Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 4 oktober 2019 tot wijziging en aanvulling van de Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet (Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet tweede tranche)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 2.2 en 2.4, vijfde lid, van de Crisis- en herstelwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2 wordt, onder vervanging van ‘; en’ aan het slot van onderdeel d door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. Deelgebied Maasterras, gemeente Dordrecht, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 20.

B

Aan artikel 3.1, eerste lid, worden, onder vervanging van ‘; en’ aan het slot van onderdeel o door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel p door een puntkomma, acht onderdelen toegevoegd, luidende:

  • q. Landelijk gebied, gemeente Beemster, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 21;

  • r. Energielandgoed Wells Meer, gemeente Bergen (L), zoals aangegeven op de kaart in bijlage 22;

  • s. Beinum, gemeente Doesburg, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 23;

  • t. Spoorzone en scholenlocatie Noordendijk, gemeente Dordrecht, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 24;

  • u. Boswijk, gemeente Lelystad, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 25;

  • v. Binnenstad Nieuwegein, gemeente Nieuwegein, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 26;

  • w. Schieveste, gemeente Schiedam, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 27;

  • x. Seghwaert, gemeente Zoetermeer, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 28.

C

Aan artikel 3.2, eerste lid, worden, onder vervanging van ‘; en’ aan het slot van onderdeel d door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, vijf onderdelen toegevoegd, luidende:

  • f. Arnhem;

  • g. Doetinchem;

  • h. Ermelo;

  • i. Leiden;

  • j. Veenendaal.

D

Na artikel 3.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.3

Artikel 6g van het besluit geldt tot 1 januari 2024 ook voor de gemeente Doesburg.

E

Er worden negen bijlagen toegevoegd zoals opgenomen in de bijlage:

  • a. Bijlage 20 (Deelgebied Maasterras Dordrecht);

  • b. Bijlage 21 (Landelijk gebied Beemster);

  • c. Bijlage 22 (Energielandgoed Wells Meer Bergen (L));

  • d. Bijlage 23 (Beinum Doesburg);

  • e. Bijlage 24 (Spoorzone en scholenlocatie Noordendijk Dordrecht);

  • f. Bijlage 25 (Boswijk Lelystad);

  • g. Bijlage 26 (Binnenstad Nieuwegein Nieuwegein);

  • h. Bijlage 27 (Schieveste Schiedam);

  • i. Bijlage 28 (Seghwaert Zoetermeer).

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

BIJLAGE 20 BIJ REGELING UITVOERING CRISIS- EN HERSTELWET

Kaart Dordrecht, Deelgebied Maasterras

Kaart Dordrecht, Deelgebied Maasterras

BIJLAGE 21 BIJ REGELING UITVOERING CRISIS- EN HERSTELWET

Kaart Beemster, Landelijk gebied

Kaart Beemster, Landelijk gebied

BIJLAGE 22 BIJ REGELING UITVOERING CRISIS- EN HERSTELWET

Kaart Bergen (L), Energielandgoed Wells Meer

Kaart Bergen (L), Energielandgoed Wells Meer

BIJLAGE 23 BIJ REGELING UITVOERING CRISIS- EN HERSTELWET

Kaart Doesburg, Beinum

Kaart Doesburg, Beinum

BIJLAGE 24 BIJ REGELING UITVOERING CRISIS- EN HERSTELWET

Kaart Dordrecht, Spoorzone en scholenlocatie Noordendijk

Kaart Dordrecht, Spoorzone en scholenlocatie Noordendijk

BIJLAGE 25 BIJ REGELING UITVOERING CRISIS- EN HERSTELWET

Kaart Lelystad, Boswijk

Kaart Lelystad, Boswijk

BIJLAGE 26 BIJ REGELING UITVOERING CRISIS- EN HERSTELWET

Kaart Nieuwegein, Binnenstad Nieuwegein

Kaart Nieuwegein, Binnenstad Nieuwegein

BIJLAGE 27 BIJ REGELING UITVOERING CRISIS- EN HERSTELWET

Kaart Schiedam, Schieveste

Kaart Schiedam, Schieveste

BIJLAGE 28 BIJ REGELING UITVOERING CRISIS- EN HERSTELWET

Kaart Zoetermeer, Seghwaert

Kaart Zoetermeer, Seghwaert

TOELICHTING

I. Algemeen

Deze regeling bevat de zogenaamde tweede tranche van de Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet (hierna: Ru Chw).

