Call for proposals Nationale Wetenschapsagenda, Thema: Living labs voor het herstel van biodiversiteit in het landelijk gebied, Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

2019

Den Haag, december 2019

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

Inhoud

1

Inleiding

1

 

1.1

Achtergrond

1

 

1.2

Beschikbaar budget

2

 

1.3

Geldigheidsduur call for proposals

2

2

Doel

2

 

2.1

Doel van het programma

2

 

2.2

Inhoudelijk kader

3

3

Richtlijnen voor aanvragers

5

 

3.1

Wie kan aanvragen

5

   

3.1.1

Hoofdaanvrager en Penvoerder

5

   

3.1.2

Aanvrager(s)

6

   

3.1.3

Cofinancier(s)

6

   

3.1.4

Samenwerkingspartners

7

 

3.2

Wat kan aangevraagd worden

7

   

3.2.1

Beschikbaar bedrag

7

   

3.2.2

De begroting

7

 

3.3

Wanneer kan aangevraagd worden

8

 

3.4

Het opstellen van de aanvraag

8

   

3.4.1

Fase 1 – het opstellen van de aanvraag voor een living lab

8

   

3.4.2

Fase 2 – het opstellen van de volledige aanvraag

9

 

3.5

Subsidievoorwaarden

10

 

3.6

Het indienen van een aanvraag

13

4

Beoordelingsprocedure

13

 

4.1

Procedure

13

   

4.1.1

Boordelingscommissie

13

   

4.1.2

Procedure voor de beoordeling van living labs (fase 1)

14

   

4.1.3

Procedure voor het toetsen van de uitgewerkte subsidieaanvraag (fase 2)

14

 

4.2

Criteria

16

5

Contact

17

 

5.1

Inhoudelijke vragen

17

 

5.2

Technische vragen over het elektronisch aanvraagsysteem ISAAC

17

6

Bijlage(n)

17

 

6.1

Begrotingsmodules

17

   

6.1.1

Personele kosten

18

   

6.1.2

Materiële kosten

20

   

6.1.3

Kennisbenutting

21

   

6.1.4

Internationalisering en Money follows Cooperation

21

   

6.1.5

Projectmanagement

21

1 Inleiding

1.1 Achtergrond

De Nationale Wetenschapsagenda (NWA) beschrijft brede, uitdagende onderwerpen die om een nationale aanpak vragen en waarmee Nederlands onderzoek de samenleving en de kenniseconomie (mondiaal) kan versterken. De NWA is door een innovatief proces met de inbreng van burgers en wetenschappers tot stand gekomen: elke Nederlander kreeg de kans om online vragen in te dienen. De nationale kennisgemeenschap, verenigd in de Kenniscoalitie, heeft de opgehaalde vragen tot 140 clustervragen gebundeld, waaruit 25 routes zijn geformuleerd.

Het NWA-programma beoogt bovenal bruggen te slaan. Tussen uiteenlopende wetenschappelijke gebieden, tussen verschillende vormen van onderzoek (fundamenteel, toegepast, praktijkgericht) en tussen diverse nationale en internationale agenda’s. Vergaande multi- en interdisciplinariteit, een kennisketenbrede aanpak en samenwerking met maatschappelijke partners inclusief vakdepartementen, bedrijven en NGO’s zijn daarom cruciale kenmerken in de consortia van NWA-projecten en -programma’s.

De overkoepelende ambitie van het NWA-programma is het leveren van een structurele bijdrage aan de mondiale kennismaatschappij van morgen, waar nieuwe kennis gemakkelijk doorstroomt van onderzoeker naar gebruiker en waar nieuwe vragen vanuit de praktijk en de samenleving snel en vanzelfsprekend ingang vinden in nieuw onderzoek. Dit kan alleen bereikt worden door vandaag bruggen te bouwen om met elkaar wetenschappelijke en (mondiale) maatschappelijke uitdagingen aan te gaan.

De call for proposals op het thema ‘Living labs voor het herstel van biodiversiteit in het landelijk gebied’ wordt gerealiseerd in het kader van programmalijn 2 van het NWA-programma. In deze programmalijn wordt samengewerkt met vakdepartementen. Bij deze call is het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de initiatiefnemer.

Voor deze call is de aandacht voor kennisoverdracht, kennisbenutting en toepassing van de resultaten gedurende de gehele looptijd van de projecten essentieel. Betrokkenheid van het Deltaplan Biodiversiteitsherstel in dit programma is van wezenlijk belang. Het Deltaplan Biodiversiteitsherstel brengt boerenorganisaties, ketenpartijen, waaronder supermarkten en financiële instellingen, onderzoekers en natuur- en milieuorganisaties samen in het streven biodiversiteitsverlies in Nederland om te buigen naar herstel. Door de actieve betrokkenheid van dit netwerk wordt de maatschappelijke inbedding van het programma geoptimaliseerd en wordt draagvlak gecreëerd voor de bruikbaarheid van de uitkomsten voor beleid en uitvoering.

Voor deze NWA-call is de raad van bestuur van NWO het besluitnemend orgaan. Dat betekent ook dat de NWO Subsidieregeling 2017 van toepassing is.

1.2 Beschikbaar budget

Voor deze call for proposals is 4.365 miljoen euro beschikbaar.

1.3 Geldigheidsduur call for proposals

De call for proposals kent twee fases:

  • fase 1 met een voorselectie van drie living labs;

  • fase 2 voor het indienen van één uitgewerkte aanvraag, waarin de drie living labs samenkomen.

De call for proposals is geldig tot en met de datum waarop door de raad van bestuur van NWO het besluit over de volledige aanvraag wordt genomen. De deadline voor deze fases staan vermeld onder paragraaf 3.3, de verwachte besluitdata staan in de planning vermeld onder paragraaf 4.1.

2 Doel

2.1 Doel van het programma

Er zijn nog duidelijke hiaten in de kennis die we hebben van biodiversiteit, met name ten aanzien van de vraag hoe deze positief te beïnvloeden. Doel van het NWA programma ‘Living labs voor het herstel van biodiversiteit in het landelijk gebied’ is meer inzicht te krijgen in de mogelijkheden voor biodiversiteitsherstel in de praktijk. Dit loopt van maatregelen ter bevordering van biodiversiteit, via prestaties en indicatoren die succes meten, tot een integrale aanpak en inzicht in hoe dit zich vertaalt naar ecologische winst. Het gaat hier zowel om sociale, economische als ecologische aspecten. Wat is de impact van bepaalde maatregelen in een specifieke context, die worden ingezet om de biodiversiteit te vergroten, en in welke mate en hoe zijn deze maatregelen in te zetten in andere gebieden? Om dit te onderzoeken wordt gebiedsgericht gemeten en gemonitord welke impact maatregelen in samenhang hebben. Impact betreft niet louter ecologie, maar ook economische, sociale en samenwerkingsaspecten.

Het NWA-programma ‘Living labs voor het herstel van biodiversiteit in het landelijk gebied’ is een onderzoeksprogramma ter ondersteuning van het Deltaplan Biodiversiteitsherstel. Het staat een integrale benadering voor, met uitdrukkelijke betrokkenheid van maatschappelijke stakeholders, wat ook zichtbaar dient te zijn in de samenstelling van het consortium en de wijze van samenwerking. Het programma is uitdrukkelijk gericht op de verbinding van onderzoek met het valoriseren van praktijkkennis. Daarom is in dit programma gekozen voor een focus op living labs.

Deze call for proposals roept kennisinstellingen en maatschappelijke stakeholders op tot het gezamenlijk deelnemen aan onderzoeks- en implementatieprojecten in living labs rond het thema herstel van biodiversiteit in het landelijk gebied. De living labs dienen transdisciplinair te werken, zijn kennisketenbreed samengesteld en betrekken de maatschappelijke stakeholders bij het onderzoek. Gezamenlijk ontwikkelen drie te selecteren living labs een overkoepelend project en vormen zij één consortium dat instaat voor de uitvoering van het geheel.

Deze call for proposals past binnen de NWA-Routes, ‘Kwaliteit van de omgeving’, ‘Duurzame productie van gezond en veilig voedsel’ en ‘Circulaire economie en grondstoffenefficiëntie’. Binnen ‘Kwaliteit van de omgeving’ wil het onderzoek bijdragen aan doorbraken rond ‘Natuur-inclusieve samenlevingen’, ‘Landschap en duurzaam ruimtegebruik in een snel veranderende omgeving’ en ‘Living Labs’. Binnen ‘Duurzame productie van gezond en veilig voedsel’ wil het onderzoek bijdragen aan doorbraken rond ‘biodivers groen’ en ‘kringlopen sluiten’. Binnen ‘Circulaire economie en grondstoffenefficiëntie’ sluit dit onderzoek aan bij ‘duurzame circulaire business innovatie’ en ‘gesloten kringlopen’.

2.2 Inhoudelijk kader

Biodiversiteit verwijst naar de verscheidenheid aan leven binnen soorten, tussen soorten en tussen de ecosystemen waartoe ze behoren. Het is de basis van het leven, het zorgt voor de weerbaarheid en veerkracht van ons hele ecosysteem. Op dit moment verdwijnen soorten in een dusdanig tempo (IPBES, 2019), dat steeds duidelijker wordt dat deze aanstaande ‘mass-extinction’ een grote bedreiging vormt voor bewoonbaarheid van de planeet. Van de meeste ecosystemen is slechts oppervlakkig bekend uit welke voedselwebben ze bestaan en welke processen hun structuur en dynamiek veroorzaken. Onderzoek aan biodiversiteit gaat over variatie binnen en interacties tussen soorten en met hun milieu en over het functioneren van ecosystemen. Het draagt bij aan begrip van ecosysteemdiensten en de kwaliteit van leven en de omgeving in brede zin. Biodiversiteit vraagt dan ook om een transdisciplinaire benadering en goede aansluiting bij de praktijk. Dit soort kennis is belangrijk voor een beter begrip van het leven op onze planeet en voor een duurzame toekomst.

Living labs en opschaling

Het NWA programma ‘Living labs voor het herstel van biodiversiteit in het landelijk gebied’ geeft invulling aan deze grote maatschappelijke uitdaging door het inzetten van living labs. Living labs bieden een nieuwe aanpak, co-creërend en bottom-up. In een levensechte setting werken verschillende partijen op een afgebakende locatie en door een integrale benadering gezamenlijk aan innovatieve oplossingen voor complexe problemen. Door praktische maatregelen te onderzoeken, kunnen onderliggende ecologische vragen worden beantwoord en direct worden gekoppeld aan socio-economische aspecten van herstel van biodiversiteit. Een living lab betrekt actief alle spelers en stakeholders en vindt daarmee plaats in een multi- actor setting. Een living lab maakt een meervoudig experiment mogelijk dat systemische inzichten oplevert.

De living labs vormen de basis van één groot project, waarbij -overkoepelend- ook aandacht is voor de vraag van opschaalbaarheid van resultaten en waarbij belangrijke vragen ook dwarsdoorsnijdend kunnen worden opgepakt.

Gebiedskeuze

Het NWA-programma ‘Living labs voor het herstel van biodiversiteit in het landelijk gebied’ zet in op gebiedsgericht onderzoek binnen Nederland met een integraal plan voor landbouw, natuur en openbare ruimte. Het onderzoek zal worden uitgevoerd in verschillende gebieden/regio’s. Daarnaast wordt gewerkt aan een overkoepelend nationaal niveau met het oog op te ontwikkelen toekomstig landelijk beleid. Op dat nationale niveau spelen de vragen in welke mate en hoe resultaten uit het gebiedsgericht onderzoek opschaalbaar zijn naar provinciaal of landelijk niveau, en of deze kunnen worden ingezet in andere (vergelijkbare) gebieden en onder welke voorwaarden.

Bij de keuze van de gebieden voor de onderscheiden living labs zal het volgende van belang zijn:

  • Gebieden moeten een diversiteit aan grondgebruik en soortengroepen bevatten.

  • Gebieden moeten een opgave hebben (niet al “klaar” zijn), waarbij succesverhalen of bestaande (langjarige) data niet moeten worden genegeerd.

  • In het gebied is al bestaande samenwerking op praktijkniveau, zoals maatregelen op het gebied van biodiversiteitsverbetering via grondbeheerders i.s.m. keten- en marktpartijen, en deze samenwerking dient waar mogelijk benut te worden.

  • Er moet energie zitten om hiermee aan de slag te gaan, zoals al lopende gebiedsprocessen met partijen die gemotiveerd zijn en die het uitvoeren van de plannen en het doen van het onderzoek mee gaan trekken.

Integrale aanpak

In het onderzoek naar de effecten van maatregelen, moet de onderzochte impact een breed en divers palet aan effecten behandelen. Het gaat dus niet louter om de effecten op biodiversiteit maar evengoed om een duurzaam verdienmodel voor boeren, om de aanpassing van grondgebruik, het creëren van draagvlak bij betrokken actoren (in de bestuurlijke context van gemeenten en provincies) en maatschappelijke vraagstukken zoals de “stikstofcrisis”. Het raakt aan systeemtransities, de onderbouwing van keuzes, culturele verschillen tussen gebieden en wet- en regelgeving. Projecten zullen naast biologische disciplines ook kennis over systeemtransities, economie, gedrag, sociologie, recht en bestuurskunde, ethiek en culturele antropologie, etc. moeten bevatten en integreren om deze breedte te omvatten en een integrale aanpak te garanderen. Het programma verbindt bovendien fundamenteel-, toegepast- en praktijkgericht onderzoek en sluit de maatschappelijke keten daarop aan. De betrokkenheid van partijen in het gebied die reeds actief zijn in lopende gebiedsprocessen is dus wezenlijk onderdeel van het onderzoek. De living labs betrekken zowel grondbeheerders (boeren/collectieven, natuurbeheerders, etc.) als ketenpartijen die samenwerken aan de maatschappelijke opgaven (klimaat, bodem, water, natuur, stikstof, open ruimte, infrastructuur). Het onderzoek sluit aan bij IBP-Vitaal Platteland en/of Regio Deal-gebieden of andere praktijkgebieden waar maatregelen en gebiedssamenwerkingen plaatsvinden, en zal dus ook rijk, provincies, waterschappen en/of gemeenten betrekken.

Draagvlak

Gezien het belang van draagvlak voor en binnen het programma zal dit een expliciet aandachtspunt in het onderzoek zijn. Het betreft draagvlak in de wetenschap en bij praktijkonderzoekers, bij boeren, bij burgers, bij investeerders en financiers, bij ketenpartners en bij overheden. Er dient voldoende aandacht te zijn voor communicatie en het aangesloten houden van partijen, het vergroten van bewustzijn en het uitdragen van resultaten en successen. Voor het draagvlak is het ook belangrijk aandacht te hebben voor het belonen van inspanningen: Partijen engageren zich om biodiversiteit te vergroten en zullen de meerwaarde van die inspanningen moeten inzien en ondervinden. Overheden moeten goed geïnformeerd blijven zodat zij het belang van draagvlak en het inzetten van (gedeelde) kennis blijven ondersteunen.

Deelnemers aan het programma verbinden zich ertoe hun kennis gedurende de looptijd van het programma breder te delen om op die manier andere gebieden te inspireren en te motiveren tot het nemen en monitoren van maatregelen.

Bestaande kennis en valorisatie

Het is essentieel om in het programma aan te haken bij lopende initiatieven die nu al data verzamelen en bestaande kennis mee te nemen. Zodoende worden eerdere (onderzoeks)inspanningen niet overgedaan en zijn mogelijkerwijs versnellingen mogelijk omdat voor bepaalde elementen al een goede kennisbasis bestaat. Een belangrijke vraag binnen het programma zal zijn hoe bestaande kennis naar de praktijk kan worden vertaald en hoe een goede doorstroming kan worden gegarandeerd. Het gaat dan zowel over de bestaande onderzoekskennis als de kennis opgedaan in de living labs zoals voorzien in dit programma.

Evenzeer zullen de living labs aandacht moeten besteden aan een goede vertaling van praktijkkennis in het onderzoek. Tussentijds kan de Begeleidingscommissie toetsen of dit aspect goed loopt en of dit eventuele bijsturing vergt.

De valorisatie van kennis uit het programma in het onderwijs draagt bij aan de meerwaarde van het programma en het toekomstbestendig maken van resultaten. Het betrekken van studenten in het onderzoek kan bijdragen aan de doorstroming van kennis.

Fasering van het programma

De procedure voor het programma verloopt in twee fasen. In een eerste fase worden kennisinstellingen en maatschappelijke stakeholders en praktijk uitgenodigd voorstellen in te dienen voor een living lab in een specifiek gebied. Living labs sluiten goed aan bij de gewenste gebiedsgerichte aanpak en de levensechte, experimentele setting. Daarmee kan recht worden gedaan aan de urgentie om maatregelen te vinden en/of de effectiviteit van maatregelen te verbeteren, die in de complexiteit van de realiteit het gewenste resultaat opleveren. Bovendien kunnen in de living labs de nodige stakeholders in volle breedte actief worden betrokken zodat het ook hun proces wordt (eigenaarschap).

Op basis van de ingediende voorstellen voor living labs, wordt een voorselectie uitgevoerd en worden drie labs geselecteerd, die elk een ander gebied binnen Nederland beslaan.

In een tweede fase, na de voorselectie van de drie living labs, zullen de betrokkenen partijen uit die drie geselecteerde livings labs worden uitgenodigd tot de vorming van één gezamenlijk breed consortium en één subsidieaanvraag. Dit consortium is samengesteld uit alle betrokken partijen uit de drie voorgeselecteerde living labs en zal verantwoordelijk zijn voor zowel de drie living labs als voor het overkoepelend project. Het honoreringsbesluit voor het NWA programma Living labs voor het herstel van Biodiversiteit betreft dus dit ene project.

De vorming van één overkoepelend project moet het mogelijk maken om de opzet van de drie verschillende onderzoeken vergelijkbaar te maken en uitkomsten te kunnen wegen maar evengoed om resultaten naar een hoger niveau te kunnen aggregeren. Vergelijkbaarheid en opschaalbaarheid van resultaten vergt samenwerking voorafgaand aan de start van het gebiedsgerichte onderzoek in de living labs. In gezamenlijkheid moet het kader worden bepaald. Wat moet gemeten worden in de beoogde regio’s en op welke manier wordt dat gedaan? Het protocol van doen, meten, onderzoeken, leren en beter doen, wordt al voor de start door de living labs gezamenlijk vastgesteld. De aanpak uit het Deltaplan Biodiversiteitsherstel (www.samenvoorbiodiversiteit.nl) wordt als basis gebruikt bij de ontwikkeling van de projecten. Bepaalde projectonderdelen kunnen dwarsdoorsnijdend zijn, zo kan bijvoorbeeld onderzoek naar wet- en regelgeving een werkpakket zijn dat door de verschillende gebiedsonderzoeken heen loopt. Ook met het oog op de opschaalbaarheid en het verduurzamen van resultaten, is gebiedsoverstijgende samenwerking een voorwaarde. Het programma vergt veel van de betrokkenen in het consortium: Niet alleen kwaliteitsvol en relevant onderzoek, maar ook transdisciplinaire (alfa, bèta, gamma) samenwerking en samenwerking van en met verschillende maatschappelijke stakeholders. Gezien het belang van draagvlak, moet dit aspect de nodige aandacht en ruimte kunnen krijgen.

Het programma is als volgt gestructureerd:

REGIE (in afstemming met Deltaplan Biodiversiteitsherstel)

Gezamenlijk consortium en overkoepelend project: coördinatie en management van het programma, doorsnijdende werkpakketten, dataverzameling, -uitwisseling en -opslag, synthese – gericht op vragen rond opschaalbaarheid, het inzetten van maatregelen op provinciaal en landelijk niveau en het formuleren van adviezen voor landelijk beleid

LIVING LAB 1

LIVING LAB 2

LIVING LAB 3

Onderzoekers en praktijk

Onderzoekers en praktijk

Onderzoekers en praktijk

3 Richtlijnen voor aanvragers

3.1 Wie kan aanvragen

Aanvragen worden (zowel in fase 1 als fase 2) ingediend door een consortium waarin de brede kennisketen en maatschappelijke stakeholders en praktijk zijn vertegenwoordigd. Aanwezigheid van ecologische kennis is hierbij een vereiste.

In hoofdstuk 4 wordt de beoordelingsprocedure beschreven. Na de eerste fase, de voorselectie van drie living labs, kunnen voor fase 2 nog cofinanciers (3.1.3) en samenwerkingspartners (3.1.4) worden toegevoegd aan het te vormen consortium. Er kunnen echter geen penvoerder en aanvragers zoals beschreven in 3.1.1 en 3.1.2 meer worden toegevoegd aan het consortium, tenzij de beoordelingscommissie heeft vastgesteld dat specifieke noodzakelijke expertise ontbreekt voor het overkoepelende project dat in fase 2 wordt ontwikkeld. De beoordelingscommissie kan in dat geval de geselecteerde deelnemers schriftelijk verzoeken om in gezamenlijkheid een partij met die specifieke expertise uit te nodigen en toe te voegen aan het consortium.

We onderscheiden vier categorieën van deelnemers aan een consortium:

  • Hoofdaanvrager (fase 1) / Penvoerder (fase 2)

  • Aanvrager(s)

  • Cofinanciers (alleen in fase 2)

  • Samenwerkingspartners

3.1.1 Hoofdaanvrager en Penvoerder

In fase 1 dient een hoofdaanvrager als trekker van een living lab het voorstel in en is het aanspreekpunt voor NWO.

Bij de uitwerking van de aanvraag in fase 2 zijn de hoofdaanvragers van de drie geselecteerde living labs verantwoordelijk voor de organisatie van het proces om tot een gezamenlijk consortium en subsidieaanvraag te komen. Het consortium (fase 2) duidt één penvoerder aan. De penvoerder ontvangt de subsidie en is namens het consortium verantwoordelijk voor zowel de wetenschappelijke samenhang, de resultaten, als de financiële verantwoording. Onderzoekers van de volgende kennisinstellingen kunnen als hoofdaanvrager in fase 1 en/of penvoerder in fase 2 optreden:

  • Universiteiten gevestigd in het Koninkrijk der Nederlanden;

  • Universitaire medische centra;

  • KNAW- en NWO-instituten;

  • Hogescholen, zoals bedoeld in artikel 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW);

  • TO2-instellingen1;

  • het Nederlands Kanker Instituut;

  • het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek te Nijmegen;

  • Dubble-bundellijn bij de ESRF te Grenoble;

  • NCB Naturalis;

  • Advanced Research Centre for NanoLithography (ARCNL);

  • Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie.

De penvoerder dient aan de volgende kwalificaties te voldoen:

  • gepromoveerd of lector/senior onderzoeker;

  • aanstelling voor tenminste de looptijd van het aanvraagproces en het beoogde onderzoeksproject.

De hoofdaanvrager mag slechts één aanvraag indienen in de hoedanigheid van hoofdaanvrager. Een hoofdaanvrager mag daarnaast maximaal één keer als aanvrager deelnemen aan een ander living lab.

3.1.2 Aanvrager(s)

Een aanvrager is deelnemer in het consortium (zowel in fase 1 als fase 2) en ontvangt subsidie (alleen in fase

  • 2) via de penvoerder. Voor organisaties waaraan een aanvrager is verbonden die niet vermeld zijn in paragraaf 3.1.1 geldt dat de organisatie moet voldoen aan de onderstaande genoemde cumulatieve criteria:

    • is gevestigd in Nederland en

    • heeft een publieke taak en

    • is onafhankelijk in de uitvoering van onderzoek en

    • heeft geen winstoogmerk anders dan ten behoeve van het doen van verder onderzoek.

Let op: Deze voorwaarden worden voorafgaand aan het indienen van de aanvraag getoetst door NWO.

De organisatie van de aanvrager levert daartoe uiterlijk 10 werkdagen voor de deadline van indiening per e- mail in ieder geval de volgende documenten aan:

  • een recent uittreksel van de kamer van koophandel;

  • de oprichtingsakte c.q. statuten c.q. ander formeel document waaruit de publieke taak en het ontbreken van winstoogmerk blijkt;

  • de laatst beschikbare jaarrekening voorzien van controleverklaring.

Indien de toetsing door NWO van de aanvragers niet op voorhand plaats gevonden heeft, kan NWO de aanvraag niet in behandeling nemen.

De 29 Nederlandse publieke kennisorganisaties (zie voor de lijst van deze Rijkskennisinstellingen: https://www.rathenau.nl/nl/kennisgedreven-democratie/publieke-kennisorganisaties/faq#faq-item1ww.nwo.nl/datamanagement) hoeven de genoemde documenten niet op voorhand aan te leveren, aangezien NWO ervan uit gaat dat deze organisaties in beginsel zullen voldoen aan de in paragraaf 3.1.2 gestelde voorwaarden. Indien NWO nadere toetsing na indiening van het voorstel toch noodzakelijk acht, dient de aanvrager van een dergelijke organisatie op verzoek van NWO deze documenten alsnog aan te leveren.

Kennisinstellingen onder 3.1.1. genoemd worden in ieder geval aangemerkt als aanvrager.

Een aanvrager mag in deze ronde in maximaal twee living labs als aanvrager deelnemen.

3.1.3 Cofinancier(s)

Cofinanciering is binnen deze call niet verplicht. Het is wel mogelijk cofinanciers toe te voegen in fase 2 van de procedure. Cofinanciers zijn organisaties die deelnemen aan het consortium en in cash en/of in kind bijdragen aan het project. Cofinanciers kunnen nooit subsidie ontvangen van NWO. De voorwaarden omtrent cofinanciering zijn gespecificeerd in paragraaf 3.5. Kennisinstellingen die conform de onder in 3.1.1. gegeven beschrijving in aanvragen deel mogen nemen, mogen in deze call for proposals niet deelnemen als cofinancier.

3.1.4 Samenwerkingspartners

Samenwerkingspartners zijn partijen die nauw betrokken zijn bij de uitvoering van het onderzoek en/of de kennisbenutting. Samenwerkingspartners moeten onderdeel zijn van het voorstel voor een living lab in fase 1 én in het uiteindelijke consortium dat de subsidieaanvraag indient in fase 2. Samenwerkingspartners kunnen geen subsidie ontvangen van NWO. Hierbij kan gedacht worden aan de maatschappelijke stakeholders en praktijkpartijen.

De aanvragers kunnen hierbij ook bijkomende partijen benoemen die zij, middels inhuur, willen betrekken bij kennisbenutting.

3.2 Wat kan aangevraagd worden

3.2.1 Beschikbaar bedrag

Voor deze call of proposals is een totaal budget van € 4.365.000 euro beschikbaar.

Maximaal is voor een living lab voorstel in fase 1 € 1,1 miljoen beschikbaar. Voor de programmabijeenkomsten (zie 3.4.2) tussen fase 1 en fase 2 is een budget van maximaal 15.000 euro gereserveerd. Voor het voorstel in fase 2 is, inclusief de drie living labs, maximaal € 4.350.000 beschikbaar.

3.2.2 De begroting

De begroting bij dit voorstel wordt opgebouwd aan de hand van NWO-breed gestandaardiseerde bouwstenen, de zogenaamde modules. In de aanvraagbegroting kiezen de aanvragers welke combinatie van modules nodig is om de onderzoeksvraag te beantwoorden, en hoe vaak elke module wordt ingezet.

Voor deze call zijn volgende modules aan te vragen:

  • 1. Personele kosten

  • 2. Materiële kosten

  • 3. Kennisbenutting

  • 4. Internationalisering en Money follows Collaboration

  • 5. Projectmanagement (alleen fase 2)

Bij het opstellen van de begroting van de aanvraag (fase 1 en 2) dient men te beargumenteren hoe de voorgestelde bestedingen aan de verschillende posten bijdragen aan het voorstel. Er wordt een begrotingsformulier beschikbaar gesteld dat bij de aanvraag als verplichte bijlage ingediend moet worden. Financiering dient in overeenstemming c.q. verenigbaar te zijn met de Europese regelgeving voor staatssteun en aanbestedingen2.

De specificatie van de modules is beschreven in Bijlage 1 bij deze call. Deze bijlage maakt een integraal deel uit van deze call for proposals.

Fase 1

Voor fase 1 dienen partijen gezamenlijk een voorstel in voor een living lab. De looptijd van een living lab is in beginsel 5 jaar (2021-2026). Uiteindelijk streven van het Deltaplan Biodiversiteitsherstel is lange-termijn monitoring, hiervoor is geen financiering beschikbaar binnen deze call. Living lab voorstellen dienen wel oog te hebben voor potentiële voortzetting op langere termijn.

Het besluit over honorering van de subsidieaanvraag volgt na beoordeling in fase 2 van de gezamenlijk ingediende subsidieaanvraag (inclusief de drie living labs).

Fase 2

De partijen betrokken bij de drie voorgeselecteerde living labs uit fase 1 werken gezamenlijk een voorstel uit dat bestaat uit het overkoepelende project en de drie living labs. Binnen de subsidieaanvraag krijgen de drie living labs een logische plaats en kunnen dwarsdoorsnijdende werkpakketten worden gedefinieerd. Hiervoor is op programmaniveau budget beschikbaar om de werkzaamheden van de consortiumpartners en de organisatie van de nodige bijeenkomsten te financieren. Het consortium duidt één penvoerder aan die namens het consortium aanspreekpunt is. Er wordt één nieuwe begroting opgesteld. Het uiteindelijke honoreringsbesluit betreft dit ene project (overkoepelend deel + living labs).

3.3 Wanneer kan aangevraagd worden

De call for proposals bestaat uit twee fases (zie 3.4) en kent daarom twee deadlines.

  • 1. De deadline voor het indienen van voorstellen voor fase 1 is 3 maart 2020, om 14:00 uur CE(S)T.

  • 2. De deadline voor het indienen van de uitgewerkte aanvraag door het gezamenlijk consortium voor fase 2 is 8 september 2020, om 14:00 uur CE(S)T (enkel op uitnodiging).

Bij het indienen van uw aanvraag in ISAAC dient de hoofdaanvrager / penvoerder online gegevens in te voeren. Begin daarom ten minste drie werkdagen vóór de deadline van deze call for proposals met het indienen van de aanvraag. Aanvragen die na de deadline worden ontvangen, worden niet in behandeling genomen.

3.4 Het opstellen van de aanvraag

De callprocedure bestaat uit de volgende twee fases:

 

Wat

Hoe

Wanneer

Fase 1

Voorselectie drie living labs

Gebaseerd op gebiedsgerichte voorstellen voor living labs

Voorstellen indienen voor 3 maart 2020;

Interviews naar verwachting eind maart 2020

De partners uit de drie geselecteerde living labs vormen samen het gezamenlijke consortium dat het onderzoeksvoorstel in fase 2 opstelt en indient, passend bij de aanpak van het Deltaplan Biodiversiteitsherstel. Indien nodig worden extra partijen betrokken (zie hiervoor introductie 3.1)

Fase 2

Uitgewerkt voorstel voor het project (inclusief overkoepelende deel en de geselecteerde living labs)

Programmabijeenkomsten van het gezamenlijke consortium waar een gezamenlijk voorstel wordt opgesteld

Richtdata bijeenkomsten: 1 juni 2020, 8 juli 2020, 1 september 2020

Aanvraag indienen voor 8 september 2020

3.4.1 Fase 1 – het opstellen van de aanvraag voor een living lab

Het aanvraagformulier voor de aanvraag voor een gebiedsgericht living lab en templates voor de hieronder genoemde bijlagen zijn te vinden in ISAAC en op de subsidiepagina van de call for proposals. Dit voorstel wordt gedragen door een consortium dat tegemoet komt aan de inhoudelijke aandachtspunten zoals beschreven in Hoofdstuk 2. De instructie voor het opstellen van de aanvraag voor een living lab is te vinden in het aanvraagformulier.

  • Download de boven genoemde documenten vanuit het online aanvraagsysteem ISAAC of van de website van NWO (onderaan de webpagina van het betreffende financieringsinstrument).

  • Vul de formulieren in.

  • Sla het aanvraagformulier op als pdf en upload het in ISAAC.

  • Voeg de overige gevraagde bijlagen toe.

Bijlagen:

Bij het indienen van de aanvraag voor een living lab zijn de volgende bijlagen toegestaan:

  • adhesiebetuigingen van samenwerkingspartners (zie paragraaf 3.1.4),

  • het begrotingsformulier.

Het begrotingsformulier is een verplichte bijlage. Adhesiebetuigingen zijn optioneel, en kunnen worden toegevoegd indien het van toepassing is voor de aanvraag.

Andersoortige bijlagen worden niet toegestaan in fase 1. Bijlagen dienen los van de aanvraag in ISAAC geüpload te worden. Alle bijlagen, met uitzondering van het begrotingsformulier, dienen als pdf bestand te worden geüpload. Het begrotingsformulier kan als Excel bestand worden geüpload in ISAAC

3.4.2 Fase 2 – het opstellen van de volledige aanvraag

In fase 2 vormen de partijen van de drie voorgeselecteerde living labs uit fase 1 één gezamenlijk consortium. Dit consortium werkt, tijdens een aantal programmabijeenkomsten, het overkoepelende project uit. Het consortium duidt één penvoerder aan. De penvoerder dient namens het consortium de aanvraag in. De aanvraag bestaat uit één project waar het overkoepelende deel en de drie living labs een deel vanuit maken.

De organisatie van de programmabijeenkomsten ligt in handen van de drie hoofdaanvragers van de geselecteerde living labs. Zij betrekken de Begeleidingscommissie (zie 3.5) bij de voorbereiding en uitvoering van de programmabijeenkomsten. Voor de programmabijeenkomsten is een budget van maximaal 15.000 euro gereserveerd. Eén van de drie hoofdaanvragers dient, namens het te vormen consortium, een begroting in voor de programmabijeenkomsten.

Op de programmabijeenkomsten worden ten minste de volgende onderdelen gezamenlijk uitgewerkt:

  • Opzetten van regie, management van het project en algehele planning.

  • Opzetten van gezamenlijk kader met het oog op vergelijkbaarheid en opschaalbaarheid (keuze maatregelen, nulmeting, minimale metingen, basisdata, KPI’s, noodzakelijke afspraken en toestemming voor meting per gebied, etc.) en voor de synthese aan het eind.

  • Opzetten van dwarsdoorsnijdende werkpakketten (vb. verdienmodellen, communicatie).

  • Definitieve vorm living labs (o.b.v. bovenstaande afspraken).

  • Gezamenlijk plan rond kennisbenutting (inzet van bestaande kennis, het vertalen van (bestaande en nieuwe) kennis van onderzoek naar praktijk en vice versa, inclusief de doorstroming van kennis naar onderwijs).

De subsidieaanvraag bestaat ten minste uit de volgende onderdelen:

Samenvatting, Probleemstelling, Relevantie, Kennisoverdracht, Implementatie en Bestendiging, Doelstelling en Plan van aanpak.

De subsidieaanvraag bevat ten minste:

  • 1. Het plan van aanpak van de drie geselecteerde gebiedsgerichte living labs uit fase 1, met daarbij aangegeven wat de bijdrage is van de verschillende partijen.

  • 2. Het plan van aanpak voor het overkoepelende en dwarsdoorsnijdende deel met daarbij aangegeven wat de bijdrage is van de verschillende partijen.

  • 3. Governance: afspraken regie, beschrijving van het consortium met organogram, taakverdeling in living labs en overkoepelende deel, visie en plan voor kennisoverdracht.

  • 4. Een transparante begroting die inzicht geeft in de kosten van het project.

  • 5. Een duidelijke tijdsplanning, voor de gehele projectperiode zo concreet mogelijk uitgewerkt.

  • 6. Afspraken over dataverzameling, -uitwisseling en opslag.

  • 7. Een beschrijving van de meerwaarde van het consortium voor het onderzoek en hoe de samenwerking binnen de brede kennisketen en dus ook van de kennisketen met maatschappelijke partners uit publieke en semipublieke sectoren en/of het bedrijfsleven en partijen in het gebied die reeds actief zijn in een lopend gebiedsproces verzekerd is.

Het aanvraagformulier voor de volledige aanvraag en templates voor de hieronder genoemde bijlagen zijn te vinden in ISAAC en op de subsidiepagina van deze call. De instructies voor het opstellen van volledige aanvraag is ook te vinden in het aanvraagformulier.

  • Download de bovengenoemde documenten vanuit het online aanvraagsysteem ISAAC of van de website van NWO (onderaan de webpagina van het betreffende financieringsinstrument).

  • Vul de formulieren in.

  • Sla het aanvraagformulier op als pdf en upload het in ISAAC.

  • Voeg de overige gevraagde bijlagen toe.

Bijlages:

Bij het indienen van de volledige aanvraag zijn de volgende bijlagen toegestaan:

  • steunbrieven van cofinanciers;

  • adhesiebetuigingen van samenwerkingspartners (zie paragraaf 3.1.4);

  • het begrotingsformulier.

Het ingevulde begrotingsformulier is een verplichte bijlage. Steunbrieven zijn verplicht indien sprake is van cofinanciering. Adhesiebetuigingen zijn optioneel, en kunnen worden toegevoegd indien het van toepassing is voor het onderzoeksvoorstel.

Andersoortige bijlagen worden niet toegestaan in fase 2. Bijlagen dienen los van de aanvraag in ISAAC geüpload te worden. Alle bijlagen, met uitzondering van het begrotingsformulier, dienen als pdf bestand te worden geüpload. Het begrotingsformulier kan als Excel bestand worden geüpload in ISAAC.

3.5 Subsidievoorwaarden

Op alle aanvragen zijn de NWO Subsidieregeling 2017 en het Akkoord bekostiging wetenschappelijk onderzoek van toepassing.

Het project mag niet op enige andere wijze gefinancierd worden. Indien dit wel het geval blijkt te zijn, wordt de aanvraag afgewezen of wordt de subsidieverlening ingetrokken.

Looptijd

Het project heeft een looptijd van 5 jaar (2021-2026). NWO neemt de aanvraag niet in behandeling als de looptijd van het project de hier gestelde looptijd overstijgt. Wel dient in het voorstel oog te zijn voor mogelijke voortzetting van monitoring op langere termijn.

Cofinanciers

Cofinanciering is in deze call niet verplicht. Het is wel mogelijk cofinanciers toe te voegen in fase 2 van de procedure. Onderscheid wordt gemaakt tussen in-cash cofinanciering, die dient als dekking voor de begroting van de projectactiviteiten beschreven in de aanvraag, en in-kind cofinanciering, die kan bestaan uit inzet van middelen van de betrokken organisaties.

NWO factureert na honorering van de aanvraag de private of publieke partij die zich met een in-cash bijdrage heeft gecommitteerd. Na ontvangst worden deze middelen door NWO toegewezen op het project.

Voorwaarden in-kind cofinanciering

In-kind cofinanciering dient gekapitaliseerd ofwel contant gemaakt te worden (opgebouwd uit aantal eenheden tegen kostprijs of uren x tarief) en maakt deel uit van de begroting. De cofinancierende organisatie dient de gehanteerde tarieven te onderbouwen en te bewijzen. NWO bepaalt of de tarieven moeten worden aangepast.

Waardebepaling in-kind cofinanciering

Voor het bepalen van het uurtarief kan worden uitgegaan van het maximaal kostendekkend tarief inclusief de hierbij geldende opslagen. Het uurtarief wordt berekend op basis van de gehanteerde standaard productief aantal uur van de organisatie. Om tot een kostendekkend uurtarief te komen kunnen de volgende elementen meegenomen worden:

  • (gemiddeld) brutoloon behorende bij de functie van de medewerker die zal bijdragen aan het project;

  • vakantiegeld en 13e maand (indien van toepassing in de geldende CAO) naar rato van de inzet in FTE;

  • sociale lasten;

  • pensioenlasten;

Cofinanciers dienen opbouw en hoogte van de opgevoerde uurtarieven te motiveren in de steunbrief. Uurtarieven voor personele in-kind bijdragen van cofinanciers zijn gemaximeerd op € 125 per uur ongeacht van toepassing zijnde fiscale wet- en regelgeving bij de cofinancier.

NWO kan verzoeken om onderbouwing en bewijsstukken van de gehanteerde tarieven en eveneens om aanpassing.

Voor de inzet van studenten geldt een maximum tarief van € 25 per uur.

Toelaatbaar als in-kind cofinanciering is:

  • Personele inzet en materiële bijdragen als cofinanciering worden geaccepteerd op voorwaarde dat deze gekapitaliseerd worden en dat deze volledig onderdeel uitmaken van het project. Dit wordt duidelijk in de beschrijving en de planning/fasering van het onderzoek. Voor toegezegde apparatuur wordt de actuele dagwaarde gehanteerd.

  • Het is mogelijk dat een gedeelte van het onderzoek wordt uitgevoerd door derden. Bij personele inzet is voorwaarde dat de geleverde expertise in de vorm van mensuren niet reeds beschikbaar is op de onderzoeksinstelling(en) en dus specifiek voor het project wordt ingezet. Het kapitaliseren van personele inzet door derden is gebonden aan de hierboven genoemde waardebepaling in-kind cofinanciering.

  • Bij materiële bijdragen in de vorm van levering van diensten is voorwaarde dat deze als nieuwe inspanning kan worden geïdentificeerd. De dienst is niet reeds beschikbaar op de onderzoeksinstelling(en) die het onderzoek uitvoer(t)en. Het kan voorkomen dat men reeds geleverde diensten (bijvoorbeeld een database of software) als in kind cofinanciering wil opvoeren. Acceptatie is in dit geval niet vanzelfsprekend. Hierover dient de penvoerder vooraf contact op te nemen met NWO. NWO bepaalt of voor deze levering een concrete waarde is vast te stellen.

Verantwoording in-kind cofinanciering

Private en publieke partijen dienen hun in-kind bijdrage aan NWO te verantwoorden door een opgave van ingebrachte kosten te verstrekken aan de penvoerder, binnen drie maanden na afloop van het onderzoeksproject waaraan de bijdrage is geleverd. De verantwoording van de cofinancier(s) dient door de penvoerder tezamen met de financiële verantwoording van het project bij NWO te worden aangeleverd ten behoeve van de subsidievaststelling. Indien de door één cofinancier te verantwoorden in-kind bijdrage hoger is dan € 125.000, dient door deze cofinancier een controleverklaring aangeleverd te worden; in andere gevallen volstaat een schriftelijke verklaring van de penvoerder waarin vastgelegd is dat de ingebrachte in natura inspanningen daadwerkelijk aan het project zijn toegeschreven.

Bij in gebreke blijven van verantwoording van de toegezegde cofinanciering danwel het leveren van de toegezegde cofinanciering heeft NWO het recht de gehele subsidie in te trekken.

Niet toelaatbaar als cofinanciering (zowel in-cash als in-kind):

  • door NWO toegekende financiering;

  • PPS-toeslag;

  • cofinanciering afkomstig van de organisaties waar de penvoerder of aanvrager(s) werkzaam zijn;

  • kortingen op commerciële tarieven, o.a. op materialen, apparaten en diensten;

  • kosten m.b.t. overhead, begeleiding, consultancy en/of deelname aan de begeleidingscommissie;

  • kosten voor diensten die voorwaardelijk zijn. Er worden geen voorwaarden gesteld aan de levering van de cofinanciering. De levering van de cofinanciering is niet afhankelijk van het al dan niet bereiken van een bepaald stadium in het onderzoeksplan (bijv. go/no-go moment);

  • kosten die volgens de call for proposals niet worden vergoed;

  • kosten van apparatuur indien een van de (hoofd)doelen van de aanvraag is verbetering/meerwaarde te creëren van deze apparatuur.

Steunbrief deelnemende cofinanciers

In fase 2 kunnen cofinanciers in een steunbrief zowel inhoudelijke als financiële steun uitspreken aan het project en toegezegde cofinanciering bevestigen. Indien sprake is van cofinanciering, is een steunbrief voor elke afzonderlijke cofinancierende partij een verplichte bijlage bij de volledige aanvraag. Deze moet zijn ondertekend door een tekenbevoegd persoon van de cofinancier en op briefpapier van de cofinancier zijn geprint. In geval van honorering zal NWO de cofinancier vragen de bijdrage(n) te bevestigen (o.a. ter facturering in geval van in-cash). NWO zal een standaard handreiking voor de steunbrief beschikbaar stellen.

Adhesiebetuiging samenwerkingspartners

Samenwerkingspartners (zie paragraaf 3.1.4) hoeven geen steunbrief aan te leveren, aangezien zij geen cofinanciering bijdragen aan het project. Het is wel mogelijk om samenwerkingspartners te vragen om een adhesiebetuiging, waarin de partner aangeeft wat de aanleiding is om als samenwerkingspartner op te treden in het onderzoek, en wat de rol van de desbetreffende samenwerkingspartner binnen het project zal zijn.

Inhoudelijke monitoring met behulp van een begeleidingscommissie

NWO draagt zorg voor de inhoudelijke monitoring van de gehonoreerde aanvragen. Ter versterking hiervan en om het draagvlak voor de uitvoering van het project te vergroten zal een begeleidingscommissie worden ingesteld. Deze commissie bestaat uit onderzoekers en maatschappelijke stakeholders. Het betrokken departement is vertegenwoordigd in de Begeleidingscommissie, alsook het Deltaplan Biodiversiteitsherstel. De voorzitter van het Deltaplan Biodiversiteitsherstel treedt op als voorzitter van de begeleidingscommissie. De commissie monitort de verbinding tussen de living labs, monitort de voortgang van het project en de behaalde resultaten met een focus op kennisoverdracht, kennisbenutting en toepassing van de resultaten. Er zullen geregeld bijeenkomsten en desgewenst ‘site visits’ worden georganiseerd. Voor de bijeenkomsten van de begeleidingscommissie worden vertegenwoordigers van het consortium gevraagd om input en deelname. Waar gewenst worden aanvullende experts uitgenodigd. Onder begeleiding van de commissie zullen bredere bijeenkomsten en inspiratiedagen worden georganiseerd om onderzoek en praktijk uit andere gebieden te inspireren en kennis te delen.

Consortiumovereenkomst

De consortiumpartners moeten voorafgaand aan de start van het toegekende project een consortiumovereenkomst ondertekenen. In deze overeenkomst zijn rechten (bijvoorbeeld copyrights, publicaties, intellectueel eigendom etc. op producten of zaken die binnen het project worden ontwikkeld), kennisoverdracht en andere zaken zoals betalingen, voortgangs- en eindverslagen en geheimhouding geregeld. Daarnaast staan in de consortiumovereenkomst afspraken over de governance van het consortium (die afdoende garantie moet bieden voor een effectieve samenwerking), financiën, waar van toepassing in te brengen basiskennis, aansprakelijkheid, geschillen en regeling van onderlinge informatieverstrekking.

Het initiatief voor het maken van deze afspraken ligt bij de penvoerder van het consortium. De afspraken worden door NWO getoetst aan de NWO Subsidieregeling 2017. Voor de IE-rechten zijn de bepalingen zoals weergegeven in hoofdstuk 4 van deze subsidieregeling van toepassing waarbinnen de IE-rechten op de resultaten toekomen aan de begunstigde kennisinstelling, wiens medewerker de betreffende resultaten heeft gegenereerd (ownership follows inventorship). Voor de IE-rechten op de resultaten van cofinanciers gelden de weergegeven percentages tenzij gerechtvaardigd is hiervan af te wijken.

Intellectueel Eigendom & Publicaties (IE&P)

Om de kansen op nieuwe vindingen en innovaties te vergroten, wordt het verwerven, onderhouden en benutten van intellectuele eigendomsrechten (octrooien en auteursrechten) bij de kennisinstellingen gestimuleerd. Daartoe worden consortia bij de NWA gevraagd aandacht te geven aan intellectuele eigendomsrechten. Hierbij is het van belang dat onderzoeksresultaten op een verantwoorde wijze behandeld worden met het oog op bijdragen aan de wetenschap en toepassen van de kennis. Het doel is om enerzijds de onderzoeksresultaten zo breed mogelijk te exploiteren en te publiceren en anderzijds de samenwerking tussen de kennisketen en (semi)publieke partners en het bedrijfsleven te stimuleren. De NWO Subsidieregeling 2017 voorziet in mogelijkheden om Intellectueel Eigendom (IE)-rechten te vestigen door de aanvragers en ook in eventuele overdracht of licentieverlening daarvan aan de cofinanciers.

Verantwoording en projectafsluiting

Gedurende het project zal de penvoerder verantwoordelijk zijn voor rapportages over het project. NWO zal met het oog op monitoring van de voortgang van het project tussentijds inhoudelijke en, indien nodig, financiële rapportages opvragen, evenals verantwoording van geleverde cofinanciering indien van toepassing.

Bij afronding van een project zullen inhoudelijke en financiële eindrapportages worden opgevraagd. Na goedkeuring wordt definitieve hoogte van de subsidie vastgesteld.

Open Access

Alle wetenschappelijke publicaties van onderzoek dat is gefinancierd op basis van toekenningen voortvloeiend uit deze call for proposals dienen onmiddellijk (op het moment van publicatie) wereldwijd vrij toegankelijk te zijn (Open Access). Er zijn verschillende manieren voor onderzoekers om Open Access te publiceren. Een uitgebreide toelichting hierop vindt u op www.nwo.nl/openscience.

Datamanagement

Bij goed onderzoek hoort verantwoord datamanagement. NWO wil dat onderzoeksdata die voortkomen uit met publieke middelen gefinancierd onderzoek zo veel mogelijk ‘vrij’ en duurzaam beschikbaar komen voor hergebruik door andere onderzoekers. NWO wil bovendien het bewustzijn bij onderzoekers over het belang van verantwoord datamanagement vergroten. Aanvragen dienen daarom te voldoen aan het datamanagementprotocol van NWO. Dit protocol bestaat uit twee stappen:

  • 1. Datamanagementparagraaf

    De datamanagementparagraaf maakt deel uit van de onderzoeksaanvraag in fase 2. Onderzoekers dienen vier vragen te beantwoorden over datamanagement binnen hun beoogde onderzoeksproject. Hij of zij wordt dus gevraagd reeds voor aanvang van het onderzoek te bedenken hoe de verzamelde data geordend en gecategoriseerd moeten worden zodat zij vrij beschikbaar kunnen worden gesteld. Vaak zullen al bij het tot stand komen van de data en de analyse daarvan maatregelen getroffen moeten worden om opslag en deling later mogelijk te maken. Onderzoekers kunnen zelf aangeven welke onderzoeksdata zij voor opslag en hergebruik relevant achten.

  • 2. Datamanagementplan

    Na honorering van een aanvraag dient de onderzoeker de datamanagementparagraaf uit te werken tot een datamanagementplan. Het datamanagementplan is een concrete uitwerking van de datamanagementparagraaf. De onderzoeker beschrijft in het plan of gebruik gemaakt wordt van bestaande data of dat het om een nieuwe dataverzameling gaat en hoe de dataverzameling dan FAIR: vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar gemaakt wordt. Uiterlijk 4 maanden na honorering van de aanvraag moet dat plan via ISAAC zijn ingediend bij NWO. NWO keurt het plan zo snel mogelijk goed.

    Goedkeuring van het datamanagementplan door NWO is voorwaarde voor de subsidieverlening. Het plan kan tijdens het onderzoek worden bijgesteld.

Meer informatie over het datamanagementprotocol van NWO staat op: www.nwo.nl/datamanagement.

Nagoya Protocol

Het Nagoya Protocol is op 12 oktober 2014 van kracht gegaan en zorgt voor een eerlijke en billijke verdeling van voordelen voortvloeiende uit het gebruik van genetische rijkdommen (Access and Benefit Sharing; ABS). Onderzoekers die voor hun onderzoek gebruikmaken van genetische bronnen in/uit het buitenland dienen zich op de hoogte te stellen van het Nagoya Protocol (www.absfocalpoint.nl). NWO gaat er vanuit dat zij de noodzakelijke acties ten aanzien van het Nagoya Protocol nemen.

3.6 Het indienen van een aanvraag

Het indienen van een aanvraag voor een beoogd living lab en voor de volledige aanvraag kan alleen via het online aanvraagsysteem ISAAC. Aanvragen die niet via ISAAC zijn ingediend, worden niet in behandeling genomen.

Een hoofdaanvrager / penvoerder is verplicht zijn/haar aanvraag via zijn/haar eigen ISAAC-account in te dienen. Indien de hoofdaanvrager / penvoeder nog geen ISAAC-account heeft, dient hij/zij dat minimaal drie werkdagen voor het indienen aan te maken. Dit om eventuele aanmeldproblemen op tijd te kunnen verhelpen. Indien de hoofdaanvrager / penvoeder al een account bij NWO heeft, hoeft deze geen nieuw account aan te maken om een nieuwe aanvraag in te dienen.

Bij het indienen van uw aanvraag in ISAAC dient u ook online nog gegevens in te voeren. Begin daarom ten minste drie werkdagen vóór de deadline van deze call for proposals met het indienen van uw aanvraag.

Aanvragen die na de deadline worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.

Voor vragen van technische aard verzoeken wij u contact op te nemen met de ISAAC-helpdesk, zie paragraaf 5.1.2.

4 Beoordelingsprocedure

4.1 Procedure

Voor alle bij de beoordeling en/of besluitneming betrokken personen en betrokken NWO-medewerkers is de NWO Code omgang met persoonlijke belangen van toepassing.

4.1.1 Boordelingscommissie

Het (Domein)bestuur stelt de beoordelingscommissie aan. De beoordelingscommissie wordt breed samengesteld. Dit betekent dat niet alleen wetenschappers maar vertegenwoordigers uit de hele kennisketen, inclusief maatschappelijke stakeholders die goed in het onderwerp zitten, in de beoordelingscommissie zitting nemen.

De beoordelingscommissie beoordeelt op basis van de criteria in paragraaf 4.2 (fase 1) de ingediende voorstellen voor living labs (fase 1), houdt interviews met een vertegenwoordiging uit de ingediende voorstellen, en brengt advies uit aan het domeinbestuur. Het domeinbestuur adviseert op haar beurt de raad van bestuur van NWO over de voorstellen, die vervolgens een besluit neemt over de drie te selecteren living labs. Alle betrokken partijen uit de drie geselecteerde voorstellen voor living labs vormen in fase 2 een gezamenlijk consortium, dat vervolgens een subsidieaanvraag gezamenlijk uitwerkt. De subsidieaanvraag bestaat uit één project waar het overkoepelende deel en de drie living labs een deel vanuit maken (zie 3.4).

Bij beoordeling van de uitgewerkte subsidieaanvraag worden door de beoordelingscommissie de criteria uit paragraaf 4.2 (fase 2) in acht genomen. De beoordelingscommissie beoordeelt de uitgewerkte subsidieaanvraag en zal advies uitbrengen aan het domeinbestuur. De raad van bestuur van NWO neemt het subsidiebesluit.

4.1.2 Procedure voor de beoordeling van living labs (fase 1)

Ontvankelijkheid van voorstellen voor living labs

De eerste stap in de beoordelingsprocedure is een toets of een voorstel voor een living lab in behandeling genomen kan worden. Dat gebeurt op basis van de volgende voorwaarden:

  • Het voorstel is voor de deadline ingediend via ISAAC.

  • Het voorstel is in het Nederlands geschreven.

  • Het voorstel is ingediend door een geïnteresseerde partij die voldoet aan de voorwaarden gesteld in 3.1.1.

Alleen voorstellen die aan deze voorwaarden voldoen, zijn ontvankelijk en worden in behandeling genomen.

Wanneer correctie van het voorstel nodig is, zal de aanvrager de gelegenheid krijgen om haar/zijn voorstel binnen twee werkdagen aan te passen. Als het gecorrigeerde voorstel niet binnen de gestelde tijd is ontvangen, neemt NWO het voorstel niet in behandeling. Gecorrigeerde voorstellen, die tijdig zijn ontvangen, worden na goedkeuring alsnog in behandeling genomen.

Beoordeling voorselectie living labs

De beoordelingscommissie beoordeelt de living lab voorstellen aan de hand van drie criteria: I. de kwaliteit van het living lab voorstel, II. de kwaliteit van het consortium en III. de potentiële wetenschappelijke en/of maatschappelijke doorbraken (zie paragraaf 4.2). Ten behoeve van de voorselectie van de drie living labs houdt de beoordelingscommissie interviews. Voorstellen moeten minstens de kwalificatie goed krijgen om voor selectie in aanmerking te komen.

Besluitvorming voorselectie living labs

Na de beoordeling adviseert het domeinbestuur van het domein Exacte en Natuurwetenschappen (NWO- ENW) de raad van bestuur van NWO op basis van de voordracht van de beoordelingscommissie. De raad van bestuur van NWO behandelt in april 2020 de selectie van de living labs.

Na de voorselectie in fase 1 ontvangen de drie geselecteerde living labs een uitnodiging voor fase 2 waar de subsidieaanvraag wordt opgesteld.

4.1.3 Procedure voor het toetsen van de uitgewerkte subsidieaanvraag (fase 2)

Opstellen subsidieaanvraag

De partijen in de drie geselecteerde living labs (fase 1) worden uitgenodigd tot het opstellen van één gezamenlijke subsidieaanvraag. Om die aanvraag op te stellen worden programmabijeenkomsten georganiseerd waar minstens volgende onderdelen vastgesteld worden:

  • Opzetten van regie, management van het project en algehele planning.

  • Opzetten van gezamenlijk kader met het oog op vergelijkbaarheid en opschaalbaarheid (keuze maatregelen, nulmeting, minimale metingen, basisdata, KPI’s, noodzakelijke afspraken en toestemming voor meting per gebied, etc.) en voor de synthese aan het eind.

  • Opzetten van dwarsdoorsnijdende werkpakketten (vb. wet- en regelgeving, communicatie).

  • Definitieve vorm living labs (o.b.v. bovenstaande afspraken).

Gezamenlijk plan rond bestaande kennis en vertalen van kennis. Ontvankelijkheid van de uitgewerkte subsidieaanvraag

De eerste stap in de beoordelingsprocedure is een toets of de aanvraag in behandeling genomen kan worden. Dat gebeurt op basis van de volgende ontvankelijkheidscriteria:

  • De uitgewerkte subsidieaanvraag in voor de deadline ingediend via ISAAC.

  • De subsidieaanvraag is in het Nederlands geschreven.

  • De subsidieaanvraag bevat informatie over de deelnemers aan het consortium, met een beschrijving van alle gevraagde onderdelen.

  • De subsidieaanvraag bevat per deelaanvraag een plan van aanpak.

  • De subsidieaanvraag bevat een begroting voor alle deelaanvragen en een totaalbegroting. Deze zijn in het voorgeschreven format opgesteld.

  • De subsidieaanvraag voldoet aan de onder hoofdstuk 3.4 gestelde voorwaarden.

Alleen een aanvraag die aan deze voorwaarden voldoet, is ontvankelijk en wordt in behandeling genomen.

Wanneer correctie van de aanvraag nodig is, zal de penvoerder de gelegenheid krijgen om de aanvraag binnen 48 uur (2 werkdagen) aan te passen. Als de gecorrigeerde aanvraag niet binnen de gestelde tijd is ontvangen, neemt NWO de aanvraag niet in behandeling. De gecorrigeerde aanvraag, mits tijdig ontvangen, wordt na goedkeuring alsnog in behandeling genomen.

Toetsing van de subsidieaanvraag

De beoordelingscommissie toetst de kwaliteit van de subsidieaanvraag, het consortium en de kans op potentiële maatschappelijke doorbraken en relevantie van het voorstel. De uiteindelijke subsidieaanvraag moet aan de in deze call opgesomde criteria (zie 4.2) voldoen. Afwijzen is mogelijk bij onvoldoende kwaliteit (zie de paragraaf ‘NWO-kwalificatie’ hieronder).

Indien de subsidieaanvraag niet aan de criteria voldoet, zal de beoordelingscommissie aangeven welke elementen onvoldoende zijn en krijgt het consortium eenmalig de kans een herziene aanvraag in te dienen. Het consortium krijgt hiervoor 1 maand vanaf de bekendmaking. De aanbevelingen en aanwijzingen zal de beoordelingscommissie schriftelijk meedelen. Naar aanleiding hiervan zal een gesprek met de beoordelingscommissie worden ingepland. Als de herziene aanvraag niet aan de voorwaarden en kwaliteitscriteria voldoet zal er geen subsidie worden verstrekt.

Besluitvorming

Na de beoordeling adviseert het ENW-domeinbestuur de raad van bestuur van NWO op basis van het advies van de beoordelingscommissie. De raad van bestuur van NWO neemt in september 2020 een besluit over toekenning of afwijzing van de uitgewerkte aanvraag. Wanneer een herziene aanvraag ingediend moet worden, wordt het besluit uitgesteld naar oktober 2020.

NWO voorziet de uitgewerkte aanvraag van een kwalificatie. Deze kwalificatie wordt aan de aanvrager bekend gemaakt bij het besluit over al dan niet toekennen van financiering.

Om voor financiering in aanmerking te kunnen komen, dient een aanvraag ten minste de kwalificatie goed te krijgen.

Voor meer informatie over de kwalificaties zie: http://www.nwo.nl/kwalificaties.

Datamanagement

De datamanagementparagraaf in de aanvraag wordt niet beoordeeld en derhalve ook niet meegewogen in de beslissing om een aanvraag al of niet toe te kennen. De commissie kan wel advies geven met betrekking tot de datamanagementparagraaf. Na honorering van een aanvraag dient de onderzoeker de paragraaf uit te werken in een datamanagementplan. Aanvragers kunnen hierbij gebruik maken van het advies van de commissie. Het project kan van start gaan zodra het datamanagementplan is goedgekeurd door NWO.

Indicatief tijdpad

Medio januari 2020

Informatie- en matchmakingsbijeenkomst

3 maart 2020

Deadline indiening fase 1 (voorstellen living labs)

Maart – april 2020

Beoordeling (met interviewfase) ten behoeve van de selectie van drie living labs

Interviews (met hoofdaanvragers) naar verwachting eind maart 2020

Eind april 2020

Besluit raad van bestuur NWO over voorselectie fase 1

Begin mei 2020

NWO informeert indieners over besluit

Mei – september 2020

Programmabijeenkomsten en vorming consortium Richtdata:

1 juni 2020, 8 juli 2020, 1 september 2020

8 september 2020

Deadline indiening uitgewerkte voorstel fase 2

Medio september 2020

Toetsing kwaliteit voorstel

Eind september 2020

Besluit raad van bestuur NWO over fase 2

4.2 Criteria

In de call for proposals is differentiatie aangebracht in de subbeoordelingscriteria die gebruikt worden voor de voorstellen voor living labs en de uitgewerkte aanvraag.

Fase 1

De voorstellen voor living labs worden beoordeeld op basis van drie criteria. De criteria wegen even zwaar en tellen elk voor één derde mee in het totaaloordeel. De beoordelingscriteria worden hieronder op een aantal deelaspecten geoperationaliseerd:

  • I. Kwaliteit van het living lab voorstel

    • De gebiedsgerichte aanpak en de doelstellingen van het living lab zijn helder geformuleerd en passen binnen het programmadoel.

    • Het voorstel beschrijft een integraal plan voor landbouw, natuur en openbare ruimte in een specifiek gebied.

    • Het voorgestelde gebied bevat een diversiteit aan grondgebruik en soortengroepen en kent een duidelijke, nog niet gerealiseerde opgave.

    • Het voorstel beschrijft een divers pakket aan ecologische, sociale en economische onderzoeksaspecten.

    • De haalbaarheid van de geplande activiteiten is onderbouwd.

    • De begroting is passend voor het uit te voeren onderzoek: de verschillende begrotingsposten zijn gemotiveerd.

  • II. Kwaliteit van het consortium

    • Multi- en interdisciplinariteit: zijn alle disciplines die nodig zijn voor een adequate aanpak van het living lab in het voorstel opgenomen en is hun rol overtuigend beschreven?

    • Kennisketenbreed: wordt overtuigend aangetoond dat de voor een adequate aanpak van het probleem noodzakelijke partijen uit de kennisketen in het living lab zijn opgenomen en is hun rol overtuigend beschreven?

    • Zijn de voor het voorstel noodzakelijke samenwerkingspartners in het living lab opgenomen? Reflecteert het voorstel al bestaande samenwerking op praktijkniveau en beschrijft het living lab duidelijk hoe deze benut worden?

    • Is de samenhang, complementariteit en diversiteit tussen alle consortiumpartners duidelijk beschreven?

  • III. Potentiële wetenschappelijke en/of maatschappelijke doorbraken

    • Mate waarin het voorstel gericht is op wetenschappelijke en/of maatschappelijke doorbraken.

    • Mate van aansluiting van de voorgestelde verbeterambitie bij overige maatschappelijke opgaven voor het gebied (bijvoorbeeld klimaat, stikstof) en waar mogelijk een integraal gebiedsplan.

    • Potentieel voor lange-termijn monitoring en opschaling

    • Beschrijft het voorstel overtuigend de energie die in het voorgestelde gebied aanwezig is en de mate van betrokkenheid en commitment stakeholders?

    • Beschrijft het voorstel duidelijk de praktijkrelevantie: betrekt het de stakeholders bij de opzet, de uitvoering en aansturing van het living lab, bij de vraagarticulatie en de regionale inbedding en geeft het zicht op invoering (en eventueel reeds de opschaling) van de beoogde oplossingen?

    • Wijze waarop het living lab zorgdraagt voor draagvlak bij alle betrokken partijen.

    • Ambitie en haalbaarheid van het kennisbenuttingsplan (inclusief kennisoverdracht, utilisatie van resultaten en valorisatie).

Voor het programma is het van belang dat de drie geselecteerde living labs verschillende gebieden beslaan die representatief zijn voor Nederland. In het honoreringsadvies kan de beoordelingscommissie dan ook complementariteit van de drie te selecteren living labs meenemen. De beoordelingscommissie gaat daarbij als volgt te werk:

  • 1) De voorlopige ranking wordt vastgesteld op basis van criteria I t/m III uit paragraaf 4.2.

  • 2) Uitsluitend indien er meer dan 3 aanvragen minstens de kwalificatie goed hebben, zal de beoordelingscommissie de volgende drie aspecten van complementariteit bij het advies betrekken:

    • Landschapstype;

    • Type agrarisch grondgebruik;

    • Regionale spreiding

Daarbij staat vast dat de beoordelingscommissie de nummer 1 op de voorlopige ranking in ieder geval op nummer 1 plaatst in het honoreringsadvies. Vervolgens vergelijkt de commissie de overige aanvragen met nummer 1 op de drie aspecten van complementariteit. Wanneer nummer 2 op 1 of meer aspecten van complementariteit met nummer 1 overeenkomt, kan de commissie besluiten nummer 2 niet op te nemen in het honoreringsadvies en volgt de vergelijking van nummer 3 met nummer 1 en zo verder. Indien 3 aanvragen minstens de kwalificatie goed hebben gaan deze drie aanvragen door naar fase 2. Indien er minder dan 2 aanvragen minstens de kwalificatie goed hebben zal er geen fase 2 plaatsvinden.

Fase 2

De uitgewerkte aanvraag wordt getoetst op de volgende criteria (de criteria wegen even zwaar en tellen elk voor één derde mee in het totaaloordeel):

  • I. Kwaliteit van het onderzoeksvoorstel

    • Wetenschappelijk en maatschappelijk belang van het voorgestelde project.

    • Het voorstel beschrijft duidelijk de onderscheiden living labs en de dwarsdoorsnijdende werkpakketten. Het overkoepelende werkplan is logisch van opbouw, goed gefaseerd en realistisch.

    • Het voorstel en de samenhang tussen overkoepelende activiteiten en onderliggende living labs is coherent.

    • De voorgestelde methoden en technieken zijn geschikt voor het onderzoeken en het beantwoorden van de overkoepelende onderzoeksvragen.

    • De haalbaarheid van de geplande activiteiten is onderbouwd.

    • De begroting is passend voor het uit te voeren onderzoek: de verschillende begrotingsposten zijn gemotiveerd, de verhouding ten aanzien van de begrotingen van de drie living labs is helder.

  • II. Kwaliteit van het consortium

    • Multi- en interdisciplinariteit: alle disciplines die nodig zijn voor een adequate aanpak van het probleem in het voorstel hebben een duidelijke rol.

    • Kennisketenbreed: alle partijen uit de kennisketen in het voorstel hebben een duidelijke rol.

    • De voor het voorstel noodzakelijke samenwerkingspartners in het consortium hebben een duidelijke rol en worden actief betrokken bij het project.

    • De samenhang, complementariteit en diversiteit van het consortium is duidelijk beschreven ten aanzien van het voorgestelde onderzoek.

    • De governance en samenwerking, zowel binnen en tussen de living labs als in het overkoepelende project, zijn duidelijk en overtuigend beschreven.

  • III. Potentiële wetenschappelijke en/of maatschappelijke doorbraken

    • Het voorstel beschrijft overtuigend hoe draagvlak en commitment van maatschappelijke stakeholders en praktijk verzekerd wordt.

    • Het gezamenlijk kader is helder geformuleerd en draagt bij aan de vraag ten aanzien van opschaalbaarheid en landelijk beleid.

    • Ambitie en haalbaarheid van het kennisbenuttingsplan (inclusief kennisoverdracht, utilisatie van resultaten en valorisatie).

5 Contact

5.1 Inhoudelijke vragen

Voor inhoudelijke vragen over deze call for proposals neemt u contact op met:

Drs. Martijn Los

tel. +31(0)70 3440508

E-mail: nwa-herstelbiodiversiteit@nwo.nl

5.2 Technische vragen over het elektronisch aanvraagsysteem ISAAC

Bij technische vragen over het gebruik van ISAAC kunt u contact opnemen met de ISAAC-helpdesk. Raadpleeg eerst de handleiding voordat u de helpdesk om advies vraagt. De ISAAC-helpdesk is bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 10.00 tot 17.00 uur op telefoonnummer +31 (0)20 346 71 79. U kunt uw vraag ook per e-mail stellen via isaac.helpdesk@nwo.nl. U ontvangt dan binnen twee werkdagen een reactie.

6 Bijlage(n)

6.1 Begrotingsmodules

De begroting wordt opgebouwd aan de hand van NWO-breed gestandaardiseerde bouwstenen, de zogenoemde modules.

Voor fase 1 van deze call is voor een voorstel voor living lab in totaal minimaal 900.000 euro en maximaal 1,1 miljoen euro op te nemen en zijn volgende modules beschikbaar:

  • 1. Personele kosten

  • 2. Materiële kosten

  • 3. Kennisbenutting

  • 4. Internationalisering en Money follows Collaboration

Voor fase 2 van het programma (living labs + overkoepelend project) is minimaal 4,1 miljoen euro en maximaal 4,35 miljoen euro (3,3 miljoen euro living labs + 1,05 miljoen euro overkoepelend project) beschikbaar. Hiervoor zijn bovengenoemde modules aan te vragen én de module projectmanagement.

Bij het opstellen van de begroting van de volledige aanvraag dient men te beargumenteren hoe de voorgestelde bestedingen aan de verschillende posten bijdragen aan het voorstel. NWO stelt een begrotingsformulier beschikbaar dat bij de volledige aanvraag als verplichte bijlage moet worden ingediend. Financiering dient in overeenstemming c.q. verenigbaar te zijn met de Europese regelgeving voor staatssteun en aanbestedingen3.

6.1.1 Personele kosten

Voor personeel dat een substantiële bijdrage levert aan het onderzoek kan financiering voor de salariskosten worden aangevraagd. Deze salariskosten zijn afhankelijk van het type aanstelling en de organisatie waar het personeel is/wordt aangesteld. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het financieren van personeel aangesteld aan academische instellingen4 en personeel bij overige instellingen5.

Daarnaast worden binnen de module personele kosten verschillende budgetposten (i.e. personeelsposities) onderscheiden. Deze budgetposten kunnen onbeperkt worden aangevraagd, met uitzondering van de vervangingssubsidie. Hiervoor geldt een maximum van 10% van het bij NWO aangevraagde budget.

Personeel academische instellingen

Voor de financiering van salariskosten van personeel aangesteld bij een academische instelling zijn de volgende budgetposten beschikbaar: promovendus/Professional Doctorate in Engineering/MD PhD6; postdoc; niet-wetenschappelijk personeel; overig wetenschappelijk personeel; vervangingssubsidie. De budgetposten worden hieronder nader toegelicht.

Op basis van de instelling waar het personeel werkzaam zal zijn, wordt bepaald volgens welke tarieven de salariskosten worden vergoed:

  • Aan universitaire instellingen (de instellingen genoemd in 3.1.1 m.u.v. universitair medisch centra) wordt subsidie verstrekt conform meest recente VSNU salaristabellen.

  • Aan universitair medisch centra wordt subsidie verstrekt conform de meest recente NFU salaristabellen.

Voor de budgetposten ‘Promovendus’ en ‘Postdoc’ komt bovenop de salariskosten een eenmalige persoonsgebonden benchfee van € 5.000 ter stimulering van de wetenschappelijke carrière van de door NWO gefinancierde projectmedewerker. Dit wordt apart opgenomen in de begroting.

Vergoedingen voor promotiestudenten/beursalen aan een Nederlandse universiteit komen niet in aanmerking voor subsidie van NWO.

Hieronder volgt een toelichting op de beschikbare budgetposten.

Promovendus/Professional Doctorate in Engineering (PDEng)/MD PhD

Het uitgangspunt is dat een promovendus 48 maanden voor 1,0 fte wordt aangesteld. Het equivalent van 48 voltijdsmaanden, te weten een aanstelling van 60 maanden voor 0,8 fte, is ook mogelijk. Een PDEng kan maximaal 24 maanden voor 1 fte worden aangesteld. Indien voor de uitvoering van het voorgestelde onderzoek een afwijkende aanstellingsduur gewenst wordt, kan, mits goed gemotiveerd, van de richtlijn worden afgeweken.

Postdoc

De omvang van de aanstelling is minstens 6 voltijdsmaanden en maximaal 48 voltijdsmaanden. De inzet kan wel over een langere periode gespreid worden, maar is altijd minstens 0.5 fte òf de looptijd is minstens 12 maanden. Het product van fte x looptijd dient altijd minstens 6 voltijdsmaanden te zijn.

Indien men expertise gedurende kortere tijd wenst in te zetten staat hiervoor het materieel krediet ter beschikking.

Niet wetenschappelijk Personeel (NWP)

Financiering voor het aanstellen van niet-wetenschappelijk personeel dat specifiek noodzakelijk is voor de uitvoering van het onderzoeksproject kan alleen worden aangevraagd als er ook financiering voor een promovendus of postdoc wordt aangevraagd. Het kan hier gaan om bijvoorbeeld student- assistenten, programmeurs, technisch assistenten, analisten etc. Afhankelijk van het functieniveau kan worden gekozen uit de salaristabellen NWP MBWO, NWO HBO en NWP academisch.

De omvang van de aanstelling is minimaal 6 voltijdsmaanden en maximaal 48 voltijdsmaanden. De inzet kan wel over een langere periode gespreid worden, maar is altijd minstens 0.5 fte òf de looptijd is minstens 12 maanden. Het product van fte x looptijd dient altijd minstens 6 voltijdsmaanden te zijn.

Voor een beperktere inzet van NWP staat het materieel budget ter beschikking.

Overig Wetenschappelijk Personeel (OWP)

Financiering voor OWP, zoals AIOS (arts in opleiding tot specialist), ANIOS (arts niet in opleiding tot specialist), of mensen met een universitaire master of de titel drs. of ir, kan alleen aangevraagd worden als er ook financiering voor een promovendus of postdoc wordt aangevraagd.

De omvang van de aanstelling is minimaal 6 voltijdsmaanden en maximaal 48 voltijdsmaanden. De inzet kan wel over een langere periode gespreid worden, maar is altijd minstens 0.5 fte òf de looptijd is minstens 12 maanden. Het product van fte x looptijd dient altijd minstens 6 voltijdsmaanden te zijn.

