Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 29 september 2015, nr. PO/779628, houdende regels met betrekking tot subsidieverstrekking aan de Onderwijscoöperatie en aan bevoegde gezagsorganen ten behoeve van activiteiten van leraren ter bevordering van de onderwijskwaliteit, de versterking van de beroepsgroep en de professionalisering van leraren (Subsidieregeling LerarenOntwikkelFonds)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 70 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 71 van de Wet op de expertisecentra, artikel 74 van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 2, 4 en 5 van de Wet Overige OCW-subsidies;

Besluit:

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; en, voor zover het betreft het beroepsonderwijs op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel, Minister van Economische Zaken;

b. Onderwijscoöperatie:

Coöperatie van verenigingen van leraren en ander onderwijspersoneel;

c. bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in onderscheidenlijk artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra of artikel 1 van de Wet op het voorgezet onderwijs;

d. primair onderwijs:

onderwijs, inclusief het speciaal onderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs zoals bedoeld in de WPO en de WEC;

e. voortgezet onderwijs:

onderwijs zoals bedoeld in artikel 2 WVO;

f. school:

school als bedoeld in onderscheidenlijk artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra of artikel 1 van de Wet op het voorgezet onderwijs of het voorbereidend beroepsonderwijs dat deel uitmaakt van een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs en met uitzondering van een school voor voortgezet onderwijs die deel uitmaakt van een scholengemeenschap met een regionaal opleidingencentrum als bedoeld in artikel 1.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

g. lerarenregister:

beroepsregister opgezet door de Onderwijscoöperatie voor leraren in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en speciaal onderwijs.

Artikel 1.2 Doel

  • 1. Deze regeling heeft tot doel:

    • a. bevorderen van de vernieuwing en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs door leraren;

    • b. organiseren van kennisdeling van kleinschalige kwaliteitsverbetering door leraren;

    • c. versterken van professionalisering leraren; en

    • d. versterken van de beroepsgroep.

  • 2. De subsidie voor de doelstellingen, bedoeld in het eerste lid, is bestemd voor activiteiten uitgevoerd door leraren als bedoeld in artikel 3.1 en voor de uitvoering van deze regeling door de Onderwijscoöperatie voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.

Paragraaf 2. Subsidie Onderwijscoöperatie

Artikel 2.1 Activiteiten

De minister verstrekt aan de Onderwijscoöperatie subsidie voor:

  • a. het instellen van een onafhankelijke jury, die is belast met het beoordelen van de aanvragen op basis van de beoordelingscriteria, bedoeld in artikel 3.5, en met het adviseren aan de minister over de ingediende subsidieaanvragen;

  • b. het geven van voorlichting over deze regeling en het stimuleren van aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1;

  • c. activiteiten rond het aanvraagproces, het voorbereiden van de jury beoordeling en doorgeleiding van jury adviezen naar de minister;

  • d. de organisatie van de begeleiding van leraren door coaches en het organiseren van bijeenkomsten waar leraren elkaar verder helpen;

  • e. de organisatie van kennisdeling;

  • f. het verrichten van onderzoek naar de effecten van de subsidie die op grond van deze regeling wordt verstrekt.

Artikel 2.2 Subsidiebedrag

De hoogte van de subsidie voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2.1 betreft ten hoogste € 770.000 per schooljaar.

Artikel 2.3 Subsidieverlening, besteding, voorschot en betaling

  • 1. De subsidie wordt verleend binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De minister verleent een voorschot van 100 procent en betaalt per kwartaal een gelijk deel van het subsidiebedrag.

  • 3. De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor deze wordt verleend.

Artikel 2.4 Verplichting

De Onderwijscoöperatie verstrekt de minister de adviezen van de jury uiterlijk vijf weken na de sluitingsdatum van de desbetreffende aanvraagronde.

Artikel 2.5 Verantwoording en vaststelling

  • 1. De verantwoording van de subsidie geschiedt aan de hand van een activiteitenverslag en de jaarrekening, bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waarin op herkenbare wijze rekening en verantwoording wordt afgelegd en inzicht wordt gegeven in de besteding.

  • 2. De subsidie wordt vastgesteld binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling.

Artikel 2.6 Evaluatie

De Onderwijscoöperatie werkt mee aan een evaluatie naar de uitvoering van de activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.

Paragraaf 3. Subsidie LerarenOntwikkelFonds

Artikel 3.1 Activiteiten

De minister kan aan het bevoegd gezag subsidie verstrekken voor activiteiten opgesteld en uitgevoerd door leraren die gericht zijn op:

  • a. de vernieuwing en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs;

  • b. het versterken van professionalisering leraren; en

  • c. het versterken van de beroepsgroep.

Artikel 3.2 Subsidieplafond

  • 1. Voor subsidieverstrekking op grond van deze paragraaf is voor het schooljaar 2015–2016 in totaal € 4.100.000,– beschikbaar, waarvan 50 procent voor activiteiten in het primair onderwijs en 50 procent voor activiteiten in het voortgezet onderwijs.

  • 2. Voor de schooljaren 2016–2017 en verder maakt de minister het subsidieplafond bekend in de Staatscourant.

Artikel 3.3 Aanvraag

  • 1. De subsidie wordt namens het bevoegd gezag van de school waar de leraar werkzaam is aangevraagd door een leraar die is geregistreerd in het lerarenregister. De leraar dient met goedkeuring van het bevoegd gezag de aanvraag in.

  • 2. Een leraar kan slechts eenmaal per aanvraagronde een subsidieaanvraag indienen.

  • 3. Een leraar kan eerst na 18 maanden nadat de in het eerste lid bedoelde aanvraag is ingewilligd, een nieuwe aanvraag indienen.

  • 4. Voor de indiening van een aanvraag wordt gebruik gemaakt van het hiervoor bestemde aanvraagformulier dat wordt gepubliceerd op de website van de Onderwijscoöperatie.

  • 5. In schooljaar 2015–2016 zijn er drie aanvraagmomenten, te weten:

    • a. uiterlijk 3 november;

    • b. uiterlijk 10 februari; en

    • c. uiterlijk 9 mei.

  • 6. Voor de schooljaren 2016–2017 en verder maakt de minister de aanvraagmomenten uiterlijk 1 juli voorafgaand aan het betreffende schooljaar bekend in de Staatscourant.

  • 7. Indien het voor een sector geldende subsidieplafond wordt bereikt, vervallen eventueel resterende aanvraagmomenten in het betreffende schooljaar voor nieuwe aanvragen voor die sector. Zodra dit lid wordt toegepast, wordt dit terstond bekend gemaakt via de website van de Onderwijscoöperatie. Aanvragen die binnenkomen als resterende aanvraagmomenten zijn komen te vervallen, worden afgewezen.

  • 8. Aanvragen die na sluiting van het laatste aanvraagmoment van het betreffende schooljaar zijn ontvangen, worden afgewezen.

Artikel 3.4 Jury

  • 1. De leden en de voorzitter van de jury bedoeld in artikel 2.1, onder a en c, worden door de Onderwijscoöperatie geselecteerd.

  • 2. De leden van de jury verrichten hun werkzaamheden in onafhankelijkheid zonder last of ruggespraak.

  • 3. De jury stelt het beoordelingskader als bedoeld in artikel 3.5, tweede lid, vast.

Artikel 3.5 Beoordeling van de subsidieaanvraag door de jury

  • 1. Een subsidieaanvraag wordt door de jury als positief of negatief beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. de mate waarin de activiteiten het onderwijs vernieuwen en de onderwijskwaliteit verbeteren;

    • b. de mate waarin de activiteiten innovatief en creatief zijn binnen de context waar de leraar werkzaam is;

    • c. de mate waarin de leraar en de leraren in zijn directe omgeving een leerproces gaan doormaken;

    • d. de mate waarin de activiteiten bijdragen aan de versterking van de beroepsgroep;

    • e. de mate waarin de activiteiten door leraren zelf worden uitgevoerd;

    • f. de kosten van de activiteiten staan in een redelijke verhouding tot de voorgenomen doelstellingen en de daarvan te verwachten resultaten.

  • 2. De criteria en beslisregels zijn nader uitgewerkt in een beoordelingskader, dat wordt gepubliceerd op de website van de Onderwijscoöperatie.

Artikel 3.6 Rangschikking aanvragen

De minister rangschikt de aanvragen, bedoeld in artikel 3.3, zodanig dat een aanvraag hoger wordt gerangschikt naarmate deze eerder is ontvangen en volledig is.

Artikel 3.7 Besluitvorming door de minister

  • 1. De minister besluit over de subsidieverstrekking op basis van het advies van de jury en wijkt hier slechts om zwaarwegende redenen van af.

  • 2. Indien het totaal van de door de jury positief beoordeelde aanvragen per sector het voor die sector geldende subsidieplafond, bedoeld in artikel 3.2, overschrijdt, wijst de minister op basis van de rangschikking, bedoeld in artikel 3.6, de aanvragen die op basis daarvan niet gehonoreerd kunnen worden, af.

  • 3. In het eerste en tweede aanvraagmoment van schooljaar 2015–2016, als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, onder a en b, kunnen per aanvraagmoment, maximaal 100 positief beoordeelde aanvragen van beide sectoren tezamen worden gehonoreerd op basis van de rangschikking. De minister wijst die aanvragen af waarmee het aantal van 100 wordt overschreden. De, in de vorige volzin bedoelde, afgewezen aanvragen komen in het eerstvolgende aanvraagmoment binnen hun sector wederom en als eerste in aanmerking voor subsidie.

  • 4. De minister verstrekt slechts subsidie indien de aanvraag die het betreft binnen het subsidieplafond volledig kan worden gehonoreerd.

  • 5. De afgewezen aanvragen binnen een bepaalde sector, bedoeld in het tweede lid, komen na afloop van de laatste aanvraagronde in een bepaald schooljaar wederom in aanmerking voor subsidie, indien het subsidieplafond dat betrekking heeft op de andere sector in die aanvraagronde niet is bereikt.

  • 6. Indien het totaal van de afgewezen aanvragen het resterende bedrag overschrijdt, neemt de minister op basis van de rangschikking, bedoeld in artikel 3.6, de aanvragen die op basis hiervan niet in aanmerking komen, niet in heroverweging.

  • 7. Indien na toepassing van het tweede of vijfde lid, aanvragen op een gelijke positie worden gerangschikt en slechts één van de aanvragen kan worden gehonoreerd, beslist de minister op basis van loting.

  • 8. De minister besluit, stelt de subsidie vast en verstrekt deze uiterlijk binnen 22 weken na de sluitingsdatum van de betreffende aanvraagperiode, bedoeld in artikel 3.3, vijfde en zesde lid.

Artikel 3.8 Betaling

De subsidie wordt ineens betaald.

Artikel 3.9 Subsidiebedrag

De hoogte van de subsidie betreft het bedrag dat gemoeid is met het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 3.1 zoals opgenomen in de aanvraag en door de jury aanvaardbaar geacht, en bedraagt minimaal € 4.000,– en maximaal € 75.000,–.

Artikel 3.10 Besteding van de subsidie en uitvoering activiteiten

De activiteiten worden uiterlijk uitgevoerd in het tweede schooljaar na de subsidieverstrekking. Indien de activiteiten volledig zijn uitgevoerd en aan alle verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging is verstrekt.

Artikel 3.11 Subsidieverplichting

Het bevoegd gezag stelt de leraar in staat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend volledig uit te voeren en komt met de leraar overeen dat hij deelneemt aan de door de Onderwijscoöperatie in het kader van de regeling te organiseren activiteiten tijdens de looptijd van zijn project.

Artikel 3.12 Verantwoording

De verantwoording van de subsidie geschiedt,

  • a. voor zover het een subsidie tot € 25.000 betreft, overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs in de jaarverslaggeving. De subsidieontvanger toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan;

  • b. voor zover het een subsidie van € 25.000 tot en met € 75.000 betreft, overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs in de jaarverslaggeving met model G1. De subsidieontvanger toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Paragraaf 4. Slotbepalingen

Artikel 4.1 Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 augustus 2020.

Artikel 4.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling LerarenOntwikkelFonds.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

De aanleiding voor het opzetten van deze subsidieregeling LerarenOntwikkelFonds is de motie van VVD en PvdA op 6 november 2014 waarin zij staatssecretaris Dekker verzochten in 2015 € 5 miljoen in te zetten voor een innovatiefonds voor ambitieuze leraren. Dit fonds zou aan de beroepsgroep moeten toebehoren en beschikbaar moeten zijn voor leraren die ingeschreven staan in het lerarenregister.

Deze motie komt voort uit één van de ideeën van het stuk ‘Samen leren: aanbevelingen uit het onderwijs’, waarin dit fonds naar voren wordt gebracht als idee om de betrokkenheid van de beroepsgroep in onderwijsvernieuwing te vergroten en om de beroepsgroep als geheel te versterken.

De beroepsgroep heeft op dit moment zelf geen directe toegang tot middelen om goede ideeën van leraren uit te kunnen werken en er vervolgens als beroepsgroep op voort te bouwen. Beschikbare middelen zijn vaak onderdeel van bredere schoolontwikkelings- of grotere innovatietrajecten, waardoor juist kleinschalige ideeën van individuele leraren niet de kans krijgen om uitgetest te worden. Dit kan voor juist die leraren die meer in hun mars hebben en die het onderwijs verder willen brengen, een reden zijn om uit het onderwijs te stappen. En wanneer zij wél geld en ruimte krijgen vanuit de school, staat deze leraar er alleen voor en is kennisdeling onder leraren van deze innovatie onvoldoende geborgd. Door de huidige situatie wordt er niet ten volle gebruik gemaakt van het innoverende vermogen van leraren in Nederland, waardoor leraar gedreven ontwikkeling in het onderwijs nog onvoldoende wordt gerealiseerd.

Doel van de subsidieregeling

De onderhavige subsidieregeling is bedoeld als impuls om leraren meer mogelijkheden te geven om het onderwijs van onderop te vernieuwen en te verbeteren. Daarnaast stelt het LerarenOntwikkelFonds leraren in staat om een leerproces door te maken samen met andere leraren, waardoor de leraar zich professionaliseert en de beroepsgroep wordt versterkt. Door de taken die de Onderwijscoöperatie uitvoert (zie de toelichting op artikel 2), zorgt het LerarenOntwikkelFonds ook voor kennisdeling, zodat leraren op elkaars werk kunnen voortbouwen.

Naam van de regeling

De naam van deze subsidieregeling roept een associatie op met een formele fondsconstructie. Daarvan is echter geen sprake. De naam komt deels voort uit het voorstel van Samen Leren en is vervolgens aangepast naar LerarenOntwikkelFonds door de Onderwijscoöperatie.

Vaste verandermomenten

Er is naar gestreefd om het LerarenOntwikkelFonds al in 2015 operationeel te laten zijn in lijn met de hierboven ingediende motie. Om hieraan te voldoen wordt er afgeweken van de vaste verandermomenten, zodat het fonds in oktober opengesteld kon worden voor aanvragen. Een eerder moment, dat overeenkomt met een vast verandermoment, was daarin niet haalbaar. Later was ook niet wenselijk, omdat er naar is gestreefd om al in 2015 een eerste aanvraagronde te kunnen afhandelen.

Administratieve lasten

De administratieve lasten zullen stijgen voor po- en vo-schoolbesturen vanwege het doen van een (digitale) aanvraag voor de subsidie. Deze stijging is het gevolg van de nieuwe doelgroep die van deze regeling gebruik kan maken. In de oude situatie kon deze doelgroep niet gebruik maken van een vergelijkbare regeling. Onder administratieve lasten wordt verstaan: de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Het gaat om het verzamelen, bewerken, registreren, bewaren en ter beschikking stellen van informatie aan de overheid. Deze lasten doen zich voor bij de subsidieaanvraag en bij de verantwoording hiervan. De administratieve lasten voor PO en VO worden geraamd op € 23.000,–. Dit is voor het schooljaar 2015/2016 0,5% van het totale subsidiebedrag.

Artikelsgewijs:

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Deze regeling is ook van toepassing op groen onderwijs. Voor het vbo groen geldt dat dit onderwijs wordt verzorgd door een AOC. Een AOC is een instelling op grond van de WEB. In afstemming met EZ wordt OCW-budget hiervoor beschikbaar gesteld.

Artikelen 2.1 t/m 2.7 Subsidie aan de Onderwijscoöperatie

De organisatie die de beroepsgroep vertegenwoordigt, de Onderwijscoöperatie, krijgt de rol van uitvoerder van het LerarenOntwikkelFonds, zodat de beroepsgroep zelf zo direct mogelijk regie kan uitvoeren over het fonds en de bijbehorende activiteiten overeenkomstig met de hierboven genoemde motie. De Onderwijscoöperatie wordt gevormd door de grootste onderwijsvakverenigingen: AOb, CNV Onderwijs, FvOv, Platform VVVO en BON en werkt verder nauw samen met diverse geassocieerde beroepsorganisaties en initiatieven.

De Onderwijscoöperatie is verantwoordelijk voor de volgende zaken rond het LerarenOntwikkelFonds:

  • Communicatie over het LerarenOntwikkelFonds en stimuleren van aanvragen

  • De organisatie van beoordeling door de jury van leraren, aanleveren van juryadvies aan DUO.

  • Organisatie van begeleiding van leraren door coaches en door bijeenkomsten waar leraren leren van elkaar

  • Organisatie van kennisdeling

  • Organisatie van onderzoek naar de werking van het LerarenOntwikkelFonds

DUO zal het aanvraagproces ondersteunen: subsidieaanvragen worden door leraren namens hun bevoegd gezag ingediend bij DUO. De Onderwijscoöperatie draagt er zorg voor dat de juryadviezen worden aangeleverd aan de minister en vervolgens zal DUO na het besluit van de minister de beschikking en betaling verzorgen.

De Regeling OCW-subsidies (ROS) is van toepassing op deze regeling. De subsidieverstrekking verloopt conform de regels uit de ROS.

Aan de hand van het activiteitenverslag en de jaarrekening toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn. Aan de hand van de jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek legt de subsidieontvanger op herkenbare wijze rekening en verantwoording af en wordt inzicht gegeven in de besteding. De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid, afgegeven door een accountant. Deze richt zijn onderzoek in overeenkomstig het Controleprotocol subsidies aan niet-onderwijsinstellingen, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de Ros.

Om de administratieve lasten van de Onderwijscoöperatie laag te houden, wordt bij de verantwoording en vaststelling van de subsidie aangesloten bij de instellingssubsidie die de Onderwijscoöperatie jaarlijks van OCW ontvangt.

Artikel 3.2 Subsidieplafond

Het beschikbare subsidie bedrag voor de activiteiten van leraren zal jaarlijks gepubliceerd worden in de Staatscourant. De kosten die nodig zijn voor de uitvoering door de OC en door DUO worden afgetrokken van het totale bedrag. In schooljaar 2015–2016 is daarom van het totaal beschikbare bedrag van € 5 miljoen een bedrag van € 4,1 miljoen over voor de activiteiten van leraren.

De aanvragen van leraren uit het (voortgezet) speciaal onderwijs vallen onder het budget van primair onderwijs.

Artikel 3.3 Aanvraag

Er is gekozen om de leraar namens het bevoegd gezag subsidie te laten aanvragen, waarbij het bevoegd gezag de leraar eenmalig machtigt om de aanvraag namens het bevoegd gezag in te dienen. Deze keuze is gemaakt om de leraar in de ‘driver’s seat’ te laten zitten; het is immers het idee van de leraar waarvoor een aanvraag wordt ingediend en hij zal er mee aan de slag gaan. Echter, voor de systematiek van de aanvraag is het bevoegd gezag de officiële aanvrager, vanwege uitvoeringsaspecten en om de administratieve lasten voor de leraar laag te houden. Het bevoegd gezag stelt de leraar in staat om zijn project uit te voeren. Het bevoegd gezag neemt het project mee in haar financiële verantwoording.

Natuurlijk moet onderwijsvernieuwing tot stand komen in goed overleg en samenwerking met alle lagen in het onderwijs.

Een leraar kan maar één aanvraag per aanvraagronde indienen, om te voorkomen dat er meerdere aanvragen van één leraar gehonoreerd zouden kunnen worden. In theorie zou een leraar zich met meerdere aanvragen kunnen committeren aan meer werk dan hij kan uitvoeren. Ook levert deze beperking in geval van uitputting van de beschikbare middelen aan meerdere leraren de kans om activiteiten te ondernemen en zich te professionaliseren.

Een leraar kan pas 18 maanden nadat hij een positief besluit heeft gekregen op een subsidieaanvraag in het kader van deze regeling weer in aanmerking komen voor nieuwe subsidie in het kader van deze regeling. Wederom heeft dit te maken met het spreiden van kansen voor zoveel mogelijk leraren om hun ideeën uit te voeren en zich te professionaliseren.

Beide beperkingen in aanvragen door een leraar, slechts één per aanvraagronde en de 18 maanden die tussen het besluit en een volgende aanvraag moet zitten, betekenen overigens niet dat er niet meerdere aanvragen namens een bevoegd gezag gedaan kunnen worden. Hier moet echter wel een andere leraar aan verbonden zijn.

Er zijn drie aanvraagmomenten per schooljaar. Op verzoek van de Onderwijscoöperatie zijn alleen nog de aanvraagmomenten voor het schooljaar 2015-2016 gepubliceerd. Aan het einde van dit schooljaar zal de Onderwijscoöperatie aangeven of de in dit schooljaar gekozen momenten en intervallen praktisch waren qua organisatie en voor leraren rekening houdend met het ritme van het schooljaar. Op basis daarvan zullen de nieuwe data gekozen worden. De data zullen gepubliceerd worden in de Staatscourant en uiterlijk 1 juli bekend gemaakt worden op de website van de Onderwijscoöperatie.

Wanneer een aanvraag wordt ingediend na sluiting van een aanvraagmoment in een bepaald schooljaar, wordt de aanvraag automatisch meegenomen in de volgende ronde. De aanvraag wordt pas beoordeeld na sluiting van deze volgende ronde. Wanneer een aanvraag na het derde aanvraagmoment van een schooljaar binnenkort, wordt deze niet in behandeling genomen, zoals beschreven staat in artikel 3.3, negende lid. Een aanvrager zal zijn aanvraag opnieuw moeten indienen in het volgende schooljaar.

De aanvraag kan naast de elektronische weg ook per post worden ingediend bij DUO, postbus 606 2700 ML Zoetermeer.

Conform de geldende jurisprudentie wordt bij een elektronisch ingediende aanvraag als moment van binnenkomst aangemerkt het moment waarop de aanvraag het systeem voor gegevensverwerking van het betreffende bestuursorgaan heeft bereikt. Indien de aanvraag per post wordt ingezonden wordt uitgegaan van de datum van het poststempel behorende bij de aanvraag, voor de beoordeling of de aanvraag tijdig is ingediend.

Artikel 3.4 Jury

Het LerarenOntwikkelFonds moet een regeling zijn waarbij de beroepsgroep zelf kan aangeven welke ideeën een bijdrage kunnen leveren aan vernieuwing en verbetering van het onderwijs en aan professionalisering van de individuele leraar en van de beroepsgroep als geheel. Om de beroepsgroep die positie te geven, geeft een jury van leraren adviezen aan de minister over de aanvragen. De jury stelt hiertoe een beoordelingskader vast, die gepubliceerd wordt op de website van de Onderwijscoöperatie. De adviezen van de jury zullen door de minister worden overgenomen worden tenzij er zwaarwegende gronden zijn om het advies niet over te nemen.

Artikel 3.5 Beoordeling van subsidieaanvraag door de jury

De criteria waarop aanvragen beoordeeld worden zullen nader gespecificeerd worden in het beoordelingskader dat vastgesteld wordt door de jury. Dit beoordelingskader wordt gepubliceerd op de website van de Onderwijscoöperatie. In de begroting van de kosten van de activiteiten kunnen ook vervangingskosten voor de leraar worden opgenomen.

In het aanvraagformulier, dat op de website van de Onderwijscoöperatie wordt gepubliceerd, wordt de aanvrager langs de gevraagde onderdelen van een projectplan geleid.

Artikel 3.7 Besluitvorming door de minister

Subsidieplafond

Indien er na sluiting van een aanvraagronde meer positief beoordeelde aanvragen zijn dan er ruimte is binnen het subsidieplafond van een sector, wijst de minister op basis van een rangschikking het teveel aan aanvragen af totdat de laatste aanvraagronde in het betreffende schooljaar is geweest. In dit geval kunnen er voor die sector geen nieuwe aanvragen worden ingediend in de resterende aanvraagrondes van het desbetreffende schooljaar. Die aanvraagrondes vervallen. Zodra er geconstateerd wordt dat het subsidieplafond voor een sector is bereikt, zal dit direct bekend worden gemaakt op de website van de Onderwijscoöperatie.

Wanneer de laatste aanvraagronde is geweest en er geld over is in de andere sector kunnen de eerder afgegeven afwijzingsbesluiten worden ingetrokken. De aanvrager hoeft dan geen nieuwe aanvraag in te dienen. Wel zal er nog een check plaats vinden bij de aanvrager of hij de subsidie nog steeds wil ontvangen.

Begrenzing gehonoreerde aanvragen

Op verzoek van de Onderwijscoöperatie is er een beperking in het schooljaar 2015–2016 op het maximum aantal aanvragen dat gehonoreerd wordt in de eerste en de tweede aanvraagronde. Op deze manier kan er eerst op kleinere schaal ervaring worden opgedaan met de begeleiding, bijeenkomsten en kennisdeling, om daarna de schaal te vergroten. Er kunnen in de eerste en tweede aanvraagronde van schooljaar 2015–2016 per ronde maximaal 100 positief beoordeelde aanvragen, ongeacht sector, worden gehonoreerd. Deze 100 worden bepaald op basis van de rangschikking bedoeld in artikel 3.6. Aanvragen die daarna zijn binnen gekomen tot aan het subsidieplafond gaan automatisch door naar de volgende aanvraagronde en zijn daar als eerste aan de beurt. De aanvrager ontvangt hierover een mededeling.

Voor aanvragen die boven het subsidieplafond uitstijgen geldt de algemene regel over de uitputting van het plafond zoals beschreven in de paragraaf hierboven.

Artikel 3.8 Betaling

Ongeacht de hoogte van de aanvraag wordt het subsidiebedrag ineens betaald. Subsidie kan worden teruggevorderd op grond van artikel 4:49 Awb.

Artikel 3.9 Subsidiebedrag

Aanvragen die naar het oordeel van de jury te ruim begroot zijn, zullen door de minister worden afgewezen.

Artikel 3.10 Besteding van de subsidie en uitvoering activiteiten

De begeleiding van de projecten zoals georganiseerd door de Onderwijscoöperatie loopt gedurende een jaar nadat de subsidie is ontvangen. Om vooral ook leraren die grotere projecten in teams willen uitvoeren tegemoet te komen is de looptijd om de subsidie te besteden ruimer genomen dan één jaar en is er gekozen voor twee jaar.

Artikel 3.11 Subsidieverplichting

Het bevoegd gezag geeft van tevoren haar akkoord op het plan van de leraar door een handtekening te zetten op het plan en de leraar te machtigen om het plan namens het bevoegd gezag in te dienen. Vervolgens zal het bevoegd gezag de leraar ook in staat moeten stellen om het plan, wanneer de aanvraag is goedgekeurd en subsidie is verstrekt, uit te voeren. Dit betekent dat de leraar en het bevoegd gezag werkafspraken zullen moeten maken over de besteding van de middelen en dat de leraar deel kan nemen aan de door de Onderwijscoöperatie verplicht gestelde activiteiten rond begeleiding en kennisdeling.

Artikel 4.1 Vervaldatum

Het vervallen van de regeling per 1 augustus 2020 neemt niet weg dat de regeling op grond van het rechtszekerheidsbeginsel de grondslag blijft bieden voor het rechtmatig afhandelen van gevestigde aanspraken.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Naar boven