Met artikel I wordt de Ru Chw gewijzigd en aangevuld.

In onderdeel A wordt aan het experiment met ontwikkelingsgebieden, bedoeld in artikel 2.2 van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw), een gebied toegevoegd. Het gaat om het deelgebied Maasterras in de gemeente Dordrecht. Dit gebied wordt als deelgebied van het project Spoorzone daarnaast toegevoegd aan het experiment met het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, omdat op voorhand duidelijk is dat beide instrumenten noodzakelijk zijn om de in het deelgebied gewenste ontwikkelingen te realiseren.

In onderdeel B worden acht gebieden toegevoegd aan het experiment van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte in artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (hierna: Bu Chw). Met dit experiment wordt vooruitgelopen op het omgevingsplan uit de Omgevingswet (Stb. 2016, 156). Het gaat om gebieden in de gemeenten Beemster, Bergen (L), Doesburg, Dordrecht, Lelystad, Nieuwegein, Schiedam en Zoetermeer.

In onderdeel C worden vijf gebieden toegevoegd aan het experiment van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte voor het hele grondgebied van de gemeente in artikel 7g van het Bu Chw. Met dit experiment wordt vooruitgelopen op het omgevingsplan uit de Omgevingswet. Het gaat om de gemeenten Arnhem, Doetinchem, Ermelo, Leiden en Veenendaal.

In onderdeel D wordt een gebied toegevoegd aan het experiment van de vereenvoudigde bouwtoets in artikel 6g van het Bu Chw. Met dit experiment beoordeelt de gemeente voor bepaalde bouwwerken niet meer vooraf of het bouwwerk voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012. De gemeente Doesburg wordt aan dit experiment toegevoegd.

In artikel II wordt de inwerkingtreding geregeld.

Bij deze regeling worden in hoofdzaak projecten en gebieden toegevoegd aan experimenten waarvoor nog nadere besluitvorming noodzakelijk is voordat het experiment daadwerkelijk kan worden toegepast. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het vaststellen van een bestemmingsplan, zoals dat ook voor de projecten en gebieden die bij deze regeling worden toegevoegd het geval is. Voor deze zogenaamde indirecte experimenten volgt uit de beleidsregel (Stcrt. 2019, 36718) dat de betrokkenheid van de gemeenteraad respectievelijk provinciale staten, omwonenden en andere belanghebbenden voldoende geborgd is in de fase van nadere besluitvorming. In dit geval betekent dit dus de voorbereiding van het bestemmingsplan volgens de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Alleen de toevoeging van het gebied Beinum in de gemeente Doesburg aan het experiment van de vereenvoudigde bouwtoets is te kwalificeren als een direct experiment. Door deze toevoeging zal het bevoegd gezag voor een aantal bouwwerken niet langer meer vooraf in het kader van de vergunningprocedure beoordelen of het desbetreffende bouwwerk voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012. Op grond van de beleidsregel moet uit de aanmelding van een direct werkend experiment blijken dat de gemeenteraad betrokken is geweest en dat omwonenden en andere belanghebbenden in kennis zijn gesteld van de aanmelding. In Doesburg heeft het college de raad geïnformeerd middels een raadsinformatiebrief. In de aanmelding en in de raadsinformatiebrief is opgenomen dat samen met belanghebbenden wordt gewerkt aan de invulling voor dit gebied. De gemeente heeft hier inmiddels al de eerste concrete stappen gezet door het uitzetten van een bewonersenquête. De aanmelding van de gemeente Doesburg voldoet hiermee aan de beleidsregel.

II. Artikelsgewijs

Onderdeel A

Algemeen

Aan het experiment met ontwikkelingsgebieden, bedoeld in artikel 2.2 van de Chw, wordt een gebied toegevoegd. Zoals in de toelichting bij de eerste tranche van het Bu Chw (Stb. 2010, 289) is aangegeven, gaat het bij ontwikkelingsgebieden met name om het mogelijk maken van gewenste maatschappelijke ontwikkelingen die door het ontbreken van milieugebruiksruimte niet van de grond komen. Te denken valt aan gebieden in transitie en aan intensivering van ruimtegebruik op en rond bedrijventerreinen. De aanwijzing als ontwikkelingsgebied maakt het mogelijk dat tijdelijk kan worden afgeweken van bepaalde milieunormen. Een voorwaarde hiervoor is dat in het bestemmingsplan wordt gewaarborgd dat uiterlijk binnen tien jaar nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden weer aan de geldende milieunormen wordt voldaan.

Het gebied dat aan het experiment, bedoeld in artikel 2.2 van de wet, wordt toegevoegd, wordt hieronder beschreven.

Deelgebied Maasterras, gemeente Dordrecht

Het gebied Maasterras is een van de vier deelgebieden van het project Spoorzone. Dit project omvat een aantal ontwikkelings- en transformatiegebieden langs de spoorlijn Rotterdam – Breda in de gemeenten Dordrecht en Zwijndrecht. De ontwikkelings- en transformatiegebieden betreffen vier deelgebieden in de gemeente Dordrecht, te weten Maasterras, 19e Eeuwse Schil/Stationsomgeving, Leerpark/Gezondheidspark en Amstelwijck. De vier Dordtse deelgebieden bieden opgeteld de mogelijkheid aan de bouw van circa 5.600 nieuwe woningen en veel ruimte voor andere functies (stedelijk interactiemilieu, kennisintensieve dienstensector, recreatieve en horeca-activiteiten, kantoren, campusmilieu, Maakfabriek, onderwijs, bedrijven). Het deelgebied Maasterras vormt een belangrijke entree van de stad. Hier is sprake van een duurzame transformatie van een verouderd, gemengd stedelijk gebied rondom een kleinschalig bedrijventerrein, gelegen in de invloed van meerdere hoofd(spoor)wegen en een gezoneerd industrieterrein. Deze ligging en de effecten daarvan op de omgeving maken de transformatieopgave en (gefaseerde) realisatie complex. De aanwijzing als ontwikkelingsgebied faciliteert en versterkt de ontwikkelingsmogelijkheden van dit gebied doordat tijdelijk afgeweken kan worden van milieunormen. Voor nog aanwezige zwaardere bedrijven zal een passende regeling worden getroffen. Ook zal een regeling worden getroffen voor de geluidwering van omliggende infrastructuur. De gemeente kan alleen tijdelijk afwijken van milieunormen als in het bestemmingsplan wordt aangetoond en gewaarborgd dat binnen tien jaar weer aan de geldende normen kan worden voldaan.

Onderdeel B

Algemeen

Aan het experiment van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte in artikel 7c van het Bu Chw worden acht gebieden toegevoegd. Met dit experiment kunnen gemeenten vooruitlopen op de in de Omgevingswet beoogde verbreding van het bestemmingsplan tot een omgevingsplan. De gemeenten waar deze gebieden liggen, hebben voor deze gebieden te kennen gegeven dat de bestaande regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening beperkingen heeft voor het bereiken van de gewenste ontwikkelingen in het betreffende gebied.

De gebieden die met deze regeling worden toegevoegd aan het experiment, bedoeld in artikel 7c van het Bu Chw, liggen in de gemeenten Beemster, Bergen (L), Doesburg, Dordrecht, Lelystad, Nieuwegein, Schiedam en Zoetermeer. De aangewezen projecten bevinden zich in verschillende stadia van het planvormingsproces. In sommige gevallen weet de gemeente al precies welke ontwikkelingen zullen plaatsvinden, waar regelgeving wringt en zijn er al concrete ideeën over de invulling van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. In andere gevallen weet de gemeente wel de ontwikkelingsrichting die ze mogelijk wil maken en is duidelijk dat het bestaande instrumentarium onvoldoende ruimte biedt om deze ontwikkeling te realiseren. Deze gemeenten weten echter nog niet precies wanneer de ontwikkelingen zullen plaatsvinden (organische gebiedsontwikkeling), of hebben nog geen duidelijkheid welke elementen van de verbrede reikwijdte toegepast zullen worden in het bestemmingsplan. Daarom levert deze innovatie in wet- en regelgeving een belangrijke bijdrage aan het vormgeven van de organische gebiedsontwikkeling.

De gebieden die aan het experiment, bedoeld in artikel 7c van het Bu Chw, worden toegevoegd, worden hieronder beschreven.

Landelijk gebied, gemeente Beemster

Droogmakerij de Beemster dat het gehele grondgebied van de gemeente Beemster omvat, is in 1999 door UNESCO aangewezen als werelderfgoed. De ambitie van de gemeente is om een balans te vinden tussen de instandhouding van de uitzonderlijke universele waarden van het werelderfgoed en de ontwikkelvragen van inwoners en ondernemers. De gemeente wil daarbij onderzoeken hoe het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte agrarische bedrijven ruimte kan bieden om zich te blijven ontwikkelen en hoe eenvoudiger een nieuwe functie aan vrijkomende agrarische bebouwing kan worden gegeven. Daarnaast wil de gemeente bekijken hoe invulling gegeven kan worden aan de duurzaamheidsambities en de ambities ten aanzien van klimaatadaptatie. Ook wil de gemeente zoveel mogelijk regels op het gebied van de fysieke leefomgeving samenbrengen in het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Zo wil de gemeente het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte gebruiken om regels te integreren en te dereguleren. Uitgaande van het regime en de kernkwaliteiten van het werelderfgoed als bedoeld in Titel 2.13 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Energielandgoed Wells Meer, gemeente Bergen

De gemeente Bergen (Limburg) heeft de ambitie om in 2030 energieonafhankelijk te zijn. Daarom wil de gemeente onder meer een energielandgoed realiseren om grootschalig duurzame energie op te wekken dat een substantiële bijdrage levert aan deze ambitie. Het energielandgoed is ongeveer 400 hectare groot en hier zal 870 TJ duurzame energie opgewekt worden, dat ongeveer de helft is van de benodigde energie in de gemeente Bergen. De duurzame energie zal worden opgewekt met behulp van zonnepanelen en windturbines, maar de gemeente wil ook ruimte bieden aan andere (innovatieve) manieren om duurzame energie op te wekken, zoals het opwekken van energie door of met gebruikmaking van waterstof of biovergisting. Door de omvang en het samenbrengen van verschillende manieren om duurzame energie op te wekken, in combinatie met educatie en recreatie, zal het gebied een interessante plek worden om te bezoeken. De technische ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie gaan snel. Daarom wil de gemeente een bestemmingsplan opstellen dat voldoende ontwikkelingsmogelijkheden biedt voor de toekomst. Het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte biedt die mogelijkheden, zoals de mogelijkheid om onderzoek te faseren.

Beinum, gemeente Doesburg

De gemeente Doesburg wil voor de wijk Beinum één integraal plan opstellen waarin alle bestemmingsplannen, de regels voor welstand en alle verordeningen op het gebied van de fysieke leefomgeving worden opgenomen. Ook zal onderzocht worden of en zo ja, op welke wijze duurzame maatregelen in dit plan opgenomen kunnen worden. Het doel van de gemeente is om vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet aan de slag te gaan met het vereenvoudigen en verminderen van regels, de verkorting van procedures en het uitbreiden van de digitale dienstverlening. De gemeente Doesburg streeft naar een faciliterend en uitnodigend plan met voor de burger heldere en leesbare regels. De gemeente wil het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte gebruiken om meer duidelijkheid te bieden aan de voorzijde door gebruik te maken van algemene regels, deregulering (minder vergunningen, meer zorgplicht) en flexibiliteit. Hierbij zal samen met belanghebbenden gezocht worden naar een gewenste balans tussen rechtszekerheid en flexibiliteit. Ook wordt nadrukkelijk gekeken naar de mogelijkheid om inwoners te betrekken bij besluitvorming op basis van het omgevingsplan. Het omgevingsplan voor de wijk Beinum zal de basis vormen voor de implementatie van de Omgevingswet in de gemeente. Dit gebied wordt in deze regeling ook toegevoegd aan het experiment met de vereenvoudigde bouwtoets.

Spoorzone en scholenlocatie Noordendijk, gemeente Dordrecht

Het project Spoorzone omvat een aantal ontwikkelings- en transformatiegebieden langs de spoorlijn Rotterdam – Breda in de gemeenten Dordrecht en Zwijndrecht. Voor Dordrecht betreft dit ruimtelijk gezien vier deelgebieden: Maasterras, 19e Eeuwse Schil/Stationsomgeving, Leerpark/Gezondheidspark en Amstelwijck. Het deelgebied Maasterras betreft de transformatie van een verouderd bedrijfsterrein naar een gemengd stedelijk gebied als volwaardige entree tot de stad. Het deelgebied 19e Eeuwse Schil/Stationsomgeving betreft de transformatie en verdichting van bestaand stedelijk gebied (met name bedrijven, kantoren, wonen) naar woongebied met aanvullende gemengde functies. Leerpark/ Gezondheidspark wordt ontwikkeld tot woningbouw met een aantal grote regionale voorzieningen zoals een ziekenhuis, een sportboulevard en onderwijsinstellingen. Amstelwijck is één van de binnenstedelijke woningbouwlocaties waar hoofdzakelijk woningen gebouwd zullen worden. De vier Dordtse deelgebieden bieden opgeteld de mogelijkheid aan de bouw van circa 5.600 nieuwe woningen en veel ruimte voor andere functies (stedelijk interactiemilieu, kennisintensieve dienstensector, recreatieve en horeca-activiteiten, kantoren, campusmilieu, Maakfabriek, onderwijs, bedrijven). De ligging en de effecten daarvan op de omgeving maken de transformatieopgave en (gefaseerde) realisatie complex. Het deelgebied Maasterras wordt in deze regeling ook toegevoegd aan het experiment met het ontwikkelingsgebied.

De scholenlocatie Noordendijk betreft een binnenstedelijke locatie met een aantal verouderde, deels gesloopte scholen en een aantal andere functies, waaronder een kerk, een scoutinggebouw en een jachthaven. De gemeente wil deze unieke locatie met buitendijkse ligging in een zoetwatergetijdenmilieu transformeren naar een uniek woonmilieu in het duurdere segment. Hierbij is de inpassing van woningen in de groen-blauwe omgeving en het afstemmen met het gebruik van de jachthaven een opgave.

De gemeente wil voor deze gebieden een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte opstellen dat uitgaat van globaal bestemmen door het stellen van kaders vooraf die in samenwerking met de markt verder worden uitgewerkt. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden om regels te stellen voor het realiseren en in stand houden van een veilige, gezonde en duurzame fysieke leefomgeving. Het instrumentarium van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte sluit beter aan bij de wens om globaal te bestemmen, onderzoekslasten te faseren en gebruik te maken van de bestemmingsplanactiviteit en open normen uitgewerkt in beleidsregels.

Boswijk, gemeente Lelystad

De gemeente Lelystad is bezig met de voorbereidingen op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en richt zich daarbij onder meer op het bijeenbrengen van alle regels voor de fysieke leefomgeving. Voor dit experiment heeft de gemeente het gebied ‘de Boswijk’ gekozen. Met het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte wil de gemeente initiatieven stimuleren en regeldruk verminderen (uitnodigingsplanologie). Zo wil de gemeente onderzoeken of meer gebruik gemaakt kan worden van meld- in plaats van vergunningplichten en of binnenplanse afwijkingsbevoegdheden vervangen kunnen worden door direct werkende planregels. Door het plan flexibel in te richten, kan ruimte worden geboden aan nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast is de gemeente voornemens de resultaten uit een pilot gericht op het levensloopbestendig maken van een aantal buurten in Boswijk mee te nemen in het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Ook wil de gemeente regels met betrekking tot veiligheid, gezondheid en duurzaamheid in het nieuwe bestemmingsplan opnemen.

Binnenstad Nieuwegein, gemeente Nieuwegein

In het Koersdocument City 2017 is de ambitie opgenomen om Nieuwegein City te laten uitgroeien tot een nog beter functionerende binnenstad en de meest duurzame binnenstad van Nederland. Nieuwegein heeft de ambitie om in 2040 energieneutraal te zijn en in 2050 klimaatadaptief. Het uitgangspunt voor City is om een passend bouwprogramma toe te voegen om zo een hoogwaardig mogelijk binnenstadsmilieu te creëren. In het woningbouwprogramma wordt voor City indicatief uitgegaan van een toevoeging van 700 tot 1.170 woningen. Er is veel belangstelling vanuit marktpartijen (ontwikkelaars, beleggers, zittende eigenaren) om de opgaven in City op te pakken. Door samen te werken met onderwijs- en onderzoeksinstellingen in een consortium wordt onderzoek gedaan naar innovatieve oplossingen op het snijvlak van (circulair) water, energie en klimaatadaptatie. Nieuwegein is daarmee een proeftuin voor duurzame binnenstedelijke ontwikkeling zodat concrete maatregelen, zoals de aanleg van gescheiden afvalwaterstromen, het ontwikkelen van groene gebouwen en natuurinclusief bouwen, kunnen worden toegepast. Ook op het gebied van mobiliteit worden nieuwe concepten in City toegepast, zoals een lagere parkeernormering, het toepassen van deelauto’s en een centrale flexibele parkeervoorziening die kan worden aangepast op de behoefte aan parkeercapaciteit. Met het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kan de gemeente de hoge duurzaamheidsambitie vertalen in planregels, omdat een dergelijk plan betrekking heeft op de gehele fysieke leefomgeving.

Schieveste, gemeente Schiedam

Schieveste is gelegen tussen het station Schiedam en de rijksweg A20. De gemeente Schiedam wil hier een multifunctioneel hoogstedelijk woonmilieu creëren. Het gebied zal onder meer ruimte bieden aan de ontwikkeling van circa 3.500 woningen. De gemeente kiest voor een werkwijze die vooruitloopt op de Omgevingswet. Er wordt ingezet op een ontwikkelingskader dat marktpartijen uitnodigt om met plannen te komen. De gemeentelijke ambities dienen als input voor een mengpaneel. Deze aanpak nodigt uit tot de ontwikkeling van een plan dat zo hoog mogelijk scoort op omgevingskwaliteit. In het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kan deze systematiek worden toegepast. Daarnaast zet de gemeente in Schieveste ook in op duurzaamheid. Zo wordt er energieneutraal en gasloos gebouwd. Verder onderzoekt de gemeente onder meer of uitbreiding van het WKO-systeem mogelijk is.

Seghwaert, gemeente Zoetermeer

De wijk Seghwaert is een bestaande woonwijk in Zoetermeer, waarbij de ruimte grotendeels is benut. Het huidige bestemmingsplan dient geactualiseerd en gedigitaliseerd te worden. Vooruitlopend en ter voorbereiding op de Omgevingswet wil de gemeente een bestemmingsplan opstellen met regels die zien op de fysieke leefomgeving. De gemeente neemt de huidige regels van het bestemmingsplan over en onderzoekt welke verordeningen en gemeentelijk beleid dat ziet op de fysieke leefomgeving opgenomen kunnen worden in het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Uitgangspunt van de gemeente is om de regels die zien op de fysieke leefomgeving in één plan op te nemen. Door dit plan in te steken vanuit activiteiten wordt aangesloten bij de uitgangspunten van de Omgevingswet. De gemeente zal bij het opstellen van het omgevingsplan ook onderzoeken welke activiteiten met betrekking tot duurzaamheid worden opgenomen en welke regels hiervoor gaan gelden. Hierbij wordt gedacht aan het realiseren van duurzame voorzieningen, zoals zonnepanelen, laadpalen voor elektrische auto’s en warmte-koudeopslag.

Onderdeel C

Algemeen

Aan het experiment van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte voor het gehele grondgebied in artikel 7g van het Bu Chw worden vijf nieuwe gemeenten toegevoegd. Dit experiment maakt het mogelijk dat gemeenten toewerken naar een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte voor het gehele grondgebied. Met een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kunnen gemeenten vooruitlopen op de in de Omgevingswet beoogde verbreding van het bestemmingsplan tot een omgevingsplan.

De gemeenten Arnhem, Doetinchem, Ermelo, Leiden en Veenendaal worden met deze regeling toegevoegd aan het experiment, bedoeld in artikel 7g van het Bu Chw. De betreffende gemeenten bevinden zich in verschillende stadia van het planvormingsproces. In sommige gevallen weet de gemeente al precies welke ontwikkelingen zullen plaatsvinden, waar regelgeving wringt en zijn er al concrete ideeën over de invulling van de verbrede reikwijdte van het bestemmingsplan. In andere gevallen kent de gemeente wel de ontwikkelingsrichting die ze mogelijk wil maken en is duidelijk dat het bestaande instrumentarium onvoldoende ruimte biedt om deze ontwikkeling te realiseren. Deze gemeenten weten echter nog niet precies wanneer de ontwikkelingen zullen plaatsvinden (organische gebiedsontwikkeling), of hebben nog geen duidelijkheid welke elementen van de verbrede reikwijdte toegepast zullen worden in het bestemmingsplan. Daarom levert deze innovatie in wet- en regelgeving een belangrijke bijdrage aan het vormgeven van de organische gebiedsontwikkeling.

De gemeenten die aan het experiment, bedoeld in artikel 7g van het Bu Chw, worden toegevoegd, worden hieronder beschreven.

Gemeente Arnhem

De gemeente Arnhem wil gefaseerd in een innovatief transitieproces de bestemmingsplannen en andere regels die zich richten op de fysieke leefomgeving omvormen tot één omgevingsplan. De gemeente gaat eerst aan de slag met een elftal grote beheergerichte bestemmingsplannen. Deze plannen worden samengevoegd, geactualiseerd en technisch voorbereid op de Omgevingswet. Door deze stap verwacht de gemeente na inwerkingtreding van de Omgevingswet stapsgewijs toe te kunnen werken naar een integraal en digitaal omgevingsplan dat makkelijk raadpleegbaar is. Met de aanwijzing van het gehele grondgebied kunnen deze bestemmingsplannen, maar ook de ontwikkelgerichte bestemmingsplannen, die vanaf nu worden opgesteld bijdragen aan duurzaamheid- of gezondheidsthema's. Door deze samenhangende benadering doet de gemeente ervaring op met afgestemde en meer transparante en toegankelijke regelgeving. Dit leidt tot snellere besluitvorming en eenduidigheid voor initiatiefnemers.

Gemeente Doetinchem

De gemeente Doetinchem bereidt zich al geruime tijd voor op de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Inmiddels is de implementatie van de Omgevingswet gestart, de fase die de gemeente ‘Ontwerpend Onderzoek’ noemt. De gemeente verwacht in het tweede kwartaal van 2021 de omgevingsvisie vast te stellen. Deze omgevingsvisie komt tot stand via een gebiedsgerichte aanpak in elf deelgebieden, waarbij inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties samen met de gemeente werken aan de totstandkoming van de omgevingsvisie. Tijdens dit proces wil de gemeente in kunnen spelen op actuele ontwikkelingen. Het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte vormt een instrument waarmee de gemeente het inspelen op deze actuele ontwikkelingen kan faciliteren, bijvoorbeeld door globaal te bestemmen, onderzoekslasten te faseren en gebruik te maken van de bestemmingsplanactiviteit en open normen uitgewerkt in beleidsregels. De integrale aanpak en verbrede reikwijdte van het plan passen goed bij de gekozen aanpak van Doetinchem voor de implementatie van de Omgevingswet, waarbij de gehele fysieke leefomgeving centraal staat.

Gemeente Ermelo

De gemeente Ermelo gaat gefaseerd toewerken naar een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte voor het gehele grondgebied. Het experiment zal allereerst worden toegepast op de gronden van de Ermelose recreatieterreinen, een grote economische sector binnen de gemeente. De recreatieondernemers ervaren de regels in de huidige bestemmingsplannen als belemmerend om mee te kunnen groeien met de veranderende vraag van recreanten. Via het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte wil de gemeente recreatieondernemers meer faciliteren (uitnodigingsplanologie). Daarnaast wil de gemeente recreatieterreinen met een transformatieopgave planologische mogelijkheden bieden om te herontwikkelen. Op deze manier kunnen de recreatieterreinen vernieuwd en daarmee ook verduurzaamd worden.

Gemeente Leiden

De gemeente Leiden heeft recent de Omgevingsvisie Leiden 2040 vastgesteld. In de Omgevingsvisie staan opgaven voor woningbouw (ruim 8.000 reguliere woningen en ongeveer 2.700 studentenwoningen), economische ontwikkeling, bereikbaarheid, duurzaamheid, klimaatadaptatie en sociale inclusiviteit. De verschillende opgaven zijn sterk met elkaar verbonden en vereisen een integrale aanpak. De gemeente wil daarom de ambities die uit de omgevingsvisie spreken, vertalen naar een bestemmingsplan verbrede reikwijdte voor het gehele grondgebied. De verstedelijkingsopgave kan sneller en beter worden gefaciliteerd in een bestemmingsplan met open normen, andere mogelijkheden voor kostenverhaal en uitgestelde onderzoekslasten. Bovendien hoeft niet elke nieuwe ontwikkeling afzonderlijk aangemeld te worden. De aanwijzing biedt de kans om alvast te oefenen met de mogelijkheden van het omgevingsplan. Ook kan praktische ervaring worden opgedaan met de doorvertaling van de omgevingsvisie naar het omgevingsplan.

Gemeente Veenendaal

De gemeente Veenendaal bereidt zich al enige tijd voor op de komst van de Omgevingswet. In het eerste kwartaal van 2020 verwacht de gemeente de omgevingsvisie vast te stellen. Ook analyseert de gemeente de verordeningen voor het samenstellen van één verordening voor de fysieke leefomgeving. Hiermee zijn de beleidsmatige uitgangspunten gereed en is de gemeente klaar voor een verdere uitwerking in programma’s en het omgevingsplan. Met het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte wil de gemeente gebiedsgericht toewerken naar de nieuwe planologische basis (omgevingsplan voor het gehele grondgebied) en gebruikt zij het omgevingsplan om de gemeentelijke organisatie voor te bereiden op het werken in de geest van de Omgevingswet. De in de omgevingsvisie opgenomen doelstellingen en opgaven op het gebied van klimaat-, gezondheids- en duurzaamheidsaspecten worden planologisch vertaald en geborgd. Hierbij denkt de gemeente aan energieneutraal en aardgasvrij bouwen en verbouwen en het opnemen van maatregelen in het omgevingsplan in het belang van klimaatadaptatie. Ook gebruikt de gemeente het experiment om zicht en grip te krijgen op de doorwerking van een omgevingsplan naar vergunningverlening, toetsing en handhaving.

Onderdeel D

Algemeen

Aan het experiment van de vereenvoudigde bouwtoets in artikel 6g van het Bu Chw wordt een gebied toegevoegd. Met dit experiment kan de gemeente innovatief met de regelgeving voor vergunningen omgaan. Door de bouwtoets van een vergunningaanvraag te vereenvoudigen zorgt dit experiment voor een vermindering van de regeldruk en lastenverlichting. Voor een nadere toelichting op artikel 6g wordt kortheidshalve verwezen naar de nota van toelichting bij de vijfde tranche van het Bu Chw (Stb. 2013, 77). Het gebied dat met deze regeling wordt toegevoegd aan het experiment, bedoeld in artikel 6g van het Bu Chw, ligt in de gemeente Doesburg. Het gebied dat aan het experiment, bedoeld in artikel 6g van het Bu Chw, wordt toegevoegd, wordt hieronder beschreven.

Beinum, gemeente Doesburg

De gemeente Doesburg wil voor de wijk Beinum één integraal plan opstellen waarin alle bestemmingsplannen, de welstandsnota en alle verordeningen op het gebied van de fysieke leefomgeving worden opgenomen. De gemeente wil het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte gebruiken om vooraf meer duidelijkheid te bieden door gebruik te maken van algemene regels, deregulering (minder vergunningen, meer zorgplicht) en flexibiliteit. Dit gebied wordt in deze regeling ook toegevoegd aan het experiment met het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte.

Door gebruik te maken van de mogelijkheden van artikel 6g van het besluit zal de gemeente concreet toepassing geven aan de gewenste vereenvoudiging. Hierdoor wordt voor een aantal bouwwerken, opgenomen in het tweede lid van artikel 6g, niet langer meer vooraf in het kader van de vergunningprocedure door het bevoegd gezag beoordeeld of het desbetreffende bouwwerk voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012. Doel van dit experiment is een vermindering van de regeldruk en lastenverlichting.

Artikel II (inwerkingtreding)

In artikel II wordt de inwerkingtreding geregeld. Er wordt afgeweken van de systematiek van vaste verandermomenten en een invoeringstermijn van drie maanden omdat door onmiddellijke inwerkingtreding voor de doelgroep (verschillende overheden) aanmerkelijke publieke nadelen worden voorkomen. De in deze regeling betrokken overheden hebben zelf verzocht om bij regeling te worden toegevoegd aan bij AMvB mogelijk gemaakte experimenten. Enkele zijn ook al begonnen met de procedures die moeten leiden tot besluiten waarin uitvoering wordt gegeven aan de experimenten waaraan de projecten middels deze regeling worden toegevoegd. Zij zullen worden benadeeld als de besluitvormingsprocedure voor deze projecten wordt vertraagd door toepassing van de regeling inzake vaste verandermomenten en een invoeringstermijn van drie maanden. De regeling bevat verder geen regels waaraan administratieve lasten verbonden zijn voor burgers en bedrijven of andere nadelen als gevolg van de afwijking.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven