Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 6 oktober 2018, nr. WJZ/18218951, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB in verband met onder meer de toepassing van het derogatiebesluit van de EC in verband met de droogte

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 93 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PbEU 2013, L 347);

Gelet op de artikelen 4 en 46 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PbEU 2013, L347);

Gelet op de artikelen 4 en 45 van Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Europese Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot wijziging van bijlage X bij die verordening (PbEU 2014, L181);

Gelet op het Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 18 september 2018 tot goedkeuring van afwijkingen van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad en van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie wat betreft de uitvoering van bepaalde voorwaarden die verbonden zijn aan de vergroeningsbetaling voor het aanvraagjaar 2018 in België, Denemarken, Duitsland, Ierland, Frankrijk, Letland, Litouwen, Nederland, Polen, Zweden, en het Verenigd Koninkrijk wat Engeland en Schotland betreft;

Gelet op de artikelen 15 en 19 van de Landbouwwet;

Gelet op artikel 23, tweede lid, onderdeel d, van de Wet basisregistratie grootschalige topografie;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het criterium waaraan de landbouwer dient te voldoen om een landbouwareaal in een staat te houden die begrazing of teelt mogelijk maakt, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, onder ii, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 is het jaarlijks, vóór 1 november, maaien van het areaal.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Voor de uitvoering van zijn taken en bevoegdheden baseert de minister zich op de gegevens van de basiskaart Agrarisch Areaal Nederland voor de grenzen van percelen landbouwgrond.

B

In artikel 2.9, tweede lid, onderdeel d, wordt ‘deze arealen’ vervangen door ‘dit areaal’.

C

Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan de voorwaarden voor het telen van vanggewassen algemeen worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

  • 11. In afwijking van onderdeel 4 zijn vanggewassen in 2018 ten minste 6 weken op het perceel aanwezig mits aansluitend een wintergewas wordt geteeld en hiervan vóór 1 december 2018 melding wordt gemaakt bij de minister door middel van een daartoe door de minister beschikbaar gesteld middel.

  • 12. In afwijking van onderdeel 6 in samenhang met artikel 45, negende lid, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 639/2014, kan in 2018 volstaan worden met het inzaaien van 1 soort vanggewas op voorwaarde dat het een gras of ander kruidachtige voedergewas betreft en hiervan vóór 1 december 2018 melding wordt gemaakt bij de minister door middel van een daartoe door de minister beschikbaar gesteld middel.

  • 13. In afwijking van artikel 45, negende lid, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 639/2014 kunnen in 2018 arealen met wintergewassen, die normaliter in het najaar worden ingezaaid om te worden geoogst als diervoeder of te worden begraasd, worden aangemerkt als arealen met vanggewassen mits ze bestemd zijn voor veevoeder en hiervan vóór 1 december 2018 melding wordt gemaakt bij de minister door middel van een daartoe door de minister beschikbaar gesteld middel.

2. Aan Categorie 1 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

Zonnebloem

Helianthus annuus

3. Categorie 3, onderdeel 1, komt te luiden:

  • 1. De grassoort, grassoorten of vlinderbloemige gewassen worden als onderzaai in combinatie met de hoofdteelt gezaaid en zijn na de oogst van het hoofdgewas tenminste 8 weken op het perceel aanwezig of tot de inzaai van een ander hoofdgewas indien dit binnen 8 weken wordt ingezaaid.

D

Bijlage 3, RBE 4, onderdeel 4.21, komt te luiden:

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdeel C, onder 2, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 6 oktober 2018

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Inleiding

Per 1 januari 2015 is de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB van kracht (hierna: de uitvoeringsregeling). De uitvoeringsregeling geeft uitvoering aan de Europese verordeningen inzake de rechtstreekse betalingen van het Europese landbouwbeleid. De uitvoeringsregeling wordt op enkele onderdelen om de volgende redenen gewijzigd.

2. Hoofdlijnen van het voorstel

2.1 Minimumactiviteit

Met de wijziging van artikel 2.2, eerste lid, van de uitvoeringsregeling wordt geregeld dat als minimumactiviteit voor het kunnen aanmerken van een areaal als landbouwareaal geldt dat het landbouwareaal jaarlijks vóór 1 november wordt gemaaid. Deze wijziging is het gevolg van een audit van de Europese Commissie, die de huidige norm ‘in overwegende mate vrij van verstruiking of verruiging’ niet in overeenstemming acht met de Europese regelgeving. Daarom wordt teruggevallen op de oude definitie van minimumactiviteit.

2.2 Basis vaststellen grenzen van percelen landbouwgrond

Op 1 januari 2016 is de Wet Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) in werking getreden. De BGT is de (digitale) gedetailleerde grootschalige basiskaart van heel Nederland met topografische grenzen van alle fysieke objecten in Nederland, waaronder dus ook de grenzen van landbouwpercelen. Voor het vaststellen van de topografische grenzen van percelen, zal RVO.nl in de toekomst gebruikmaken van de BGT. Gebruikmaking van de BGT als bron vereist echter een zorgvuldige voorbereiding. Gedurende deze voorbereiding, blijft RVO.nl zich, op basis van artikel 23, tweede lid, onderdeel d, van de Wet Basisregistratie Grootschalige Topografie, baseren op de basiskaart AAN (Agrarisch Areaal Nederland) voor de grenzen van percelen landbouwgrond. Op termijn worden de perceelsgrenzen van de huidige basiskaart geharmoniseerd met de objectgrenzen uit de BGT.

Met de toevoeging van een vijfde lid aan artikel 2.2 van de uitvoeringsregeling wordt geregeld dat voor het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) een tijdelijke uitzondering geldt voor het niet hoeven toepassen van de wetgeving met betrekking tot de Basiskaart Grootschalige Topografie (BGT). Om dit in te voeren voor het GLB moet het huidige perceelregister omgezet worden in een registratie conform het BGT. De implementatie hiervan is complex, waardoor meer tijd nodig is om dit voor het GLB op een zorgvuldige manier te doen.

2.3 Derogatie in verband met de droogte

Nederland heeft zich bij de Europese Commissie sterk gemaakt voor uitzonderingsbepalingen voor landbouwers die door de droogte knelpunten ondervonden bij het nakomen van de vergroeningsbepalingen. Op 18 september 2018 heeft de Europese Commissie, als reactie op het derogatieverzoek van een aantal lidstaten, een derogatiebesluit vastgesteld (Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 18 september 2018 tot goedkeuring van afwijkingen van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad en van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie wat betreft de uitvoering van bepaalde voorwaarden die verbonden zijn aan de vergroeningsbetaling voor het aanvraagjaar 2018 in België, Denemarken, Duitsland, Ierland, Frankrijk, Letland, Litouwen, Nederland, Polen, Zweden, en het Verenigd Koninkrijk wat Engeland en Schotland betreft).

Het derogatiebesluit geeft een aantal lidstaten, waaronder Nederland, de ruimte om landbouwers vrij te stellen van de mengselplicht bij het inzaaien van grassen en andere kruidachtige voedergewassen als vanggewassen. Tevens voorziet de derogatie in de mogelijkheid om wintergewassen die bestemd zijn voor veevoeder, aan te merken als vanggewas. Nederland maakt van beide mogelijkheden gebruik.

Door de aanhoudende droogte is in heel Nederland sprake geweest van een lagere veevoederproductie. In alle provincies in Nederland worden dieren gehouden waardoor geheel Nederland, ingevolge het derogatiebesluit van de Commissie, is getroffen. Nederland wijst daarom haar gehele grondgebied aan als gebied dat in aanmerking kan komen voor de genoemde derogatiemogelijkheden.

In juli en augustus was in heel Nederland sprake van een ernstig neerslagtekort waardoor de conditie van de grond, ongeacht de grondsoort, overwegend ongeschikt is gebleken voor het inzaaien van vanggewassen. Om telers de gelegenheid te geven wintergewassen uiterlijk begin oktober in te zaaien, wordt op grond van artikel 2 van het derogatiebesluit een afwijkende minimale teeltperiode gehanteerd. Deze afwijkende minimale periode bedraagt 6 weken.

Om gebruik te maken van de genoemde vrijstellingen dient de landbouwer hiervan zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk vóór 1 december 2018 melding te maken bij RVO.nl. Op de website van RVO.nl zijn daartoe speciale formulieren beschikbaar gesteld.

Reden voor deze meldplicht is de rapportageplicht van Nederland richting de Europese Commissie over de invulling en het gebruik van de derogatie. Nederland moet vóór 15 december 2018 aan de Europese Commissie rapporteren. De landbouwers die voldoen aan de vereisten van de vrijstellingen behoeven niet langer een beroep te doen op overmacht. Voor deze landbouwers vervangt de derogatiemelding de melding in het kader van overmacht.

Landbouwers die, ondanks de toepassing van het derogatiebesluit, door de aanhoudende droogte niet kunnen voldoen aan de vergroeningsregels kunnen een gemotiveerd beroep doen op overmacht op grond van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 640/2014.

2.4 Zonnebloem als vanggewas

Aan bijlage 2, Categorie 1, waarin een lijst staat opgenomen van vanggewassen die in combinatie met één of meer andere vanggewassen kunnen worden geteeld voor de invulling van het ecologisch aandachtsgebied, wordt de zonnebloem toegevoegd. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de wens van de branche. Zonnebloem als mengsel in een vanggewas is in de ons omringende landen al langer mogelijk.

2.5 Onderzaai

Met de wijziging van Bijlage 2, Categorie 3, onderdeel 1, waarin de specifieke voorwaarden staan genoemd waaronder grassen en vlinderbloemige gewassen in combinatie met de hoofdteelt als combinatie van vanggewassen kunnen worden geteeld, wordt verduidelijkt dat bij een vanggewas als onderzaai ook de 8 weken aanhoudperiode van toepassing is als na het oogsten van de hoofdteelt niet direct een nieuwe hoofdteelt wordt ingezaaid.

2.6 Aanpassing RBE 4.21

In verband met het vervallen van artikel 4 van de Regeling diervoeders 2012 wordt RBE 4.21 in lijn gebracht met nationale regelgeving. Het betreft een wetstechnische aanpassing die geen invloed heeft op de werking van of de controle op de randvoorwaarden.

2.7 Tekstuele correctie

Tot slot wordt in artikel 2.9, tweede lid, onderdeel d, een kennelijke verschrijving gecorrigeerd.

3. Regeldruk

De gevolgen voor de regeldruk van de uitvoering van de rechtstreekse betalingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn beschreven in de toelichting bij de uitvoeringsregeling. De onderhavige wijzigingsregeling brengt geen extra informatieverplichtingen met zich mee.

4. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van het beleid voor Vaste Verander Momenten (VVM) omdat landbouwers gebaat zijn bij een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding van de vrijstellingen binnen de vergroeningsregels op grond van het derogatiebesluit van de Europese Commissie en Nederland, in deze met betrekking tot de invulling van de minimumactiviteit, gehouden is aan een EU-conforme implementatie van de het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.

Een uitzondering wordt gemaakt voor artikel I, onderdeel C, onder 2, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2019. Reden hiervoor is, dat het nieuw toegevoegde vanggewas dit jaar niet meer kan worden opgegeven in de Gecombineerde Opgave.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven