Verkeersbesluit voetgangersoversteekplaats Ruyghweg

Logo Den Helder

Kenmerk: AU16.06207 / Ruimte en Economie

 

Burgemeester en wethouders van Den Helder,

op grond van artikel 18, eerste lid, onder d, van de Wegenverkeerswet 1994 bevoegd tot het nemen van dit verkeersbesluit,

 

overwegende,

dat op verzoek van dhr. Lampers, woonachtig Ruyghweg 41, vanaf december 2014 onderzoek is gedaan naar de oversteekbaarheid van de Ruyghweg voor buurtbewoners en schoolgaande kinderen;

dat buurtbewoners en scholieren regelmatig en in ieder geval dagelijks de rijbaan van de Ruyghweg willen oversteken en dat hiervoor geen fysieke oversteekvoorzieningen beschikbaar zijn ter hoogte van de Reigerstraat;

dat het vanuit het perspectief van het verzekeren van de veiligheid op de weg en het  beschermen van de weggebruikers en passagiers gewenst is om meer duidelijkheid te verschaffen;

dat hierin kan worden voorzien door het aanbrengen van voetgangersoversteekplaatsen op Ruyghweg ter hoogte van de aansluiting met de Reigerstraat;

dat op grond van artikel 15, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 een verkeersbesluit moet worden genomen voor de plaatsing of verwijdering van de in artikel 12 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer genoemde verkeerstekens, alsmede voor onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd;

dat met deze maatregel de verkeersveiligheid van bewoners en vooral de overstekende scholieren wordt beoogd;

dat de gemandateerde van de politie heeft geadviseerd dat de aan te brengen verkeersmaatregel in dit geval niet nodig is, gezien het feit dat de verkeersregels ter plaats voldoende duidelijk zijn en de verkeersmaatregel niet zal bijdragen aan een verkeersveiligere schoolomgeving;

dat het college kennis heeft genomen van dit standpunt van de politie en dat zij van mening is dat de verkeersmaatregel weldegelijk effect zal hebben; het college neemt het standpunt van de politie in deze dan ook voor kennisgeving aan;

voorts overwegende,

dat bij de aanleg van de oversteek ter geleiding van het verkeer een middengeleider wordt gerealiseerd,

dat het vanuit het oogpunt van de veiligheid op de weg en de vrijheid van het verkeer, weggebruikers

te verplichten om de middengeleiders aan de rechterzijde te passeren;

dat hierin kan worden voorzien door plaatsing van borden D2 van Bijlage 1 van het Reglement

verkeersregels en verkeerstekens 1990,

dat met deze maatregel de oversteek beter opvalt en dat het hierdoor mogelijk is om de oversteek van de Ruyghweg in twee gedeeltes te splitsen;

dat in overeenstemming met artikel 24 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer overleg is gepleegd met een daartoe gemandateerde Verkeersadviseur van de politie-eenheid Noord-Holland;

dat genoemde weggedeelten zijn gelegen binnen de bebouwde kom (Wegenverkeerswet) en in beheer zijn bij de gemeente Den Helder;

dat bij de aanpassingen rekening is gehouden met de eisen gesteld bij de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens en de CROW-richtlijnen;  

gelet op de bepalingen van de Wegenverkeerswet, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens en het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer;

besluiten: 

Op grond van vorenstaande overwegingen besluiten burgemeester en wethouders om:

1.

door plaatsing van de borden L2 uit bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 op de Ruyghweg ter hoogte van de aansluiting met de Reigerstraat een voetgangersoversteekplaats (zebra) te realiseren. Deze oversteek wordt gemarkeerd door het aanbrengen van dwars op de wegas aangebrachte markering met een breedte van tenminste 4,00 meter, bestaande uit witte strepen met een breedte en een tussenliggende afstand van 0,4 tot 0,6 m., zoals bedoeld in de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens (hoofdstuk IV, § 2, onder 1);

2.

door plaatsing van borden D2 van Bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, weggebruikers te verplichten de middengeleider op de Ruyghweg ter plaatse van de voetgangersoversteekplaats aan de rechterzijde te passeren; 

3.

dit besluit ter openbare kennis te brengen;

4.

belanghebbenden, voor zover nodig, te wijzen op de mogelijkheid tot het indienen van een bezwaarschrift tegen dit besluit. Dit bezwaarschrift dient binnen de daarvoor gestelde termijn van 6 weken na openbare kennisgeving va dit besluit te zijn ingediend bij het College van Burgemeester en Wethouders

 

  •  

Den Helder, 30 juni 2016

Burgemeester en Wethouders van Den Helder,

namens dezen,

de manager van de afdeling

Ruimte en Economie,

H. Kaag-van der Boon

MEDEDELINGEN

Bezwaar- of beroepsclausule

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan iedereen wiens belang rechtstreeks bij

een besluit is betrokken, hiertegen een met redenen omkleed bezwaarschrift indienen. Dit

moet dan gebeuren binnen zes weken na de dag waarop burgemeester en wethouders

het besluit heeft gepubliceerd. Het bezwaarschrift dient te worden gericht aan burgemeester

en wethouders van Den Helder, Postbus 36, 1780 AA Den Helder. Het bezwaarschrift dient gedateerd en ondertekend te zijn.

Bij de president van de Arrondissementsrechtbank te Haarlem, kan een verzoek om voorlopige

voorziening (waaronder schorsing) worden ingediend. Een dergelijk verzoek kan pas

worden gedaan als het bezwaarschrift is ingediend en onverwijlde spoed, gelet op het

betrokken belang, dat vereist. Voor de behandeling het verzoek wordt een bedrag aan

griffierecht geheven.

 

Naar boven