Verkeersbesluit, parkeerverbodszone Gonzagaruimte: woningen 26 t/m 32, gemeente Zoetermeer

Logo Zoetermeer

0637486701

Namens burgemeester en wethouders van Zoetermeer,

daartoe bevoegd op grond van:

  • artikel 18, lid 1, sub d, van de Wegenverkeerswet 1994,

  • het mandaatbesluit van burgemeester en wethouders waarbij die bevoegdheid is gemandateerd aan de directeur van de hoofdafdeling Stad en diens besluit tot het verlenen van ondermandaat,

de manager van de afdeling Stadsbeheer, 

gehoord de verkeersadviseur van de Politie Eenheid Den Haag waarmee is gehandeld overeenkomstig de instructie zoals opgenomen in artikel 24 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer; 

gelet op hetgeen ten aanzien hiervan overigens in de Wegenverkeerswet 1994, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer is bepaald, alsmede op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht; 

gelet vervolgens op het gegeven dat de in dit besluit aan de orde komende wegen, straten of parkeervoorzieningen openbaar in de zin van de Wegenwet zijn en binnen de bebouwde kom van Zoetermeer als bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994 liggen; 

BESLUIT: 

  • 1.

    door plaatsing van bord E1 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 met het opschrift “zone” op de straat en bord einde E1 voor de woningen Gonzagaruimte 26 tot en met Gonzagaruimte 32 (dat is de straat voor de voordeuren van die woningen) de regels vast te stellen die binnen een parkeerverbodszone van toepassing zijn, waarbij ter verduidelijking wordt aangetekend, dat het hierbij gaat om de straat “achter” de woningen Gonzagaruimte 18 tot en met Gonzagaruimte 24 en waarop de carports van deze woningen op de straat aansluiten;  

  • 2.

    vast te leggen, dat aan het in sub 1 beschreven besluit de volgende overwegingen ten grondslag liggen:  

de aanleiding: 

  • bij de gemeente zijn klachten binnengekomen die betrekking hebben op problemen als gevolg van het parkeren van voertuigen op de in sub 1 beschreven straat (verder die of de betreffende straat genoemd);

  • daarbij is aangegeven dat de problemen ontstaan bij het inrijden van de carports die bij de woningen behoren of bij het wegrijden vanuit die carports;

  • wanneer er een auto op die straat staat geparkeerd, ontbreekt namelijk de ruimte om de benodigde manoeuvre te kunnen maken om de betreffende carports met een auto te kunnen inrijden of verlaten;

  • dat parkeergedrag is in strijd met de gemeentelijke doelstelling om het parkeren op eigen erf en – wanneer aanwezig, zoals in dit geval – in de carports op eigen erf te bevorderen;

  • bij de stedenbouwkundige opzet is er namelijk vanuit gegaan, dat elke bewoner met een carport die carport ook daadwerkelijk als parkeerplaats blijft inrichten en als parkeerplaats blijft gebruiken;

  • wanneer dat niet gebeurt, ontstaat er namelijk een tekort aan parkeerplaatsen en ontstaan er problemen zoals hiervoor zijn beschreven.

  • daarom is het gewenst het beschreven parkeergedrag tegen te gaan en dat is mogelijk met de vaststelling van een maatregel zoals in sub 1 is beschreven; 

de verkeerskundige aspecten: 

  • zonder de in sub 1 beschreven maatregel blijft de kans aanwezig dat op de betreffende straat wordt geparkeerd op zo’n wijze dat het moeilijk of onmogelijk wordt om de carports op eigen erf met een auto in te rijden of te verlaten

  • dat parkeergedrag is strijdig met de gewenste vrijheid van het verkeer en, conform de stedenbouwkundige opzet, het nagestreefde parkeren op eigen erf;

  • met de plaatsing van de in sub 1 genoemde borden, waarbij toepassing wordt gegeven aan de zonale toepassing als bedoeld in artikel 9 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, kan voor een ieder duidelijk worden aangegeven, dat het parkeren op de betreffende straat verboden is;

  • het is dan ook gewenst daartoe over te gaan;

  • de vaststelling van de regels van de parkeerverbodszone voor de voertuigbestuurders zijn opgenomen in artikel 65 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en voor bezitters van een gehandicaptenparkeerkaart artikel 85 van dat reglement;

  • verder is relevant, dat de in dat reglement opgenomen begripsbepaling van “parkeren” het in- en uitstappen van personen en het laden en lossen van goederen in een parkeerverbodszone is toegestaan;

  • aan deze verkeersmaatregel liggen ten grondslag de doelstellingen die zijn geformuleerd in artikel 2, lid 1, sub c en d, van de Wegenverkeerswet 1994, te weten het waarborgen van de bruikbaarheid van de weg en de vrijheid van het verkeer op de straat waarop de maatregel betrekking heeft;

de zorgvuldigheid: 

  • de bewoners voor wie het in sub 1 beschreven besluit gevolgen heeft, zijn bij brief d.d. 15 november 2018 in kennis gesteld van de klachten en het voornemen tot vaststelling van dat besluit over te gaan;

  • daarbij is een reactie van een bewoner gekomen, die wilde proberen tot onderlinge afspraken met de bewoners van de betreffende straat over het voorkomen van het beschreven hinderlijke parkeergedrag te komen;

  • het daartoe door de betrokken bewoner geïnitieerde overleg met zijn buurtbewoners heeft niet geleid tot de een sluitende oplossing gericht op het voorkomen van dat parkeergedrag;

  • de reden daarvan is dat onder meer dat ook bezoekers van de betreffende woningen en bezoekers van nabij gelegen andere woningen hun auto op de betreffende straat parkeren;

  • de consequentie daarvan is per brief van 5 april 2019 meegedeeld aan de bewoner die het overleg met zijn buurtbewoners heeft geïnitieerd;

  • vervolgens is, zoals gebruikelijk, de situatie beoordeeld door personen, zoals de leden van de gemeentelijke ambtelijke verkeerscommissie, die door hun deskundigheid een goed oordeel ter zake kunnen geven en die – vanwege hun plaatselijke bekendheid, aangevuld met visuele waarnemingen ter plaatse – beschikken over de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen;

  • verder is goede nota genomen van de gewisselde informatie die tijdens de voorbereiding van het in sub 1 beschreven besluit is verkregen;

  • met de hiervoor beschreven handelwijze is dan ook gehandeld conform de instructienorm in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht; 

de belangenafweging:  

  • er heeft, gelet op de beschreven aanleiding die tot de vaststelling van de parkeerverbodszone heeft geleid en op de aanwezigheid van andere parkeergelegenheden, zoals in dit geval de op eigen erf aanwezige carports en de openbare parkeerplaatsen op loopafstand, een goede belangenafweging plaatsgevonden;

  • belangrijk daarbij is het vertrekpunt dat – wanneer mogelijk, zoals in de voorliggende situatie – parkeren op eigen erf moet plaatsvinden;

  • daarbij blijft – zoals vermeld – ook bij vaststelling van het parkeerverbod het in- en uitstappen van passagiers en het laden en lossen in de beschreven zone mogelijk en blijven de faciliteiten voor bestuurders met een gehandicaptenparkeerkaart onverminderd in stand;

  • daarbij kan worden opgemerkt, dat met de onder 1 en 2 vastgestelde maatregel geen sprake van een besluit met onevenredig nadelige gevolgen als bedoeld in artikel 3:4, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht.

Zoetermeer, 16 juli 2019.

Namens burgemeester en wethouders van Zoetermeer,

de manager van de afdeling Stadsbeheer.

N.B. 1.

Belanghebbenden die zich niet met dit besluit kunnen verenigen, kunnen op grond van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht daartegen binnen zes weken na publicatie ervan een gemotiveerd bezwaar indienen bij het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer (postbus 15, 2700 AA Zoetermeer). Het indienen van een bezwaarschrift schorst de werking van een besluit niet. Hiertoe kan op grond van het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening worden ingediend bij de voorzieningenrechter van de Rechtbank ’s Gravenhage (sector bestuursrecht, postbus 20302, 2500 EH Den Haag). In dat geval is het wel vereist dat de belanghebbende een bezwaarschrift tegen het betreffende besluit heeft ingediend en dat sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van die voorziening.

N.B. 2.

Desgevraagd kan aan belanghebbenden of belangstellenden een indicatieve tekening of afbeelding worden toegezonden. Aan die tekening of afbeelding kunnen geen rechten worden ontleend.

 

Naar boven