Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 augustus 2016, nr. 2016-0000466322, houdende regels inzake bijzondere uitkeringen voor de verbetering van de positie van kinderen in Caribisch Nederland (Regeling bijzondere uitkering kinderrechten BES)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 92, vijfde lid, van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. bijzondere uitkering kinderrechten:

eenmalige bijzondere uitkering als bedoeld in artikel 2;

b. project:

project als bedoeld in artikel 2.

Artikel 2 Doel bijzondere uitkering kinderrechten

De minister kan aan de openbare lichamen een bijzondere uitkering kinderrechten verstrekken voor projecten die de verbetering van de positie en rechten van kinderen in het Caribische deel van Nederland ten doel hebben onder meer door:

  • a. de bestrijding van de oorzaken en gevolgen van armoede van kinderen;

  • b. de bestrijding van de oorzaken en gevolgen van geweld tegen kinderen, of

  • c. het verbeteren van de participatie van kinderen aan sociale en culturele activiteiten.

Artikel 3 Totale beschikbare bedrag

  • 1. Het totale bedrag voor bijzondere uitkeringen kinderrechten bedraagt voor 2016 en 2017 € 1.400.000.

  • 2. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 4 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een bijzondere uitkering kinderrechten wordt uiterlijk 31 oktober 2017 ingediend door het bestuurscollege van het openbaar lichaam met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld formulier.

  • 2. De aanvraag gaat vergezeld van een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen:

    • a. een beschrijving van het project of projecten, waarvoor de bijzondere uitkering kinderrechten wordt aangevraagd;

    • b. de wijze waarop het project of de projecten bijdraagt of bijdragen aan de doelstelling, genoemd in artikel 2;

    • c. een sluitende begroting voor het project, en

    • d. de verwachte realisatietermijn, met een beschrijving van het tijdpad en de mijlpalen indien die termijn langer is dan een jaar.

  • 3. Een bestuurscollege kan meerdere aanvragen indienen.

Artikel 5 Beslissing op de aanvraag

  • 1. De minister besluit binnen drie maanden op een aanvraag, maar op een aanvraag die voor 1 november 2017 is ingediend, op uiterlijk 31 december 2017.

  • 2. De minister besluit uitsluitend tot verlening van een bijzondere uitkering kinderrechten, indien:

    • a. het project voldoet aan het doel, bedoeld in artikel 2;

    • b. het naar het oordeel van de minister aannemelijk is dat het project uiterlijk 31 december 2019 kan worden uitgevoerd;

    • c. het project doelmatig en doeltreffend is;

    • d. het project redelijkerwijs uitvoerbaar is gezien de middelen en de kosten die in het projectplan, bedoeld in artikel 4, tweede lid, zijn begroot, en

    • e. het in artikel 3, eerste lid, genoemde beschikbare bedrag niet wordt overschreden als gevolg van het verlenen van de bijzondere uitkering kinderrechten.

Artikel 6 Verplichtingen

  • 1. Indien een openbaar lichaam een bijzondere uitkering kinderrechten ontvangt:

    • a. bewaakt het bestuurscollege van dat openbaar lichaam de tijdige uitvoering van het project volgens het projectplan, bedoeld in artikel 4, tweede lid, en

    • b. verzamelt en bewaart het bestuurscollege van dat openbare lichaam gegevens omtrent de voortgang en kosten van de uitvoering van het project.

  • 2. Het openbaar lichaam besteedt de bijzondere uitkering kinderrechten uitsluitend aan de uitvoering van het project waarvoor de uitkering is verstrekt.

  • 3. Zodra aannemelijk is dat een project waarvoor een bijzondere uitkering kinderrechten is verstrekt niet, niet tijdig of niet geheel zal worden uitgevoerd of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de verstrekking van de uitkering verbonden voorschriften zal worden voldaan, doet het bestuurscollege daarvan onverwijld melding aan de minister.

Artikel 7 Betaling

  • 1. De minister verstrekt een voorschot op de verleende bijzondere uitkering kinderrechten.

