Regeling van de Minister van Economische Zaken van 12 augustus 2015, nr. WJZ/14186622, tot wijziging van de Regeling nationale EZ-subsidies in verband met energiebesparende maatregelen bij sportaccommodaties

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 4, 5, 15, 17, 19, tweede lid, 23, eerste lid, onderdeel c, 23, tweede lid, 25, 44, tweede lid en 50 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan hoofdstuk 4 wordt een titel toegevoegd, luidende:

TITEL 4.7. ENERGIEBESPARING EN DUURZAME ENERGIE SPORTACCOMMODATIES

Artikel 4.7.1. Begripsomschrijvingen

In deze titel wordt verstaan onder:

energieadvies:

verkenning van de mogelijkheden om de energie-efficiency van een bestaande sportaccommodatie te verbeteren, vastgelegd in een adviesrapport;

landelijke koepelorganisatie:

NOC*NSF, alsmede de in NOC*NSF vertegenwoordigde Nederlandse Christelijke sport Unie, de Nederlandse Katholieke Sportfederatie en de Nederlandse Culturele Sportbond;

maatregel:

maatregel als bedoeld in artikel 4.7.2;

NOC*NSF:

Vereniging Nederlands Olympisch Comité* Nederlandse Sport Federatie te Arnhem;

sportaccommodatie:

accommodatie, bestemd en in gebruik voor activiteiten van een sportvereniging;

sportstichting:

stichting die ten minste een gedeelte van een sportaccommodatie in eigendom heeft;

sportvereniging:

vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die lid is van een landelijke koepelorganisatie of een in NOC*NSF vertegenwoordigde landelijke sportorganisatie en waarbinnen een door NOC*NSF erkende tak van sport wordt beoefend.

Artikel 4.7.2. Subsidieaanvraag

De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een sportvereniging of een sportstichting voor het uitvoeren van een maatregel die is opgenomen in bijlage 4.7.1 ten behoeve van energiebesparing of het opwekken van duurzame energie voor sportaccommodaties.

Artikel 4.7.3. Subsidiabele kosten

In afwijking van de artikelen 10, eerste lid, en 11 van het besluit komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking de kosten voor het uitvoeren van een maatregel bestaande uit de aanschaf van een installatie of apparatuur.

Artikel 4.7.4. Steunintensiteit
  • 1. De subsidie aan een sportvereniging bedraagt 30% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie aan een sportstichting bedraagt 15% van de subsidiabele kosten.

  • 3. De subsidie wordt verhoogd met 500 euro, indien een maatregel waarvoor subsidie wordt aangevraagd gebaseerd is op een van een datum voorzien energieadvies dat uiterlijk zes jaar voor de eerste dag van de openstellingsperiode is uitgebracht en waarin zijn opgenomen:

    • a. een beschrijving van de sportaccommodatie;

    • b. een overzicht van de totale energiehuishouding van de bestaande totale sportaccommodatie;

    • c. een energiebalans van de relevante onderdelen van de bestaande totale sportaccommodatie;

    • d. een overzicht van de mogelijkheden en kwantificering tot energiebesparing;

    • e. een overzicht van de noodzakelijke organisatorische en administratieve aanpassingen;

    • f. een raming van de te verwachten investeringskosten en de te verwachten baten.

  • 4. De verhoging, bedoeld in het derde lid, wordt eenmaal toegekend per uitgebracht energieadvies.

  • 5. De subsidie bedraagt maximaal € 125.000 per jaar.

Artikel 4.7.5. Verdeling van het subsidieplafond

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 4.7.6. Realisatietermijn

De termijn, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel c, van het besluit, is een jaar na subsidieverlening.

Artikel 4.7.7. Afwijzingsgronden

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. de energierekening van de sportaccommodatie waar de maatregel wordt gerealiseerd niet wordt afgeschreven van een bankrekening die op naam staat van de aanvrager;

  • b. de kosten van de investering niet worden afgeschreven van een bankrekening die op naam staat van de aanvrager;

  • c. aan de aanvrager voor de desbetreffende maatregel gedurende het desbetreffende kalenderjaar op grond van deze titel reeds subsidie is verleend;

  • d. de subsidiabele kosten minder dan € 3.000 bedragen;

  • e. de aanvrager geen toestemming heeft van de eigenaar van de sportaccommodatie om de maatregel uit te voeren;

  • f. de sportvereniging of sportstichting voor de maatregel geen overeenkomst heeft gesloten met de bouwer of leverancier, waarin is aangegeven welke apparatuur of installatie als bedoeld in de maatregelenlijst in bijlage 4.7.1, zal worden aangeschaft;

  • g. de overeenkomst, bedoeld in onderdeel f, betrekking heeft op de aanschaf van gebruikte apparatuur of installaties;

  • h. de overeenkomst, bedoeld in onderdeel f, voor 1 september 2015 is aangegaan;

  • i. de overeenkomst, bedoeld in onderdeel f, op het moment van ontvangst van de aanvraag meer dan negen maanden daarvoor is gesloten;

  • j. de sportvereniging of sportstichting werkzaam is in een van de sectoren die ingevolge artikel 1 van de de-minimis verordening is uitgesloten van de toepassing van die verordening.

Artikel 4.7.8. Instandhoudingsverplichting

De subsidieontvanger vervreemdt de installatie of apparatuur waarvoor subsidie is verstrekt niet binnen een jaar na de datum van de subsidievaststelling.

Artikel 4.7.9. Informatieverplichtingen
  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in deze titel bevat ten minste:

    • a. gegevens over de aanvrager, waaronder de naam van de aanvrager, het KvK-nummer, het post- en bezoekadres en het bankrekeningnummer en lidmaatschap van de sportvereniging van een landelijke koepelorganisatie of een in NOC*NSF vertegenwoordigde landelijke sportorganisatie en waarbinnen een door NOC*NSF erkende tak van sport wordt beoefend;

    • b. gegevens over de contactpersoon bij de aanvrager waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • c. gegevens over de maatregel of maatregelen waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • d. gegevens over de sportaccommodatie, waaronder het post- en bezoekadres;

    • e. een verklaring de-minimissteun.

  • 2. De aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van een kopie van het energieadvies, indien artikel 4.7.4, derde lid, van toepassing is en van de overeenkomst, bedoeld in artikel 4.7.7, onderdeel f.

Artikel 4.7.10. Staatssteun

De subsidie, bedoeld in artikel 4.7.2, bevat mogelijk staatssteun en wordt gerechtvaardigd door Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352).

Artikel 4.7.11. Evaluatiebepaling

Onze Minister van Economische Zaken zendt binnen 5 jaar na de inwerkingtreding van deze titel aan de Tweede Kamer een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze titel in de praktijk.

Artikel 4.7.12. Vervaltermijn

Deze titel en bijlage 4.7.1 vervallen met ingang van 1 juli 2020, met dien verstande dat deze van toepassing blijven op subsidies die voor die datum zijn verleend.

B

Er wordt een bijlage toegevoegd, luidende:

BIJLAGE 4.7.1, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 4.7.2

Maatregellijst

De maatregelen in de maatregellijst bestaan in afwijking van artikel 10 en 11 van het besluit uit de aanschaf van:

1

Verlichting

 

1.1

Sportveldverlichting

Bestemd voor: sportveldverlichting,

en bestaande uit:

LED armaturen, met een specifieke lichtstroom van ten minste 90 lm/W, gemeten conform LM-79-08, met een voorziening voor dynamische lichtschakeling (per armatuur of mast te schakelen, en een regelbare lichtopbrengst), (eventueel) mast en (eventueel) schakelmateriaal.

1.2

Buitenverlichting

Bestemd voor: buitenverlichting, niet zijnde reclameverlichting of sportveldverlichting,

en bestaande uit:

a. T5-armaturen voorzien van een optiek, (eventueel) mast en (eventueel) schakelmateriaal, of;

b. LED-armaturen, met een specifieke lichtstroom van ten minste 90 lm/W, gemeten conform LM-79-08, (eventueel) mast en (eventueel) schakelmateriaal.

1.3

Binnenverlichting

Bestemd voor: vervangen van bestaande binnenverlichting,

en bestaande uit:

a. T5-armaturen voorzien van een optiek, of;

b. LED-armaturen, met een specifieke lichtstroom van ten minste 90 lm/W, gemeten conform LM-79-08.

     

2

Ventilatie en verwarming

 

2.1

Warmteterugwinning

Bestemd voor: het koelen of verwarmen van bestaande sportaccommodaties door het benutten van koude of warmte in de afzuiglucht,

en bestaande uit: warmtewisselaar, (eventueel) luchtbehandelingskast en (eventueel) kanalen.

