Wijziging Toezichtbeleidsbrief erkenninghouders RDW 2018

Zoetermeer, 3 juni 2019

JBZ 2019-2620

De directie van de Dienst Wegverkeer,

Gelet op de Wegenverkeerswet 1994, het Kentekenreglement, de Arbeidstijdenwet, het Arbeidstijdenbesluit vervoer, het Besluit Personenvervoer 2000 en artikel 4:83 Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I

A

Artikel 1, tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

1. onderdeel c, komt te luiden:

  • c. Bijlage Erkenninghouder Tachografen 2019;

2. onder vervanging van de punt door een puntkomma in onderdeel k, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • l. Bijlage Tachograaftechnicus 2019.

B

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder 1.2, tweede alinea worden de eerste 2 zinnen vervangen door:

Het Algemeen Deel is niet van toepassing op APK keurmeester, tachograaftechnici en deelnemers aan de handelaarskentekenregeling. Voor het toezichtbeleid van de APK keurmeester en de tachograaftechnicus hoeft u alleen de toepasselijke Bijlage te lezen.

2. Onder 1.2 wordt aan de illustratie na het blok APK keurmeester een blok toegevoegd luidende:

Tachograaf

technicus

3. Onder 1.4 wordt onder vervanging van de punt door een puntkomma, na bevoegdheid APK- keurmeester een onderdeel ingevoegd luidende:

  • bevoegdheid tachograaftechnicus.

C

In de Bijlage Erkenninghouder APK, onder 3.1.1., onderdeel het verlenen van medewerking aan de steekproef, onder a, vervalt de zinssnede:

De steekproefcontroleur moet uiterlijk binnen 15 minuten na aankomst met de uitvoering van het technische gedeelte van de steekproef kunnen beginnen. Deze periode van 15 minuten is uitdrukkelijk niet bedoeld om de keurmeester van elders, buiten de keuringsplaats, te (laten) komen.

D

Bijlage Erkenninghouder Tachografen wordt vervangen door:

BIJLAGE ERKENNINGHOUDER TACHOGRAFEN 2019

Hoofdstuk 1

Toelichting op de Bijlage Erkenninghouder Tachografen

3

1.1

Toelichting

3

1.2

Indeling

3

1.3

Titel

4

1.4

Erkenningen en bevoegdheden

4

1.5

Meerdere werkplaatsen

4

Hoofdstuk 2

Positie van de RDW

4

2.1

Basis van het toezicht

4

2.2

Wijze van toezicht houden

4

2.3

Frequentie van het toezicht

4

2.4

Risico gestuurd toezicht

5

Hoofdstuk 3

Positie van de erkenninghouder

5

3.1

Voorschriften

5

 

3.1.1

Het verlenen van medewerking tijdens de steekproef

6

 

3.1.2

Documentatie

7

 

3.1.3

Erkenningsschild

7

 

3.1.4

Financiële verplichting

7

 

3.1.5

Instrueren van uw personeel

7

 

3.1.6

Bewaarplicht stukken

8

 

3.1.7

Werkplaatsen en inrichtingen

8

 

3.1.8

Datacommunicatie met de RDW

8

 

3.1.9

Apparatuur

8

3.2

Maatregelen

8

3.4

Handhaving tachografen

8

Hoofdstuk 4

Overtredingen en sancties

8

4.1

Vaststellen van een overtreding

8

4.2

Zienswijze

9

4.3

Ingangsdatum

9

4.4

Verjaringstermijn

9

4.5

Categorisering overtredingen en stroomschema

9

4.6

Soorten sancties

10

Hoofdstuk 5

Bezwaar en beroep

10

5.1

Second opinion over het resultaat van een steekproefcontrole

10

 

5.1.a

Klacht

10

 

5.1.1

Hoorzitting

10

 

5.1.2

Opschorten

10

5.2

Beroep

10

5.3

Voorlopige voorziening

11

Hoofdstuk 6

Erkenningseisen

11

6.1

Eisen aan de werkplaats of inrichting

11

6.2

Beoordeling erkenningseisen van de werkplaatsruimte en de apparatuur

11

Hoofdstuk 1 Toelichting op de Bijlage Erkenninghouder Tachografen
1.1 Toelichting

De Bijlage Erkenninghouder Tachografen is een bijlage bij het Algemeen Deel Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW. In deze bijlage vindt u de specifieke bepalingen voor de erkenninghouder tachografen. Voor een volledig beeld van het toezichtbeleid van de RDW dient u eerst het Algemeen Deel te lezen.

Zoekt u een specifiek onderwerp in deze bijlage, dan raden wij u aan het hele hoofdstuk te lezen waarin het onderwerp wordt behandeld.

1.2 Indeling

(Zie Algemeen Deel)

Het zwart gearceerde onderdeel van de Toezichtbeleidsbrief is van toepassing voor u als erkenninghouder Tachografen.

1.3 Titel

Deze bijlage is getiteld: Bijlage Erkenninghouder Tachografen van de Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW.

1.4 Erkenningen en bevoegdheden

(Zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

1.5 Meerdere werkplaatsen

Uitbreiding of wijziging van een erkenning met werkplaats is niet mogelijk indien een overtreding is geconstateerd waarvoor een sanctie wordt opgelegd. Dit geldt eveneens als de sanctie is opgelegd en ten tijde van de effectuering van de sanctie.

Voor mobiele onderzoekseenheden geldt dat hiervoor vanaf 15 juni 2019 geen erkenning meer aangevraagd kan worden. Voor de bestaande mobiele onderzoekseenheden geldt dat er vanaf 1 januari 2020 bij inrichtingen werkzaamheden verricht moeten worden. Hiervoor geldt dan wel dat er aantoonbaar afwisselend onderzoeken moeten worden verricht in de op de bijlage bij het erkenningsbesluit van de erkenning vermeldde inrichtingen.

In beginsel wordt een sanctie per mobiele onderzoekseenheid dan wel werkplaats van een erkenninghouder opgelegd.

Hoofdstuk 2 Positie van de RDW
2.1 Basis van het toezicht

De RDW houdt toezicht op de verleende erkenning tachografen. De basis van het toezicht is vastgelegd in de Verordening EU nr. 165/2014, de Arbeidstijdenwet Vervoer, het Arbeidstijdenbesluit, de Regeling tachografen en de Regeling tachograafkaarten.

2.2 Wijze van toezicht houden

(Zie Algemeen deel).

Bij een steekproefsgewijze controle beoordeelt de RDW primair de kwaliteit van de werkzaamheden aan de tachograaf. Bij een technische audit (periodiek controlebezoek) wordt vooral getoetst of u zich aan de erkenningseisen en procedure van de werkzaamheden houdt.

2.3 Frequentie van het toezicht

De frequentie van het toezicht door middel van steekproefsgewijze controle afhankelijk van het aantal door u uitgevoerde werkzaamheden en de resultaten van de steekproefsgewijze controle. Dit wordt bijgehouden in een cusumsysteem.

De RDW brengt u daarnaast in beginsel één keer per drie jaar een technische audit.

2.4 Risico gestuurd toezicht

Risico gestuurd toezicht houdt in dat bedrijven die minder goed of aantoonbaar slecht presteren op het gebied van naleving van de regels vaker gecontroleerd worden dan bedrijven die aantoonbaar de regels en instructies goed naleven.

Hoofdstuk 3 Positie van de erkenninghouder

Als erkenninghouder tachografen mag u werkzaamheden aan tachografen laten uitvoeren door een bevoegde tachograaftechnicus. Dit moet gebeuren in de door u opgegeven werkplaats of inrichting. De tachograaftechnicus moet beschikken over een bevoegdheidspas en werkplaatskaart. Deze werkplaatskaart wordt afgegeven door de KIWA. Nadere informatie over het aanvragen en verkrijgen van een werkplaatskaart kunt u vinden op www.kiwa.nl.

De erkenning brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Door uw handelen kan het toezicht op de arbeidstijden van uw klanten worden beïnvloed.

In de Regeling tachografen is beschreven aan welke eisen u permanent moet voldoen en hoe u uw erkenning moet gebruiken. In de Regeling tachograafkaarten is beschreven welke rechten en plichten er aan het houden van een tachograafkaart zijn verbonden.

U kunt deze Regelingen vinden op www.wetten.nl en in het Handboek Tachograaf.

De erkenning tachografen kan op twee manieren worden uitgevoerd: mobiel met inrichtingen en niet-mobiel (vaste werkplaats). Indien er onderscheid gemaakt moet worden tussen een erkenninghouder met een vaste werkplaats en een erkenninghouder met een mobiele onderzoek-eenheid met inrichtingen, is dit in de tekst aangegeven.

Het afmelden van voertuigen mag uitsluitend plaatsvinden tijdens de in het Handboek Tachograaf opgegeven tijden. Raadplegen van de datum eerste toelating, opmaken van een manipulatieformulier en een zegelverbrekingsformulier kan ook buiten de openingstijden van de RDW.

3.1 Voorschriften

Op 4 februari 2014 is de Verordening EU nr. 165/2014 vastgesteld en geldt vanaf 2 maart 2016. In de Regeling tachografen staan aanvullende nationale voorschriften beschreven voor de werkzaamheden aan tachografen. Om uw erkenning naar behoren te kunnen gebruiken heeft u naast de verplicht gestelde documentatie de verordening nodig.

Samengevat moet u bij het verrichten van werkzaamheden aan de tachograaf in ieder geval aan de volgende voorschriften voldoen:

  • a. Voorafgaand aan de werkzaamheden wordt de datum eerste toelating van het voertuig vastgesteld door de RDW website te raadplegen. Indien het een niet Nederlands voertuig betreft moet u het buitenlandse kentekenbewijs hiervoor raadplegen.

  • b. Tijdens de werkzaamheden moet een manipulatiecontrole worden uitgevoerd. Bij vaststelling van manipulatie of aanwezigheid van manipulatieapparatuur moet dit zo spoedig mogelijk bij de Dienst Wegverkeer gemeld worden door middel van het manipulatiemeldingsformulier. Dit formulier kunt u terugvinden in het handboek en digitaal opmaken in het daarvoor bestemde en ter beschikking gestelde RDW systeem. De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een tachograaftechnicus met gebruik van de vereiste apparatuur en gereedschappen. Daarna verzegelt de tachograaftechnicus de tachograaf en sluit hij de werkzaamheden af met een proefrit om te controleren of de tachograaf functioneert. Indien de werkzaamheden niet of niet volledig kunnen worden afgerond moet u een zegelverbrekingsformulier opmaken in het daarvoor bestemde en ter beschikking gestelde RDW systeem.

  • c. Indien de tachograaftechnicus de digitale tachograaf buiten bedrijf stelt of in een ander voertuig installeert en alleen als het niet mogelijk is om de gegevens veilig te stellen, wordt dit direct aan de Dienst Wegverkeer gemeld. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het Certificaat van onmogelijkheid van gegevensoverdracht dat u eveneens digitaal kunt opmaken in het daarvoor bestemde en ter beschikking gestelde RDW systeem;

  • d. Van alle werkzaamheden worden de gegevens vastgelegd op een registerkaart.

  • e. Na de werkzaamheden wordt het voertuig door de tachograaftechnicus met pasnummer van de bevoegdheidspas en de daarbij behorende pincode via datacommunicatie afgemeld bij de RDW.

  • f. Na de melding werkzaamheden wordt het oude installatieplaatje verwijderd en een nieuw installatieplaatje met onuitwisbare gegevens op het voertuig aangebracht. Dit moet in de nabijheid van de tachograaf worden bevestigd op een vast voertuigonderdeel, op een goed waarneembare plek in de bestuurdersruimte. Het bedoelde installatieplaatje wordt niet eerder aangebracht dan nadat is vastgesteld dat de tachograaf goed is afgesteld en verzegeld en door de Dienst Wegverkeer is medegedeeld dat:

    • de bedoelde melding niet leidt tot een steekproefsgewijze controle van de werkzaamheden door de Dienst Wegverkeer; of

    • de melding leidt tot een steekproefsgewijze controle van de werkzaamheden, maar dat deze steekproefcontrole niet binnen 90 minuten na de melding wordt begonnen; dan wel

    • de melding leidt tot een steekproefsgewijze controle van de werkzaamheden en deze controle heeft geleid tot een goedkeuring van de betreffende werkzaamheden.

Ik wijs u er met nadruk op dat de werkplaatskaart uitsluitend voor werkzaamheden aan de tachograaf mag worden gebruikt en voorts ook werkzaamheden, inclusief de manipulatiecontrole, van voertuigen met een niet Nederlands kenteken moeten worden afgemeld. In dat geval moet het volledige identificatienummer worden gebruikt bij de melding.

Sleutelen in quarantainetijd

Het is ten strengste verboden om tussen het afmelden van het voertuig en de komst van de steekproefcontroleur aan het afgemelde voertuig en de tachograaf te sleutelen of metingen te verrichten. Alleen dan kan de RDW tijdens de steekproefcontrole een goed beeld krijgen van de kwaliteit van de werkzaamheden. Het (laten) aanbrengen van wijzigingen of metingen (laten) verrichten aan een afgemeld voertuig of tachograaf door een in de werkplaats of inrichting aanwezig persoon, of dit nu uw personeel, klant of andere relatie betreft, vóór aankomst van de steekproefcontroleur, wordt ‘sleutelen in quarantainetijd’ genoemd. Als er tijdens de uitvoering van de steekproefcontrole, inclusief de second opinion zonder toestemming van de RDW-medewerker aan het voertuig of de tachograaf wijzigingen worden aangebracht wordt dit ook aangemerkt als sleutelen in quarantainetijd.

3.1.1 Het verlenen van medewerking tijdens de steekproef

Uw medewerking aan een steekproef wordt op onderstaande wijze van u verwacht. Als werkzaamheden aan de tachograaf in de steekproef valt, is de tachograaftechnicus die de werkzaamheden heeft uitgevoerd en het voertuig heeft afgemeld verplicht aanwezig. Aan de steekproef moet alle medewerking worden verleend. Naast de aanwezigheid van de tachograaftechnicus betekent dit dat hij ook meteen feitelijke assistentie verleent, door onder meer zijn werkplaatskaart ter beschikking te stellen. Ook moet hij de ruimte en deugdelijk functionerende apparatuur ter beschikking stellen.

3.1.1.1 Aanwezigheid tijdens de steekproef

U als erkenninghouder bent ervoor verantwoordelijk dat het voertuig en de tachograaftechnicus aanwezig zijn en blijven zodat de steekproefcontroleur van de RDW de steekproef kan uitvoeren. Heeft u een erkenning voor een mobiele onderzoek-eenheid tachografen, dan geldt dat ook de mobiele onderzoek-eenheid, bij de steekproef aanwezig moet zijn.

Is de steekproefcontroleur niet binnen 90 minuten in uw werkplaats of inrichting aanwezig, dan mag u het voertuig vrijgeven. Het voertuig hoeft dan ook niet meer beschikbaar te zijn voor de RDW.

Als een voertuig in de steekproef valt moet u al het mogelijke doen om te voorkomen dat het voertuig de werkplaats of inrichting verlaat. U doet dit bijvoorbeeld door uw klanten goed te informeren over de steekproef, hen niet op de werkzaamheden te laten wachten, hun vervangend vervoer aan te bieden of hen weg te laten brengen. In ieder geval moet u uw klant voorafgaand aan de werkzaamheden duidelijk maken dat de mogelijkheid bestaat dat zijn voertuig in de steekproef valt en dat hij verplicht is hieraan mee te werken. Als een voertuig de werkplaats of inrichting verlaat, voordat de steekproef kon worden uitgevoerd, dan meldt u dit direct telefonisch bij het ACN kantoor te Zwolle van de RDW en niet pas bij aankomst van de steekproefcontroleur.

De aanwezigheid van het kentekenbewijs bij aankomst van de steekproefcontroleur, bijvoorbeeld omdat het voertuig uw eigendom is of in uw bedrijfsvoorraad is opgenomen, vormt een aanwijzing dat het voertuig aanwezig is geweest, maar maakt de overtreding niet ongedaan en is om die reden dan ook geen bijzonder feit of omstandigheid.

3.1.2 Documentatie

Als erkenninghouder tachografen moet u beschikken over de werkplaatshandboeken en documentatie die door de fabrikant of importeur van de tachografen wordt voorgeschreven voor die merken en types tachograaf waaraan u werkzaamheden laat verrichten. Uw tachograaftechnicus moet hier ook over kunnen beschikken. Daarnaast moet gebruik worden gemaakt van het actuele Handboek Tachograaf.

3.1.3 Erkenningsschild

Bent u een erkenninghouder met een mobiele onderzoek-eenheid met inrichtingen, dan hoeft u geen erkenningsschild of raamstickers te voeren. Bij beëindiging van uw bedrijf moet u het aan u toegekende merkteken direct inleveren bij de RDW.

3.1.4 Financiële verplichting

(Zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

3.1.5 Instrueren van uw personeel

(zie Algemeen deel)

Bevoegd personeel

Voor de erkenninghouder van tachografen geldt dat de tachograaftechnicus per erkende werkplaats of mobiele onderzoekseenheid over maximaal één werkplaatskaart mag beschikken. Deze heeft hij nodig om de werkzaamheden aan tachografen te verrichten.De werkplaatskaarten die zijn afgegeven op uw erkenning vallen onder uw verantwoordelijkheid en mogen de werkplaats of mobiele onderzoekseenheid niet verlaten. De werkplaatskaarten moeten ontoegankelijk voor onbevoegden opgeborgen zijn.

Een examen en bevoegdheidsverlenging tachograaftechnicus kan gedaan worden bij het IBKI. De tachograaftechnicus ontvangt na diplomering een bevoegdheidspas en pincode van de RDW die 4 jaar geldig is. Voor verlenging van de bevoegdheid moet de tachograaftechnicus opnieuw met goed gevolg een toets afleggen.

De bevoegdheidspas en pincode moet worden gebruikt voor het afmelden van de tachografen in het RDW register. Deze verstrekte pas en pincodes zijn persoonsgebonden en mogen niet door iemand anders worden gebruikt. Ook u als erkenninghouder moet er zorg voor dragen dat het gebruik van de pincode persoonsgebonden is en blijft.

Overig personeel

Om de regelgeving goed te kunnen naleven en de erkenning in stand te houden, moet het personeel in ieder geval over de volgende zaken zijn geïnformeerd:

  • het gebruik van de werkplaatskaarten en pincodes is persoonsgebonden;

  • alleen de tachograaftechnicus mag werkzaamheden aan de tachograaf verrichten;

  • afmelden mag alleen door de tachograaftechnicus worden gedaan;

  • het voertuig, bevoegdheidspas en de werkplaatskaart moeten aanwezig zijn bij een steekproef;

  • de tachograaftechnicus moet aan de steekproef feitelijk assistentie verlenen.

3.1.6 Bewaarplicht stukken

In de Regeling tachografen staat in hoofdstuk 4 aangegeven welke gegevens u goed geordend in een register moet bewaren voor een periode van 3 jaar, dit geldt ook voor de ongeldige werkplaatskaarten en de zogenoemde technische print out en print out gebeurtenissen.

Als u de gegevens geheel of gedeeltelijk geautomatiseerd vastlegt, bewaart, raadpleegt of verstrekt is de AVG van toepassing. Dit houdt onder meer in, dat u een verwerking van persoonsgegevens moet aanmelden bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Dit kan eenvoudig door middel van een formulier dat u kunt downloaden van het internet.

3.1.7 Werkplaatsen en inrichtingen

Als erkenninghouder tachografen moet u beschikken over een werkplaats die goed verwarmd, behoorlijk af te sluiten en goed verlicht is.

Vanaf 1 juli 2020 moet u als erkenninghouder voor elke werkplaats in het bezit zijn van een deugdelijke hefinrichting of inspectieput. Voor erkenninghouders van mobiele onderzoekseenheden geldt dat voor 1 januari 2020 de lijst met inrichtingen moet zijn aangeleverd bij de RDW en in die inrichtingen per 1 juli 2020 eveneens een hefinrichting of inspectieput aanwezig moet zijn.

Wat de RDW onder deugdelijk verstaat van deze voorzieningen leest u in hoofdstuk 6.

3.1.8 Datacommunicatie met de RDW

Om uw erkenning goed te kunnen gebruiken, heeft u toegangscodes en certificaten ontvangen van de RDW. Deze heeft u nodig voor de datacommunicatie met de RDW zodat u tachograafwerkzaamheden kunt afmelden. De toegangscodes en certificaten mogen uitsluitend voor de aan u verstrekte erkenning en de daaraan gekoppelde werkplaats of mobiele onderzoekseenheid worden gebruikt.

3.1.9 Apparatuur

In de Regeling tachografen staat beschreven over welke apparatuur en gereedschap u moet beschikken. Dit kan door de fabrikant of importeur voorgeschreven apparatuur zijn of door de RDW daaraan gelijkwaardig geachte apparatuur. Het gaat hierbij veelal om specifieke meetapparatuur en gereedschap. Alle apparatuur en gereedschap moeten deugdelijk zijn en in goede staat verkeren.

3.2 Maatregelen

(Zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

3.4 Handhaving tachografen

Als blijkt dat werkzaamheden aan de tachograaf niet zijn afgemeld bij de RDW, maar er wel een installatieplaatje is aangebracht, of de instellingen van het tachograaf zijn gewijzigd zonder dit bij de RDW af te melden, wordt dit aangemerkt als een overtreding.

Hoofdstuk 4 Overtredingen en sancties
4.1 Vaststellen van een overtreding

(Zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

4.2 Zienswijze

In aanvulling op het Algemeen Deel geldt dat in de regel de medewerker van de RDW een afspraak met u maakt over het in persoon naar voren brengen van uw zienswijze en uw bedrijf hiervoor zal bezoeken. Indien u uw zienswijze schriftelijk kenbaar wil maken dan heeft u hiervoor één week de tijd nadat u bent benaderd door de RDW medewerker voor een afspraak.

4.3 Ingangsdatum

Als u een erkenning heeft ten behoeve van uw eigen wagenpark, treedt iedere sanctie onmiddellijk in werking.

4.4 Verjaringstermijn

(Zie Algemeen Deel)

Als grondslag voor de verjaringstermijn geldt de datum van constatering van de overtreding.

4.5 Categorisering overtredingen en stroomschema

(Zie Algemeen Deel)

Voorbeelden van categorie I overtredingen:

  • tijdens de steekproef defecte apparatuur;

  • gegevens in het register of op registerkaart niet volledig of juist vastgelegd;

  • niet vooraf doorgeven van wijzigingen ten aanzien van de erkenning;

  • niet kunnen tonen certificaat van undownloadability of manipulatiemeldingsformulier;

  • niet aanwezig zijn van de testschijf bij de registerkaart;

  • beheer werkplaatskaarten niet op orde;

  • voorgeschreven apparatuur niet gebruikt.

Voorbeelden van categorie II overtredingen:

signaalsnelheid snelheidsbegrenzer onjuist ingesteld

Voorbeelden van categorie III overtredingen:

  • kwaliteit ten aanzien van de werkzaamheden op basis van de Regeling Cusumsysteem tachografen:

    • cusumstand van 12 wordt bereikt of overschreden;

    • één afzonderlijke cusumbijdrage van 10 of hoger

    • apert onjuiste werkzaamheden

  • sleutelen in quarantainetijd;

  • geen of onvoldoende medewerking verlenen tijdens een steekproef:

    • voertuig en/of mobiele onderzoek-eenheid niet aanwezig;

    • tachograaftechnicus niet aanwezig bij de steekproefcontrole;

    • vereiste apparatuur niet ter beschikking gesteld

  • voertuig / werkzaamheden niet afgemeld;

  • (oude) werkplaatskaart niet aanwezig;

  • werkzaamheden uitgevoerd door onbevoegde persoon;

  • onbevoegd gebruik van de werkplaatskaart, bevoegdheidspas en/of pincode;

  • onterecht of niet afgeven certificate van undownloadability;

  • onvolledige werkzaamheden / ontbreken zegelverbrekengsformulier (niet conform Verordening EU nr. 165/2014);

  • niet downloaden massageheugen;

  • vastgestelde manipulatie niet gemeld.

Voorbeelden van categorie IV overtredingen:

fraude

  • kwaliteit ten aanzien van de onderzoek eisen op basis van de Regeling Cusumsyteem Erkenninghouders tachografen: één afzonderlijke cusumbijdrage van 25 of hoger

  • ondermijning van het toezicht, zoals:

    • verbaal en/of fysiek geweld of dreiging daarmee;

    • niet verlenen van toegang tot de werkplaats of inrichting;

    • intimidatie.

Het is mogelijk dat een overtreding geconstateerd wordt die niet specifiek als voorbeeld benoemd is. De RDW heeft het recht deze overtreding te categoriseren en te sanctioneren.

Meervoudige overtredingen

Indien de som van de een meervoudige overtreding hoger is dan III wordt een sanctie van tijdelijke intrekking voor de duur van 6 maanden opgelegd.

4.6 Soorten sancties

(zie Algemeen deel)

Hoofdstuk 5 Bezwaar en beroep
5.1 Second opinion over het resultaat van een steekproefcontrole

Als u het niet eens bent met het resultaat van de steekproefcontrole, kunt u hiertegen in beroep gaan. U moet dit direct aangeven aan de steekproefcontroleur en vermelden op het steekproefcontrolerapport. De RDW-medewerker belt dit dan door. De RDW zal vervolgens een nieuw onderzoek instellen naar het besluit van de steekproefcontroleur. Voorwaarde is wel dat het voertuig in ongewijzigde staat beschikbaar blijft. De steekproefcontroleur zal aanwezig blijven.

5.1.a Klacht

Bij klachten van belanghebbenden of constateringen van de politie of IL&T zal door een deskundige van de RDW onderzocht worden of het installatieplaatje ten onrechte is aangebracht. Indien bij het onderzoek vast komt te staan dat, gelet op het tijdsbestek, het installatieplaatje ten onrechte is aangebracht op de datum van afmelding, zal dit meetellen in het voornoemde cusumsysteem.

5.1.1 Hoorzitting

(Zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.1.2 Opschorten

(Zie Algemeen Deel)

Er zijn voor dit onderdeel geen bijzonderheden.

5.2 Beroep

(Zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

5.3 Voorlopige voorziening

(Zie Algemeen Deel)

Er zijn voor deze paragraaf geen bijzonderheden.

Hoofdstuk 6 Erkenningseisen
6.1 Eisen aan de werkplaats of inrichting

In dit hoofdstuk leest u hoe een aantal erkenningseisen bij het toezicht van de RDW wordt beoordeeld.

Bij de aanvraag van een erkenning wordt onderzocht of u voldoet aan de erkenningseisen. Hiervoor geldt dat u onder meer de beschikking moet hebben over ruimte en apparatuur. U moet permanent aan deze eisen voldoen. De periodieke controlebezoeken door de RDW zijn primair bedoeld om te beoordelen of u nog aan deze eisen voldoet, maar dit kan eveneens ten tijde van steekproeven plaatsvinden.

6.2 Beoordeling erkenningseisen van de werkplaatsruimte en de apparatuur

Verlichting

Onder goede verlichting in de ruimte wordt verstaan dat de gemiddelde lichtopbrengst minimaal 300 lux bedraagt. De lichtopbrengst wordt bepaald door visuele controle. Bij twijfel wordt de lichtopbrengst in de ruimte vastgesteld aan de hand van een lichtmeting. De lichtmeting wordt uitgevoerd met een luxmeter. Dit gebeurt als volgt:

  • 1. onder de hefinrichting of in de inspectieput, met daarop een voertuig, wordt op 1 meter afstand van het voertuig aan alle zijden van het voertuig de lichtsterkte gemeten (hierbij wordt de lichtcel naar de lichtbron gehouden);

  • 2. aan beide zijden van de voor- en achterzijde van het voertuig wordt de lichtsterkte gemeten op 1 meter afstand (hierbij wordt de luxmeter op 1 meter hoogte gehouden en wordt de lichtcel van de luxmeter naar het voertuig gericht);

  • 3. de gemiddelde waarde van deze vier metingen moet minimaal 300 lux bedragen.

Verwarming

De ruimte moet voldoende verwarmd zijn. Dit houdt in dat de gemiddelde temperatuur in de ruimte minimaal 10 graden Celsius is. De verwarming moet van een dusdanige capaciteit zijn dat de ruimte na het openen van de deuren voldoende verwarmd is en blijft. De apparatuur moet gebruikt worden binnen het door de fabrikanten opgegeven temperatuurbereik van deze apparatuur.

De verwarming moet op een veilige manier zijn uitgevoerd. Dit houdt in dat de verwarmingsapparaten waarin een brander is gemonteerd, deze brander niet direct van buitenaf te benaderen mag zijn. Het zogenaamde open vuur is niet toegestaan.

Hefinrichting

Onder een doelmatige hefinrichting wordt verstaan:

  • De afrijbeveiliging werkt volledig als een voertuig op de hefinrichting staat. Dit geldt voor zowel de voorzijde als de achterzijde van het voertuig. De afrijbeveiliging mag niet zijn verwijderd.

  • De hefinrichting moet zijn voorzien van een goed werkende valbeveiliging.

  • De bediening en beveiliging van de hefinrichting verkeren in goede staat en werken op de correcte wijze.

  • De elektrische installatie aan de hefinrichting vertoont geen gebreken.

  • De hefkabels zijn onbeschadigd.

  • De hydraulische onderdelen lekken niet.

  • De hefinrichting is aan alle zijden toegankelijk. De vrije ruimte rondom de hefinrichting is minimaal 0,5 meter. De eventueel aanwezige oprijplaten worden bij de beoordeling van de vrije ruimte buiten beschouwing gelaten.

  • De hefinrichting is voorzien van voldoende verlichting. De verlichting van de hefinrichting moet voldoen aan onderstaande eisen:

    • De verlichtingsarmaturen mogen niet beschadigd zijn en moeten zijn voorzien van beschermkappen.

    • De hefinrichting is gelijkmatig verlicht waarbij de gemiddelde lichtopbrengst onder de inrichting minimaal 200 lux bedraagt. De lichtopbrengst wordt bepaald door visuele controle. In geval van twijfel wordt de lichtopbrengst vastgesteld door het uitvoeren van een lichtmeting. De lichtmeting wordt uitgevoerd met een luxmeter. Dit gebeurt als volgt:

      • 1. midden op de hefinrichting wordt een voertuig geplaatst;

      • 2. bij ieder wiel wordt de lichtsterkte gemeten, daarbij wordt de lichtcel van de luxmeter naar het midden van de hefinrichting gericht;

      • 3. de gemiddelde waarde van deze metingen dient minimaal 200 lux te bedragen.

De deugdelijkheid en goede staat van onderhoud van de hefinrichting blijkt uit een minimaal eenmaal per jaar, door een bij de RDW aangemelde en geaccepteerde voor hefinrichtingen gecertificeerd bedrijf of persoon, afgegeven certificaat en geldige goedkeursticker hiervoor heeft afgegeven aan de erkenninghouder.

Inspectieput

Onder een doelmatige inspectieput wordt het volgende verstaan:

  • De inspectieput is vrij toegankelijk:

    • Voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa meer is dan 3.500 kg moet, indien een voertuig op de inspectieput staat, minimaal één uitgang vrij toegankelijk zijn. Er moet minimaal 1 meter vrije ruimte aanwezig zijn.

    • Voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer is dan 3.500 kg moet, indien een voertuig op de inspectieput staat, een vrije ruimte aan de voor- of achterzijde van het voertuig van minimaal 1 meter aanwezig zijn. (dit betekent voertuiglengte plus 1 meter)

    • De uitgangen dienen te allen tijde vrij van obstakels en toegankelijk te zijn.

    • De inspectieput is toegankelijk door middel van een vaste trap of een vast klimijzer.

  • In de inspectieput is geen water en/of andere vloeistof aanwezig.

  • De elektrische installatie in de inspectieput vertoont geen gebreken. Deze is zodanig uitgevoerd dat de afzuiginstallatie minstens 30 seconden in werking is voordat de verlichting kan worden ingeschakeld of een ander punt onder spanning wordt gebracht.

  • De inspectieput is voorzien van een mechanische afzuiginstallatie waarmee dampen (bijvoorbeeld LPG of benzine) doeltreffend worden afgezogen. Daartoe dient:

    • aan beide zijden van de inspectieput afzuigkanalen te zijn aangebracht waarin gelijkmatig verdeeld over de lengte, afzuigopeningen aanwezig zijn;

    • de capaciteit van de afzuiginstallatie per minuut ten minste één kubieke meter lucht per vierkante meter inspectieput te bedragen;

    • de verbinding met de buitenlucht te bestaan uit een onbrandbare buisleiding met een inwendige diameter van minimaal 150 mm;

    • de ventilatormotor van de afzuiginstallatie zich buiten de luchtstroom te bevinden of explosieveilig uitgevoerd te worden;

    • de afvoergassen minstens 1 meter boven het dak van de keuringsinrichting te worden afgevoerd, buiten de nabijheid van ramen en deuren.

Toelichting: indien aantoonbaar op een andere wijze aan de eisen met betrekking tot afzuiging kan worden voldaan, dan kan dit door de RDW worden geaccepteerd. Het aantoonbaar maken dient te gebeuren aan de hand van een verklaring van de fabrikant/leverancier en in overleg met de RDW.

  • De inspectieput is voorzien van voldoende verlichting. De verlichting van de inspectieput moet voldoen aan onderstaande eisen:

    • De verlichtingsarmaturen mogen niet beschadigd zijn en moeten zijn voorzien van beschermkappen.

    • De inspectieput is gelijkmatig verlicht waarbij de gemiddelde lichtopbrengst onder de inrichting minimaal 200 lux bedraagt. De lichtopbrengst wordt bepaald door visuele controle. Bij twijfel wordt de lichtopbrengst vastgesteld door middel van een lichtmeting. De lichtmeting wordt uitgevoerd met een luxmeter, op de volgende wijze:

      • 1. midden op de inspectieput wordt een voertuig geplaatst;

      • 2. bij ieder wiel wordt de lichtsterkte gemeten; daarbij wordt de lichtcel van de luxmeter naar het midden van de inspectieput gericht;

      • 3. de gemiddelde waarde van deze metingen dient minimaal 200 lux te bedragen.

E

In de Bijlage APK Keurmeester, onder 3.4 onderdeel het verlenen van medewerking aan de steekproef, onder a, vervalt de zinssnede:

De steekproefcontroleur moet uiterlijk binnen 15 minuten na aankomst met de uitvoering van het technische gedeelte van de steekproef kunnen beginnen. Deze periode van 15 minuten is uitdrukkelijk niet bedoeld om de keurmeester van elders, buiten de keuringsplaats, te (laten) komen.

F

Na de Bijlage APK Keurmeester 2018 wordt een Bijlage ingevoegd luidende:

BIJLAGE TACHOGRAAFTECHNICUS 2019

Hoofdstuk 1

Toelichting op de Bijlage Tachograaftechnicus

14

1.1

Toelichting

14

1.2

Indeling

14

1.3

Titel

15

Hoofdstuk 2

Positie van de RDW

15

2.1

Basis van het toezicht

15

2.2

Wijze van toezicht houden

15

2.3

Frequentie van het toezicht

15

Hoofdstuk 3

Positie van de tachograaftechnicus

15

3.1

Voorschriften

16

3.2

Het verlenen van medewerking tijdens de steekproef

17

3.3

Aanwezigheid tijdens de steekproef

17

Hoofdstuk 4

Overtredingen en sancties

18

4.1

Vaststellen van een overtreding

18

4.2

Zienswijze

18

4.3

Ingangsdatum

18

4.4

Verjaringstermijn

18

4.5

Categorisering overtredingen en stroomschema

18

4.6

Soorten sancties

20

Hoofdstuk 5

Bezwaar en beroep

21

5.1

Bezwaar

21

 

5.1.a

Waarschuwing

21

 

5.1.b

Second opinion over het resultaat van een steekproefcontrole

21

 

5.1.c

Klacht

21

 

5.1.1

Hoorzitting

21

 

5.1.2

Opschorten

21

5.2

Beroep

21

5.3

Voorlopige voorziening

22

Hoofdstuk 1 Toelichting op de Bijlage Tachograaftechnicus
1.1 Toelichting

De Bijlage Tachograaftechnicus is een bijlage bij het Algemeen Deel Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW die los van het Algemeen Deel moet worden toegepast. Deze bijlage is bedoeld voor de tachograaftechnici. U leest hier hoe de RDW toezicht houdt op uw bevoegdheid.

1.2 Indeling

Het zwart gearceerde onderdeel van de Toezichtbeleidsbrief is van toepassing voor u als tachograaftechnicus.

1.3 Titel

Deze bijlage is getiteld: Bijlage Tachograaftechnicus.

Hoofdstuk 2 Positie van de RDW
2.1 Basis van het toezicht

De RDW houdt toezicht op de aan u verleende bevoegdheid. De basis van het toezicht is vastgelegd in de Verordening EU nr. 165/2014, de Arbeidstijdenwet Vervoer, het Arbeidstijdenbesluit, de Regeling tachografen en de Regeling tachograafkaarten.

2.2 Wijze van toezicht houden

Bij een steekproefsgewijze controle beoordeelt de RDW primair de kwaliteit van de werkzaamheden aan de tachograaf. Bij een technische audit (periodiek controlebezoek) wordt vooral getoetst of u zich aan de procedure van de werkzaamheden houdt.

2.3 Frequentie van het toezicht

De frequentie van het toezicht door middel van steekproefsgewijze controle afhankelijk van het aantal door u uitgevoerde werkzaamheden en de resultaten van de steekproefsgewijze controle. Dit wordt bijgehouden in een cusumsysteem.

U leest hier meer over in het Handboek Tachografen, Cusumsysteem tachograaftechnicus.

Hoofdstuk 3 Positie van de tachograaftechnicus

De tachograaftechnicus moet beschikken over een bevoegdheidspas en werkplaatskaart. De bevoegdheidspas krijgt u indien u succesvol het examen of de bevoegdheidsverlenging tachograaftechnicus heeft afgerond. In de Regeling tachograafkaarten is beschreven welke rechten en plichten er aan het houden van een tachograafkaart zijn verbonden. De werkplaatskaart wordt afgegeven door de KIWA. Nadere informatie over het aanvragen en verkrijgen van een werkplaatskaart kunt u vinden op www.kiwa.nl

In de Regeling tachografen en Verordeningen is beschreven welke werkzaamheden u moet uitvoeren aan een tachograaf met behulp van de werkplaatskaart.

U kunt deze Regelingen vinden op www.wetten.nl en in het Handboek Tachograaf.

De erkenning tachografen kan op twee manieren worden uitgevoerd: mobiel met inrichting en niet-mobiel (vaste werkplaats). Let er wel op dat u voor iedere werkplaats waar u werkzaamheden verricht een aparte werkplaatskaart nodig heeft en deze kaart aanwezig moet zijn en blijven in de werkplaats waarvoor hij is afgegeven.

Het afmelden van voertuigen waar werkzaamheden aan zijn verricht mag uitsluitend plaatsvinden tijdens de in het Handboek Tachograaf opgegeven tijden. Raadplegen van de datum eerste toelating, opmaken van een manipulatieformulier en een zegelverbrekingsformulier kan ook buiten de openingstijden van de RDW.

3.1 Voorschriften

Op 4 februari 2014 is de Verordening EU nr. 165/2014 vastgesteld en geldt vanaf 2 maart 2016. In de Regeling tachografen staan aanvullende nationale voorschriften beschreven voor de werkzaamheden aan tachografen. Om uw erkenning bevoegdheid tachografen naar behoren te kunnen gebruiken heeft u naast de verplicht gestelde documentatie de verordening nodig.

Samengevat moet u bij het verrichten van werkzaamheden aan de tachograaf, en uitsluitend bij werkzaamheden aan de tachograaf mag u de werkplaatskaart gebruiken. In ieder geval moet u aan de volgende voorschriften voldoen:

  • a. Voorafgaand aan de werkzaamheden wordt de datum eerste toelating van het voertuig vastgesteld door de RDW website te raadplegen. Indien het een niet Nederlands voertuig betreft moet u het buitenlandse kentekenbewijs hiervoor raadplegen.

  • b. Tijdens de werkzaamheden moet een manipulatiecontrole worden uitgevoerd. Bij vaststelling van manipulatie of aanwezigheid van manipulatieapparatuur moet dit zo spoedig mogelijk bij de Dienst Wegverkeer gemeld worden door middel van het manipulatiemeldingsformulier. Dit formulier kunt terugvinden in het handboek en digitaal opmaken in het daarvoor bestemde en ter beschikking gestelde RDW systeem. U moet de werkzaamheden uitvoeren met gebruik van de vereiste apparatuur en gereedschappen. Daarna verzegelt u de tachograaf en sluit de werkzaamheden af met een proefrit om te controleren of de tachograaf functioneert. Indien de werkzaamheden niet of niet volledig kunnen worden afgerond moet u een zegelverbrekingsformulier opmaken in het daarvoor bestemde en ter beschikking gestelde RDW systeem.

  • c. Indien u de digitale tachograaf buiten bedrijf stelt of in een ander voertuig installeert en alleen als het niet mogelijk is om de gegevens veilig te stellen, wordt dit direct aan de Dienst Wegverkeer gemeld. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het Certificaat van onmogelijkheid van gegevensoverdracht dat u eveneens digitaal kunt opmaken in het daarvoor bestemde en ter beschikking gestelde RDW systeem;

  • d. Van alle werkzaamheden worden de gegevens vastgelegd op een registerkaart.

  • e. Na de werkzaamheden wordt het voertuig door u met pasnummer van de bevoegdheidspas en de daarbij behorende pincode via datacommunicatie afgemeld bij de RDW;

  • f. Na de melding werkzaamheden wordt het oude installatieplaatje verwijderd en een nieuw installatieplaatje met onuitwisbare gegevens op het voertuig aangebracht. Dit moet in de nabijheid van de tachograaf worden bevestigd op een vast voertuigonderdeel namelijk de B-stijl of de instaptrede aan de bestuurderszijde. Het bedoelde installatieplaatje wordt niet eerder aangebracht dan nadat is vastgesteld dat de tachograaf goed is afgesteld en verzegeld en door de Dienst Wegverkeer is medegedeeld dat:

    • de bedoelde melding niet leidt tot een steekproefsgewijze controle van de werkzaamheden door de Dienst Wegverkeer; of

    • de melding leidt tot een steekproefsgewijze controle van de werkzaamheden, maar dat deze steekproefcontrole niet binnen 90 minuten na de melding wordt begonnen; dan wel

    • de melding leidt tot een steekproefsgewijze controle van de werkzaamheden en deze controle heeft geleid tot een goedkeuring van de betreffende werkzaamheden.

Ik wijs u er met nadruk op dat ook werkzaamheden, inclusief de manipulatiecontrole, van voertuigen met een niet Nederlands kenteken moeten worden afgemeld. In dat geval moet het volledige identificatienummer worden gebruikt bij de melding.

Sleutelen in quarantainetijd

Het is ten strengste verboden om tussen het afmelden van het voertuig en de komst van de steekproefcontroleur aan het afgemelde voertuig en de tachograaf te sleutelen of metingen te verrichten. Alleen dan kan de RDW tijdens de steekproefcontrole een goed beeld krijgen van de kwaliteit van de werkzaamheden. Het (laten) aanbrengen van wijzigingen of metingen (laten) verrichten aan een afgemeld voertuig of tachograaf door een in de werkplaats of inrichting aanwezig persoon, of dit nu personeel, klant of andere relatie betreft, vóór aankomst van de steekproefcontroleur, wordt ‘sleutelen in quarantainetijd’ genoemd. Als er tijdens de uitvoering van de steekproefcontrole, inclusief de second opinion zonder toestemming van de RDW-medewerker aan het voertuig of de tachograaf wijzigingen worden aangebracht wordt dit ook aangemerkt als sleutelen in quarantainetijd.

3.2 Het verlenen van medewerking tijdens de steekproef

U moet alle medewerking verlenen aan de uitoefening van het toezicht door de RDW. Indien u uw emoties richt op de persoon van de RDW-medewerker d.m.v. verbale agressie (uitschelden etc.), discriminatie, intimidatie of seksuele intimidatie in het bedrijf door u of de daar aanwezige personen dan is dit een categorie IV overtreding. Indien (eveneens) sprake is van bedreiging of fysiek geweld of dreiging daarmee tegen een RDW-medewerker wordt ook aangifte gedaan door de RDW voor strafrechtelijke vervolging.

Uw medewerking aan een steekproef wordt voorts op onderstaande wijze van u verwacht. Als werkzaamheden aan de tachograaf in de steekproef valt, is de tachograaftechnicus die de werkzaamheden heeft uitgevoerd en het voertuig heeft afgemeld verplicht aanwezig en is ook verantwoordelijk dat het voertuig aanwezig is en blijft zodat de steekproefcontroleur van de RDW de steekproef kan uitvoeren. Aan de steekproef moet alle medewerking worden verleend. Naast uw aanwezigheid betekent dit dat u ook meteen feitelijke assistentie verleent, door onder meer uw werkplaatskaart ter beschikking te stellen. Ook moet u zorgen dat de ruimte en deugdelijk functionerende apparatuur ter beschikking gesteld wordt.

3.3 Aanwezigheid tijdens de steekproef

Uw aanwezigheid en medewerking is in uw eigen belang. Een cusumbijdrage geldt voor u persoonlijk, evenals de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen het resultaat van de steekproef. De eventueel door u gemaakte missers worden vermeld op het steekproefcontrolerapport. Ook andere overtredingen (zie hoofdstuk 4) worden op het steekproefcontrolerapport vermeld.

Is de steekproefcontroleur niet binnen 90 minuten in uw werkplaats of inrichting aanwezig, dan mag u het voertuig vrijgeven. Het voertuig hoeft dan ook niet meer beschikbaar te zijn voor de RDW.

Als werkzaamheden aan de tachograaf in de steekproef vallen moet u al het mogelijke doen om te voorkomen dat het voertuig de werkplaats of inrichting verlaat. U doet dit bijvoorbeeld door uw klanten goed te informeren over de steekproef, hen niet op de werkzaamheden te laten wachten, hun vervangend vervoer aan te bieden of hen weg te laten brengen. In ieder geval moet u uw klant voorafgaand aan de werkzaamheden duidelijk maken dat de mogelijkheid bestaat dat zijn voertuig in de steekproef valt en dat hij verplicht is hieraan mee te werken. Als een voertuig de werkplaats of inrichting verlaat, voordat de steekproef kon worden uitgevoerd, dan meldt u dit direct telefonisch bij het ACN kantoor te Zwolle van de RDW en niet pas bij aankomst van de steekproefcontroleur.

De aanwezigheid van het kentekenbewijs bij aankomst van de steekproefcontroleur, bijvoorbeeld omdat het voertuig uw eigendom is of in bedrijfsvoorraad is opgenomen, vormt een aanwijzing dat het voertuig aanwezig is geweest, maar maakt de overtreding niet ongedaan en is om die reden dan ook geen bijzonder feit of omstandigheid.

Hoofdstuk 4 Overtredingen en sancties
4.1 Vaststellen van een overtreding

Een overtreding kan onder andere worden vastgesteld:

  • bij een technische audit (periodiek controlebezoek) bij de erkenninghouder waar u werkzaamheden verricht;

  • tijdens een bezoek voor een steekproefsgewijze controle;

  • door de politie, IL&T af andere overheden;

  • naar aanleiding van een klacht.

4.2 Zienswijze

Als een overtreding is geconstateerd stelt de RDW u in de gelegenheid uw zienswijze te uiten voordat wordt besloten al dan niet een sanctie op te leggen. In verband met de vereiste spoed zal uw zienswijze niet worden gevraagd in geval sprake is van intimidatie, verbaal of fysiek geweld dan wel dreiging daarmee tegen een RDW-medewerker in de werkplaats of inrichting door u of de daar aanwezig personen.

In de regel wordt voor het geven van uw zienswijze een afspraak gemaakt voor een bezoek.

Het doel van deze horing is om relevante feiten en omstandigheden te verzamelen. Met name ook bijzondere feiten of omstandigheden. Niet als bijzonder feit of omstandigheid geldt het gestelde onder 4.4. Ook het op juiste wijze naleven van de regelgeving of specifieke onderdelen daarvan gelden niet als bijzonder feit of omstandigheid. De RDW neemt uw zienswijze mee bij het bepalen of er al dan niet een sanctie wordt opgelegd. Indien u uw zienswijze schriftelijk kenbaar wil maken dan heeft u hiervoor 1 week de tijd nadat u bent benaderd door de RDW-medewerker voor een afspraak.

4.3 Ingangsdatum

Een sanctie treedt in beginsel direct in werking. Uitzondering hierop vormt een besluit met als sanctie een intrekking voor bepaalde tijd van 6, 9 of 12 weken. Deze treedt in beginsel na vijf werkdagen na het versturen ervan in werking. Deze termijn is gesteld, zodat de eerstkomende afspraken met klanten kunnen worden nagekomen.

4.4 Verjaringstermijn

De RDW hanteert een verjaringstermijn van 30 maanden. Dit betekent dat op het moment van constatering van een overtreding, er 30 maanden wordt teruggekeken in uw historie als Tachograaftechnicus. Grondslag voor het verjaringstermijn is de datum van constatering van de overtreding. Zowel uw goede historie als overtredingen begaan niet meer dan 30 maanden voorafgaand aan de huidige geconstateerde overtreding worden beoordeeld. Als er binnen de verjaringstermijn een eerdere overtreding is geconstateerd, wordt er naar de categorie van die overtreding gekeken. Deze telt mee bij het opleggen van de nieuwe sanctie. De zwaarte van de sanctie van de eerdere overtreding is hierbij niet van belang. Deze kan beïnvloed zijn door een overtreding die meer dan 30 maanden geleden is geconstateerd. Heeft u buiten deze verjaringstermijn (meer dan 30 maanden terug) de regelgeving nageleefd, zijn er geen overtredingen geconstateerd of geen sancties opgelegd, dan is dit niet van belang voor uw historie en telt dit evenmin als bijzonder feit of omstandigheid.

4.5 Categorisering overtredingen en stroomschema

De RDW heeft mogelijke overtredingen ondergebracht in vier categorieën, te weten:

I tot en met IV, waarbij categorie I de lichtere overtredingen bevat en categorie IV de zwaarst mogelijke overtredingen. De hoogte van een sanctie wordt in beginsel bepaald door de categorie waarin een overtreding wordt ingedeeld.

In het stroomschema op de laatste pagina worden de sancties schematisch weergegeven. In dit stroomschema is rekening gehouden met de zwaarte van overtredingen en het herhaaldelijk begaan van overtredingen. U kunt op basis van dit schema zelf nagaan welke sanctie naar verwachting wordt opgelegd.

Meervoudige overtreding

In het stroomschema is uitgegaan van een enkelvoudige overtreding. Het kan voorkomen dat er bij u, tijdens 1 steekproefcontrolemoment of naar aanleiding van 1 technische audit (periodiek controlebezoek), meerdere, dezelfde of verschillende overtredingen worden geconstateerd. We spreken dan van een meervoudige overtreding.

Als bij u meerdere overtredingen zijn geconstateerd, zal in beginsel de volgende regel worden toegepast:

Wanneer tijdens 1 bedrijfsbezoek of controle meerdere overtredingen worden geconstateerd, dan wordt dit beschouwd als een meervoudige overtreding. Hierbij geldt als uitgangspunt dat de categorieën van de verschillende overtredingen bij elkaar worden opgeteld en dat een sanctie wordt opgelegd die overeenstemt met de som van de categorieën. Is echter sprake van maximaal twee overtredingen, beide van de categorie I of II, dan worden de categorieën niet opgeteld maar wordt een sanctie opgelegd die overeenstemt met de categorie behorend bij de zwaarste van de twee overtredingen. (zie voor voorbeelden het schema)

Indien de som van een meervoudige overtreding hoger is dan III wordt een sanctie van tijdelijke intrekking opgelegd voor de duur van 6 maanden.

In alle gevallen wordt uw historie meegeteld bij het bepalen van de sanctiezwaarte.

Indien een volgende overtreding wordt geconstateerd nadat u voor een meervoudige overtreding bent gesanctioneerd geldt dat voor het bepalen van de historie van die meervoudige overtreding alleen de categorie van de zwaarste overtreding wordt geteld als sanctiehistorie.

Voorbeelden van categorie I overtredingen:

  • tijdens de steekproef defecte apparatuur;

  • gegevens in het register of op registerkaart niet volledig of juist vastgelegd;

  • niet kunnen tonen certificaat van undownloadability of manipulatiemeldingsformulier;

  • niet aanwezig zijn van de testschijf bij de registerkaart;

  • voorgeschreven apparatuur niet gebruikt.

Voorbeelden van categorie II overtredingen:

signaalsnelheid snelheidsbegrenzer onjuist ingesteld

Voorbeelden van categorie III overtredingen:

  • kwaliteit ten aanzien van de werkzaamheden op basis van de Regeling Cusumsysteem tachograaftechnicus:

    • cusumstand van 10 wordt bereikt of overschreden;

    • één afzonderlijke cusumbijdrage van 10 of hoger;

    • apert onjuiste werkzaamheden;

  • sleutelen in quarantainetijd;

  • geen of onvoldoende medewerking verlenen tijdens een steekproef:

    • voertuig en/of mobiele onderzoek-eenheid niet aanwezig;

    • tachograaftechnicus niet aanwezig bij de steekproefcontrole;

    • vereiste apparatuur niet ter beschikking gesteld;

  • voertuig / werkzaamheden niet afgemeld;

  • (oude) werkplaatskaart niet aanwezig;

  • werkzaamheden uitgevoerd door onbevoegde persoon;

  • onbevoegd gebruik van de werkplaatskaart, bevoegdheidspas en/of pincode;

  • onterecht of niet afgeven certificate van undownloadability;

  • onvolledige werkzaamheden / ontbreken zegelverbrekingsformulier (niet conform Verordening EU nr.165/2014);

  • niet downloaden massageheugen;

  • vastgestelde manipulatie niet gemeld.

Voorbeelden van categorie IV overtredingen:

  • fraude

  • kwaliteit ten aanzien van de werkzaamheden op basis van de Regeling cusumsysteem tachograaftechnicus: één afzonderlijke cusumbijdrage van 25 of hoger;

  • ondermijning van het toezicht, zoals:

    • verbaal en/of fysiek geweld of dreiging daarmee;

    • niet verlenen van toegang tot de werkplaats of inrichting;

    • intimidatie.

Het is mogelijk dat een overtreding geconstateerd wordt die niet specifiek als voorbeeld benoemd is. De RDW heeft het recht deze overtreding te categoriseren en te sanctioneren.

4.6 Soorten sancties

De RDW kent de volgende sancties:

Schriftelijke waarschuwing

De waarschuwingen worden schriftelijk aan u bekend gemaakt. Dit kan in combinatie met verscherpt toezicht. Het stroomschema op de laatste pagina geeft aan wanneer een waarschuwing met verscherpt toezicht wordt opgelegd.

Intrekking voor bepaalde tijd

Als aan u een intrekking voor bepaalde tijd wordt opgelegd, mag u gedurende een bepaalde periode geen werkzaamheden verrichten en meldingen van werkzaamheden in de RDW systemen doen. De intrekking voor bepaalde tijd beslaat een periode van 6, 9, 12 weken of 6 maanden. Dit is afhankelijk van uw historie en/of de categorie waarin de overtreding(en) valt of vallen. De RDW zal bij meer dan één intrekkingsbesluit voor bepaalde tijd, de sanctie opvolgend ten uitvoer leggen.

Sanctietoets

Een sanctietoets wordt altijd opgelegd in combinatie met een intrekking voor 12 weken of 6 maanden. Achtergrond is dat u geruime tijd de werkzaamheden niet meer mag uitvoeren en daarmee uw actuele en parate kennis van de tachograaf verminderd is. Ter borging van de vereiste kwaliteit en kennis van de werkzaamheden aan de tachograaf moet u daarom een toets bij het IBKI afleggen. Als naar aanleiding van een overtreding tevens een sanctietoets wordt opgelegd, zal uw bevoegdheid ook na afloop van de intrekking voor bepaalde tijd geschorst blijven, totdat u de sanctietoets met goed gevolg hebt afgelegd. Een sanctietoets geeft geen recht op verlenging van de geldigheidsduur van uw bevoegdheidspas.

Hoofdstuk 5 Bezwaar en beroep
5.1 Bezwaar

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kunt u tegen een besluit bezwaar indienen bij de RDW. U moet dit doen binnen zes weken na de dag van verzending van het sanctiebesluit.

U moet uw bezwaarschrift schriftelijk indienen bij de Directie van de RDW, Postbus 777, 2700 AT Zoetermeer. In uw bezwaarschrift geeft u aan waarom u het niet eens bent met het besluit. Uw bezwaar dient te voldoen aan alle wettelijke vereisten die aan een bezwaar worden gesteld.

5.1.a Waarschuwing

Op basis van jurisprudentie kan tegen een schriftelijke waarschuwing en een waarschuwing via datacommunicatie geen bezwaar worden gemaakt.

5.1.b Second opinion over het resultaat van een steekproefcontrole

Als u het niet eens bent met het resultaat van de steekproefcontrole, kunt u hiertegen in beroep gaan. U moet dit direct aangeven aan de steekproefcontroleur en vermelden op het steekproefcontrolerapport. De RDW-medewerker belt dit dan door. De RDW zal vervolgens een nieuw onderzoek instellen naar het besluit van de steekproefcontroleur. Voorwaarde is wel dat het voertuig in ongewijzigde staat beschikbaar blijft. De steekproefcontroleur zal aanwezig blijven.

5.1.c Klacht

Bij klachten van belanghebbenden of constateringen van de politie of IL&T zal door een deskundige van de RDW onderzocht worden of het installatieplaatje ten onrechte is aangebracht. Indien bij het onderzoek vast komt te staan dat, gelet op het tijdsbestek, het installatieplaatje ten onrechte is aangebracht op de datum van afmelding, zal dit meetellen in het voornoemde cusumsysteem.

5.1.1 Hoorzitting

Als u bezwaar aantekent tegen een besluit van de RDW, wordt u in de regel in de gelegenheid gesteld uw bezwaarschrift mondeling toe te lichten. Dit is op het kantoor van de RDW. U ontvangt hiervoor een uitnodiging na ontvangst van uw bezwaarschrift.

Stelt u prijs op een telefonische hoorzitting, dan kunt u dit aangeven. Hoe u dit kunt doet, kunt u lezen in de uitnodigingsbrief.

U mag zich altijd laten vertegenwoordigen door een raadsman of advocaat. Als u iemand die geen advocaat is machtigt om namens u het woord te doen en u komt zelf niet naar de hoorzitting, dan dient u een schriftelijke verklaring mee te geven dat die persoon gemachtigd is om u te vertegenwoordigen. Als u zelf ook naar de hoorzitting komt, is dit niet nodig.

5.1.2 Opschorten

Als u bezwaar, als bedoeld in 5.1, aantekent tegen een besluit met als sanctie een intrekking voor bepaalde tijd tot maximaal 12 weken wordt de inwerkingtreding van het besluit opgeschort totdat het bezwaarschrift is afgehandeld. De beslissing op bezwaar treedt in beginsel in werking twee weken nadat deze is verstuurd.

De RDW behoudt zich het recht voor om in bovenstaande gevallen geen opschortende werking te verlenen of deze te beëindigen. In dat geval wordt u hierover schriftelijk geïnformeerd.

5.2 Beroep

Als de RDW een beslissing heeft genomen over uw bezwaarschrift kunt u ongeacht het resultaat daartegen in beroep gaan bij de rechtbank. Onderaan de beslissing op uw bezwaar vindt u de clausule waarin beschreven staat hoe u in beroep kunt gaan.

5.3 Voorlopige voorziening

Als u een intrekking voor bepaalde tijd van 6 maanden wordt opgelegd, verleent de RDW bij een bezwaarprocedure geen opschortende werking van de sanctie. Hiervoor kunt u een voorlopige voorziening bij de rechtbank aanvragen.

Bij een voorlopige voorziening geldt als vereiste dat de zaak een spoedeisend karakter heeft. Als u een verzoek om een voorlopige voorziening wilt indienen bij de rechtbank, kunt u hiervoor contact opnemen met de griffier. De contactgegevens van de rechtbank kunt u vinden op www.overheid.nl/ via ‘alle overheidsorganisaties’ > ‘rechterlijke macht’.

ARTIKEL II

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de eerste dag na uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

Deze beleidsregel wordt met toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De directie van de Dienst Wegverkeer, A. van Ravestein Algemeen Directeur

TOELICHTING

De Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW 2018 wordt gewijzigd, omdat per 15 juni 2019 de Regeling tachografen (Stct. 2019, 21354) in werking treedt en de Regeling controleapparaten 2005 komt te vervallen. De Bijlage erkenninghouders tachografen is hiermee in overeenstemming gebracht. Daarnaast wordt hierbij de Bijlage Tachograaftechnicus geïntroduceerd nu de RDW op grond van hoofdstuk 5 van de Regeling tachografen eveneens bevoegd is tot toezicht op de tachograaftechnicus. Inhoud en vormgeving van deze nieuwe Bijlage komt grotendeels overeen met de Bijlage APK Keurmeester. In aanvang zal de toepassing van de Bijlage Tachograaftechnicus terughoudend zijn, omdat toezicht en de eventueel daaraan gekoppelde sanctionering in verband met overtredingen voor de tachograaftechnicus nieuw is.

Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een passage uit zowel de Bijlage Erkenninghouders APK als Bijlage APK Keurmeesters te schrappen. In de praktijk blijkt dat het voor de steekproefcontroleurs lastig is vast te kunnen stellen of de keurmeester al dan niet van buiten de keuringsplaats komt en deze passage eveneens op gespannen voet staat met het kunnen toezien van de erkenninghouder en keurmeester op de naleving van het verbod op sleutelen in quarantainetijd in de periode na melding van het voertuig en voor daadwerkelijk arriveren van de steekproefcontroleur.

De directie van de Dienst Wegverkeer, A. van Ravestein Algemeen Directeur

Naar boven