  • 2. De hoogte van het voorschot wordt per project vastgesteld op basis van een bevoorschottingsregime dat is vastgesteld bij het besluit, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

  • 3. De minister kan op verzoek van het bestuurscollege van het openbaar lichaam besluiten om de hoogte van een voorschot hoger of lager vast te stellen.

  • 4. De minister kan de verstrekking van voorschotten opschorten, indien:

    • a. een project wordt uitgevoerd op een wijze die niet langer voldoet aan het doel, bedoeld in artikel 2, of

    • b. verleende voorschotten zijn besteed aan een ander doel dan waarvoor de bijzondere uitkering kinderrechten is verstrekt.

Artikel 8 Intrekken besluit tot verstrekken bijzondere uitkering kinderrechten

  • 1. Zolang de bijzondere uitkering kinderrechten nog niet overeenkomstig artikel 9, eerste lid, is vastgesteld, kan de minister het besluit, bedoeld in artikel 5, tweede lid, wijzigen of intrekken, indien:

    • a. het openbare lichaam een melding heeft gedaan als bedoeld in artikel 6, derde lid;

    • b. het openbare lichaam onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit omtrent de verlening van de uitkering zou hebben geleid;

    • c. het besluit tot verlening van de uitkering onjuist was en het openbaar lichaam dit wist of behoorde te weten;

    • d. een project wordt uitgevoerd op een wijze die niet langer voldoet langer voldoet aan het doel, bedoeld in artikel 2, of

    • e. verleende voorschotten zijn besteed aan een ander doel dan waarvoor de uitkering is verstrekt.

Artikel 9 Vaststelling en terugvordering

  • 1. De minister stelt de bijzondere uitkering kinderrechten vast uiterlijk vier maanden na indiening van de jaarrekening over het laatste uitvoeringsjaar.

  • 2. Voor zover de bijzondere uitkering kinderrechten niet op de wijze, bedoeld in artikel 6, tweede lid, is besteed kan de minister het reeds betaalde bedrag terugvorderen.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd en werkt terug tot en met 1 juni 2016.

Artikel 12 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bijzondere uitkering kinderrechten BES.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Bij de behandeling van hoofdstuk IV (Koninkrijksrelaties) van de Rijksbegroting voor 2015 is een amendement van de leden Van Laar en Segers aangenomen dat beoogt voor de periode van 2015–2017 € 3 miljoen vrij te maken voor de verbetering van de positie van kinderen in Caribisch Nederland door de bestrijding van (de oorzaken en gevolgen van) armoede en geweld en het verbeteren van de participatie van jongeren (Kamerstukken II 2014/15, 34 000 IV, nr. 9). UNICEF heeft in mei 2013 verschillende rapporten gepresenteerd die aantoonden dat op het gebied van kinderrechten spoedige vooruitgang nodig is. In november 2014 hebben de regeringen van Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten daarom een Kinderrechtenplan gepresenteerd. De nu vrijgemaakte middelen dienen te worden gebruikt voor programma’s – uit te voeren door sociale partners en het maatschappelijk middenveld in Caribisch Nederland – die bijdragen aan de realisatie van de doelen voor Caribisch Nederland in het Kinderrechtenplan. Het beheer en de besteding van de gelden wordt afgestemd met UNICEF Nederland, zodat sprake is van de meest effectieve besteding in het belang van de kinderen op Saba, Sint Eustatius en Bonaire. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de Tweede Kamer, onder aanbieding van de ‘Eerste Aanzet’ van het actieplan Kinderrechten in het Koninkrijk, in november 2014 per brief geïnformeerd over de aanpak (Kamerstukken II 2014/15, 31 839 IV, nr. 425). Van de vrijgemaakte € 3 miljoen is reeds € 1 miljoen besteed in 2015. De resterende € 2 miljoen is beschikbaar voor 2016 en 2017; daarvan is € 1.400.000 beschikbaar ten behoeve van eenmalige bijzondere uitkeringen aan de openbare lichamen; dit is in de onderhavige regeling geregeld. Het andere deel (€ 600.000) is gereserveerd voor financiële ondersteuning van projecten van UNICEF of andere maatschappelijke organisaties, maar die valt buiten het bereik van de onderhavige regeling.

2. Actieplan en actieplannen

Tijdens de Caribisch Nederland Week van juni 2014 is een Taskforce Kinderrechten en Huiselijk Geweld Caribisch Nederland ingesteld. De leden van deze Taskforce (vertegenwoordigers van de bestuurscolleges) onderschrijven de benadering zoals neergelegd in het Kinderrechtenplan.

Vervolgens is het Kinderrechtenplan per eilandgebied in Caribisch Nederland uitgewerkt in actieplannen. Dit is gebeurd onder verantwoordelijkheid van de bestuurorganen van de onderscheiden eilanden.

Het Kinderrechtenplan bevat de volgende thema’s die volgens de leden van de Taskforce in alle landen in het Koninkrijk urgent en prioritair zijn:

  • 1. Door integraal werken het gezin centraal stellen;

  • 2. Geweld tegen kinderen;

  • 3. Safety net /op ontwikkeling gerichte tijdsbesteding naast het onderwijs;

  • 4. Rol ouders in de opvoeding;

  • 5. Randvoorwaarden en infrastructuur (zoals Kindertelefoon, Kinderombudsman en Kinderrechtswinkel).

De actieplannen per eiland geven een nadere concretisering van deze problemen (en de noodzakelijke acties), in die zin dat daarin per eiland de thema`s uitgewerkt zijn in acties die nodig zijn om een bijdrage aan de oplossing van de gesignaleerde problemen te leveren. Samengevat hebben de openbare lichamen de volgende speerpunten voorgesteld:

Thema

Bonaire

Sint Eustatius

Saba

Door integraal werken het gezin centraal stellen

Centraal registratiepunt

1. Integrale aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling met het openbaar lichaam als regisseur;

2. Ketenaanpak waarin huiselijk geweld en kindermishandeling een onderdeel is;

3. Het creëren van veilige opvangmogelijkheden op het eiland en samenwerking met omliggende eilanden voor crisisopvang;

4. Realisatie randvoorwaarden aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling;

5. Zorg dragen voor een centrale registratie van kindermishandeling en huiselijk geweld.

1. Professionals ondersteunen;

2. Afspraken maken over privacy en informatie delen;

3. Duidelijkheid scheppen over wat wel en niet is toegestaan in de jeugdzorg;

4. Verbeteren overleg en coördinatiestructuur;

5. Is er noodzaak om capaciteit jeugdwerkers uit te breiden.

Geweld tegen kinderen

Versterken algemeen maatschappelijk werk

1. Publieke bewustwording.

2. Huiselijk geweld uit de taboesfeer.

3. Mogelijkheden voor ‘safe-house’ onderzoeken.

Safety net /op ontwikkeling gerichte tijdsbesteding naast het onderwijs

Invoering brede school

1. Implementeren versterking safety net

2. Beleidsontwikkeling kinderopvang en naschoolse opvang St. Eustatius;

3. Kwaliteitsverbetering kinderopvang en naschoolse opvang;

4. Versterking beleidscapaciteit. uitvoering safety net en jeugdbeleid openbaar lichaam St. Eustatius.

1. Niet alleen ‘bezig houden’;

2. Opvang van kinderen met werkende ouders;

3. Meer pedagogische zorg en toezicht.

Rol ouders in de opvoeding

Pedagogische visie

1. Ouderbetrokkenheid;

2. Uitwerken activiteiten uit het Jeugdbeleid St. Eustatius 2014-2018;

3. Signaleren en doorverwijzing vanuit scholen en kinderopvang;

4. Opvoedingsondersteuning.

1. Geschikte opvoedingsprogramma`s

2. Gezinswaarden en opvoedvaardigheden;

3. Participeren ouders en anderen bevorderen.

Randvoorwaarden en infrastructuur

 

