Beschikking van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, houdende ontheffing voor British Antartic Survey van het verbod VFR-vluchten uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte

Datum: 27 maart 2018

Nummer: ILT-2018/22956

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Defensie;

Gezien het verzoek om ontheffing van 7 maart 2018 van British Antartic Survey, adres: Air Unit, High Cross, Madingly Road, CB3 0ET, Cambridge UK; tel.: +44 7825061526; e-mail: jahn@bas.ac.uk;

Overwegende dat de vereiste relevantie blijkt uit de opdracht voor het uitvoeren van VFR-onderzoeksvluchten boven in de aanvraag nader gespecificeerd gebied boven de Noordzee en de kustlijn (zie bijlage 1) in opdracht van Grant Allen;

Overwegende dat British Antartic Survey niet valt onder de Basisverordening, maar opereert onder een nationale erkenning afgegeven door Air Safety support International op 11 januari 2018;

Gelet op paragraaf SERA.3105 en artikel 19, derde lid, van het Besluit luchtverkeer 2014;

BESLUIT:

Artikel 1

Deze beschikking is van toepassing op de vliegtuigen van het type DHC-6 Twin Otter met registratie VP-FAZ of een vergelijkbaar vervangend vliegtuig in gebruik bij British Antartic Survey, waarmee de VFR-vluchten op een hoogte van minimaal 500 ft AGL boven in de aanvraag nader gespecificeerd gebied zoals aangegeven in de bijlage 1 boven de Noordzee en de kustlijn in het gebied voor zover het gaat om de FIR Amsterdam.

Artikel 2

Aan de gezagvoerder van het in artikel 1 bedoelde luchtvaartuig wordt van 15 april 2018 tot en met 24 april 2018 ontheffing verleend van het verbod, genoemd in paragraaf SERA.5005, onderdeel (f), van verordening (EU) nr. 923/2012, om VFR-vluchten uit te voeren, beneden de minimum VFR-vlieghoogte gedurende de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de in artikel 26, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van het Besluit luchtverkeer 2014, bedoelde luchtvaartgids met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

  • a. de gezagvoerder is in het bezit van een geldig CPL of ATPL;

  • b. de minimum toegestane vlieghoogte bedraagt 500 ft AGL, doch ten minste 100 ft boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 600 m van het luchtvaartuig;

  • c. de vliegroute, vlieghoogte en vliegsnelheid worden zodanig gekozen dat:

    • 1°. overlast aan derden zoveel mogelijk wordt vermeden;

    • 2°. ingeval van een noodlanding het risico voor inzittenden en derden zoveel mogelijk wordt beperkt;

  • d. er wordt niet bij voortduring laaggevlogen, doch slechts gedurende de periode dat dit voor het daadwerkelijk uitvoeren van de onderzoeksvluchten noodzakelijk is;

  • e. er worden geen passagiers vervoerd tijdens de vlucht, anders dan benodigd voor de onderzoeksvluchten;

  • f. voor de inzittenden zijn voldoende zwemvesten en reddingsmiddelen aanwezig;

  • g. tijdens het uitvoeren van de vlucht is een tweezijdige radioverbinding tot stand gebracht met de betrokken luchtverkeersleidingsdienst en wordt voortdurend op de aangewezen radiofrequentie geluisterd;

  • h. vóór de aanvang van de vlucht worden ingelicht:

    de meldkamer van de Landelijke eenheid, afdeling Luchtvaart (tel.: 088-6623616 of fax: 020-5025699 of e-mail: dlvplvt@klpd.politie.nl) en ILT (e-mail: aviation-approvals@ilent.nl), waarbij de volgende gegevens worden verstrekt:

    • 1°. de naam (namen) van de gezagvoerder(s), de registratie en het model/type;

    • 2°. de route en de periode van de voorgenomen vlucht;

    • 3°. het nummer van deze beschikking;

  • i. één uur vóór aanvang van de vlucht wordt gecoördineerd met de Operationele Helpdesk van LVNL (zie: www.lvnl-ohd.nl); aan de voorwaarden door hen gesteld wordt strikt de hand gehouden.

Artikel 3

De aanvrager draagt er zorg voor dat de gezagvoerder en andere bemanning indien nodig bekend zijn met de inhoud van deze ontheffing.

Artikel 4

De aanvrager voert bij de voorbereiding van elk project een veiligheidsanalyse uit. Daarbij wordt in kaart gebracht welke risico’s er zijn als gevolg van het uitvoeren van VFR-vluchten beneden de minimum VFR-vlieghoogte. Vervolgens worden risicobeperkende maatregelen in kaart gebracht en toegepast, zodanig dat de vlucht op een verantwoorde wijze kan worden uitgevoerd.

Artikel 5

Bij het niet of niet volledig nakomen van de voorschriften of beperkingen kan deze ontheffing worden ingetrokken.

Artikel 6

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 15 april 2018 en vervalt met ingang van 25 april 2018, tenzij deze voortijdig wordt ingetrokken.

Bijlage 2 bevat een ‘to whom it may concern’ in de Engelse taal ten behoeve van de aanvrager.

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT, namens deze, DE INSPECTEUR ILT/LUCHTVAART, G. Kruiswijk

Bezwaarmogelijkheid

Tegen dit besluit kunt u binnen een termijn van zes weken na dagtekening, ingaande de dag na verzending van deze brief, bezwaar indienen. Het bezwaar moet minimaal bevatten:

  • de naam en het adres van de indiener;

  • de dagtekening;

  • een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

  • de gronden van het bezwaar;

  • uw handtekening.

Het bezwaar kan onder vermelding van ‘bezwaar’ en het kenmerk van deze brief gestuurd worden naar het volgende adres:

Inspectie Leefomgeving en Transport

Postbus 16191

2500 BD Den Haag

Is er sprake van onverwijlde spoed? Dan kunt u de rechtbank in het rechtsgebied van uw woonplaats verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen.

Meer informatie over de voorlopige voorziening vindt u op www.rechtspraak.nl.

TOELICHTING

Paragraaf SERA.5005, onderdeel (f), van verordening (EU) nr. 923/2012, geeft de minimum vlieghoogte voor VFR-verkeer. Op basis van artikel 19, derde lid, van het Besluit luchtverkeer 2014 en paragraaf SERA.3105 kan ontheffing worden verleend van de voorgeschreven minimum vlieghoogten voor VFR-verkeer.

Door Grant Allen is aan British Antartic Survey verzocht om onderzoeksvluchten uit te voeren in het in de bijlage nader gespecificeerd gebied boven de Noordzee en de kustlijn.

Bij het niet of niet volledig nakomen van de voorschriften of beperkingen kan deze ontheffing worden ingetrokken.

BIJLAGE 1

BIJLAGE 2

TO WHOM IT MAY CONCERN

THE CIVIL AVIATION AUTHORITY THE NETHERLANDS

Article 1

This decision is applicable to the aeroplane with registration mark VP-FAZ (type DHC-6 Twin Otter) or a similar replacement aeroplane used by British Antartic Survey, for VFR-flights on a minimum height of 500 ft AGL above the North Sea and the coastline in the FIR Amsterdam area as specified in ‘bijlage 1’.

Article 2

Exemption is granted to the pilot-in-command of the aircraft mentioned in article 1 from April 15th up to and including April 24th 2018 from the prohibition mentioned in paragraph SERA.5005, article (f) of European regulation No. 923/2012, to perform VFR flights above water, below the minimum VFR flight altitude, during daylight period, as published in the aeronautical information publication (AIP) (www.ais-netherlands) mentioned in article 26, section 1, article a, 1°, of the Besluit luchtverkeer 2014, with due consideration of the following terms and conditions:

  • a. the PIC holds a valid CPL or ATPL;

  • b. the minimum allowed flight altitude is 500 ft AGL, with a minimum of 100 ft above the highest obstacle within a distance of 600 m to the aircraft;

  • c. the route, height and airspeed are determined such that:

    • 1°. nuisance to third parties is avoided as much as possible;

    • 2°. in case of an emergency landing the risk for passengers is limited as much as possible;

  • d. low flying operations shall not be performed continuously but only during the period necessary for the actual research flights;

  • e. there are no passengers on board during the flight other than people who are essential for the research;

  • f. sufficient rescue equipment such as life jackets are available for the aircraft occupants;

  • g. during the flight two way communication is accomplished between the aircraft and the applicable air traffic control station and the designated radio frequency is continuously monitored;

  • h. before the flight the following parties shall be informed:

    the reporting facilities of the National Aviation Police (Landelijke eenheid, department Luchtvaart) (tel.: +31(0)88-6623616 or fax: +31(0)20-5025699 or e-mail: dlvplvt@klpd.politie.nl) and CAA-NL (ILT) (e-mail: aviation-approvals@ilent.nl) providing the following information:

    • 1°. PIC name, registration mark and aircraft model/type;

    • 2°. route and timeframe of the intended flight;

    • 3°. unique identification number of this decision;

  • i. one hour before the flight contact shall be made with the Operational Helpdesk of LVNL (see: www.lvnl-ohd.nl); any additional conditions shall be strictly adhered to.

Article 3

The applicant shall make sure that the PIC and other crew, if applicable, are familiar with the content of this decision.

Article 4

The applicant shall perform a risk assessment for the operations, specifically for low flying operations above water. Risk mitigating measures are identified and applied such that the flight can be performed safely.

Article 5

This decision can be revoked if the terms and conditions are not fully complied with.

Article 6

This decision becomes into force on April 15th 2018 and expires on April 25th 2018, unless revoked before.

Above is a courtesy translation only, in all cases the original Dutch approval (ILT-2018/22956) is the only legally binding text.

CIVIL AVIATION AUTHORITY NETHERLANDS

Naar boven