Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 11 oktober 2017, nr. 2136917 houdende toestemming aan het College van procureurs-generaal tot het verstrekken van camerabeelden Schiphol aan nabestaanden van de vliegtuigramp MH17

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Overwegende:

Dat het burgervliegtuig MH17 op 17 juli 2014 boven Oekraïens grondgebied uit de lucht is geschoten, waarbij het toestel met 298 inzittenden in het Oosten van de Oekraïne is neergekomen en niemand deze crash heeft overleefd. Dat in het Oosten van Oekraïne op dat moment een gewapende strijd werd gevoerd en rebellen het gezag over het gebied uitvoerden. Dat daarnaast de wrakstukken van het toestel over een gebied van vijftig vierkante kilometer terecht zijn gekomen. Dat deze omstandigheden de berging van de slachtoffers en hun bezittingen en de berging van de wrakstukken ernstig hebben bemoeilijkt. Dat deze omstandigheden voor de nabestaanden extra leed heeft veroorzaakt bovenop het verlies van hun dierbaren en tot een langere periode van onzekerheid heeft geleid. Dat het, in het bijzonder voor de nabestaanden, zwaar is om te moeten accepteren dat degenen die verantwoordelijk zijn voor de aanslag op vlucht MH17 nog niet voor het gerecht zijn gebracht.

Dat de Verenigde Naties resolutie 2166 hebben uitgebracht, die unaniem is aangenomen, waarmee de Verenigde Naties het unieke karakter van de gebeurtenissen met vlucht MH17 onderschrijven;

Dat ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek naar de toedracht van het neerhalen van vlucht MH17 door het Openbaar Ministerie camerabeelden van Schiphol zijn gevorderd ex artikel 126nd Wetboek van Strafvordering; dat deze beelden daarmee strafvorderlijke gegevens zijn geworden als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (hierna: Wjsg);

Dat de nabestaanden van de slachtoffers hebben verzocht om het vrijgeven van deze camerabeelden, omdat op deze beelden mogelijk slachtoffers te zien zijn; dat voor nabestaanden dit de laatste beelden kunnen zijn van hun dierbare(n); dat kennisneming van deze beelden van belang kan zijn voor de rouwverwerking;

Dat vanwege werkzaamheden op Schiphol ten tijde van het vertrek van de MH17 er geen beelden beschikbaar zijn van een specifieke locatie, waarvan zeker is dat alle slachtoffers zich er hebben bevonden. Dat een tweede locatie waar naar alle waarschijnlijkheid veel slachtoffers zich hebben bevonden, de incheckbalie(s) van vlucht MH17 betreft;

Dat het Openbaar Ministerie bij het beoordelen van het verzoek van nabestaanden aan de hand van de inchecktijd voor vlucht MH17, voor zover aanwezig, de beelden van de relevante incheckbalie heeft beoordeeld, met het oog op het herkennen van individuele slachtoffers; dat hierbij het uitgangspunt is gehanteerd dat aan de direct nabestaanden van alle 298 slachtoffers kennis kan worden gegeven van beelden van (het) betreffende slachtoffer(s), voor zover die beelden inzicht geven in normaal (en bij nabestaanden reeds bekend) reisgedrag van dat slachtoffer op Schiphol. Dat in die gevallen het belang van de directe nabestaanden bij rouwverwerking zwaarder weegt dan het privacybelang van het betreffende slachtoffer en dat van die beelden ook een afschrift mag worden verstrekt. Dat indien die beelden inzicht geven in ander dan normaal reisgedrag een individuele afweging moet worden gemaakt op basis van de omstandigheden van het geval; dat het een gegeven is dat op de beelden ook derden zichtbaar zijn en dat voorts als uitgangspunt is gehanteerd dat alleen kennis mag worden gegeven van beelden van de betreffende slachtoffers voor zover derden daarop onherkenbaar zijn gemaakt, zodat herleiding tot andere personen redelijkerwijs wordt voorkomen;

Dat het Openbaar Ministerie er helaas niet in is geslaagd om slachtoffers te herkennen omdat de beelden alleen ver en wijd zicht geven over de vertrekhal, waarbij achter in beeld de betreffende incheckbalie te zien is en het beeld wordt verder vertroebeld door tientallen andere bewegende reizigers die het zicht op de incheckbalie wegnemen; dat het niet mogelijk is personen in de beelden te herkennen; dat op beelden van andere camera’s eveneens niet gericht kan worden gezocht naar slachtoffers omdat het Openbaar Ministerie niet over concrete informatie over tijdstippen en locaties van slachtoffers in de vertrekhal en de lounge beschikt, en ook deze beelden een ver en wijd zicht geven op bewegende menigten; dat identificatie van de slachtoffers door het Openbaar Ministerie derhalve onmogelijk is gebleken; dat gelet hierop, het Openbaar Ministerie geen beelden heeft kunnen verstrekken aan de nabestaanden op grond van artikel 39f, eerste lid onder f, van de Wjsg, omdat dit niet proportioneel werd geacht en op die grond is afgewezen;

Dat in incidentele gevallen de Minister van Veiligheid en Justitie toestemming kan geven tot verstrekking van strafvorderlijke gegevens met het oog op een zwaarwegend algemeen belang en voor bijzondere doeleinden ex artikel 39g juncto artikel 14 Wjsg; Dat de Minister van Veiligheid en Justitie op basis van deze bijzondere bevoegdheid heeft besloten dat in dit specifieke geval een proportionele verstrekking kan plaatsvinden onder de voorwaarde dat de nabestaanden een prominente rol krijgen in de herkenning van de slachtoffers;

Dat met deze verstrekking een zwaarwegend algemeen belang wordt gediend, immers de crash van vlucht MH17 is een van de grootste vliegtuigrampen met Nederlandse slachtoffers uit de geschiedenis, die een diepe impact op onze samenleving heeft gemaakt en waardoor de rechtsorde zowel nationaal als internationaal zeer ernstig is geschokt;

Dat in casu sprake is van een misdrijf en in het bijzonder de nabestaanden van de 298 slachtoffers zijn getroffen door de bijzondere en unieke omstandigheden waaronder deze aanslag heeft plaatsgevonden; dat het toestel in een conflictgebied is neergestort waar nog steeds een gewapend conflict gaande is waardoor het voor de nabestaanden tot op heden niet mogelijk is geweest de rampplaats te bezoeken; dat de nabestaanden naast het verlies om moeten zien te gaan met het gegeven dat het voor de rechter brengen van de verantwoordelijken een zaak van lange adem zal zijn;

Dat het, gelet op de hierboven beschreven bijzondere en unieke omstandigheden, van zwaarwegend algemeen belang wordt geacht dat de camerabeelden van Schiphol verstrekt kunnen worden aan de nabestaanden van de slachtoffers van de aanslag op vlucht MH17, in die zin dat de beelden getoond mogen worden en indien mogelijk een afdruk aan nabestaanden zal worden verstrekt;

Dat het thans een eenmalige verstrekking betreft die plaatsvindt overeenkomstig de hierbij te stellen voorwaarden.

Gelet op artikel 39g juncto artikel 14 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;

BESLUIT

Artikel 1

  • 1. Toestemming wordt verleend aan het College van procureurs-generaal tot verstrekking van camerabeelden van Schiphol waarvan redelijkerwijs te verwachten valt dat hierop slachtoffers van de aanslag op vlucht MH17 te herkennen zijn. Dit betreft de beelden opgenomen op 17 juli 2014 tussen 08:45 uur en 11:30 uur, zijnde strafvorderlijke gegevens als bedoeld in artikel 1 onder b van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

  • 2. Verstrekking houdt in het tonen van de in lid 1 bedoelde camerabeelden en het, indien mogelijk, verstrekken van een afdruk, een zogenaamde ‘still’, niet zijnde bewegende beelden, van deze beelden aan de nabestaanden.

  • 3. De in het eerste en tweede lid bedoelde nabestaanden betreffen uitsluitend personen die zich voor het besloten MH17-deel van de website van het Informatie Verwijs Centrum hebben ingeschreven.

Artikel 2

Aan de toestemming worden door de Minister de volgende voorwaarden verbonden:

  • a. Er wordt een bewerkersovereenkomst gesloten met een derde partij die zorg draagt voor de uitvoering van de terinzagelegging en de verstrekking van de afdrukken van de camerabeelden. Deze derde partij is gespecialiseerd in de bewerking van camerabeelden hetgeen noodzakelijk is voor het op een juiste wijze verstrekken van de afdrukken aan de nabestaanden.

  • b. Voordat de camerabeelden worden getoond aan de nabestaanden ondertekenen de nabestaanden een verklaring waarin nadere voorschriften en voorwaarden worden gesteld.

  • c. Verstrekken van een afdruk van de beelden is slechts mogelijk nadat andere op die beelden zichtbare personen dan de/het betreffende slachtoffer(s), onherkenbaar zijn gemaakt, zodat hun privacy door de verstrekking van de afdrukken niet wordt geschonden.

Artikel 3

Dit besluit wordt in de Staatscourant geplaatst en treedt met terugwerkende kracht in werking per 9 oktober 2017, en vervalt op 30 april 2018 behoudens verlenging.

’s-Gravenhage, 11 oktober 2017

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

Naar boven