voor inwerkingtreding van de veilingregeling niet eerder in behandeling nemen dan vanaf een week na de vergunningverlening op grond van artikel 27.

De deelnemer krijgt op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel b, het met zijn verwervingsruimte overeenkomende aantal activiteitspunten toegekend als activiteitsniveau bij de start van de eerste biedronde. De verwervingsruimte voor frequentieruimte lager dan 1 GHz wordt op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel c, als maximaal te verwerven aantal vergunningen K opgelegd, waaraan de deelnemer bij het uitbrengen van biedingen op vergunningen K gebonden is (artikel 16, derde lid). In het geval dat de specifieke verwervingsruimte voor laag spectrum voor een deelnemer hoger is dan diens verwervingsruimte binnen de algemene cap is het maximaal aantal te verwerven vergunningen K binnen deze veilingprocedure vanzelfsprekend gelijk aan (en niet hoger dan) de aan hem op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel b, toegekende activiteitspunten.

Artikel 4

Voor de toelichting op het vereiste in het eerste lid, dat per aanvrager ten hoogste één aanvraag wordt ingediend, wordt ook verwezen naar paragraaf 3 van het algemeen deel van de toelichting. Zoals daar wordt besproken, worden verbonden rechtspersonen als bedoeld in artikel 3 van de capregeling als één aanvrager gezien. Dit houdt in dat per verzameling van onderling verbonden rechtspersonen slechts door één van hen een aanvraag kan worden ingediend.

Op grond van artikel 3 van de capregeling leidt niet ieder minderheidsbelang tot ‘verbondenheid’. Indien een aanvrager een aandelenbelang heeft van 25% of minder in een andere aanvrager, zonder dat sprake is van zeggenschap in de zin van artikel 3 van de concentratieverordening, dan is er volgens artikel 3 van de capregeling geen sprake van verbondenheid. In dat geval kunnen beide partijen afzonderlijk een aanvraag indienen en deelnemen aan de veiling. Van belang om hierbij te vermelden is dat op grond van artikel 11, tweede lid, een aanvrager indien en voorzover die daartoe verplicht is, de daar vermelde informatie (vertrouwelijk) mag delen met haar aandeelhouders, maar dit dan wel tot gevolg kan hebben dat de betreffende aandeelhouders niet langer zelf kunnen deelnemen aan de veiling (artikel 11, vijfde lid, tweede volzin).

Voor de aanvraag wordt gebruik gemaakt van het in bijlage I opgenomen model. In het aanvraagformulier wordt niet gevraagd naar het aantal vergunningen waarvoor de aanvrager in aanmerking wenst te komen. Dit kan de aanvrager, indien hij wordt toegelaten tot de veiling, in zijn bod in de eerste primaire biedronde tot uitdrukking brengen.

Artikel 6

Een model bankgarantie is opgenomen in bijlage II bij de veilingregeling. Daarin is naast een Nederlandstalige ook een Engelstalige variant opgenomen, de keuze is aan de aanvrager zo lang de aangeleverde bankgarantie woordelijk overeenkomt met een van de twee modellen. Indien de aanvrager kiest voor een waarborgsom, dient hij deze te storten op de rekening van een door de minister aangewezen notaris. De rente die wordt ontvangen over de aangehouden derdengelden wordt aan de rechthebbende vergoed.

Artikel 8

Voor een toelichting op de vaststelling van het maximale aantal MHz waarvoor de deelnemer overeenkomstig artikel 2, derde en vierde lid, vergunningen kan verwerven in de veiling (in totaal respectievelijk vergunningen K) wordt verwezen naar de toelichting op artikel 2.

Artikel 9

Andere communicatie dan biedingen vindt plaats via het elektronisch veilingsysteem dan wel telefonisch of per beveiligde e-mail. De minister maakt gebruik van de opensource software GPG4win voor het versturen en ontvangen van versleutelde e-mails. GPG4win ondersteunt de gangbare cryptografie-standaarden OpenPGP en S/MIME (X.509). De versleuteling geschiedt m.b.v. private en publieke beveiligingssleutels. De minister publiceert zijn publieke sleutel, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel d, in de daar bedoelde mededeling. Hiermee kunnen deelnemers hun e-mails versleuteld aan de minister versturen. Om de minister ook in staat te stellen versleutelde e-mails aan deelnemers te sturen, worden deelnemers geacht hun publieke beveiligingssleutel bij hun aanvraag te verstrekken.

Artikel 11

Verwezen wordt naar paragraaf 5.6 van het algemeen deel van de toelichting. In aanvulling daarop wordt er op gewezen dat het zevende lid van artikel 11 de minister de bevoegdheid geeft om, in het zeer uitzonderlijke geval dat hij op basis van niet eerder dan na afloop van de veiling hem bekend geworden feiten tot het oordeel zou komen dat een deelnemer in strijd heeft gehandeld met artikel 11, eerste, tweede of derde lid, de winnende biedingen van die deelnemer ongeldig te verklaren. Dit leidt ertoe dat de aan de hand van die winnende biedingen overeenkomstig artikel 27 verleende vergunningen worden ingetrokken. Op grond van artikel 3.19, tweede lid, onder e, van de wet, worden vergunningen immers ingetrokken wanneer de gronden waarop de vergunning is verleend zijn vervallen. De vergunningen van deelnemers die niet betrokken zijn geweest bij de gedragingen in strijd met artikel 11, eerste, tweede of derde lid, blijven in stand.

Artikel 15

Voor een toelichting op het derde lid, waarin wordt bepaald dat een bod in de primaire biedfase wordt uitgedrukt in het aantal biedingen van de deelnemer op vergunningen K, L, respectievelijk M, voor de voor die biedronde vastgestelde rondeprijzen, wordt verwezen naar de toelichting op ‘bod’ in artikel 1.

Artikel 16

In dit artikel wordt bepaald hoeveel biedruimte, in de vorm van activiteitspunten, de deelnemer per biedronde tot zijn beschikking heeft. In de eerste primaire biedronde kan de deelnemer de volledige verwervingsruimte inzetten die hij, gelet op de hoeveelheid frequentieruimte die hij gebruikt, binnen de caps in artikel 4, eerste en tweede lid, van de capregeling heeft. Daarna kan de deelnemer geen biedingen meer uitbrengen die het activiteitsniveau van die eerste bieding te boven gaan.

Het activiteitsniveau van een deelnemer wordt in de biedronden daarna telkens bepaald aan de hand van diens bieding in de ronde voorafgaand aan die biedronde, plus de voorlopig winnende biedingen die hij bij aanvang van die ronde had en die hij niet heeft verhoogd door een nieuw bod uit te brengen in de betreffende categorie. Voor een uitgebreidere toelichting wordt verwezen naar de alinea’s over Activiteitsniveau en -punten in paragraaf 5.2.1 van het algemeen deel van de toelichting.

In het vierde lid wordt bepaald dat de activiteitspunten van een deelnemer die gebonden zijn aan voorlopig winnende biedingen niet meer vrij kunnen worden ingezet voor biedingen in andere frequentiebanden. In een categorie waarin een deelnemer voorlopig winnende biedingen heeft, kan hij alleen een nieuw bod uitbrengen dat gelijk is aan of hoger is dan het aantal voorlopig winnende biedingen dat hij heeft. Wanneer de prijs in de biedronde gelijk is gebleven aan de prijs waarvoor hij zijn voorlopig winnende biedingen in de voorgaande ronde heeft uitgebracht, kan hij alleen een bod in die band indienen dat hoger is dan het aantal voorlopig winnende biedingen dat hij heeft.

Artikel 18

Verwezen wordt naar de alinea’s over Voorlopig winnende biedingen in paragraaf 5.2.1 van het algemeen deel van de toelichting.

Artikel 20

In dit artikel wordt het einde van de primaire biedfase beschreven. De voorlopig winnende bieding voor een vergunning in de laatste primaire biedronde wordt aangemerkt als winnende bieding voor die vergunning. De plaats van de vergunning in de band van de betreffende vergunningcategorie is echter nog niet bekend: die zal moeten blijken uit de toewijzingsbiedronde. Een winnende bieding voor een vergunning K of M wordt met andere woorden gekoppeld aan een nog niet bestemd kavel van 2x5 MHz in de 700, respectievelijk 2100 MHz-band, een winnende bieding voor een vergunning L aan een nog niet bestemd kavel van 5 MHz in de 1400 MHz-band.

Artikel 30

Dit artikel betreft een wijziging van de Regeling vergoedingen Agentschap Telecom 2020. Voor de vergunningen in de 700 MHz-band is een nieuwe subcategorie I.A.7 toegevoegd. Met het besluit van 4 december 2019 (Stcrt. 65252) is besloten om de frequentieruimte in de 700 MHz-band geografisch te splitsen. De vergunningen voor deze frequentieruimte worden voor het Nederlands grondgebied, inclusief de territoriale wateren, geveild via de multibandveiling. De vergunningen voor het gebruik van de 700 MHz-band op installaties ter zee op het continentaal plat worden apart verdeeld via het verdeelmechanisme ‘verdeling op afroep’ (VoA). Voor dit type vergunning zijn minder toezichtswerkzaamheden nodig dan voor de subcategorieën I.A.6 en de 700 MHz-vergunningen op land, mede gelet op het feit dat het hierbij om een secundaire status gaat – versus een primaire status voor de 700 MHz-vergunningen op land – en er geen dekkings- en snelheidseis in de vergunningen voor installaties ter zee wordt opgenomen. Wel zijn er aanvullende toezichtwerkzaamheden nodig vanwege de ingebruiknameverplichting die ook voor deze vergunningen geldt.

De reden dat het toezichtstarief voor de 700 MHz-vergunningen (met dekkings- en snelheidseis) hoger is dan het tarief van categorie I.A.6., is gelegen in de dekkings- en snelheidseis die voor deze vergunningen geldt, waardoor er meer toezichtwerkzaamheden en -kosten noodzakelijk zijn. Hierbij kan worden gedacht aan kosten voor bijvoorbeeld speciale metingen en de aanschaf van nieuwe meetapparatuur om de snelheid van de aangeboden dienst(en) te kunnen meten. Voor de 700 MHz-vergunningen op land waarbij de dekkings- en snelheidseis niet geldt, wordt een lager tarief in rekening gebracht, omdat hiermee minder toezichtwerkzaamheden en -kosten gemoeid zijn dan wanneer de dekkings- en snelheidseis wel geldt.

Daarnaast valt het toezichtstarief van de vergunningen 700 MHz (land- en zee-deel, zonder dekkings- en snelheidseis) tezamen iets hoger uit in vergelijking met de subcategorie I.A.6. De reden daarvan is dat de 700 MHz-band geografisch is opgesplitst tussen een landdeel met een primaire status en een zee-deel met een secundaire status. Voor de toezichtwerkzaamheden zijn hierdoor extra inspanningen nodig.

Artikel 31

In afwijking op het beleid ten aanzien van de vaste verandermomenten treedt deze regeling de dag na publicatie in de Staatscourant in werking. Dit is nodig voor een tijdige verlening van de vergunningen in de 700 MHz-band in verband met Besluit (EU) 2017/899 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende het gebruik van de 470-790 MHz-frequentieband in de Unie.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,


X Noot
1

Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar 2017–2018, 26 643, nr 547

X Noot
2

Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar 2015–2016, 24 095, nr 409

X Noot
3

Besluit (EU) 2017/899 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende het gebruik van de 470-790 MHz-frequentieband in de Unie

X Noot
4

Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar 2018–2019, 24 095 nr. 459

X Noot
5

Het adviesrapport van Dotecon en de beoordeling van Peter Cramton zijn gepubliceerd op www.rijksoverheid.nl.

X Noot
6

Voor de 700 MHz-vergunningen geldt daarbij de aantekening dat de te veilen vergunningen betrekking hebben op het land en de territoriale wateren, maar niet op installaties ter zee in de zin van de Wet installaties Noordzee: de vergunningen daarvoor worden apart verdeeld in een verdeling op afroep. In deze toelichting wordt voor de leesbaarheid verder over ‘landelijk’ gebruik gesproken.

X Noot
7

Nota Mobiele Communicatie, hoofdstukken 4 (spectrumcaps), 5 (vergunningvoorschriften) en 7 (gevolgen voor de verdeling van de 700, 1400 en 2100 MHz-banden).

X Noot
8

Nota Mobiele Communicatie, pag 12 en 13

X Noot
9

Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar 2007–2008, 31 412, nr. 3

X Noot
10

Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar 2015–2016, 24 095, nr. 491

X Noot
11

Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar 2015–2016, 24 095, nr. 491

X Noot
12

Voor de 700 MHz- en 2100 MHz-banden wordt gekozen voor respectievelijk 6 en 12 vergunningen van 2x5 MHz. Voor de 1400 MHz-band wordt gekozen voor acht vergunningen van (1x)5 MHz.

X Noot
14

Aetha, ‘Research into linkages between the 700 MHz, 1452-1492 MHz and 2100 MHz bands’, Cambridge: 7 oktober 2016.

X Noot
15

Om een ordelijk verloop van de veiling te waarborgen kunnen verzoeken tot overdracht van vergunningen, dan wel wijziging van de tenaamstelling, vanaf 8 weken voor inwerkingtreding van de veilingregeling tot een week na de vergunningverlening niet in behandeling worden genomen.

X Noot
16

Aetha, ‘Research into linkages between the 700 MHz, 1452-1492 MHz and 2100 MHz bands’, Cambridge: 7 oktober 2016.

X Noot
17

De stukken waaruit dergelijke verplichtingen blijken moeten bij de aanvraag worden verstrekt.

X Noot
24

Kamerstuk 27 561, nr. 46

Naar boven