Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 12 juni 2019, nr. 8449556, houdende wijziging van de Regeling beheer rijkscollectie en subsidiëring museale instellingen en de Regeling op het specifiek cultuurbeleid in verband met de wijziging van twee subsidieplafonds

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 7.2, 7.5 en 7.7 van de Erfgoedwet, artikel 4a van de Wet op het specifiek cultuurbeleid en artikel 4 van het Besluit op het specifiek cultuurbeleid;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling beheer rijkscollectie en subsidiëring museale instellingen wordt als volgt gewijzigd:

A

De tabel, opgenomen in artikel 3.4 van de Regeling beheer rijkscollectie en subsidiëring museale instellingen, wordt als volgt gewijzigd:

1. De eerste regel komt te luiden:

Stichting Eye Filmmuseum

€ 4.733.110,–1

2. Na de bedragen, vermeld achter Stichting Het Nieuwe Instituut’ en ‘Stichting Naturalis Biodiversity Centre’, worden de aanduidingen ‘2’ onderscheidenlijk ‘3’ geplaatst.

3. Onderaan wordt een nieuwe regel toegevoegd, die luidt:

1 Loon- en prijspeil 2018.

2 Voor de jaren 2018 en 2019 telkens incidenteel vermeerderd met € 5.500.000,– (loon- en prijspeil 2018).

3 Voor het jaar 2018 incidenteel vermeerderd met € 9.000.000,– en voor de jaren 2022, 2023 en 2024 incidenteel verminderd met € 4.000.000,–, € 4.000.000,– onderscheidenlijk € 1.000.000,– (loon- en prijspeil 2018).

B

Na artikel 3.13 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 3.14. Hardheidsclausule

Artikel 6.1 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL II

In artikel 3.37, aanhef en onderdeel c, van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid wordt ‘€ 5.150.000’ vervangen door ‘€ 5.968.319 (prijspeil 2018)’.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug, voor wat betreft:

  • a. artikel I, onderdeel A, onder 1, en artikel II: tot en met 1 januari 2019;

  • b. artikel I, onderdeel A, onder 2 en 3: tot en met 15 oktober 2018; en

  • c. artikel I, onderdeel B: tot en met 8 februari 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

TOELICHTING

Deze regeling strekt in de eerste plaats tot het aanpassen van enkele plafondbedragen, vastgesteld in artikel 3.4 van de Regeling beheer rijkscollectie en subsidiëring museale instellingen (Rbr). Voor wat betreft stichting Het Nieuwe Instituut en stichting Naturalis Biodiversity Centre gaat het om incidentele wijzigingen.

In mijn brief ‘Cultuur in een open samenleving’1 heb ik aangegeven in 2018 en 2019 middelen vrij te maken voor de restauratie en digitalisering van de ontwerptekeningen die stichting Het Nieuwe Instituut beheert. In totaal gaat het om € 11 miljoen, in gelijke delen ter beschikking te stellen. Bij beschikking van 15 oktober 2018 is de eerste tranche van € 5.500.000 via de Erfgoedwetfinanciering aan de instelling verleend. In verband hiermee wordt met deze wijzigingsregeling voor twee jaar het plafond verhoogd.

Stichting Naturalis Biodiversity Centre is op dit moment bezig met een grote renovatie en uitbreiding van de huisvesting van het museum. Met het oog op de liquiditeit heeft stichting Naturalis Biodiversity Centre verzocht om een kasschuif. Daaraan heb ik gehoor gegeven bij beschikking van 1 november 2018: het op grond van de Erfgoedwet verleende subsidiebedrag voor het jaar 2018 heb ik verhoogd met een bedrag van € 9.000.000. Dit bedrag zal in de jaren 2022, 2023 en 2024 in mindering worden gebracht op de te verlenen Erfgoedwetsubsidie. Met het oog hierop zijn met deze regeling de plafondbedragen voor die jaren verlaagd met € 4.000.000, € 4.000.000 onderscheidenlijk € 1.000.000, en voor 2018 verhoogd met € 9.000.000.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de nieuwe naam van de stichting Film Instituut Nederland, zoals die per 1 mei 2018 statutair is gewijzigd, op te nemen in de Rbr: stichting Eye Filmmuseum. Voor deze instelling zijn de plafonds in zowel de Rbr als in de Regeling op het specifiek cultuurbeleid (Rsc) gewijzigd. Deze wijzigingen houden verband met een structurele toevoeging van onder andere projectmiddelen aan de subsidie die de instelling voor haar BIS-activiteiten ontvangt op grond van de Wet op het specifiek cultuurbeleid, en met een verschuiving op haar begroting van kosten voor BIS-activiteiten en Erfgoedwetactiviteiten. De toevoeging van de projectmiddelen aan de BIS-subsidie heeft plaatsgevonden bij beschikking van 11 maart 2019 en geldt voor het eerst voor het jaar 2019. De verschuiving tussen BIS-middelen en Erfgoedmiddelen heeft haar beslag gekregen bij beschikking van 6 mei 2019.

Aan alle hiervoor beschreven wijzigingen is de benodigde terugwerkende kracht gegeven. Voor wat betreft stichting Eye Filmmuseum tot en met 1 januari 2019. Voor wat betreft stichting Het Nieuwe Instituut en stichting Naturalis Biodiversity Centre is ervoor gekozen het moment van het besluit aan deze instellingen tot uitgangspunt te nemen. Omdat de bekendmakingsdata van beide beschikkingen vrij dicht bij elkaar liggen, is voor deze instellingen gekozen voor een en dezelfde datum voor de terugwerkende kracht: tot en met 15 oktober 2018.

De plafondbedragen die oorspronkelijk zijn vastgesteld in de Rbr en Rsc gaan uit van loon- en prijspeil 2014. De aanpassingen van de subsidieplafonds van stichting Het Nieuwe Instituut en stichting Naturalis Biodiversity Centre zijn echter incidenteel van aard, zodat bij het vermelde bedrag van die tijdelijke ophogingen het loon- en prijspeil 2018 is gehanteerd. De verschuiving tussen BIS- en Erfgoedwetmiddelen bij stichting Eye Filmmuseum kent wel een structureel karakter. Desondanks is er niet voor gekozen de nieuwe bedragen teruggerekend tot het loon- en prijspeil 2014 te publiceren, maar uitgaand van het loon- en prijspeil 2018. Dit stemt beter overeen met de feitelijke situatie. De daadwerkelijk uit te keren subsidiebedragen aan stichting Eye Filmmuseum kennen immers nog een verhoging aan de hand van de in tussenliggende jaren op grond van artikel 3.4a van de Rbr en artikel 2.11 van de Rsc uitgekeerde loon- en prijsbijstellingen. Daarnaast zullen naar verwachting eind 2019 álle plafondbedragen in het kader van de nieuwe BIS-periode 2021–2014 opnieuw worden vastgesteld op basis van loon- en prijspeil 2018, zodat de uitzondering slechts van korte duur hoeft te zijn.

Tot slot is van de mogelijkheid gebruik gemaakt om ten aanzien van de Erfgoedwetsubsidiëring te voorzien in een hardheidsbepaling. De Rsc kende een dergelijke bepaling al. Deze is nu in de Rbr van overeenkomstige toepassing verklaard. Als datum voor de terugwerkende kracht die aan deze wijziging is gegeven, is gekozen voor 8 februari 2016. Dat is de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk 3 van de Rbr, waarin de voorschriften over subsidiëring zijn opgenomen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Bijlage bij Kamerstukken II 2017/18, 32 820, n. 221.

Naar boven