1.Ketengericht werken;

2.Preventie;

3.Sociale zekerheid;

1. Jeugdcoördinator aanstellen;

2. Monitoren op basis van feiten;

3. Goede analyses maken.

3. Bijzondere uitkeringen kinderrechten

In de onderhavige regeling is, zoals reeds vermeld in paragraaf 1 van deze toelichting, eenmalig een bedrag van € 1.400.000 ter beschikking gesteld voor financiële bijdragen aan de openbare lichamen ten behoeve van projecten in het kader van de actieplannen. De helft van dit bedrag is voor 2016, de andere helft voor 2017. De financiële bijdragen worden op aanvraag verstrekt in de vorm van bijzondere uitkeringen kinderrechten.

De regeling bevat een nadere uitwerking van de wijze waarop deze bijzondere uitkeringen aan de openbare lichamen ter beschikking worden gesteld en de wijze waarop de openbare lichamen verantwoording moet afleggen over de besteding van die middelen. Verlening en vaststelling van de bijzondere uitkeringen geschiedt zo veel mogelijk overeenkomstig de systematiek in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor subsidieverstrekking.

De financiële stromen tussen de rijksoverheid en de openbare lichamen vinden plaats in dollars. De wisselkoersrisico’s komen bij betalingen tussen overheden volgens afspraak voor rekening van de rijksoverheid. De positieve of negatieve gevolgen van wisselkoersfluctuaties voor de rijksbegroting zijn beperkt.

4. Consultatie openbare lichamen

De beschikbaarheid van budget voor bijzondere uitkeringen kinderrechten is met de bestuurscolleges van Bonaire, Sint Eustatius en Saba besproken. De bestuurscolleges zijn hiermee akkoord.

Artikelsgewijs

Artikel 2

In artikel 2 is omschreven voor welk type projecten een bijzondere uitkering kan worden verstrekt. Het moet gaan om projecten die tot doel hebben de positie van kinderen in Caribisch Nederland te verbeteren. Een project kan er op gericht zijn de oorzaken en gevolgen van armoede en geweld tegen kinderen te bestrijden, maar bijvoorbeeld ook op de participatie van kinderen aan sociale en culturele activiteiten, zoals naschoolse opvang.

Artikel 3

In artikel 3, eerste lid, is de hoogte van het beschikbare budget geregeld. De gelden zijn in twee gelijke delen verdeeld over een bedrag 2016 en een bedrag voor 2017. Het gaat hier om het maximaal beschikbare budget. Mocht het nodig zijn het beschikbare budget tussentijds te verlagen (hetgeen aan de orde zou kunnen zijn als UNICEF meer financiële ondersteuning nodig heeft), dan zal daartoe artikel 3 moeten worden aangepast. Bij een dergelijke aanpassing zal, overeenkomstig artikel 4:27, tweede lid, van de Awb uitdrukkelijk worden geregeld dat de verlaging van het beschikbare budget geen gevolgen heeft voor reeds ingediende aanvragen.

In overeenstemming met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb is in artikel 3, tweede lid, de wijze van verdeling van het budget geregeld. Gekozen is voor een verdeling op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 4

De bestuurscolleges van de openbare lichamen dienen overeenkomstig artikel 4 van de regeling aanvragen in om projecten in aanmerking te laten komen voor financiële ondersteuning in de vorm van een bijzondere uitkering. Een bestuurscollege kan voor meerdere projecten afzonderlijk een aanvraag indienen; een aanvraag kan evenwel ook verschillende (deel)projecten tezamen betreffen. De bij de aanvraag moet een projectplan worden overgelegd, dat onder meer de gegevens moet bevatten die de minister nodig heeft om te beoordelen hoeveel kosten met het project zijn gemoeid. Een aanvraag moet uiterlijk 31 oktober 2017 zijn ingediend, aangezien er na die tijd onvoldoende tijd resteert om de aanvraag te beoordelen.

Artikel 5

De aanvragen zullen worden beoordeeld op de vraag of de projecten, waarvoor een bijzondere uitkering wordt gevraagd, voldoende invulling geven aan de in de actieplannen opgenomen beleidsmaatregelen.

Overeenkomstig de systematiek in de Awb voor subsidieverstrekking wordt een bijzondere uitkering in beginsel in eerste instantie verleend en pas later, als de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend zijn uitgevoerd, definitief vastgesteld.

Artikelen 6, 8 en 9, tweede lid

De bestuurscolleges zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de goedgekeurde projecten en voor de besteding van de toegekende middelen. Dit houdt in dat zij, voor zover de openbare lichamen de projecten niet zelf uitvoeren, wel verantwoordelijk blijven voor het resultaat. De projecten moeten worden uitgevoerd volgens het ingediende projectvoorstel. Bestuurscolleges rapporteren over de besteding van de gelden in de reguliere jaarlijkse rapportage in de jaarrekening, bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (FinBES) en de artikelen 21, derde lid, onderdeel c, en 47, eerste lid, van het Besluit begroting en verantwoording openbare lichamen BES. Hierdoor zijn extra verantwoordingslasten in verband met de bijzondere uitkeringen beperkt. De jaarrekening wordt ingevolge artikel 31, eerste lid, onderdeel c, van de FinBES twee weken na vaststelling ervan of in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toegestuurd. Met behulp van deze verantwoordingsinformatie kan de definitieve hoogte van de bijzondere uitkering overeenkomstig artikel 9, eerste lid, van de onderhavige regeling worden vastgesteld. Door aan te sluiten bij de reguliere verantwoording worden aparte informatie en controlestromen voorkomen.

Ingevolge artikel 6, derde lid, geldt een meldplicht voor het bestuurscollege. Als een bestuurscollege voorziet dat een project waarvoor een bijzondere uitkering kinderrechten is of wordt verleend, niet of anders wordt uitgevoerd dan afgesproken, dan stelt het de minister daarvan onverwijld op de hoogte. Dit hangt onmiddellijk samen met de verantwoordelijkheid van de minister voor het toezicht op de goede besteding van de verleende voorschotten. Wordt een project niet uitgevoerd volgens het projectplan, dan kan de minister besluiten om de verdere bevoorschotting op te schorten. In het uiterste geval biedt artikel 8 de mogelijkheid om het besluit tot verlening van de uitkering te wijzigen of in te trekken. Dat kan betekenen dat reeds verleende voorschotten op grond van artikel 9, tweede lid, worden teruggevorderd.

Artikel 7

De betaling van de toegekende uitkering vindt plaats in de vorm van voorschotten. De hoogte van de voorschotten wordt van tevoren vastgelegd in het besluit over de verlening, maar de minister kan op verzoek van een bestuurscollege het bevoorschottingsregime aanpassen. Op deze wijze kan, indien nodig, worden ingespeeld op onvoorziene ontwikkelingen in de uitvoering van een project. Verder wordt verwezen naar de toelichting op artikel 6.

Artikel 9, eerste lid

De definitieve vaststelling van een bijzondere uitkering kinderrechten vindt pas plaats na afloop van de uitvoering van het project waarvoor de uitkering is verstrekt. Omdat de verantwoording, zoals in de toelichting op artikel 6 al aan de orde kwam, via de jaarrekening verloopt, vindt de definitieve vaststelling altijd pas plaats in het jaar volgend op het jaar waarin de bijzondere uitkering volgens de verleningbeschikking is of uiterlijk had kunnen worden besteed. De vaststelling zal uiterlijk vier maanden na de indiening van de jaarrekening over het laatste uitvoeringsjaar plaatsvinden.

Artikel 10

Aan de regeling wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 1 juni 2016. De strekking van de regeling is al langer bekend bij de openbare lichamen en vooruitlopend op de regeling is reeds een aanvraag voor een bijzondere uitkering kinderrechten ingediend.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven