Regeling van de Minister van Economische Zaken van 2 april 2015, nr. WJZ/15017150, tot openstelling aanvraagperiode ontheffingen experimenten decentrale duurzame elektriciteitsopwekking (Openstellingsregeling experimenten decentrale duurzame elektriciteitsopwekking)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 5, eerste lid, en 6 van het Besluit experimenten decentrale duurzame elektriciteitsopwekking;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder besluit: Besluit experimenten decentrale duurzame elektriciteitsopwekking.

Artikel 2

  • 1. Aanvragen om ontheffing voor projecten tot 10.000 afnemers als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van het besluit kunnen worden ingediend in de periode, bedoeld in bijlage 1 voor projecten tot maximaal 10.000 afnemers.

  • 2. Het maximum, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het besluit bedraagt het in bijlage 1 genoemde maximum aantal projecten.

Artikel 3

  • 1. Aanvragen om ontheffing voor projectnetten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van het besluit kunnen worden ingediend in de periode, bedoeld in bijlage 2 voor projectnetten.

  • 2. Het maximum, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het besluit bedraagt het in bijlage 2 genoemde maximum aantal projecten.

Artikel 4

De maximale opwekkingscapaciteit, bedoeld in artikel 6, tweede lid van het besluit, bedraagt niet meer dan de capaciteit die nodig om met een onzekerheidsmarge van 5% het jaarlijkse gebruik van elektriciteit van alle leden van de vereniging op te wekken.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 mei 2015.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Openstellingsregeling experimenten decentrale duurzame elektriciteitsopwekking.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 2 april 2015

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

BIJLAGE 1 VOOR PROJECTEN TOT MAXIMAAL 10.000 AFNEMERS

 

Jaar

Periode

Maximum aantal projecten

1.

2015

van vrijdag 1 mei 2015 om 09.00 uur tot en met vrijdag 11 september 2015 om 17.00 uur

10

BIJLAGE 2 VOOR PROJECTNETTEN

 

Jaar

Periode

Maximum aantal projecten

1.

2015

van vrijdag 1 mei 2015 om 09.00 uur tot en met vrijdag 11 september 2015 om 17.00 uur

10

TOELICHTING

Deze regeling stelt een periode vast waarin het mogelijk is om een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 2 van het Besluit experimenten decentrale duurzame elektriciteitsopwekking in te dienen. Verder stelt deze regeling een maximum aan de opwekkingscapaciteit per project, waarvoor een aanvraag om ontheffing wordt ingediend.

De artikelen 2 en 3 maken het indienen van twee typen aanvragen mogelijk:

  • a. aanvragen voor projecten tot maximaal 10.000 afnemers (artikel 2) en

  • b. aanvragen voor projectnetten (artikel 3).

Ad a. Voor projecten tot maximaal 10.000 afnemers worden gedurende 4 jaar in beginsel 10 ontheffingen per jaar verleend. Artikel 2 in samenhang met bijlage 1 voorziet in een periode voor het aanvragen van tien ontheffingen in 2015. In latere jaren kan de aanvraagperiode en het maximumaantal ontheffingen voor projecten tot maximaal 10.000 afnemers eveneens in bijlage 1 worden vermeld.

Ad b. Voor projectnetten worden gedurende 4 jaar in beginsel 10 ontheffingen per jaar verleend. Artikel 3 in samenhang met bijlage 2 voorziet in een periode voor het aanvragen van tien ontheffingen in 2015. In latere jaren kan de aanvraagperiode en het maximumaantal ontheffingen voor projectnetten eveneens in bijlage 2 worden vermeld.

Artikel 4 stelt voor beide typen van projecten een maximum als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van het besluit aan de opwekkingscapaciteit van de productiemiddelen. Uitgangspunt is dat het project voorziet in een maximale opwekkingscapaciteit van productiemiddelen van de vereniging, die in een redelijke verhouding staat tot het verwachte gebruik van de leden van de vereniging. De aanvrager berekent de maximale opwekkingscapaciteit van de productiemiddelen aan de hand van gegevens van de locatie, zoals het aantal zonuren en hoeveelheden wind, in reële vollasturen per type productiemiddel. De aanvrager maakt aannemelijk dat deze productiemiddelen in hoofdzaak de energiebehoefte van de leden gaan dekken in een verwachte eindsituatie na de opbouwfase van de organisatie in aantal leden, verwachte gebruik en hoogte van de productie (bijvoorbeeld: 4 MWh per consument, voor 10.000 consumenten op te wekken 40GWh met 40MWpiek zon-PV of 20 MW wind). De aanvrager mag voor het gebruik van de leden een onzekerheidsmarge van 5% aanhouden. Indien de eindsituatie nog onvoldoende aannemelijk te maken is, kan de aanvrager het maximum op laten lopen, afhankelijk van de opbouw van het project. Ook in het geval de aanvrager in het projectplan andere vormen van elektriciteitsgebruik in kwalitatieve en kwantitatieve zin beschrijft en onderbouwt, kan een hoger maximum worden vastgesteld (bijvoorbeeld bij opslag van elektriciteit of gebruik van elektriciteit voor elektrische voertuigen, koken of verwarming).

In artikel 4 is geen gebruik gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van het besluit om een algemeen plafond in te stellen voor alle projecten gezamenlijk. Vooralsnog zijn er geen redenen vanwege betrouwbaarheid of betaalbaarheid van het elektriciteitsnet om een dergelijke regel te stellen.

Vaste verandermoment

Deze regeling treedt niet op een vast verandermoment in werking. De reden hiervan is dat met deze regeling een spoedige openstelling van het besluit tot stand komt. Een spoedige openstelling voorkomt bij de doelgroep aanmerkelijke ongewenste private en publieke nadelen als bedoeld in aanwijzing 174, vierde lid, onderdeel a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. De aanvrager van een ontheffing wordt met deze regeling in staat gesteld in ieder geval voor het belasting- en subsidiejaar 2016 daadwerkelijk aan een experiment uitvoering te gaan geven, zodat de resultaten van de experimenten, zodra dat mogelijk is, kunnen worden benut in het belang van de ontwikkeling van decentrale duurzame elektriciteitsopwekking. De datum van inwerkingtreding doet geen afbreuk aan de belangen van derden.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven