Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 23 januari 2019, nr. IENW/BSK-2019/4405, tot wijziging van de Regeling zeevarenden in verband met de uitvoering van het STCW F-verdrag

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op het op 7 juli 1995 te Londen tot stand gekomen Internationale Verdrag betreffende de normen inzake opleiding, diplomering en wachtdienst voor personeel van vissersschepen, 1995 (Trb. 2013, 218) en het op 19 juni 1959 te Genève tot stand gekomen Verdrag Nr. 113 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende het geneeskundig onderzoek van vissers (Trb. 1964, 44);

Gelet op de artikelen 2, vijfde lid, 7, derde lid, 18, vierde lid, 21, 22, vierde lid, 22a, vierde lid, van de Wet zeevarenden, artikel 33, eerste en tweede lid, van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties en de artikelen 2c, eerste en tweede lid, 5 6, 10, derde lid, 11 en 34 van het Besluit zeevarenden;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling zeevarenden wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1 wordt na het begrip ‘schepen voor bijzondere doeleinden’ het volgende begrip ingevoegd, luidende:

garnalenkotter:

vissersvaartuig gebruikt voor de vangst van garnalen, met een lengte van minder dan 24 meter en een voortstuwingsvermogen van minder dan 750 kW, waarvoor een bemanningscertificaat voor reizen die zich niet verder uitstrekken dan beperkt vaargebied en waarvoor een vergunning op grond van artikel 36 van de Uitvoeringsregeling visserij voor het vangen van garnalen is afgegeven.

B

Na artikel 1.3a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.3b Vrijstelling garnalenkotters

Aan de scheepsbeheerder van een garnalenkotter wordt vrijstelling verleend van de verplichting de garnalenkotter te bemannen overeenkomstig de in artikel 2a van het besluit voorgeschreven bemanningssamenstelling voor telkens een periode, gerekend vanaf het tijdstip van uitvaren van de garnalenkotter, van ten hoogste 48 uur indien:

  • a. de bemanning ten minste bestaat uit een schipper en een plaatsvervangend schipper;

  • b. de bemanningsleden bij aanwezigheid op het dek een opblaasbare reddinggordel dragen die voldoet aan het bepaalde in artikel 212 van het Vissersvaartuigenbesluit of die is voorzien van een stuurwielmarkering als bedoeld in artikel 1 van de Wet scheepsuitrusting 2016 en die is voorzien van een persoonlijk noodradiobaken.

  • c. de garnalenkotter is voorzien van:

    • i. een koppeling van het wachtalarm met de automatische stuurinrichting;

    • ii. een geautomatiseerde spoel- en sorteermachine voor de scheiding van garnalen en vis;

    • iii. een geautomatiseerde kookinrichting waarbij geen handmatige handelingen hoeven te worden verricht; en

    • iv. een veilige verschansing of zeereling als bedoeld in artikel 190 van het Vissersvaartuigenbesluit;

  • d. de tijdspanne tussen binnenkomst en weer uitvaren van de garnalenkotter ten minste 10 uren bedraagt.

C

Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt ‘handelsvaart en zeilvaart en de artikelen 44 en 45 van het Besluit zeevisvaartbemanning’.

2. In het tweede lid, aanhef en onderdeel i, vervalt ‘handelsvaart en zeilvaart’.

D

Na artikel 8.15 worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 8.15a Kennisbewijs stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW4

Voor de afgifte van het kennisbewijs stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW4:

  • a. voldoet de aanvrager aan hoofdstuk II, voorschriften 1, 2 en 5, van de annex bij het STCW F-verdrag;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van de opleiding overeenkomstig het kwalificatiedossier visserij officier als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs voor de kwalificatie stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW4;

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 12 maanden ervaring opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder het bijhouden van een door de schipper af te tekenen stageboek.

Artikel 8.15b Kennisbewijs stuurman vissersvaartuigen S4

Voor de afgifte van het kennisbewijs stuurman vissersvaartuigen S4:

  • a. voldoet de aanvrager aan hoofdstuk II, voorschrift 1 en 2, van de annex bij het STCW F-verdrag;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van de opleiding overeenkomstig het kwalificatiedossier visserij officier als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs voor de kwalificatie stuurman vissersvaartuigen S4;

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 12 maanden ervaring opgedaan, waarvan gedurende 6 maanden wachtwerkzaamheden op de brug, onder het bijhouden van een door de schipper af te tekenen stageboek.

Artikel 8.15c Kennisbewijs werktuigkundige alle vissersvaartuigen W4

Voor de afgifte van het kennisbewijs werktuigkundige vissersvaartuigen W4:

  • a. voldoet de aanvrager aan hoofdstuk II, voorschrift 5, van de annex bij het STCW F-verdrag;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van de opleiding overeenkomstig het kwalificatiedossier visserij officier als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs voor de kwalificatie werktuigkundige vissersvaartuigen W4;

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 12 maanden ervaring opgedaan, waarvan gedurende 6 maanden wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder het bijhouden van een door de schipper af te tekenen stageboek.

Artikel 8.15d Kennisbewijs stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW5

Voor de afgifte van het kennisbewijs stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW5:

  • a. voldoet de aanvrager aan hoofdstuk II, voorschriften 1, 2 en 5, van de annex bij het STCW F-verdrag;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van de opleiding overeenkomstig het kwalificatiedossier visserij officier als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs voor de kwalificatie stuurman-werktuigkundige alle vissersvaartuigen SW5;

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 12 maanden ervaring opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder het bijhouden van een door de schipper af te tekenen stageboek.

Artikel 8.15e Kennisbewijs stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW6

Voor de afgifte van het kennisbewijs stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW6:

  • a. voldoet de aanvrager aan de hoofdstuk II, voorschriften 3, 4 en 5, van de annex bij het STCW F-verdrag;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van de opleiding overeenkomstig het kwalificatiedossier als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs voor de kwalificatie stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW6;

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 6 maanden ervaring opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder het bijhouden van een door de schipper af te tekenen stageboek.

E

Na artikel 8.30 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8.30a Certificaat basisveiligheid voor vissers

Voor de afgifte van het certificaat basisveiligheid voor vissers:

  • a. voldoet de aanvrager aan hoofdstuk III, voorschrift 1, van de annex bij het STCW F-verdrag; en

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan artikel 8.30, eerste lid, en de eisen met betrekking tot de module visserij zoals opgenomen in bijlage G.

F

Artikel 10.3 komt te luiden:

Artikel 10.3 Erkenning van buitenlandse vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen

  • 1. Voor de erkenning van een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs op grond van voorschrift I/10 van het STCW-verdrag of hoofdstuk I, voorschrift 7, van het STCW F-verdrag, als bedoeld in de artikelen 22 of 22a van de wet, legt de aanvrager de volgende bescheiden over aan Onze Minister:

    • a. een door hem ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;

    • b. een geldig identiteitsbewijs waaruit zijn nationaliteit blijkt;

    • c. een recente pasfoto;

    • d. het originele vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs waarvan erkenning wordt gevraagd; en

    • e. de originele geldige geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart, bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de wet.

  • 2. Indien het vaarbevoegdheidsbewijs waarvan erkenning wordt gevraagd de functie kapitein betreft en is afgegeven door de bevoegde autoriteit van een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of de Bondsstaat Zwitserland, overlegt de aanvrager tevens het bewijs van schriftelijke toestemming, bedoeld in artikel 30, vijfde lid, van de wet, tenzij artikel 5 van de Vrijstellingsregeling buitenlandse kapiteins voor de sector koopvaardij of artikel 5 van de Vrijstellingsregeling buitenlandse kapiteins sector zeegaande waterbouw van toepassing is.

  • 3. Een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs als bedoeld in het eerste lid heeft een geldigheidsduur die gelijk is aan die van het door de bevoegde autoriteit van de andere staat afgegeven oorspronkelijke bewijs, maar niet langer dan 5 jaar.

  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op de aanvraag van een vaarbevoegdheidsbewijs door een migrerende beroepsbeoefenaar als bedoeld in artikel 2 van de Regeling erkenning EU-beroepskwalificaties zeevisserij.

  • 5. Het tweede lid is niet van toepassing op de verkrijging van een vaarbevoegdheidsbewijs voor het dienstdoen op vissersvaartuigen.

G

In artikel 10.4, eerste lid, vervalt ‘, niet zijnde vissersvaartuigen’.

H

In artikel 10.5, eerste lid, onderdelen g en h, wordt ‘zeevisvaart’ vervangen door ‘vissersvaartuigen’.

I

In artikel 10.6, tweede lid, wordt ‘zeevisvaart’ vervangen door ‘vissersvaartuigen’.

J

In artikel 10.7, eerste lid, aanhef, vervalt ‘handelsvaart en zeilvaart’.

K

In artikel 11.3 vervalt ‘handelsvaart en zeilvaart’.

L

In bijlage F, onderdeel A, eerste lid, onder c, vervalt ‘handelsvaart en zeilvaart’ en ‘- Besluit zeevisvaartbemanning’.

M

Na bijlage F wordt een bijlage ingevoegd, luidende:

BIJLAGE G. BASISVEILIGHEIDSTRAINING VOOR ALLE BEMANNINGSLEDEN OP VISSERSVAARTUIGEN - MODULE VISSERIJ

1. Persoonlijke overlevingstechnieken, inclusief het aantrekken van reddingsvesten en, indien van toepassing, overlevingspakken (STCW-tabel A-VI/1-1)

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

Competentie

Kennis, inzicht en bekwaamheid

Methoden om competentie aan te tonen

Criteria om competentie te beoordelen

Overleven op zee wanneer het schip verlaten moet worden

Type reddingsmiddelen die specifiek op vissersvaartuigen aanwezig zijn

Overlevingsbeginselen zoals:

.1 te ondernemen acties bij reddingsoperaties door een helikopter

.2 het reddingsvaartuig snel bij het vissersvaartuig en het vistuig weghalen

.3 anderen helpen aan boord van een reddingsvaartuig te komen.

Basiskennis van de man-overboord procedures.

Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens het bijwonen van een goedgekeurde cursus

De acties die zijn ondernomen op grond van de herkenning van signalen, passen bij de aangegeven noodsituatie en komen overeen met vastgelegde procedures

Hijsmethoden, beschrijf de hand- en armsignalen die worden gebruikt om iemand veilig omhoog te hijsen, beschrijf hoe een lid van de helikopterbemanning kan helpen bij het hijsen, legt uit waarom het belangrijk is gehoor te geven aan de instructies van de helikopterpiloot of zijn assistent

Beschrijf hoe je anderen helpt aan boord te komen van een reddingsvaartuig

Eerste handelingen na het vaststellen van een man-overboord situatie

2. Brandpreventie en brandbestrijding (STCW-tabel A-VI/1-2)

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

Competentie

Kennis, inzicht en bekwaamheid

Methoden om competentie aan te tonen

Criteria om competentie te beoordelen

Het brandgevaar zo klein mogelijk houden en een staat van paraatheid in stand houden zodat kan worden gereageerd op noodsituaties waarin sprake is van brand

Brandgevaar en verspreiding van vuur door, maar niet beperkt tot:

.1 straling

.2 convectie

.3 geleiding

met de nadruk op gevaren die samenhangen met diepvriesapparatuur.

Praktische kennis van de procedure voor het opnieuw betreden van een ruimte.

Brandpreventiemaatregelen zoals:

.1 rookverbod

.2 zodanige plaatsing van warmtebronnen dat contact met brandbaar materiaal wordt voorkomen

.3 controle op het gebruik van branders, snij- of lasapparatuur.

.4 risicobeoordeling en ‑beheersing bij de aanschaf van artikelen en stoffen om, waar mogelijk, brandgevaar te voorkomen

.5 risicobeoordeling en ‑beheersing bij het gebruik van brandgevaarlijke artikelen en stoffen om brand te voorkomen

.6 het goed schoonmaken van werkgebieden

.7 passend toezicht op kookvoorzieningen

Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens het bijwonen van een goedgekeurde cursus

Eerste handelingen na het ontstaan van een noodsituatie in overeenstemming met geaccepteerde praktijken en procedures

De ondernomen actie na instructie tot verzamelen dient passend te zijn gelet de aangegeven noodsituatie en komt overeen met de vastgelegde procedures

Actie ondernomen vóór terugkeer in een ruimte

Brand bestrijden en blussen

Instructie met betrekking tot het effect van het gebruik van het verkeerde blusmiddel

Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens het bijwonen van een goedgekeurde cursus

Beschrijf wat het effect zou kunnen zijn van het gebruik van het verkeerde blusmiddel

3. Noodprocedures (STCW-tabel A-VI/1-4)

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

Competentie

Kennis, inzicht en bekwaamheid

Methoden om competentie aan te tonen

Criteria om competentie te beoordelen

Voldoen aan noodprocedures

Andere typen noodsituaties die kunnen voorkomen, zoals een gasalarm

Te ondernemen actie bij het horen van een gasalarm

Gevolgen van paniek

Inzicht in de onmiddellijke en juiste actie die nodig is om een schip in nood te helpen.

Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens het bijwonen van een goedgekeurde cursus

Eerste handelingen na het ontdekken van een noodsituatie, waaronder een gasalarm, zijn in overeenstemming met de vastgelegde noodrespons procedures

Bij afgaan van het alarm wordt snel, accuraat, volledig en helder informatie verschaft

Licht toe waarom paniek moet worden voorkomen

Definieer besloten ruimtes en de gevaren die daaraan verbonden zijn.

Beschrijf welke voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen alvorens een besloten ruimte in te gaan. Zo moeten de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm) worden gebruikt, moeten waakzaamheid en alertheid worden betracht en moet toezichthoudend personeel buiten de afgesloten ruimte worden gestationeerd

Vermeld de verantwoordelijkheid die men heeft om andere zeevarenden en vissers in nood te helpen en hulp te bieden bij zoek- en reddingsoperaties.

Beschrijf de onmiddellijke en juiste actie die nodig is om een schip in nood te helpen.

4. Elementaire eerste hulp (STCW A-VI/1-3)

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

Competentie

Kennis, inzicht en bekwaamheid

Methoden om competentie aan te tonen

Criteria om competentie te beoordelen

Onmiddellijk actie ondernemen wanneer zich een ongeval of een andere medische noodsituatie voordoet

Op de hoogte zijn van de beschikbaarheid van radio medisch advies.

Basiskennis van de methoden om radio medisch advies te verkrijgen.

Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens het bijwonen van een goedgekeurde cursus

Licht het doel van radio medisch advies toe evenals de manieren om dergelijk advies te verkrijgen.

5. Voorkoming van verontreiniging van de zee

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

Competentie

Kennis, inzicht en bekwaamheid

Methoden om competentie aan te tonen

Criteria om competentie te beoordelen

Voorzorgsmaatregelen nemen om verontreiniging van de zee te voorkomen

Herkennen van en het nemen van maatregelen om verontreiniging door verloren vistuig en visverpakkingsmateriaal te voorkomen.

Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens het bijwonen van een goedgekeurde cursus

Organisatorische procedures die zijn bedoeld om het mariene milieu te beschermen, worden te allen tijde nageleefd

6. Preventie van ongevallen aan boord van het schip (STCW-tabel A-VI/1-4)

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

Competentie

Kennis, inzicht en bekwaamheid

Methoden om competentie aan te tonen

Criteria om competentie te beoordelen

Veiligheidsbewustzijn, risicobeoordeling

en preventie

van ongevallen aan boord van het schip

Op de hoogte zijn van de wettelijke regels met betrekking tot veiligheid in de visserij

Op de hoogte zijn van de gevaren en risico's voor de gezondheid en veiligheid

Basiskennis van risicobeoordelingen door:

.1 het vaststellen van gevaren

.2 het vaststellen van daaraan verbonden risico's voor de gezondheid en veiligheid

.3 het beslissen over passende beheersmaatregelen

.4 het voorspellen van mogelijke uitkomsten

.5 het bepalen van het risiconiveau

Basiskennis van risicobeperkende methoden, zoals:

.1 eliminatie

.2 gevaar inperken en personen beschermen

.3 procedures en training

.4 persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm)

.5 veiligheidssymbolen

.6 onderhoud

De methoden kennen voor veiligheidsbeheer die geschikt zijn voor vissersvaartuigen, zoals:

.1 beleidsverklaring

.2 risico-inventarisatie/evaluatie

.3 introductie voor de bemanning

.4 training aan boord

.5 werkprocedures

.6 onderhoudsschema's

.7 het ontwerp van vissersvaartuigen

.8 checklists

.9 gezondheidscontroles

.10 afspraken over de te gebruiken taal

In staat zijn om deel te nemen aan een voortdurend toezicht op verbetering van de veiligheid door:

.1 begrip van redenen voor het herzien van bestaande veiligheidsmethoden, zoals:

(i) preventieve actie

(ii) corrigerende actie

.2 begrip van richtlijnen ter ondersteuning van het herzieningsproces, waaronder:

(i) bestaande methoden

(ii) wetgeving

(iii) rapportage van ongevallen, incidenten en bijna-ongevallen

.3 beoordeling van in ieder geval de volgende opties die noodzakelijk zijn voor de geslaagde implementatie van veranderingen:

(i) haalbaarheid van voorgestelde veranderingen

(ii) de doeltreffendheid van de implementatie

(iii) huidige gedrag/cultuur aan boord.

Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens het bijwonen van een goedgekeurde cursus

Leg uit wat de begrippen gevaar en risico inhouden

Beschrijf risico beheers methoden met inbegrip van risico-inventarisatie en -evaluatie en de last-minute risicobeoordeling

Kan de volgorde van maatregelen voor het elimineren en beperken van risico's bepalen

Kan het proces van voortdurende verbetering van de veiligheid en gezondheid toelichten.

Bijna-ongevallen, ongevallen en incidenten

In staat zijn om een bijna-ongeval, ongeval en incident te herkennen

Basiskennis van de elementen van een bijna-ongeval, ongeval of incident, zoals:

.1 de hoofdoorzaak vaststellen

.2 de factoren die hierbij een rol spelen herkennen

.3 mogelijke gevolgen evalueren

.4 het verschil tussen een bijna-ongeval, een ongeval en een incident kunnen vaststellen

In staat zijn om te voorkomen dat een bijna-ongeval, ongeval of incident zich verder ontwikkelt, onder meer door de veilige scheiding van apparatuur, machines en systemen.

In staat zijn om een ongeval, incident of bijna-ongeval te rapporteren omwille van;

.1 wettelijke verplichtingen

.2 interne veiligheidsredenen

.3 vertrouwelijkheidsredenen

Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens het bijwonen van een goedgekeurde cursus

De identificatie van elementen van een bijna-ongeval, ongeval of incident

Het rapporteren van een bijna-ongeval, ongeval of incident

Veiligheid van visserij-activiteiten

Bewustzijn van risico's aan boord van trawlers en kotters tijdens visserij-activiteiten als:

.1 het uitzetten en binnenhalen van vistuig

.2 het overladen van de vangst

Bewustzijn van risico’s aan boord van vissersvaartuigen met betrekking tot onder andere:

.1 vallen

.2 beknellen

.3 schommelende en losse lading

.4 kabelbreuk

Begrip van het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen

Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens het bijwonen van een goedgekeurde cursus

Veilige werkpraktijken worden nageleefd, en er wordt te allen tijde gebruik gemaakt van passende veiligheids- en beschermende middelen.

Kunnen benoemen van risico’s m.b.t.:

.1 het uitzetten en halen van vistuig

2. overladen van de vangst

3. vallen

4. beknellen

5. schommelende en losse lading en

6. kabelbreuk

Visserijuitrusting

Basiskennis van visserijuitrusting aan boord van vissersvaartuigen en van het veilige gebruik daarvan

Beoordeling van bewijzen die zijn verkregen via goedgekeurde instructie of tijdens het bijwonen van een goedgekeurde cursus

Beschrijf visserijuitrusting, de gevaren en het veilige gebruik

Communicatie

Basiskennis van mondelinge mededelingen en handsignalen tijdens visserijactiviteiten als:

.1 het uitzetten en binnenhalen van vistuig

.2 het overladen van de vangst

.3 het werken met dekuitrusting en vistuig

.4 hijsactiviteiten

 

Beschrijf de hand- en armsignalen tijdens visserijactiviteiten als:

.1 het uitzetten en binnenhalen van vistuig

.2 het overladen van de vangst

.3 het werken met dekuitrusting en vistuig

.4 hijsactiviteiten

Operationele veiligheid

Bewustzijn van risico's, gevaren en veilige werkprocedures tijdens:

.1 afmeren

.2 ontmeren

.3 werken op hoogte

.4 heet werk

.5 werken met gevaarlijke stoffen

 

Beschrijf gevaren, risico's en veilige werkprocedures tijdens:

.1 afmeren

.2 ontmeren

.3 werken op hoogte

.4 heet werk

.5 werken met gevaarlijke stoffen

ARTIKEL II

Het Keuringsreglement voor de zeevaart 2012 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel b, vervalt ‘handelsvaart en zeilvaart of artikel 61, eerste lid, van het Besluit zeevisvaartbemanning’.

B

In artikel 2, tweede lid, onderdeel c, vervalt ‘handelsvaart en zeilvaart, onderscheidenlijk in Hoofdstuk 7 van het Besluit zeevisvaartbemanning’.

C

In artikel 12 vervalt ‘handelsvaart en zeilvaart en de artikelen 60, derde lid, en 62, eerste, tweede en derde lid, van het Besluit zeevisvaartbemanning’.

ARTIKEL III

In artikel 1 van de Regeling aanwijzing toezichthoudende ambtenaren Inspectie Leefomgeving en Transport op het domein scheepvaart wordt ‘Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart’ vervangen door ‘Besluit zeevarenden’ en vervalt ‘artikel 50, vijfde lid, van het Besluit zeevisvaartbemanning’.

ARTIKEL IV

In de artikelen 2, eerste lid, en 13 van de Regeling bemanning zeegaande zeilschepen vervalt ‘handelsvaart en zeilvaart’.

ARTIKEL V

De Regeling bemanningssamenstelling garnalenkotters wordt ingetrokken.

ARTIKEL VI

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

Algemeen

Met deze wijzigingsregeling is de Regeling zeevarenden (hierna: regeling) gewijzigd in verband met de uitvoering van het op 7 juli 1995 tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de normen inzake opleiding, diplomering en wachtdienst van personeel van vissersschepen van de Internationale Maritieme Organisatie. In de praktijk wordt dit verdrag het STCW F-verdrag genoemd naar de afkorting van de Engelstalige titel: International Convention on Standards of Training, Certification and Watchkeeping for Fishing Vessel Personnel, 1995. Voor nadere informatie over de achtergronden en inhoud van het STCW F-verdrag wordt verwezen naar het recente besluit tot wijziging van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart in verband met een modernisering van de bemanningsvoorschriften voor de zeevisvaart, met inbegrip van de uitvoering van verdragsbepalingen vanwege de ratificatie van het STCW F-verdrag (hierna: wijzigingsbesluit).

Gevolgen

De gevolgen voor de administratieve lasten en de inhoudelijke nalevingslasten zijn aangegeven in het kader van wijzigingsbesluit. Zoals aangegeven in de nota van toelichting bij het wijzigingsbesluit vindt wel een wijziging plaats met betrekking tot de training basisveiligheid voor vissers. Dit heeft hoofdzakelijk als gevolg dat de training basisveiligheid beter wordt toegespitst op vissers die aan boord van vissersvaartuigen werkzaamheden verrichten. Uit deze regeling vloeien geen noemenswaardige aanvullende lasten voort. Op verzoek van de meest representatieve organisaties van werkgevers en werknemers in de bedrijfstak zeevisserij is nog een eis toegevoegd die de veiligheid van vissers ten goede komt. In onderdeel B is toegelicht dat bemanningsleden aan boord van garnalenkotters, die in aanmerking komen voor de vrijstelling inzake de voorgeschreven bemanningssamenstelling zoals opgenomen in artikel 1.3b, een opblaasbare reddinggordel moeten dragen die is voorzien van een persoonlijk noodradiobaken. Naar inschatting gaat het om ongeveer 40 vissersvaartuigen met 2 bemanningsleden aan boord. De kosten van een persoonlijk noodradiobaken bedragen ongeveer € 215. Uitgaande van ongeveer 80 vissers die het betreft, gaat het om een totaalbedrag van € 17.200 aan initiële kosten. Het persoonlijk noodradiobaken moet jaarlijks visueel geïnspecteerd worden door de gebruiker en iedere 7 jaar gekeurd worden door de leverancier. De kosten daarvan bedragen € 70 iedere 7 jaar. De jaarlijkse onderhoudskosten komen daarmee op een bedrag van € 800.

Hierbij dient opgemerkt te worden dat een dergelijke voorziening in de praktijk al gebruikelijk is. Sociale partners dringen erop aan dat reddinggordels standaard worden voorzien van een dergelijk noodbaken. Door de eis om een persoonlijk noodbaken toe te voegen is ook de enkeling die nog geen gebruik maakt van dit systeem, gehouden om dit alsnog te doen. Incidenten uit de praktijk laten zien dat het noodzakelijk is extra aandacht hieraan te geven. Deze wijzigingsregeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Naar het oordeel van het college zijn nut en noodzaak van de voorgestelde wijzigingen voldoende onderbouwd.

Advisering en consultatie

Evenals bij het wijzigingsbesluit het geval was, is het ontwerp van deze wijzigingsregeling voorgelegd aan de meest representatieve organisaties van werkgevers en werknemers in de bedrijfstak zeevisserij: CNV Vakmensen, VisNed, de Nederlandse Vissersbond, de Redersvereniging voor de Zeevisserij, de Stichting Sectorraad Visserij, Stichting LIFE-platform Nederland, NetViswerk. Deze sociale partners hebben aangegeven dat het belang van de ratificatie en uitvoering van het STCW F-verdrag wordt onderschreven. Ook het harmoniseren en integreren van de bemanningsvoorschriften voor de zeevisserij met de andere maritieme bedrijfstakken wordt onderschreven. Evenals bij het wijzigingsbesluit is die lijn in deze wijzigingsregeling voortgezet. Daarnaast is op relevante onderdelen overleg gevoerd met maritieme opleidings- en trainingsinstituten. Met deze betrokkenheid is geborgd dat de maritieme opleidings- en trainingsinstituten in staat zijn (toekomstige) vissers overeenkomstig de eisen van het STCW F-verdrag op te leiden en te trainen voor hun functie. Er is geen noemenswaardige verandering aangebracht in de rechten en verplichtingen, administratieve lasten of uitvoeringslasten. Er is sprake van strikte uitvoeringswetgeving waarbij weinig tot geen nationale beleidsruimte is. Om deze reden is afgezien van internetconsultatie.

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op hetzelfde tijdstip waarop het wijzigingsbesluit in werking treedt.

Artikelsgewijs

Onderdeel A

De definitie van garnalenkotter is voortgekomen uit de ingetrokken Regeling bemanningssamenstelling garnalenkotters welke thans is opgenomen in de regeling. Deze ingetrokken regeling kende een verwijzing naar de Beschikking visserij, visserijzone, zeegebied en kustwateren in verband met de benodigde vergunning om op garnaal te mogen vissen. Deze beschikking is komen te vervallen en vervangen door de Uitvoeringsregeling visserij. De definitie van garnalenkotter is hierop aangepast.

Onderdeel B

Met dit onderdeel is de vrijstelling met de bijbehorende voorwaarden uit de Regeling bemanningssamenstelling voor garnalenkotters overgenomen. In overleg met de sector is als eis toegevoegd dat de opblaasbare reddinggordel moet zijn voorzien van een persoonlijk noodradiobaken, beter bekend als Personal Locator Beacon (PLB) met Automatic Identification System (AIS). Dit is een persoonlijk noodbaken waarmee een drenkeling makkelijker en sneller kan worden gelokaliseerd; deze persoonlijke zender zendt in geval van nood een alarmsignaal uit, ook wanneer de drager buiten bewustzijn is. Het signaal dat de PLB bij activatie afgeeft is door omliggende schepen of Search & Rescue-eenheden (SAR) te ontvangen. Derhalve heeft een dergelijk systeem vanuit veiligheidsoptiek grote voordelen. In overleg met de sector is deze voorziening daarom als vereiste toegevoegd

Onderdeel C

Met dit onderdeel zijn de inhoudelijke eisen uit de artikelen 44 en 45 van het Besluit zeevisvaartbemanning overgenomen. Artikel 44 had betrekking op de basisveiligheidstraining vissersvaartuigen en is vervangen door de training basisveiligheid voor vissers zoals opgenomen in artikel 8.30a. De inhoudelijke eisen voor het in artikel 45 van het Besluit zeevisvaartbemanning genoemde certificaat reddingmiddelen is opgenomen in artikel 8.31 van de regeling.

Onderdeel D

Paragraaf 8 Beroepsvereisten van de regeling behelst de inhoudelijke opleidingseisen voor de verkrijging van een kennisbewijs, een bekwaamheidsbewijs of een schriftelijk bewijs in de visserij. De artikelen 10, derde lid, 11 en 34 van het besluit vormen de grondslag hiertoe. In de hoofdstukken 3 en 4 van het Besluit zeevarenden is aangegeven op welk vaarbevoegdheidsbewijs aanspraak kan worden gemaakt en welk kennisbewijs of schriftelijk bewijs daarvoor nodig is. Met dit onderdeel zijn ook de beroepsvereisten toegevoegd voor de bedrijfstak zeevisserij.

Voor de uiteindelijke afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs moet met goed gevolg het afsluitend examen zijn afgelegd van een nautische beroepsopleiding waarvoor op grond van de Wet educatie en beroepsonderwijs een kwalificatiedossier is vastgesteld. Als bewijs dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de desbetreffende examencommissie een kennisbewijs uitgereikt. Een kwalificatiedossier voor het middelbaar beroepsonderwijs geeft weer wat de beginnend beroepsbeoefenaar moet kennen en kunnen aan het einde van de mbo-opleiding. In het geval van de visserij-opleidingen zijn in het kwalificatiedossier de beroepsspecifieke eisen die onder meer voortkomen uit het STCW F-verdrag geïntegreerd.

Voor een nadere uitleg over deze eisen wordt verwezen naar de hieronder opgenomen toelichting per artikel. De maritieme opleidingsinstituten op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet educatie en beroepsonderwijs hebben hun onderwijsprogramma zodanig ingericht dat de schoolverlaters niet alleen beschikken over een bepaald kennisbewijs, maar tevens over de ingevolge het verdrag vereiste bekwaamheidsbewijzen voor de uitoefening van specifieke functies of werkzaamheden aan boord of voor werkzaamheden op bepaalde type schepen. Hierdoor kan de schoolverlater direct een aanvraag voor een vaarbevoegdheidsbewijs indienen.

In de artikelen 8.15a tot en met 8.15e is aangegeven aan welke onderdelen van voorschriften van het verdrag de aanvrager van een kennisbewijs moet voldoen.

In de artikelen 8.15a tot en met 8.15e is ook opgenomen dat bepaalde ervaring tijdens de opleiding moet zijn opgedaan onder het bijhouden van een stageboek. Het stageboek wordt als onderdeel van de opleiding door de onderwijsinstelling afgegeven. In alle gevallen zullen de te verrichten werkzaamheden tijdens de stage plaatsvinden onder toezicht van een daartoe bevoegde zeevarende. Het stageboek wordt door de stagiair bij de onderwijsinstelling ter beoordeling ingediend.

In de artikelen 8.16 tot en met 8.45 zijn de eisen opgenomen voor de afgifte van de diverse bekwaamheidsbewijzen (waaronder certificaten) en schriftelijke bewijzen.

Artikel 8.15a Kennisbewijs stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW4

Voor de verkrijging van een kennisbewijs stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW4 dient te worden voldaan aan hoofdstuk II, voorschriften 1, 2 en 5, van de annex bij het STCW F-verdrag. Deze voorschriften zijn ook onderdeel van het kwalificatiedossier visserij officier met de kwalificatie stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen (SW4). Omdat er sprake is van een duale opleiding is een duale stage onderdeel van de opleiding. Dit betekent dat er van de in onderdeel c. genoemde ervaring van 12 maanden, 6 maanden ervaring moet zijn opgedaan op de brug onder toezicht van een schipper en 6 maanden ervaring gedurende wachtwerkzaamheden in de machinekamer onder toezicht van een bevoegde werktuigkundige of een daartoe bevoegd bemanningslid.

Artikel 8.15b Kennisbewijs stuurman vissersvaartuigen S4

In het kwalificatiedossier visserij officier voor de kwalificatie stuurman S4 zijn tevens de eisen die voortkomen uit hoofdstuk II, voorschrift 1 en 2, van de annex bij het STCW F-verdrag opgenomen. Een kwalificatiedossier bevat immers beroepsspecifieke onderdelen en generieke onderdelen. In de opleiding voor het kennisbewijs moet ten minste 12 maanden ervaring worden opgedaan onder toezicht van een bevoegde schipper. Daarbij is bepaald dat van de vereiste 12 maanden ervaring, 6 maanden moet zijn opgedaan onder toezicht van een bevoegde schipper of een bevoegde stuurman gedurende wachtwerkzaamheden op de brug.

Artikel 8.15c Kennisbewijs werktuigkundige alle vissersvaartuigen W4

Het kwalificatiedossier visserij officier kent tevens een kwalificatie werktuigkundige alle vissersvaartuigen W4. Die kwalificatie omvat de eisen die voortkomen uit hoofdstuk II, voorschrift 5, van de annex bij het STCW F-verdrag. Vereist is dat tijdens de opleiding als werktuigkundige ten minste 12 maanden ervaring wordt opgedaan, waarvan 6 maanden ervaring in de machinekamer van een zeeschip onder toezicht van een bevoegde werktuigkundige of een daartoe bevoegd bemanningslid.

Artikel 8.15d Kennisbewijs stuurman-werktuigkundige SW5

Bij het kennisbewijs stuurman-werktuigkundige SW5 is sprake van een duale opleiding en functie. In het kwalificatiedossier zijn de eisen die voortkomen uit hoofdstuk II, voorschriften 1, 2 en 5, van de annex bij het STCW F-verdrag opgenomen. Omdat er sprake is van een duale opleiding is ook hier een duale stage onderdeel van de opleiding.

Artikel 8.15e Kennisbewijs stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW6

Bij het kennisbewijs stuurman-werktuigkundige vissersvaartuigen SW6 is ook sprake van een duale opleiding en functie. In het kwalificatiedossier zijn de eisen die voortkomen uit hoofdstuk II, voorschriften 3, 4 en 5, van de annex bij het STCW F-verdrag opgenomen. Vereist is dat er ten minste een ervaring van 6 maanden wordt opgedaan. De ervaring voor de dekfunctie en de machinekamerfunctie kan binnen hetzelfde tijdsbestek worden opgedaan omdat dagelijks alle taken en werkzaamheden vanuit zowel de dekfunctie als vanuit de machinekamerfunctie worden uitgevoerd. De stuurman-werktuigkundige zeevisvaart SW6 werkt op een vissersvaartuig en verricht zijn werkzaamheden op het dek, op de brug, in de machinekamer en in de overige ruimten op het schip. Hij is voornamelijk werkzaam in de kottervisserij maar kan ook aan de slag in de trawlervisserij.

Onderdeel E

In artikel 30a zijn de beroepsvereisten opgenomen met betrekking tot het certificaat basisveiligheid voor vissers. De training basisveiligheid is een training specifiek gericht op werkzaamheden aan boord van vissersvaartuigen. De beroepsvereisten zijn tot stand gekomen in overleg met de sector, bestaande uit organisaties van werkgevers en werknemers en betrokken trainingsinstituten. Alhoewel het STCW F-verdrag wel een training basisveiligheid voor vissers voorschrijft, kent het verdrag momenteel geen gedetailleerde beroepsvereisten voor het onderdeel visserij. De training basisveiligheid voor vissers bestaat uit het onderdeel basisveiligheid overeenkomstig voorschrift VI/1 van de bijlage bij het STCW-verdrag en de sectie A-VI/1, onderdeel 2, van de STCW-code aangevuld met het onderdeel veiligheid voor vissers. Deze module wordt aanvullend op het onderdeel basisveiligheid gegeven. Een trainingsinstituut dat de training basisveiligheid voor vissers verzorgt dient te worden erkend voor zowel het onderdeel basisveiligheid als de module visserij. Het doorlopen van deze onderdelen leidt tot de afgifte van een certificaat training basisveiligheid voor vissers. Op het certificaat staat vermeld dat aan beide onderdelen is voldaan.

De specifieke beroepsvereisten van de module visserij zijn opgenomen in bijlage G.

Onderdeel F

Met de aanpassing van artikel 10.3, eerste en derde lid, is de erkenningsregeling vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen voor de handelsvaart uitgebreid met een vergelijkbare regeling voor de visserij. Deze uitbreiding vormt mede de uitwerking van artikel 9a van het Besluit zeevarenden. Artikel 9a heeft betrekking op de erkenning van een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs dat is afgegeven door een andere vlaggenstaat die partij is bij het STCW F-verdrag.

Volgens hoofdstuk I, voorschrift 7, van de annex bij het STCW F-verdrag moeten verdragspartijen verzekeren dat de vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen die worden erkend conform de vereisten van het verdrag zijn afgegeven. Dit betekent in de praktijk dat er sprake moet zijn van een bilaterale overeenkomst zodat gewaarborgd is dat volledig wordt voldaan aan de vereisten van bekwaamheid, afgifte en erkenning. Dit komt overeen met de bilaterale overeenkomst ter uitvoering van voorschrift I/10 van het STCW-verdrag. Het verschil tussen de handelsvaart en de visserij is dat een Europese richtlijn zoals richtlijn nr. 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 november 2008 inzake het minimum opleidingsniveau van zeevarenden (PbEU 2008, L 323) ontbreekt ten aanzien van het STCW F-verdrag en voor de nabije toekomst ook niet wordt voorzien.

Een bilaterale overeenkomst inzake de erkenning van buitenlandse vaarbevoegdheden ziet toe op enerzijds de erkenning door Nederland van de vaarbevoegdheden afgegeven door de andere verdragspartij – zodat aan de officieren van deze laatste staat een bewijs van erkenning kan worden verstrekt – en zij op Nederlandse schepen dienst kunnen doen en omgekeerd. Anderzijds zien de bilaterale overeenkomsten toe op de verplichting van die andere staat om bijvoorbeeld wijzigingen in het systeem van opleidingen en het opheffen van nautische scholen door te geven en de Nederlandse autoriteiten toe te staan om zo nodig ter plaatse het niveau en de kwaliteit van het onderwijs en de kwaliteitssystemen te controleren. Een bilaterale overeenkomst kan alleen worden overeengekomen met andere verdragspartijen. Dat geldt zowel voor het STCW-verdrag als voor het STCW F-verdrag. In overleg met de sociale partners in de bedrijfstak zeevisserij wordt bepaald met welke verdragspartijen een dergelijke overeenkomst wenselijk is. Zeevarenden afkomstig uit EU-lidstaten die geen partij zijn bij STCW F-verdrag kunnen gebruikmaken van de op grond van artikel 33, eerste en tweede lid, van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties gebaseerde Regeling erkenning EU-beroepskwalificaties zeevisserij.

Het tweede lid heeft betrekking op de situatie dat er erkenning wordt gevraagd van een vaarbevoegdheidsbewijs voor de functie kapitein door kapiteins van buiten de Europese Unie. In dit kader wordt gewezen op de Vrijstellingsregeling buitenlandse kapiteins sector koopvaardij en de Vrijstellingsregeling buitenlandse kapiteins sector zeegaande waterbouw. Dit lid is niet van toepassing op de verkrijging van een dergelijk vaarbevoegdheidsbewijs voor het dienstdoen op vissersvaartuigen. Dat is bepaald in het vijfde lid.

Voor de visserijkapiteins (schippers) wordt verwezen naar de Regeling vrijstelling nationaliteitseis kapiteins zeevisserij, die gebaseerd is op artikel 29, tweede lid, van de wet. De Regeling vrijstelling nationaliteitseis kapiteins zeevisserij voorziet in de mogelijkheid om van het aanbod aan schippers uit de Europese Unie gebruik te maken. Aan deze aspirant-schippers wordt, evenals aan de Nederlandse kandidaten, de eis gesteld dat zij beschikken over voldoende kennis van de Nederlandse wetgeving. Deze kennis is benodigd voor het goed kunnen vervullen van de functie van kapitein van een zeeschip onder Nederlandse rechtsmacht. Aan deze eis kan worden voldaan door het volgen van de erkende training wetgeving en openbaar gezag. Dit vereiste is opgenomen in artikel 10 van het Besluit zeevarenden. Op dit moment is er geen voorziening ten behoeve van visserijkapiteins afkomstig van buiten de Europese Unie. Het derde lid betreft de geldigheidsduur van te erkennen vaarbevoegdheidsbewijzen. Dit lid is niet gewijzigd ten opzichte van de situatie voorafgaand aan deze wijzigingsregeling.

Onderdeel G

Artikel 10.4 heeft betrekking op het bewijs van aanvraag om erkenning van een vaarbevoegdheidsbewijs. Dit betreft een uitwerking van artikel 20, vierde lid, van de wet.

In voorschrift I/10, vijfde lid, van de bijlage bij het STCW-Verdrag en artikel 19, zevende lid, van de Bemanningsrichtlijn1 wordt de mogelijkheid geboden om in het geval van een aanvraag om erkenning van een buitenlands vaarbevoegheidsbewijs voor een periode van ten hoogste drie maanden dienst te kunnen doen op een schip onder de vlag van het land waar de aanvraag is ingediend, indien men in het bezit is van schriftelijk bewijs omtrent de aanvraag. De voorziening is getroffen om te voorkomen dat gedurende de periode van behandeling van de aanvraag, die in verband met de verplichting tot verificatie van de overgelegde documenten enige tijd in beslag kan nemen, door de aanvrager niet kan worden gevaren. Het STCW F-Verdrag kent dezelfde voorziening in voorschrift 7. Dit betekent dat dezelfde voorwaarden als bij de handelsvaart van toepassing zijn. Zo zal de aanvrager hiertoe wel reeds een overeenkomst met een scheepsbeheerder moeten zijn aangegaan. Tevens zal worden verlangd dat de aanvrager een verklaring van de scheepsbeheerder overlegt waarin deze verklaart dat de door de aanvrager overgelegde bescheiden bij de aanvraag tot erkenning authentiek zijn en de verstrekte gegevens juist zijn. In de genoemde bepalingen van het STCW-Verdrag en de bemanningsrichtlijn zijn radio-officieren en radio-operators van de genoemde mogelijkheid uitgezonderd. Daarom vervalt in dit artikel de zinsnede ‘niet zijnde vissersvaartuigen’.

Onderdelen H tot en met L

Met deze onderdelen zijn enkele termen en verwijzingen aangepast aan de nieuwe situatie.

Onderdeel M

Met dit onderdeel is bijlage G ingevoegd. Deze bijlage bevat de specifieke beroepsvereisten van de module visserij, die aanvullend op het onderdeel basisveiligheid wordt gegeven. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij onderdeel E.

Artikelen II tot en met IV

Met deze artikelen zijn de verwijzingen in het Keuringsreglement voor de zeevaart 2012, de Regeling aanwijzing toezichthoudende ambtenaren Inspectie Leefomgeving en Transport op het domein scheepvaart en Regeling bemanning zeegaande zeilschepen naar het Besluit zeevisvaart bemanning aangepast aan de nieuwe situatie en zijn de verwijzingen naar het besluit aangepast aan de nieuwe citeertitel.

Artikel V

De inhoud van deze regeling is opgenomen in artikel 1.3b. Daarom kon deze regeling worden ingetrokken.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Richtlijn 94/5 8/EG van de Raad van 22 november 1994 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (PbEU 1994, L 319/28).

Naar boven