Vervangingssubsidie

Met deze budgetpost kan financiering worden aangevraagd voor de vervanging van de penvoerder en/of aanvrager(s) die werkzaam zijn bij een academische instelling. Hiermee kan de werkgever van de betreffende aanvrager de kosten dekken om de onderzoeker vrij te stellen van onderwijs-, bestuur- of beheerstaken (geen onderzoekstaken). De door de vervanging vrijgekomen tijd mag/mogen de aanvrager(s) alleen inzetten voor werkzaamheden in het kader van het onderzoeksproject. In de aanvraag moet deze werkzaamheden gespecificeerd worden.

Voor ‘vervanging’ kan voor maximaal het equivalent van 5 voltijdsmaanden vervanging worden aangevraagd in fase 1. NWO financiert de vervanging op basis van de op het moment salaristabellen voor een senior wetenschappelijk medewerker (schaal 11.0). Voor fase 2 kan in totaal niet meer dan de reeds voor fase 1 aangevraagde vervanging worden aangevraagd.

Personeel overige instellingen

Voor de financiering van personeel dat werkzaam is bij een hogeschool, TO2-instelling, Rijkskennisinstelling of andere organisatie in de categorie aanvrager (zie paragraaf 3.1.2) wordt, op basis van de cao inschaling van de betreffende medewerker, uitgegaan van de volgende maximale tarieven (uur/dag) gebaseerd op de Handleiding Overheidstarieven 2017:

Tarieven per functie

Schaal

Tarief

Studenten

€ 25

Ondersteuning NWP MBO

7

€ 59

Ondersteuning NWP HBO

10

€ 72

Junior-onderzoeker

10

€ 72

Docenten school

10

€ 72

Ondersteuning NWP Academisch

11

€ 79

Medior-onderzoeker1

11

€ 79

Medior-onderzoeker1

12

€ 87

Arts-onderzoeker

12

€ 87

Docent-onderzoekers

12

€ 87

Senior-onderzoeker

13

€ 95

Directie/lector

16

€ 119

X Noot
1

De eerste medior-onderzoeker schaal 11 staat voor AIO niveau en tweede schaal 12 postdoc niveau.

De genoemde maximale tarieven zijn gebaseerd op het kostendekkend tarief inclusief de hierbij geldende opslagen. Het uurtarief wordt berekend op basis van de gehanteerde standaard productief aantal uur van de organisatie. Het kostendekkend tarief moet onderbouwd kunnen worden en omvat:

  • (gemiddeld) brutoloon behorende bij de functie van de medewerker die zal bijdragen aan het project;

  • vakantiegeld en 13e maand (indien van toepassing in de geldende CAO) naar rato van de inzet in FTE;

  • sociale lasten;

  • pensioenlasten.

6.1.2 Materiële kosten

Aan materieel krediet kan maximaal € 15.000 per jaar per fte wetenschappelijke positie (d.w.z. promovendus, postdoc en wetenschappelijk medewerker niet-academische instelling (junior-, medior- en seniorniveau met minimale aanstelling van 0.2 fte gedurende 12 maanden)) worden aangevraagd. De verdeling van het totaalbedrag aan materieel budget over de door NWO gesubsidieerde personeelsposities ligt bij de aanvrager. Materieel krediet voor kleinere aanstellingen wordt naar rato aangevraagd en door NWO beschikbaar gesteld.

Het aan te vragen materiaal krediet is gespecificeerd naar de onderstaande drie budgetposten:

Projectgebonden goederen/diensten

  • verbruiksgoederen (glaswerk, chemicaliën, cryogene vloeistoffen, etc.)

  • apparatuur en/of software (bijv. lasers, specialistische computers of computerprogramma's, etc.). Voor deze kleine apparatuur en/of software geldt dat het bedrag per aanvraag niet meer dan € 160.000 mag bedragen

  • meet- en rekentijd (bijv. supercomputertoegang, etc.)

  • kosten voor aanschaf of gebruik van dataverzamelingen (bijv. CBS)

  • toegang tot grote (inter)nationale faciliteiten (bijv., cleanrooms, synchrotrons, datasets, etc.)

  • werk door derden (bijv. laboratoriumanalyses, dataverzameling, etc.)

  • personele kosten voor een kleinere omvang dan aangeboden in de module personeelskosten.

Reis- en verblijfskosten ten behoeve van de aangevraagde wetenschappelijke posities

  • reis- en verblijfskosten (nationaal en internationaal)

  • congresbezoek (maximaal 2 per jaar)

  • veldwerk

  • werkbezoek

Uitvoeringskosten

  • zelf te organiseren binnenlands symposium/conferentie/workshop

  • kosten Open Access publiceren

  • kosten datamanagement

  • kosten voor vergunningaanvragen (bijv. dierproeven)

Niet aangevraagd kunnen worden:

  • Basisvoorzieningen binnen de instelling (bijvoorbeeld laptops, bureaus etc.)

  • Onderhouds- en verzekeringskosten

Indien het maximumbedrag van € 15.000 per jaar per fte wetenschappelijke positie niet toereikend is voor het uitvoeren van het onderzoek, kan, mits goed gemotiveerd in de aanvraag, daarvan afgeweken worden. Het maximumbedrag voor kleine apparatuur (€ 160.000) is hierop een uitzondering.

6.1.3 Kennisbenutting

In de aanvraag dient ten minste 5% van het totale bij NWO aangevraagde budget gereserveerd te worden voor activiteiten op dit gebied. In de aanvraagbegroting dient te worden gespecificeerd welke kosten nodig zijn. Het doel van deze module is het bevorderen van de benutting van de uit het onderzoek voortkomende kennis7.

Aangezien kennisbenutting in de verschillende wetenschapsgebieden zeer veel verschillende vormen kent, is het aan de aanvrager om te specificeren welke kosten nodig zijn, bijvoorbeeld voor het maken van een lespakket, een haalbaarheidsstudie naar toepassingsmogelijkheden, of kosten voor het indienen van een octrooiaanvraag.

Het aangevraagde budget dient in de aanvraag adequaat gespecificeerd te worden.

6.1.4 Internationalisering en Money follows Cooperation

In het kader van internationalisering zijn twee soorten modules beschikbaar.

Internationalisering

Het doel van deze module is het stimuleren van internationale samenwerking. Het aangevraagde budget, dat niet meer dan 1% van het totaal aangevraagd budget mag zijn, dient in de aanvraag nader gespecificeerd te worden.

Subsidiabel zijn:

  • Reis- en verblijfskosten voor zover het om directe onderzoekskosten gaat voortvloeiende uit de internationale samenwerking en om additionele kosten die niet op een andere manier bijvoorbeeld uit de bench fee worden gedekt.

  • Reis – en verblijfskosten voor buitenlandse gastonderzoekers

  • Kosten voor de organisatie van internationale workshops/symposia/wetenschappelijke bijeenkomsten.

Money follows Cooperation

Het doel van deze module is het stimuleren van internationale samenwerking via het principe Money follows Cooperation (MfC), waarbij nationaal onderzoeksbudget voor grensoverschrijdende samenwerking wordt ingezet, biedt de mogelijkheid om toegevoegde waarde te creëren voor individuele onderzoeksprojecten door expertise uit het buitenland in te zetten die in Nederland niet op het voor het project gewenste niveau beschikbaar is. Het betreft hier expertise bij organisaties buiten Nederland, die een publieke taak hebben en onafhankelijk zijn in de uitvoering van onderzoek. De aanvrager moet in de aanvraag overtuigend aantonen dat de betreffende expertise niet in Nederland beschikbaar is. Dit wordt in het beoordelingsproces getoetst. Is dit onvoldoende overtuigend dan kunnen de middelen voor deze module niet beschikbaar gesteld worden.

Daarnaast beschrijft de aanvrager in de begroting de omvang van de voor deze module in te zetten middelen. Hiervoor bestaat in beginsel geen limiet.

6.1.5 Projectmanagement

Onder projectmanagement wordt onder andere verstaan het optimaal vormgeven van de organisatiestructuur van het consortium, ondersteuning van het consortium en de penvoerder, het bewaken van de samenhang, voortgang en eenheid van het project, en de afstemming tussen de deelprojecten binnen het project. Deze taken mogen ook door externe partijen worden uitgevoerd.

De voor projectmanagement aan te vragen subsidie kan bestaan uit materiële of uitvoeringskosten en personele kosten. Dit kan niet meer dan 5% van het totale budget zijn. Voor het bepalen van het uurtarief kan worden uitgegaan van het maximaal kostendekkend tarief inclusief de hierbij geldende opslagen (zie paragraaf 6.1.1 onder ‘personeel overige instellingen’ voor de bepaling van het kostendekkend tarief) tot een maximaal tarief van € 119,– per uur. Het is toegestaan om taken in het kader van projectmanagement door externe partijen te laten uitvoeren, maar het deel van (commerciële) uurtarieven dat voornoemde tarieven overschrijdt, is niet subsidiabel en kan derhalve niet worden opgenomen in de begroting.


X Noot
1

De leden van de TO2-federatie zijn Deltares, ECN, Marin, NLR, TNO en WUR/DLO. Zie ook http://www.to2-federatie.nl

X Noot
2

zie Verordening EU 1407/2013 van 18/12/2013, de EU 651/2014 van 17/06/2014 en de mededeling van de Europese Commissie 2014/C 198/01 om te controleren of er sprake is van verenigbaarheid met deze steunregelingen. Voor aanbestedingsregels verwijzen we naar: http://wetten.overheid.nl/BWBR0032203/2016-07-01

X Noot
3

zie Verordening EU 1407/2013 van 18/12/2013, de EU 651/2014 van 17/06/2014 en de mededeling van de Europese Commissie 2014/C 198/01 om te controleren of er sprake is van verenigbaarheid met deze steunregelingen. Voor aanbestedingsregels verwijzen we naar: http://wetten.overheid.nl/BWBR0032203/2016-07-01

X Noot
4

Universiteiten en universitaire medische centra gevestigd in het Koninkrijk der Nederlanden, KNAW- en NWO-instituten, het Nederlands Kanker Instituut, het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek te Nijmegen, Dubble-bundellijn bij de ESRF te Grenoble, NCB Naturalis, Advanced Research Centre for NanoLithography (ARCNL), Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie.

X Noot
5

Hogescholen, TO2-instellingen, Rijkskennisinstellingen en andere organisaties die participeren als aanvrager maar niet vallen onder de academische instellingen zoals hierboven genoemd.

X Noot
6

In lijn met de NWO strategie worden onder deze categorie ook Industrial en Societal Doctorates verstaan. In geval van aanstelling van een Industrial of Societal Doctorate dient de private of publieke organisatie waarbij de doctorate promoveert, zorg te dragen voor (een deel van) de salariskosten. Deze bijdrage mag onderdeel uitmaken van de minimale vereiste cofinanciering.

X Noot
7

In deze module wordt aangesloten bij de definitie voor “kennisoverdracht” die de Europese Commissie hanteert in de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (PbEU 2014, C 198).

Naar boven