2.2

Warmtepomp

Bestemd voor: het verwarmen van bestaande sportaccommodaties,

en bestaande uit: een warmtepomp, (eventueel) bronsysteem.

Toelichting:

Als de installatie altijd geregeld wordt op basis van koelvraag is het geen warmtepomp en komt de installatie niet in aanmerking.

     

3

Tapwater

 

3.1

Direct gasgestookte condenserende boiler

Bestemd voor: de productie van warm tapwater,

en bestaande uit: condenserende warm tapwaterboiler, die gemeten is conform NEN-EN 89:1999/A3:2006 en waarbij het rendement ten minste 100% op onderwaarde bedraagt.

3.2

Direct gasgestookt condenserend warmwaterdoorstroomtoestel

Bestemd voor: de productie van warm tapwater,

en bestaande uit: condenserend warmwaterdoorstroomtoestel, dat gemeten is conform NEN-EN 26:1998/A3:2006 en waarbij het rendement ten minste 100% op onderwaarde bedraagt.

3.3

Warmtepompboiler

Bestemd voor: het nuttig aanwenden van warmte voor de verwarming van tapwater,

en bestaande uit: een elektrisch gedreven warmtepompboiler.

3.4

Warmteterugwinning uit douchewater

Bestemd voor: het terugwinnen van warmte uit (douche)water,

en bestaande uit: warmtewisselaar die is aangesloten op de douchewaterafvoer of douchebak met geïntegreerde douchewaterwarmtewisselaar.

     

4

Bouwkundig

 

4.1

Vervangen glas (incl. aanpassen kozijn)

Bestemd voor: vervanging van beglazing in buitengevel- of dakconstructies van bestaande sportaccommodaties,

en bestaande uit: meervoudig glas met een warmtewerende coating en/of gasgevulde spouw met een warmtedoorlatingscoëfficiënt van maximaal 1,1 W/m2.K gemeten conform NEN-EN 673:2011, (eventueel) kozijn.

4.2

Isolatie wand, vloer en/of dak

Bestemd voor: de verbetering van de isolatie van bestaande vloeren, daken, plafonds of wanden van ruimten,

en bestaande uit: isolatiemateriaal waarbij de warmteweerstand R = Σ(Rm) = Σ(d/λ) ten minste 2,5 m2.K/W bedraagt.

     

5

Duurzame energie-opwekking

 

5.1

Zonnecollectorsysteem

Bestemd voor: het verwarmen van water of lucht,

en bestaande uit: een zonnecollector, (eventueel) restwarmteopslagvat.

5.2

Zonnepanelen voor elektriciteitsopwekking

Bestemd voor: het opwekken van elektrische energie uit zonlicht met behulp van zonnecellen,

en bestaande uit: panelen met fotovoltaïsche zonnecellen, (eventueel) stroom/spanningsomvormer, (eventueel) aansluiting het elektriciteitsnet.

5.3

Biomassaketel

Bestemd voor: het verwarmen van sportaccommodaties en/of de productie van warm tapwater door verbranding van biomassa,

en bestaande uit: een ketel of kachel met een warmterendement dat ten minste 80% bedraagt, (eventueel) restwarmteopslagvat.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 12 augustus 2015

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Doel en aanleiding

Deze regeling heeft als doel energiebesparende maatregelen en duurzame energie te stimuleren bij sportaccommodaties. De regeling komt voort uit de motie van de Tweede Kamerleden Bruins Slot en Pia Dijkstra (Kamerstukken II 2012/13, 33 400 XVI, nr. 108). Uit het hierin gevraagde onderzoek van toenmalig Agentschap NL bleek dat het voor sportverenigingen onder de huidige omstandigheden niet aantrekkelijk is om te investeren in energiebesparing en duurzame energie. Door deze investeringen deels te subsidiëren worden de voorwaarden voor sportverenigingen om te investeren in energiebesparing en duurzame energie vergelijkbaar met die van investeerders die van regelingen als de Energie Investeringsaftrek gebruik kunnen maken (Kamerstukken II 2013/14, 33 750 XVI, nr. 57).

Deze regeling is dan ook gericht op energiebesparing en duurzame energie en niet op sportbeoefening. Deze regeling valt daarom onder artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van de Kaderwet EZ-subsidies.

In het Energieakkoord voor Duurzame Groei (Kamerstukken II 2012/13, 30 196, nr. 202) is energiebesparing aangeduid als kernpunt om te komen tot een duurzame energievoorziening.

Partijen zijn overeengekomen jaarlijks een gemiddelde besparing van 1,5 procent van het finale energiegebruik te realiseren. Dit komt neer op een besparing van circa 100 Peta Joule per 2020. Voor de benodigde besparing in de gebouwde omgeving is daarbij gekozen voor een benadering waarin voorlichting en bewustwording samengaan met financieringsfaciliteiten en integrale oplossingen. Deze ambitie kan slechts gerealiseerd worden als gebouweigenaren en -gebruikers fors gaan inzetten op energiebesparing in combinatie met duurzame decentrale energieopwekking.

Sportaccommodaties maken onderdeel uit van de gebouwde omgeving. De onderhavige subsidieregeling draagt bij aan het genoemde besparingsdoel door het benutten van het potentieel aan energiebesparing bij sportverenigingen en sportstichtingen. Sportverenigingen en sportstichtingen hebben een belangrijke functie bij de bewustwording van de bevolking over de mogelijkheden om zelf bij te dragen aan een duurzame energievoorziening. Deze subsidieregeling draagt bij aan deze bewustwording. Naast de subsidieregeling zal er voor de aanvrager ook de mogelijkheid zijn gebruik te maken van een leenfaciliteit (Kamerstukken II 2013/14, 33 750 XVI, nr. 94) van Stichting Waarborgfonds Sport. Hiermee wordt het voor de sportverenigingen en sportstichtingen mogelijk gemaakt een eventueel noodzakelijke lening voor de investering af te sluiten.

2. De regeling

2.1 Aanvraag

Sportverenigingen en sportstichtingen komen in aanmerking voor subsidie voor energiebesparende maatregelen en duurzame energie. Zowel sportverenigingen als sportstichtingen zijn veel voorkomende eigenaren en gebruikers van sportaccommodaties.

2.2 Openstelling en subsidieplafond

De openstelling van deze regeling zal worden geregeld in de Regeling opstelling EZ-subsidies 2016. Aanvragen kunnen worden ingediend van 4 januari 2016 9.00 uur tot en met 31 december 2016 17.00 uur. Het is hierdoor voor de aanvragers mogelijk het hele jaar aanvragen in te dienen. Evenwel is het mogelijk dat het subsidieplafond in een kalenderjaar eerder wordt bereikt dan op 31 december en dat er om die reden geen subsidie meer verstrekt kan worden. Een aanvrager kan voor een maatregel slechts eenmaal per kalenderjaar subsidie ontvangen op grond van deze regeling. Hiermee wordt voorkomen dat de aanvrager meerdere keren per jaar delen van een maatregel toepast. Een voorbeeld is het in delen vervangen van de verlichting van een veld waardoor het potentieel aan energiebesparing niet vanaf het begin optimaal benut zal worden.

Het subsidieplafond is vastgesteld op € 6,0 miljoen. Er zullen naar verwachting ruim 400 aanvragen per jaar kunnen worden gehonoreerd. Per jaar vinden er ongeveer 200 grote renovaties van sportaccommodaties binnen de doelgroep plaats en vele kleinere investeringen in de accommodaties.

2.3 Omvang subsidie

De hoogte van de subsidie, voor investeringen in energiebesparende maatregelen en duurzame energie, is een in de regeling genoemd percentage van de kosten van investering in materialen. Dit percentage is bepaald op basis van de terugverdientijden die gebleken zijn uit het onderzoek van toenmalig Agentschap NL (Kamerstukken II 2013/14, 33 750 XVI, nr. 57). Met dit subsidiepercentage zullen de maatregelen gemiddeld een terugverdientijd van 5 tot 7 jaar hebben, waar dit zonder subsidie tussen de 10 en 24 jaar was.

Op grond van artikel 6 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies worden eventuele subsidies, die door andere bestuursorganen zijn verleend voor dezelfde maatregel(en) waarvoor subsidie op grond van deze regeling wordt aangevraagd, in mindering gebracht op de te verlenen subsidie. Ook wordt, op grond van hetzelfde artikel en artikel 23, eerste lid, onderdeel a, van het besluit, niet meer subsidie verstrekt dan mogelijk is binnen het geldende staatssteunkader, in dit geval Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352). Het totale bedrag aan de-minimissteun dat per lidstaat aan één onderneming wordt verleend, ligt, ingevolge deze verordening, niet hoger dan € 200.000 over een periode van drie belastingjaren. Daarbij zij erop gewezen dat deze de-minimisverordening een specifieke definitie van ‘één onderneming’ kent in artikel 2, tweede lid.

2.4 Maatregellijst

De maatregelen op de maatregellijst worden gedefinieerd overeenkomstig de definities die gebruikt worden op de lijst voor de Energie investeringsaftrek (Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001), maar toegespitst naar de sportsector en vereenvoudigd. In het onderzoek van toenmalig Agentschap NL (Kamerstukken II 2013/14, 33 750 XVI, nr. 57) is gekeken naar maatregelen die het meest toepasbaar zouden kunnen zijn voor de sportsector en welke maatregelen in de sector al genomen worden. De maatregelen op de lijst zijn op basis van de inzichten uit dit onderzoek en consultatie van de georganiseerde sport gekozen.

2.5 Eenvoudige uitvoering

De regeling is zodanig vormgegeven dat deze tot zo min mogelijk administratieve lasten voor aanvragers zal leiden. Tegelijkertijd zijn wel afdoende waarborgen tegen misbruik opgenomen. De uitvoering gaat bij digitale indiening van de aanvraag als volgt.

  • De digitale aanvraagprocedure is gericht op het minimaliseren van de administratieve lasten. De aanvrager moet de volgende stappen doorlopen in de procedure:

    • aanmelding in het E-loket (elektronisch aanvraagloket) via E-Herkenning;

    • invullen van het aanvraagformulier, waarin moet worden aangegeven welke maatregelen getroffen worden en waarin een uitsplitsing plaatsvindt van materiële kosten en arbeidskosten.

  • Door de totale investeringskosten te splitsen in een deel materiaalkosten en een deel arbeidskosten worden de subsidiabele kosten inzichtelijk gemaakt. Hierdoor wordt de kans op het maken van fouten bij het aanvragen van de subsidie verminderd.

  • Op een subsidieaanvraag wordt op grond van artikel 26 Kaderbesluit nationale EZ-subsidies binnen uiterlijk acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag een beschikking gegeven.

  • Bij een subsidiebedrag van maximaal € 25.000 wordt binnen twee weken na de datum van de beschikking tot subsidieverlening een voorschot verstrekt ter hoogte van 100% van de subsidie (artikel 45 jo. artikel 47 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies). Bij een subsidiebedrag tussen de € 25.000 en € 125.000 bedraagt het voorschot 90% van de subsidie.

  • Bij een subsidiebedrag van maximaal € 25.000 wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld. Bij een subsidiebedrag tussen de € 25.000 en € 125.000 wordt de aanvraag om subsidievaststelling uiterlijk dertien weken na afloop van de realisatietermijn gedaan.

  • Een maatregel waarvoor subsidie is verleend moet binnen één jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening zijn uitgevoerd. Dit volgt uit artikel 4.7.6 van deze regeling. Als sportverenigingen of sportstichtingen de maatregelen niet binnen deze termijn uitvoeren zijn zij op grond van artikel 36a van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies verplicht dit te melden. Achteraf kan worden gecontroleerd of de maatregelen tijdig zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld door het opvragen van bewijzen.

2.6 Afwijzingsgronden

De regeling kent verschillende afwijzingsgronden.

  • De energierekening van de sportaccommodatie waar de maatregel wordt gerealiseerd moet worden afgeschreven van een bankrekening die op naam staat van de aanvrager. De aanvrager is hierdoor ook de persoon die profijt heeft van de energiebesparende maatregelen en opwekking van duurzame energie.

  • De kosten van de investering moeten worden afgeschreven van een bankrekening die op naam staat van de aanvrager. Hiermee wordt bereikt dat de aanvrager ook daadwerkelijk de investering doet.

  • Aan de aanvrager mag voor deze maatregel op grond van deze titel gedurende dit kalenderjaar niet reeds subsidie zijn verleend. Er kan slechts eenmaal per kalenderjaar subsidie worden verleend voor dezelfde maatregel in bijlage 4.7.1 aan een aanvrager. Indien een aanvrager gedurende een kalenderjaar meerdere subsidieaanvragen indient voor verschillende maatregelen die zijn opgenomen in bijlage 4.7.1 kan dit wel worden gehonoreerd, tot een maximum van € 125.000.

  • De subsidiabele kosten mogen niet minder dan € 3.000,- bedragen. Voor deze drempel is gekozen omdat hiermee de aanvrager een substantiële investering moet doen wat ook leidt tot besparingen die substantieel zijn.

  • Aanvragers kunnen alleen subsidie ontvangen voor een maatregel die geplaatst wordt op een locatie waarvan de eigenaar hiervoor toestemming heeft verleend. Door deze eis wordt voorkomen dat subsidie wordt verleend voor maatregelen die uiteindelijk niet geëffectueerd kunnen worden.

  • Indien er geen overeenkomst is gesloten voor de uitvoering van de desbetreffende maatregel ten behoeve van energiebesparing of het opwekken van duurzame energie waarvoor subsidie is aangevraagd, komen aanvragers niet in aanmerking voor subsidie. Door een overeenkomst te vragen wordt voorkomen dat veel vrijblijvende aanvragen worden ingediend, die een kleinere kans van realisatie hebben. De aanvrager wordt geadviseerd om in de overeenkomst een ontbindende voorwaarde op te nemen waaruit volgt dat de overeenkomst kan worden ontbonden indien de sportvereniging of sportstichting niet voor de desbetreffende maatregel voor subsidie in aanmerking komt. Hiermee wordt voorkomen dat de sportvereniging of sportstichting verplichtingen met bouwers of leveranciers aangaat waar deze zich niet meer aan kan onttrekken indien deze onverhoopt geen subsidie ontvangt en als gevolg daarvan niet beschikt over de vereiste middelen.

  • Er wordt slechts subsidie verstrekt voor de aanschaf van nieuwe apparatuur of installaties. Gebruikte apparatuur of installaties komen niet voor subsidie in aanmerking om misbruik van de regeling te voorkomen.

  • De overeenkomst die door de sportvereniging of sportstichting wordt aangegaan met de bouwer of leverancier mag niet voor de publicatie van deze regeling op 1 september 2015 zijn gesloten. Vanaf deze datum is men namelijk bekend met de regeling en stimuleert de regeling het nemen van maatregelen ten behoeve van energiebesparing en duurzame energie.

  • De overeenkomst die door de sportvereniging of sportstichting is aangegaan met de bouwer of leverancier mag niet meer dan negen maanden voor de aanvraag zijn gesloten. Met deze eis wordt gewaarborgd dat subsidie wordt verstrekt voor de aanschaf van apparatuur of installaties volgens de laatste stand van de techniek en de daaraan verbonden kosten.

  • Hoewel het niet waarschijnlijk is dat sportverenigingen en -stichtingen werkzaam zijn in sectoren die worden uitgezonderd van de werking van de de-minimisverordening in artikel 1 van die verordening, is voor de volledigheid deze afwijzingsgrond opgenomen.

3. Meldingsplicht en bestuurlijke boete

Uit de artikelen 2 en 6 van de Wet bestuurlijke boete meldingsplichten door ministers verstrekte subsidies en artikel 36a van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies jo. artikel 23, eerste lid, onderdeel c, van dat kaderbesluit en artikel 4.7.6 van deze regeling volgt dat indien de maatregelen waarvoor de subsidie ambtshalve is vastgesteld niet binnen 1 jaar na subsidieverlening geheel zijn uitgevoerd, de subsidieontvanger dit schriftelijk moet melden.

Voldoet de subsidieontvanger niet aan deze schriftelijke meldingsplicht dan kan een bestuurlijke boete worden opgelegd ten bedrage van de vierde categorie zoals bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Dit is momenteel ten hoogste € 20.250.

4. Regeldruk

Deze regeling levert administratieve lasten op voor aanvragers. Deze regeling brengt geen inhoudelijke nalevingskosten met zich.

Sportverenigingen of sportstichtingen kunnen subsidie aanvragen met een getekende aankoopovereenkomst. Deze overeenkomst zou ook moeten worden gesloten als geen subsidie werd verschaft. De eis van een overeenkomst levert daarom geen extra administratieve lasten op. De aanvraag van subsidie gebeurt in de regel digitaal. Het doen van een subsidieaanvraag, inclusief het lezen van de informatie op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, kost de aanvrager ongeveer 150 minuten.

Met de subsidieregeling kunnen ten minste 400 aanvragen worden gehonoreerd. De administratieve lasten voor een aanvrager zijn gemiddeld 150 minuten. In totaal gaat de regeling gepaard met een administratieve last van 150 minuten x 400 = 1.000 uur. Dit staat gelijk aan € 70.000 euro wat 1,17% van het totale subsidiebudget is.

5. Notificatie

De ontwerpregeling is ingevolge richtlijn nr. 98/34/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG 1998, L 204) voorgelegd aan de Europese Commissie. Het gaat hier om een kennisgeving die betrekking heeft op technische specificaties of andere eisen die verbonden zijn met fiscale of financiële maatregelen als bedoeld in artikel 1, elfde lid, tweede alinea, derde streepje, van richtlijn nr. 98/34/EG. Voor deze kennisgeving geldt geen status-quoperiode (artikel 10, vierde lid, van die richtlijn).

6. Staatssteun

Subsidieverlening als onderhavige kan een steunmaatregel als bedoeld in artikel 107, eerste lid, VWEU vormen. Sportverenigingen en sportstichtingen vormen echter een zeer gemêleerde groep. Veel verenigingen zijn dusdanig klein van omvang dat van hun activiteiten kan worden gesteld dat zij geen invloed hebben op handel tussen landen in de interne Europese markt. In deze gevallen is er geen sprake van staatssteun. De activiteiten van grotere amateurverenigingen kunnen deze invloed wel hebben. In dergelijke gevallen is er wel sprake van staatssteun.

Omdat er in bepaalde gevallen sprake is van staatssteun is deze regeling gebaseerd op de-minimis verordening 1407/2013.

7. Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016. De regeling is geruime tijd voor deze datum gepubliceerd om sportverenigingen en sportstichtingen tijdig te informeren en de mogelijkheid te bieden op deze subsidieregeling te anticiperen. Bij sportverenigingen en sportstichtingen zullen beslissingen over investeringen over het algemeen moeten worden goedgekeurd door de Algemene ledenvergadering of het stichtingsbestuur. De Algemene ledenvergadering komt bij de meeste sportverenigingen bij elkaar in april of november.

II. Artikelsgewijs

Artikel 4.7.1. Begripsomschrijvingen

Dit artikel bevat enkele begripsomschrijvingen die meermaals in het subsidie-instrument worden gebruikt. Bij de sportstichting is bepaald dat de stichting ten minste een gedeelte van een sportaccommodatie in eigendom heeft. Hierdoor kunnen ook sportstichtingen die bijvoorbeeld alleen de velden van een sportaccommodatie in eigendom hebben, en niet de kantine, een aanvraag indienen. Stichtingen en verenigingen hebben ingevolge de artikelen 285, derde lid, respectievelijk 26, derde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek geen winstoogmerk. Door de subsidiemogelijkheden te beperken tot sportstichtingen en -verenigingen, heeft het subsidie-instrument dus alleen betrekking op de non-profitsector.

Artikel 4.7.2. Subsidieaanvraag

Een sportvereniging of sportstichting kan een subsidieaanvraag indienen voor een of meer maatregelen die zijn opgenomen in de bijlage. Voor maatregelen ten behoeve van energiebesparing of opwekken van duurzame energie bij sportaccommodaties die niet in de maatregellijst zijn opgenomen kan dus geen subsidieaanvraag worden ingediend. De maatregelen behoren te worden uitgevoerd bij een sportaccommodatie.

Artikel 4.7.3 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen de kosten in aanmerking voor het uitvoeren van een maatregel bestaande uit de aanschaf van een installatie of apparatuur. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de materiaalkosten en arbeidskosten, waarbij arbeidskosten in tegenstelling tot materiaalkosten niet voor subsidie in aanmerking komen. Hiermee wordt afgeweken van de artikelen 10, eerste lid, en 11 van het besluit. Leden van sportverenigingen zijn mogelijk bij de uitvoering van de maatregelen betrokken en daarom kan de hoogte van de arbeidskosten variëren. Om misbruik van de regeling te voorkomen komen alleen de kosten voor de aanschaf van een installatie of apparatuur voor subsidie in aanmerking.

Artikel 4.7.4. Steunintensiteit

De hoogte van de subsidie bedraagt 30% van de subsidiabele kosten voor een sportvereniging en 15% van de subsidiabele kosten voor een sportstichting. Sportstichtingen kunnen BTW in aftrek brengen en sportverenigingen hebben deze mogelijkheid over het algemeen niet of slechts deels. Om een zo gelijk mogelijk speelveld te creëren met betrekking tot de kosten die voor rekening van de sportvereniging respectievelijk sportstichting blijven, wordt een hoger subsidiepercentage gehanteerd voor een sportvereniging dan voor een sportstichting.

Wanneer de aanvrager een energieadvies heeft gevraagd en op grond van dit advies overgaat tot het nemen van maatregelen die leiden tot energiebesparing en opwekking van duurzame energie bij de sportaccommodaties verkrijgt hij een ‘bonus’ van € 500. Door middel van een energieadvies wordt namelijk grondig onderzocht welke maatregel(en) bij de specifieke sportaccommodatie geschikt zijn voor het bereiken van energiebesparing en welke mogelijkheden er zijn voor het opwekken van duurzame energie. Dit betekent dat de voorgestelde maatregel beter onderbouwd is en er meer vertrouwen kan bestaan dat de maatregel de meest efficiënte is voor de desbetreffende sportvereniging of sportstichting. Het energieadvies kan verder bijdragen aan bewustwording van energiebesparing en duurzame energie binnen een sportvereniging of sportstichting. Deze ‘bonus’ van € 500 wordt eenmaal verstrekt per uitgebracht energieadvies.

Ten behoeve van een evenwichtige verdeling van het subsidieplafond is ervoor gekozen een maximaal bedrag in de regeling op te nemen dat de aanvrager jaarlijks aan subsidie kan ontvangen.

Artikel 4.7.5. Verdeling van het subsidieplafond

Het subsidieplafond wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Hiervoor is gekozen omdat in de bijlage bij de regeling reeds is bepaald welke maatregelen voor subsidie in aanmerking komen en de module hierdoor al voldoende is gericht op de na te streven doelen van energiebesparing en duurzame energie.

Artikel 4.7.6. Realisatietermijn

Om een spoedige realisatie van de maatregelen voor energiebesparing en opwekking van duurzame energie bij sportaccommodaties te bewerkstelligen moeten de maatregelen, waarvoor subsidie is verleend, binnen een jaar worden gerealiseerd.

Artikel 4.7.7. Afwijzingsgronden

Voor de toelichting bij de afwijzingsgronden die zijn opgenomen in de regeling wordt verwezen naar onderdeel 2.6 van het algemeen deel van de toelichting.

Artikel 4.7.8. Instandhoudingsverplichting

In dit artikel is een instandhoudingsverplichting opgenomen om te bewerkstelligen dat de maatregelen die zijn genomen na subsidieverlening tot ten minste een jaar na subsidievaststelling in stand blijven. Het is niet toegestaan de installatie of apparatuur binnen een jaar na subsidievaststelling te vervreemden. Hierbij kan worden gedacht aan het verkopen of schenken van een installatie of apparatuur aan een derde. Indien de subsidieontvanger niet aan deze verplichting voldoet, kan op grond van artikel 4:49, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Algemene wet bestuursrecht de subsidievaststelling worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd.

Artikel 4.7.9. Informatieverplichtingen

In dit artikel is bepaald welke gegevens de aanvrager moet verstrekken bij het doen van een aanvraag voor subsidie. Kopieën van de overeenkomst en, indien een beroep wordt gedaan op de ‘bonus’ van € 500, van het energieadvies worden tevens bij de subsidieaanvraag verstrekt. Een aanvraag tot vaststelling van een subsidie behoort uiterlijk dertien weken na afloop van de realisatietermijn te worden gedaan indien de subsidieomvang meer dan € 25.000 bedraagt. In andere gevallen wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld op grond van artikel 50, negende lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies.

Artikel 4.7.9 en 4.7.10. Staatssteun

In onderdeel 6 van het algemeen deel van de toelichting is uiteengezet dat bij de onderhavige subsidieregeling sprake kan zijn van staatssteun, die wordt gerechtvaardigd door de-minimisverordening 1407/2013. Daarom is ervoor gekozen een aanvraag vergezeld te laten gaan van een verklaring de-minimissteun (artikel 4.7.9, eerste lid, onderdeel e).

Artikel 4.7.11. Evaluatiebepaling

Binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze titel van de regeling wordt een verslag aan de Tweede Kamer gezonden waarin de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk worden beschreven. Hiermee wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de actie die is ondernomen naar aanleiding van de motie en de doeltreffendheid en de effecten hiervan.

Artikel 4.7.12. Vervaltermijn

Met het opnemen van een vervaltermijn wordt recht gedaan aan de Aanwijzingen voor de subsidieverstrekking zoals die sinds 1 juli 2012 luiden (Stcrt. 2012, 13009). In deze aanwijzing is geregeld dat een subsidieregeling in beginsel vervalt binnen vijf jaar na inwerkingtreding.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven