Besluit van De Nederlandsche Bank N.V. van 28 januari 2019 tot wijziging van de Beleidsregel Individueel Klantbeeld Wft 2017 ter verduidelijking van enkele aspecten die van belang zijn voor een tijdige uitkering door het depositogarantiestelsel.

De Nederlandsche Bank N.V.;

Gelet op artikel 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel d van de Wet op het financieel toezicht en artikel 26a van het Besluit prudentiële regels Wft;

Gelet op artikel 3:261 van de Wet op het financieel toezicht en artikel 29.05, derde tot en met vijfde lid, artikel 29.06, eerste lid, artikel 29.07, vierde lid en artikel 29.16, eerste lid van het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft;

Gelet op artikel 212ra van de Faillissementswet;

Na consultatie van de betrokken representatieve organisaties en het bredere publiek;

Besluit:

ARTIKEL I

De Beleidsregel Individueel Klantbeeld Wft 2017 wordt gewijzigd als volgt:

A. Voornamen zoals geregistreerd in identiteitsbewijs

Artikel 2, tweede lid, onderdeel e, onder 1 komt te luiden als volgt: ‘voorletters, of voornamen zoals geregistreerd in het identiteitsbewijs, de geboortenaam en de geboortedatum’.

B. Deposito’s onder Europese paspoort voor dienstverlening

Aan artikel 2, vierde lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende als volgt:

  • o. Indien dat het geval is, het feit dat het deposito vanuit een andere lidstaat wordt aangehouden zonder dat in die lidstaat bijkantoren gevestigd zijn, alsmede de betreffende lidstaat en de taal die door de depositohouder bij de opening van de rekening is gekozen.

C. Inschatting derdenrekeningen voor berekening depositobasis

1. In artikel 4, derde lid, onderdeel a wordt: ‘Het volledige bedrag aan deposito’s gemarkeerd als bedoeld in artikel 5, derde lid’ vervangen door: ‘Een inschatting van het bedrag aan deposito’s gemarkeerd als bedoeld in artikel 5, derde lid, gebaseerd op een door de bank gekozen wijze als bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel e’.

2. Aan artikel 4, derde lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende als volgt:

  • e. Bij de inschatting van het bedrag aan deposito’s gemarkeerd als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, kiest een bank uit een van de vier volgende berekeningswijzen:

    • i) Het volledige bedrag aan deposito’s gemarkeerd als bedoeld in artikel 5, derde lid;

    • ii) Het aantal derden als bedoeld in artikel 5, derde lid, vermenigvuldigd met het maximale gegarandeerde bedrag als bedoeld in artikel 29.02, eerste lid van het Bbpm;

    • iii) De som van het gegarandeerde bedrag van iedere derde afzonderlijk van het deposito als bedoeld in artikel 5, derde lid, rekening houdend met het maximaal gegarandeerde bedrag als bedoeld in artikel 29.02, eerste lid van het Bbpm, waarbij niet wordt vereist dat rekening wordt gehouden met andere rekeningen die de derden bij de bank aanhouden.

    • iv) Het verwerken van het in aanmerking komende bedrag van iedere derde afzonderlijk van het deposito als bedoeld in artikel 5, derde lid, in de gegarandeerde deposito’s, rekening houdend met het maximaal gegarandeerde bedrag als bedoeld in artikel 29.02, eerste lid van het Bbpm.

3. Aan artikel 4, derde lid, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende als volgt:

  • f. Een bank is in staat per derdenrekening aan te tonen welke methode zoals bedoeld in onderdeel e is gehanteerd bij de berekening van het bedrag zoals bedoeld in het eerste lid.

D. Gebruik wisselkoersen voor berekening depositobasis

Aan artikel 4 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende als volgt:

  • 4. Een bank kan bij de berekening van de in aanmerking komende en gegarandeerde bedragen, als bedoeld in het eerste lid, gebruik maken van wisselkoersen gepubliceerd door koersinformatieleveranciers.

E. Verpanding

In artikel 6, eerste lid, wordt aan het slot van onderdeel e, voor de puntkomma, de zinsnede toegevoegd: ‘en waarbij uitsluitend de pandhouder inningsbevoegd is’.

F. Correctie verwijzingsfouten

1. In artikel 14, eerste lid, onderdeel b wordt ‘artikel 11, vierde lid’ vervangen door: artikel 11, eerste lid, onderdeel d.

2. In artikel 15, vierde lid, wordt ‘artikel 11, vierde lid’ vervangen door: artikel 11, eerste lid, onderdeel d.

ARTIKEL II

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie daarvan in de Staatscourant.

  • 2. Voor de wijziging van artikel 2, tweede lid, onderdeel e, onder 1, met betrekking tot voornamen zoals geregistreerd in het identiteitsbewijs en de toevoeging van onderdeel o bij het vierde lid van artikel 2, met betrekking tot deposito’s onder Europese paspoort voor dienstverlening, geldt een overgangstermijn tot 1 januari 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amsterdam, 29 januari 2019

De Nederlandsche Bank N.V. N. Stolk, directeur

TOELICHTING

Algemeen

Met de Beleidsregel Individueel Klantbeeld geeft DNB nadere invulling aan de vereiste dat banken in staat dienen te zijn de informatie die DNB nodig heeft voor de uitvoering van het depositogarantiestelsel (DGS) op verzoek van DNB binnen een door DNB te bepalen termijn en op een door DNB te bepalen wijze te verstrekken (artikel 26a, Bpr). Banken zijn gehouden vanaf 1 januari 2019 deze informatie aan te leveren in de vorm van het IKB-bestand, dat samengesteld wordt middels de procedures en maatregelen bij de bank (het IKB-systeem). Hiermee wordt het mogelijk om de uitkeringstermijn van het DGS terug te brengen naar zeven werkdagen, een vereiste die volgt uit de herziening van de Europese richtlijn voor depositogarantiestelsels (2014/49/EU, ook bekend als DGSD).

De transitie naar gegevensaanlevering op basis van het Individueel Klantbeeld (IKB) heeft zowel bij DNB als bij de banken een aantal inzichten opgeleverd die verwerkt zijn in de eerste wijzigingsronde van de Beleidsregel Individueel Klantbeeld. Het doel van deze wijzigingsronde is het verhelderen van onduidelijkheden en het corrigeren van een aantal onjuistheden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

A. Voornamen zoals geregistreerd in identiteitsbewijs

In de in juli 2017 gepubliceerde beleidsregel is opgenomen dat banken de voorletters aanleveren van natuurlijke personen (artikel 2, tweede lid, onderdeel e, sub 1, en artikel 2, derde lid, onderdeel b). Ten behoeve van de herziene Markets in Financial Instruments Directive (MiFID II) registreren banken de voornamen van klanten. Banken hebben DNB verzocht het mogelijk te maken om in de plaats van of in aanvulling op de voorletters van een natuurlijk persoon ook de voornamen zoals geregistreerd in het identiteitsbewijs van een depositohouder aan te kunnen leveren in het IKB-bestand. Voorbeelden van identiteitsbewijzen zijn een paspoort, identiteitskaart, verblijfsvergunning of een rijbewijs.

Met de wijziging van artikel 2 van de Beleidsregel Individueel Klantbeeld maakt DNB dit verzoek van de banken mogelijk. Dit betekent dat banken kunnen kiezen of zij de voorletters van natuurlijke personen aanleveren of de voornamen, of allebei. Hiertoe zal een wijziging worden gedaan in het datamodel en de Gegevensleveringsovereenkomst (GLO). De banken krijgen de keus de voorletters, voornamen, of beide in te vullen.

B. Deposito’s onder Europese paspoort voor dienstverlening

Als een bank actief is in een andere EER-lidstaat zonder er bijkantoren te hebben gevestigd, maakt de bank gebruik van het Europese paspoort voor dienstverlening. De DGSD schrijft voor dat depositogarantiestelsels in deze situatie informatie dienen te verstrekken in de taal die door de deposant bij de opening van de rekening is gekozen (artikel 8, zevende lid van de DGSD). Met andere woorden: als het DGS geactiveerd wordt voor een kredietinstelling die gebruik maakt van dit Europese paspoort voor dienstverlening, dient DNB de correspondentie met de deposant te voeren in de taal die de deposant bij het openen van de rekening heeft opgegeven. DNB doet dit op basis van het de gegevens die de bank aanlevert in het IKB-bestand.

Met de toevoeging van onderdeel o aan artikel 2, vierde lid, geeft DNB invulling aan de DGSD-vereiste. Een bank wordt gevraagd in het IKB-bestand aan te geven of een deposito aangehouden wordt in een andere lidstaat zonder dat er bijkantoren gevestigd zijn (en daarmee onder het Europese paspoort voor dienstverlening valt). Indien dit het geval is, geeft de bank vervolgens het desbetreffende land, en de taal die de deposant heeft gekozen bij het openen van de rekening op. Omdat banken veelal niet expliciet vragen een taal te kiezen, mag een bank hier ook de taal opgeven waarin in de praktijk met de deposant gecommuniceerd wordt.

C. Inschatting derdenrekeningen voor berekening depositobasis

De aanpassing van artikel 4 maakt het mogelijk voor banken om, bij de berekening van de gegevens ter bepaling van de depositobasis in de kwartaalrapportages, een nauwkeuriger inschatting te geven van het gegarandeerde bedrag van deposito’s die ten behoeve van derden (derdenrekeningen) worden aangehouden. Met de toevoeging van onderdeel e krijgen banken de mogelijkheid tussen vier verschillende berekeningswijzen te kiezen:

  • i) De oorspronkelijke berekeningswijze zoals beschreven in de eerste versie van de Beleidsregel Individueel Klantbeeld, waarbij het volledige bedrag aan deposito’s die worden aangehouden ten behoeve van derden krachtens overeenkomst of wettelijk voorschrift, wordt opgenomen.

  • ii) Een inschatting van het gegarandeerde bedrag op derdenrekeningen, waarbij het aantal derden vermenigvuldigd wordt met het maximale gegarandeerde bedrag.

  • iii) Een inschatting van het gegarandeerde bedrag op derdenrekeningen, waarbij een bank van elke afzonderlijke derde het gegarandeerde bedrag op de derdenrekening bepaalt. Hierbij houdt de bank rekening met het maximale gegarandeerde bedrag per depositohouder per bankvergunning waarbij niet wordt vereist dat de bank rekening houdt met eventuele andere deposito’s die de derden bij de bank aanhouden.

  • iv) De meest nauwkeurige inschatting van het gegarandeerde bedrag van derden, waarbij een bank in het individueel klantbeeld van een depositohouder rekening houdt met het gegarandeerde bedrag waar de depositohouder als derde recht op heeft. Hierbij dient de bank rekening te houden met het maximale gegarandeerde bedrag per depositohouder per bankvergunning.

Hieronder wordt een voorbeeld gegeven ter verduidelijking. In dit voorbeeld houdt een notaris een rekening ten behoeve van derden aan bij ABC bank. De derdenrekening kent drie derden, die in totaal EUR 195.000 aanhouden via de derdenrekening. Derden 1 en 2 houden tevens zelf een deposito aan bij ABC bank, waarop respectievelijk EUR 90.000 en EUR 30.000 staat op het moment van het activeren van het DGS.

Tabel 1: Depositogegevens ten behoeve van voorbeeld berekeningen derdenrekeningen
 

Deposito’s aangehouden via derdenrekening bij ABC bank (in EUR)

Deposito’s rechtstreeks aangehouden bij ABC bank (in EUR)

Deposant 1

120.000

90.000

Deposant 2

50.000

30.000

Deposant 3

25.000

0

De wijziging van artikel 4 maakt het voor een bank mogelijk het bedrag aan gegarandeerde deposito’s op derdenrekeningen op verschillende wijzen te berekenen. Bij berekening 1 worden de individuele bedragen op de derdenrekening opgeteld (betreft totale saldo van de derdenrekening). Berekening 2 gaat uit van het aantal achterliggende derden en het maximale gegarandeerde bedrag bij een DGS-uitkering. Bij berekening 3 wordt het maximale gegarandeerde bedrag per achterliggende derde berekend en opgeteld. Berekening 4 geschiedt op dezelfde wijze als berekening 3, waarbij ook de deposito’s die de derde direct aanhoudt bij de ABC bank mee worden genomen bij het bepalen van het maximale gegarandeerde bedrag.

Tabel 2: Voorbeeld berekeningen derdenrekeningen
 

Berekening 1

Berekening 2

Berekening 3

Berekening 4

Deposant 1

120.000

100.000

100.000

10.000

Deposant 2

50.000

100.000

50.000

50.000

Deposant 3

25.000

100.000

25.000

25.000

Inschatting

gegarandeerde bedrag in EUR

195.000

300.000

175.000

85.000

Een bank dient in staat te zijn op verzoek van DNB per derdenrekening aan te tonen welke methode bij de berekening is gehanteerd.

D. Gebruik wisselkoersen voor berekening depositobasis

Bij de berekening van in aanmerking komende en gegarandeerde bedragen dient een bank rekening te houden met vreemde valuta en deze te converteren naar euro’s. In artikel 25 tweede lid van het Bbpm wordt bepaald dat DNB bij de vaststelling van de gegarandeerde deposito’s gebruik maakt van de referentiekoersen van de Europese Centrale Bank. Met de toevoeging van een vierde lid aan artikel 4 in de beleidsregel wordt verduidelijkt welke wisselkoersen banken kunnen gebruiken bij de omzetting van vreemde valuta naar euro’s. Een bank kan voor deze berekening gebruik maken van de wisselkoersen aangeleverd door koersinformatieleveranciers teneinde aan te sluiten bij de staande praktijk binnen de bank. DNB kan een bank verzoeken aan DNB door te geven van welke wisselkoers en welke koersinformatieleverancier de bank bij de berekening gebruik heeft gemaakt.

E. Verpanding

Op verzoek van banken geeft DNB meer duidelijkheid over de markering die banken kunnen aanbrengen aan deposito’s die verpand zijn aan derde partijen met de aanpassing van het eerste lid van artikel 6. Een bank markeert een deposito dat verpand is aan een derde partij in het IKB-bestand zodat DNB niet direct tot uitkering zal overgaan voor deze deposito’s. Zo ontstaat er een (tijdelijke) ‘blokkade’ voor DGS-uitkering voor dit deposito. DNB zal in dat geval de benodigde informatie opvragen alvorens een besluit te nemen over de uitkering van het deposito aan de rechthebbende.

Van een blokkade voor een DGS-uitkering is sprake als de pandgever/rekeninghouder als gevolg van het pandrecht niet meer inningsbevoegd is met betrekking tot de rekening waarop het pandrecht rust, met andere woorden als hij niet meer over de gelden op de rekening kan beschikken. Banken dienen daarom deposito’s te markeren (i) waarop een openbaar pandrecht rust én (ii) waarbij de rekeninghouder niet meer inningsbevoegd is. Door de toevoeging van de inningsbevoegdheid wordt het voor banken duidelijker welke deposito’s gemarkeerd moeten worden als ‘verpand’.

Concreet betekent dit dat wanneer de depositohouder zelf nog inningsbevoegd is, de verpanding markering niet wordt aangebracht. Hetzelfde geldt voor verpanding aan de bank zelf, ook hier beslist het wel of niet inningsbevoegd zijn door de deposant of de markering moet worden aangebracht.

Met onderdeel F wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele verwijzingsfouten in de beleidsregel te corrigeren.

Artikel II

Bij de inwerkingtreding kan het volgende worden opgemerkt. Artikel II bepaalt dat de regeling in werking treedt op de dag na publicatie ervan in de Staatscourant, met uitzondering van de wijziging van artikel 2, tweede lid, onderdeel e, onder 1, met betrekking tot voornamen zoals geregistreerd in het identiteitsbewijs en de wijziging van artikel 2, vierde lid, op het gebied van deposito’s die worden aangehouden het onder Europese paspoort voor dienstverlening. Aangezien deze wijzigingen mogelijke impact zullen hebben op het IKB-systeem van banken, geldt hiervoor een transitieperiode tot 1 januari 2020. Deze wijzigingen worden verwerkt in een nieuwe versie van de Gegevensleveringsovereenkomst (GLO). DNB zorgt ervoor dat banken zes maanden de tijd krijgen om de nieuwe versie van de GLO te implementeren, in lijn met de overgangstermijn voor structuurwijzigingen die bij Anacredit wordt gehanteerd. Dit betekent dat DNB uiterlijk zes maanden voor 1 januari 2020 een nieuwe versie van de GLO zal publiceren.

Amsterdam, 29 januari 2019

De Nederlandsche Bank N.V. N. Stolk, directeur

Naar boven