Regeling van de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 mei 2015, kenmerk: FM 2015/799 M, tot vaststelling van de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 13, zevende lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht, voor het jaar 2015 (Regeling bekostiging financieel toezicht 2015).

De Minister van Financiën en de Staatsecretaris van Sociale zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 13, zevende lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht;

BESLUITEN:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. geconsolideerde jaarrekening:

jaarrekening waarin de activa, passiva, baten en lasten van personen die een groep of groepsdeel vormen en andere in de consolidatie meegenomen personen, als één geheel zijn opgenomen;

b. toezichtcategorie:

toezichtcategorie als bedoeld in bijlage II en III van de Wet bekostiging financieel toezicht.

Artikel 2

  • 1. Voor het kalenderjaar 2015 worden de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 13, zevende lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht, voor bijlage II, onderdeel ‘Toezichthouder: Autoriteit Financiële Markten’, als volgt vastgesteld:

    Toezichtcategorie

    Maatstaf

    Bandbreedtes

    Tarieven

    Aanbieders van krediet

    Particuliere cliënten(PC):

     

    € 1.140 vermeerderd met:

    Aantal particuliere cliënten dat met de aanbieder rechtstreeks of middellijk als wederpartij een overeenkomst is aangegaan inzake krediet

       
     

    >0 tot en met 5.000 PC

    € 3,45 per PC

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >5.000 tot en met 10.000 PC

    € 2,41 per PC

         
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >10.000 tot en met 100.000 PC

    € 0,34 per PC

         
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >100.000 PC

    € 0,17 per PC

    Accountantsorganisaties

    Omzet:

     

    € 1.600 in voorkomend geval vermeerderd met:

    Omzet uit wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang (OOB-controles) en bij controlecliënten die geen organisaties van openbaar belang zijn (niet OOB-controles)

    Omzet uit OOB-controles:

     
     

    >€ 0 tot en met € 10 miljoen

    € 33.240 per € miljoen omzet

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 10 miljoen tot en met € 20 miljoen

    € 15.928 per € miljoen omzet

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 20 miljoen

    € 8.587 per € miljoen omzet

         
     

    Omzet uit niet OOB-controles:

     
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 0 tot en met € 20 miljoen

    € 10.111 per € miljoen omzet

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 20 miljoen tot en met € 100 miljoen

    € 5.679 per € miljoen omzet

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 100 miljoen

    € 2.078 per € miljoen omzet

    Adviseurs en bemiddelaars

    Fte's:

     

    € 820 vermeerderd met:

    Het aantal werknemers en andere personen, die zich onder verantwoordelijkheid van de financiële dienstverlener direct of indirect bezighouden met financiële dienstverlening, waarbij het aantal deeltijdmedewerkers wordt omgerekend naar voltijdmedewerkers

       
     

    >0 tot en met 20,0 fte’s

    € 337 per fte

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >20,0 tot en met 200,0 fte’s

    € 307 per fte

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >200,0 tot en met 500,0 fte’s

    € 62 per fte

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >500,0 fte’s

    € 16 per fte

    Afwikkelondernemingen, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen

    Provisie-inkomsten (PI)

    Personen met PI in het bereik van:

     
       

    € 0 tot en met € 0,2 miljoen

    € 522

       

    >€ 0,2 miljoen tot en met € 0,5 miljoen

    € 1.140

       

    >€ 0,5 miljoen tot en met € 1 miljoen

    € 1.855

       

    >€ 1 miljoen tot en met € 5 miljoen

    € 2.533

       

    >€ 5 miljoen

    € 3.250

    Banken en clearinginstellingen

    Minimum omvang toetsingsvermogen (MTV):

     

    € 8.130 vermeerderd met:

         

    Minimum omvang toetsingsvermogen berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de Wet op het financieel toezicht worden bepaald

       
     

    >€ 0 tot en met € 80 miljoen MTV

    € 1.250 per € miljoen MTV

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 80 miljoen tot en met € 400 miljoen MTV

    € 541 per € miljoen MTV

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 400 miljoen tot en met € 4 miljard MTV

    € 282 per € miljoen MTV

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 4 miljard MTV

    € 82 per € miljoen MTV

    Beleggingsinstellingen en aanbieders van beleggingsobjecten

    Balanstotaal (BT):

     

    € 6.540 vermeerderd met:

    Het gezamenlijk balanstotaal waarover beheer wordt gevoerd

       
     

    >€ 0 tot en met € 5 miljard BT

    € 55,93 per € miljoen BT

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 5 miljard tot en met € 10 miljard BT

    € 31,15 per € miljoen BT

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 10 miljard tot en met € 15 miljard BT

    € 2,48 per € miljoen BT

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 15 miljard BT

    € 0,14 per € miljoen BT

    Beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening, exclusief exploitanten van een MTF

    Vergunningtypen in combinatie met effectenrekeningen:

       

    a. vergunningtypen voor het verlenen van beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

       

    b. het aantal effectenrekeningen (ER) bij of in beheer bij de desbetreffende instelling

    Vergunningtypen:

     
     

    Vergunning voor het ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    € 1.634 in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    Vergunning voor het uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    € 4.902 in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    Vergunning vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    € 6.536 in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    Vergunning voor beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    € 4.902 in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    Vergunning voor het begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgaranties als bedoeld in artikel 1:1van de Wet op het financieel toezicht

    € 1.634 in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    Vergunning voor het begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    € 1.634 in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    In combinatie met effectenrekeningen (ER):

    In alle gevallen vermeerderd met:

     

    0 tot en met 100 ER

    € 8,67 per ER

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >100 tot en met 1.000 ER

    € 6,89 per ER

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >1.000 tot en met 10.000 ER

    € 3,44 per ER

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >10.000 ER

    € 1,71 per ER

    Beleggingsondernemingen voor eigen rekening

    Handelaren:

     

    € 460 vermeerderd met:

    Het aantal in Nederland werkzame personen dat door de onderneming is belast met het verrichten van transacties in financiële instrumenten

       
     

    >0 handelaren

    € 1.165 per handelaar

    Centrale tegenpartijen

    Omzet:

    € 19.700 vermeerderd met:

    De aan de hand van de artikelen 41, 42 en 43 van Verordening (EU) Nr. 648/2012 (EMIR-verordening) te bepalen waarde van het geheel aan middelen dat de centrale tegenpartij aanhoudt ter dekking van de risico’s die zij loopt.

     
     

    >€ 0 tot en met € 10 miljoen

    € 1.470 per € miljoen omzet

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 10 miljoen tot en met € 100 miljoen

    € 440 per € miljoen omzet

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 100 miljoen tot en met € 1 miljard

    € 70 per € miljoen omzet

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 1 miljard

    € 50 per miljoen € omzet

    Effectenuitgevende instellingen: markt

    Marktkapitalisatie:

    De gemiddelde marktkapitalisatie (GMK) van de instelling.

       
     

    Personen als bedoeld in artikel 5:25i, eerste lid, artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, of artikel 5:60, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het aandelen uitgevende personen betreft niet zijnde beleggingsmaatschappijen:

    € 9.710 vermeerderd met:

     

    >€ 0 tot en met € 500 miljoen GMK

    € 41,48 per € miljoen GMK

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 500 miljoen tot en met € 1 miljard GMK

    € 25,26 per € miljoen GMK

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 1 miljard tot en met € 5 miljard GMK

    € 11,75 per € miljoen GMK

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 5 miljard GMK

    € 0,71 per € miljoen GMK

         
     

    Personen als bedoeld in artikel 5:25i, eerste lid, artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, of artikel 5:60, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het aandelen uitgevende personen betreft zijnde beleggingsmaatschappijen

    € 1.320

     

     
     

    Personen als bedoeld in artikel 5:25i, eerste lid, artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, ofartikel 5:60, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het schuldpapier uitgevende personen betreft

    € 980

    Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving

    Marktkapitalisatie terwijl voor partijen die geen marktkapitalisatie kennen het eigen vermogen relevant is:

       

    Marktkapitalisatie:

       

    De gemiddelde marktkapitalisatie (GMK) van de instelling.

       

    Eigen vermogen:

       

    Eigen vermogen (EV).

    Personen als bedoeld in artikel 5:25b, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht of artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving voor zover zij een geconsolideerde jaarrekening opstellen:

    € 6.970 vermeerderd met:

     

    >€ 0 tot en met € 500 miljoen GMK of EV

    € 27,38 per € miljoen GMK of EV

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 500 miljoen tot en met € 1 miljard GMK of EV

    € 16,64 per € miljoen GMK of EV

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 1 miljard tot en met € 5 miljard GMK of EV

    € 8,32 per € miljoen GMK of EV

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 5 miljard GMK of EV

    € 0,47 per € miljoen GMK of EV

         
     

    Personen als bedoeld in artikel 5:25b, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht of artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving voor zover zij geen geconsolideerde jaarrekening opstellen

    € 3.260

    Financiële infrastructuur: marktexploitanten en exploitanten van een MTF

    Transacties:

     

    € 57.480 vermeerderd met:

    Het aantal transacties (enkele telling) in financiële instrumenten dat tot stand is gekomen volgens de regels en de systemen van de desbetreffende gereglementeerde markt of multilaterale handelsfaciliteit.

       
     

    >0 tot en met 10.000 transacties

    € 0,6837 per transactie

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >10.000 tot en met 100.000 transacties

    € 0,2067 per transactie

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >100.000 tot en met 1.000.000 transacties

    € 0,0350 per transactie

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >1.000.000 transacties

    € 0,0239 per transactie

    Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen

    Deze categorie kent twee heffingsmaatstaven die beide worden toegepast:

     

    € 700 vermeerderd met:

    1. Deelnemers:

    Deelnemers:

     

    Aantal actieve deelnemers

    >0 tot en met 100.000 deelnemers

    € 0,43 per deelnemer

    2. Vermogen:

     

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    Som van de technische voorzieningen en het eigen vermogen (TV+EV)

    >100.000 tot en met 500.000 deelnemers

    € 0,05 per deelnemer

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >500.000 tot en met 1.000.000 deelnemers

    € 0,03 per deelnemer

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >1.000.000 deelnemers

    € 0,01 per deelnemer

         
     

    In combinatie met Vermogen:

    In alle gevallen vermeerderd met:

     

    >€ 0 tot en met € 10 miljard TV+EV

    € 2,71 per € miljoen TV+EV

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 10 miljard tot en met € 50 miljard TV+EV

    € 0,38 per € miljoen TV+EV

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV+EV

    € 0,10 per € miljoen TV+EV

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 100 miljard TV+EV

    € 0,04 per € miljoen TV+EV

    Verzekeraars: Leven- en pensioen

    Premie-inkomen:

     

    € 2.730 vermeerderd met:

    Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN) uit pensioenverzekeringen en levensverzekeringen

       
     

    >€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN

    € 488,80 per € miljoen BPIN

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN

    € 291,20 per € miljoen BPIN

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN

    € 98,80 per € miljoen BPIN

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 3 miljard BPIN

    € 24,96 per € miljoen BPIN

    Verzekeraars: Schade

    Premie-inkomen:

     

    € 1.250 vermeerderd met:

    Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN)

       
     

    >€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN

    € 140,71 per € miljoen BPIN

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN

    € 84,26 per € miljoen BPIN

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN

    € 28,09 per € miljoen BPIN

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 3 miljard BPIN

    € 6,96 per € miljoen BPIN

    Verzekeraars: zorg

    Premie-inkomen:

     

    € 750 vermeerderd met:

    Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN)

       
     

    >€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN

    € 2,21 per € miljoen BPIN

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN

    € 1,32 per € miljoen BPIN

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN

    € 0,44 per € miljoen BPIN

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 3 miljard BPIN

    € 0,11 per € miljoen BPIN

  • 2. Twee of meer aanbieders van beleggingsobjecten waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:55 van de Wet op het financieel toezicht en die gedurende het gehele jaar, in steeds dezelfde samenstelling, gezamenlijk aanbiedingen doen aan consumenten, of deze aanbiedingen aan consumenten gezamenlijk beheren, worden voor de toepassing van artikel 2 aangemerkt als één persoon.

Artikel 3

  • 1. Voor het kalenderjaar 2015 worden de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 13, zevende lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht, voor bijlage II, onderdeel ‘Toezichthouder: de Nederlandsche Bank’, als volgt vastgesteld:

    Toezichtcategorie

    Maatstaf

    Bandbreedtes

    Tarieven

    Beleggingsinstellingen

    Balanstotaal (BT):

     

    € 4.000 vermeerderd met:

         
         

    Het gezamenlijk balanstotaal waarover beheer wordt gevoerd

    >€ 0 tot en met € 5 miljard BT

    € 8 per € miljoen BT

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 5 miljard tot en met € 10 miljard BT

    € 6 per € miljoen BT

         
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 10 miljard tot en met € 15 miljard BT

    € 0,50 per € miljoen BT

         
       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 15 miljard BT

    € 0,20 per € miljoen BT

    Beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening

    Vergunningtypen in combinatie met effectenrekeningen:

     

    € 2.500 in voorkomend geval vermeerderd met:

    a. vergunningtypen voor het verlenen van beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

       

    b. het aantal effectenrekeningen (ER) bij of in beheer bij de desbetreffende instelling

       
     

    Vergunningtypen:

     
     

    Vergunning voor het ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    € 0

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    Vergunning voor het uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    € 3.000

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    Vergunning vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    € 3.000

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    Vergunning voor beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    € 0

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    Vergunning voor het begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgaranties als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    € 5.000

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    Vergunning voor het begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    € 2.500

         
     

    In combinatie met effectenrekeningen (ER):

    In alle gevallen vermeerderd met:

         
     

    >0 tot en met 250 ER

    € 0

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >250 tot en met 10.000 ER

    € 14,00 per ER boven de 250 ER

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >10.000 ER

    € 0

    Beleggingsondernemingen voor eigen rekening

    Handelaren:

     

    € 3.500 vermeerderd met:

    Aantal in Nederland werkzame personen dat door de beleggingsonderneming is belast met het verrichten van transacties in financiële instrumenten

       
     

    >0 handelaren

    € 725 per handelaar

    Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen

    Provisie-inkomsten (PI)

    Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:3a, eerste lid, 2:3e, eerste lid, of 2:10a van de Wet op het financieel toezicht:

     
       

    Personen met PI in het bereik van:

     

    € 0 tot en met € 0,2 miljoen

    € 18.000

       

    >€ 0,2 miljoen tot en met € 0,5 miljoen

    € 38.000

       

    >€ 0,5 miljoen tot en met € 1 miljoen

    € 68.000

       

    >€ 1 miljoen tot en met € 5 miljoen

    € 110.000

       

    >€ 5 miljoen tot en met € 50 miljoen

    € 152.000

       

    >€ 50 miljoen

    € 194.000

       

    Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:54i, eerste lid, of 2:54l, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht

    € 3.000

    Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen

    Instellingen met vereist eigen vermogen (excl. premie-pensioeninstellingen):

     

    € 2.000 vermeerderd met:

    Som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen (TV+VEV), vermenigvuldigd met een bonus/malus factor.

       

    De bonus/malus factor is gelijk aan de som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen (TV+VEV), gedeeld door de som van de technische voorziening pensioenverplichtingen en het (aanwezige) eigen vermogen (TV+EV).

       
     

    >€ 0 tot en met € 10 miljard TV+VEV

    € 53,57 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV))

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 10 miljard tot en met € 50 miljard TV+VEV

    € 8,04 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV))

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV+VEV

    € 2,14 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV))

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 100 miljard TV+VEV

    € 0,54 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV))

         

    Instellingen zonder vereist eigen vermogen (en premie-pensioeninstellingen):

     

    € 2.000 vermeerderd met:

    Technische voorziening pensioenverplichting (TV)

       
     

    >€ 0 tot en met € 10 miljard TV

    € 53,57 per € miljoen TV

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    > € 10 miljard tot en met € 50 miljard TV

    € 8,04 per € miljoen TV

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV

    € 2,14 per € miljoen TV

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 100 miljard TV

    € 0,54 per € miljoen TV

    Trustkantoren

    Omzet

    Personen met een omzet in het bereik van:

     

    € 0 tot en met € 0,1 miljoen

    € 5.500

       

    >€ 0,1 miljoen tot en met € 0,2 miljoen

    € 12.500

       

    >€ 0,2 miljoen tot en met € 0,5 miljoen

    € 21.000

       

    >€ 0,5 miljoen tot en met € 1 miljoen

    € 31.000

       

    >€ 1 miljoen tot en met € 2 miljoen

    € 45.000

       

    >€ 2 miljoen tot en met € 5 miljoen

    € 62.000

       

    >€ 5 miljoen

    € 88.000

    Verzekeraars niet zijnde zorgverzekeraars

    Premie-inkomen:

     

    € 2.000 vermeerderd met:

    Bruto premie-inkomen (BPI)

       
     

    >€ 0

    € 834 per € miljoen BPI

    Zorgverzekeraars

    Aantal verzekerden

     

    € 2.000 vermeerderd met:

    >0 verzekerden

    € 0,28 per verzekerde

  • 2. Voor het kalenderjaar 2015 worden de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 13, zevende lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht, voor bijlage III, onderdeel ‘Toezichthouder: de Nederlandsche Bank’, als volgt vastgelegd:

    Toezichtcategorie

    Maatstaf

    Bandbreedtes

    Tarieven

    Banken

    Minimum omvang toetsingsvermogen (MTV):

    Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:4, 2:11, 2:20, 3:4, eerste lid, of 3:110, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht

     

    Minimum omvang toetsingsvermogen berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de Wet op het financieel toezicht worden bepaald

       
     

    In verband met de kosten voor het toezicht met uitzondering van de werkzaamheden als nationale afwikkelingsautoriteit:

    € 35.000 vermeerderd met:

     

    >€ 0 tot en met € 80 miljoen MTV

    € 5.775 per € miljoen MTV

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 80 miljoen tot en met € 400 miljoen MTV

    € 2.487 per € miljoen MTV

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 400 miljoen tot en met € 4 miljard MTV

    € 1.308 per € miljoen MTV

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 4 miljard MTV

    € 381 per € miljoen MTV

         
       

    vermeerderd met:

     

    In verband met de kosten voor de werkzaamheden als nationale afwikkelingsautoriteit:

    € 500,– vermeerderd met:

     

    >€ 0 tot en met € 80 miljoen MTV

    € 467,– per € miljoen MTV

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 80 miljoen tot en met € 400 miljoen MTV

    € 201,– per € miljoen MTV

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 400 miljoen tot en met € 4 miljard MTV

    € 106,– per € miljoen MTV

       

    in voorkomend geval vermeerderd met:

     

    >€ 4 miljard MTV

    € 31,– per € miljoen MTV

Artikel 4

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 5

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bekostiging financieel toezicht 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

De Staatssecretaris van Sociale zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

TOELICHTING

Algemeen

De wijze waarop de kosten van het doorlopend toezicht op de financiële markten door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) jaarlijks in rekening wordt gebracht bij onder toezicht staande instellingen1 is geregeld in artikel 13 van de Wet bekostiging financieel toezicht (Wbft) en op onderdelen nader uitgewerkt in het Besluit bekostiging financieel toezicht. Zoals in deze toelichting nog nader aan de orde wordt gesteld, heeft de vaststelling van de tarieven voor 2015 een bijzonder karakter vanwege de afschaffing van de overheidsbijdrage aan de kosten van het toezicht

Allereerst wordt vastgesteld welke bedragen in totaal in rekening worden gebracht voor het toezicht. In verband met het Europees bankentoezicht wordt in het geval van DNB onderscheid gemaakt tussen het bedrag dat in rekening wordt gebracht aan personen die behoren tot toezichtcategorieën in bijlage II van de Wbft en aan banken, die behoren tot de toezichtcategorie in bijlage III van de Wbft. Artikel 13, tweede tot en met het vierde lid, van de Wbft schrijft voor op welke wijze deze bedragen worden vastgesteld. Daaruit volgt dat onder meer rekening wordt gehouden met het exploitatiesaldo van de toezichthouders in het voorafgaande jaar. In 2014 hebben de AFM en DNB allebei een exploitatieoverschot gerealiseerd.

De berekening voor het jaar 2015 is in onderstaand overzicht weergegeven. Tabel 1 heeft betrekking op de totale toezichtkosten terwijl Tabel 2 de voor DNB relevante splitsing maakt tussen de bijlagen II en III.

Tabel 1:Berekening van de te heffen bedragen (in mln. euro’s)
 

AFM

DNB

Totaal begrote toezichtkosten

87,2

157,5

Af: Begrote opbrengsten ter dekking eenmalige toezichthandelingen

7,1

1,5

Af: Begrote kosten BES-toezicht

0,3

0,9

Overige kosten (waarvan kosten DNB afwikkelingsautoriteit)

79,8

155,1 (5,1)

Exploitatiesaldo 2014

-4,6

-10,6

Totaal te heffen op grond van art. 13 van de Wbft

75,2

144,5

Tabel 2: Opsplitsing van de voor 2015 door DNB te heffen bedragen naar bijlage (in mln. euro’s)
 

DNB Bijlage II

DNB Bijlage III

Overige kosten (waarvan kosten DNB afwikkelingsautoriteit)

80,6

74,5 (5,1)

Exploitatiesaldo 2014

-2,6

-8,0

Totaal te heffen op grond van art. 13 van de Wbft (waarvan kosten DNB afwikkelingsautoriteit)

78,0

66,5 (5,1)

Nadat de totaal te heffen bedragen zijn bepaald, worden zij aan de hand van procentuele aandelen die zijn opgenomen in bijlage II en III van de Wbft toegerekend aan de toezichtcategorieën (artikel 13, vijfde lid, van de Wbft).

Het omslaan van kosten over personen binnen een toezichtcategorie

Het aan een toezichtcategorie toegerekende bedrag wordt omgeslagen over de personen die deel uitmaken van die categorie. Dit gebeurt met behulp van maatstaven die evenals de procentuele aandelen zijn opgenomen in bijlage II en III van de Wbft. De maatstaven worden in deze regeling nader ingedeeld in bandbreedtes. Voor elke bandbreedte geldt een tarief. Daarnaast geldt in de meeste gevallen een minimumtarief.

Bij het vaststellen van de minimumtarieven en de tarieven van de bandbreedtes worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • a. de tarieven hebben veelal een degressieve structuur in overeenstemming met de afnemende intensiteit van het toezicht per eenheid bij een grotere omvang van de persoon;

  • b. bij het vaststellen van de minimumtarieven wordt rekening gehouden met het draagkrachtbeginsel. Zoals hieronder nader zal worden toegelicht, is dit jaar extra rekening gehouden met het draagkrachtbeginsel vanwege de motie-Aukje de Vries om kleine partijen meer te ontzien2;

  • c. de tariefstructuur wordt in principe gevormd door een minimumtarief in combinatie met maximaal vier (degressieve) bandbreedtes waarbij de verschuldigde bedragen van het minimumtarief en de bandbreedte(s) die op de persoon onder toezicht van toepassing zijn bij elkaar worden opgeteld;

  • d. er is geen maximumheffing;

  • e. in een aantal toezichtcategorieën waar dit vanwege de samenstelling van de toezichtcategorie meer voor de hand ligt, wordt gewerkt met een schijvenstructuur waarbij de hoogte van de op te leggen heffing overeenkomt met het tarief van de bandbreedte (het ‘bereik’) waarin de onder toezicht staande persoon, vanwege zijn (bedrijfs)omvang, valt. In sommige gevallen wordt gewerkt met één vast tarief;

  • f. er bestaat zo veel mogelijk consistentie in de tariefstructuren (bandbreedtes en mate van degressiviteit) van categorieën die zowel onder toezicht staan van de AFM als van DNB.

De berekening van een te heffen bedrag

Om de op te leggen heffing vast te stellen, bepaalt de toezichthouder in welke bandbreedte de betreffende onder toezichtstaande persoon valt. Indien een persoon in meerdere bandbreedtes valt, is hij voor ieder van die bandbreedtes het daarbij behorende tarief verschuldigd. Dit komt in de regeling tot uitdrukking door de woorden ‘in voorkomend geval vermeerderd met’. Het aldus verschuldigde bedrag wordt verhoogd met een vast minimumtarief.

Voor de volgende toezichtcategorieën wordt van deze systematiek afgeweken:

  • Voor de categorieën ‘Afwikkelondernemingen, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen’ van de AFM, ‘Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen’ en ‘Trustkantoren’ van DNB is de heffing gelijk aan het vaste tarief dat is vastgesteld voor de hoogste bandbreedte waarin de onder toezicht staande persoon valt.

  • Bij de toezichtcategorie ‘Beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening exclusief exploitanten van een MTF’ van de AFM en ‘Beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening’ van DNB, worden aan de onder toezicht staande personen verschillende vaste tarieven in rekening gebracht voor vergunningttypen waarover zij beschikken. Voor het berekenen van de heffingen van DNB wordt daar nog een minimumtarief bij opgeteld, voor het berekenen van de heffingen van de AFM geldt geen minimumtarief in aanvulling op de vaste tarieven per vergunning. Als een persoon over meerdere vergunningtypen beschikt, worden de verschillende vaste bedragen bij elkaar opgeteld. Door vaste tarieven per vergunning in rekening te brengen wordt het verschil in toezichtintensiteit, dat mede afhankelijk is van de aard van een vergunning en het aantal vergunningen, tot uiting gebracht. Daarnaast geldt een variabel tarief afhankelijk van het aantal effectenrekeningen. Bij de AFM zijn voor dit variabele tarief degressieve bandbreedtes vastgesteld en bij DNB één tarief per effectenrekening. Bij DNB geldt daarnaast een minimum en maximum variabel tarief dat overeenkomt met het tarief voor 250 respectievelijk 10.000 effectenrekeningen.

  • Bij de toezichtcategorieën ‘Accountantsorganisaties’ van de AFM en ‘Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen’ van de AFM en DNB is de bandbreedte gekoppeld aan twee maatstaven waardoor de toezichthouder tweemaal moet vaststellen in welke bandbreedtes de betreffende onder toezicht staande persoon valt.

  • Voor een aantal personen in de categorieën ‘Effectenuitgevende instellingen: markt’ en ‘Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving’ (AFM) alsmede in de categorie ‘Betaalinstelling en elektronischgeldinstelling’ (DNB) geldt enkel een vast bedrag.

Bijzonderheden tarieven 2015

A. Effecten wegvallen overheidsbijdrage

Per 1 januari 2015 is de Wet bekostiging financieel toezicht gewijzigd, waarmee onder meer de overheidsbijdrage is komen te vervallen. In de memorie van toelichting bij de wijzigingswet3 is aandacht besteed aan de gevolgen van het wegvallen van de overheidsbijdrage voor de heffingen. Daarbij kwam aan de orde dat de overheidbijdrage door de toezichthouders vooral werd ingezet om de volgende activiteiten te bekostigen:

  • repressieve handhavingsactiviteiten;

  • activiteiten die vanwege hun karakter niet eenduidig zijn toe te kennen aan een toezichtcategorie (zoals het toezicht op de naleving van de Sanctiewet 1977);

  • de kosten die de toezichthouder maakt vanwege zijn betrokkenheid bij de voorbereiding van wet- en regelgeving;

  • activiteiten waarvan de kosten niet volledig gedekt worden vanuit op te leggen heffingen voor eenmalige handelingen (toezicht op emissies);

  • het toezicht op Europese paspoorthouders.

De AFM en DNB bekostigen ook deze activiteiten vanaf 2015 vanuit de heffingen die de personen die onder toezicht staan betalen. Voor wat betreft emissies gebeurt dit niet door middel van een verhoging van de tarieven voor het doorlopend toezicht (het toezicht op emissies is niet doorlopend), maar via een verhoging van het tarief voor de heffing die per emissie door de AFM in rekening wordt gebracht. Deze heffingen zijn per 1 januari 2015 kostendekkend gemaakt. Voor de andere kosten geldt dat zij zoveel mogelijk aan de verschillende toezichtcategorieën uit bijlage II en III van de Wbft worden toegerekend. Voor zover dat niet mogelijk is, komen zij naar rato ten laste van alle toezichtcategorieën. Dit leidt tot een stijging van de tarieven in bijna alle toezichtcategorieën, ondanks het positieve exploitatiesaldo van zowel de AFM als DNB.

Omdat sommige categorieën in het verleden meer baat hadden bij de overheidsbijdrage dan andere, leidt het wegvallen van die bijdrage niet tot een proportionele stijging van de tarieven in alle categorieën. Zo besteedde de AFM een relatief groot deel van de overheidsbijdrage aan toezicht op de categorieën ‘Adviseurs en bemiddelaars’ en ‘Effectenuitgevende instellingen: markt’ en DNB aan toezicht op de categorieën ‘Betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen’ en ‘Trustkantoren’. De tarieven van deze categorieën stijgen door het wegvallen van de overheidsbijdrage dan ook het meest.

Met de wijziging van de Wet bekostiging financieel toezicht per 1 januari 20154 is verder de procentuele bijdrage van een aantal categorieën aan de totale toezichtkosten bijgesteld. Ook dit heeft eraan bijgedragen dat de tarieven niet in alle categorieën proportioneel stijgen.

B. Ontzien kleine partijen

Één van de uitgangspunten bij het vaststellen van de tarieven is het draagkrachtbeginsel (uitgangspunt b). Het draagkrachtbeginsel leidt er bijvoorbeeld toe dat de minimumtarieven niet te hoog worden vastgesteld, om het risico dat die een te grote barrière vormen voor toetreding te beperken. Bij de parlementaire behandeling van de Wijziging van de Wbft die per 1 januari 2015 in werking is getreden, is verder een motie aangenomen waarin is verzocht ervoor te zorgen dat kleinere partijen bij de uitwerking in de ministeriële regeling meer worden ontzien bij het vaststellen van de nieuwe, hogere tarieven5. Ik zal in het navolgende toelichten hoe hieraan gehoor is gegeven bij het vaststellen van de tarieven.

In de meeste toezichtcategorieën bestaat de heffing uit een minimumtarief en een variabele heffing. In die categorieën is het algemeen uitgangspunt geweest om stijgingen van de tarieven zoveel mogelijk via de tarieven voor het variabel deel van de heffing op te vangen. Omdat grotere partijen meer variabel tarief betalen, dragen zij een groter deel van de stijgingen dan kleine partijen. Voor de toezichtcategorieën van DNB is dit gerealiseerd door de minimumtarieven gelijk te houden ten opzichte van vorig jaar. Voor de toezichtcategorieën van de AFM is ervoor gekozen om de minimumtarieven wel te verhogen, maar ze minder te laten stijgen dan de totale heffing. De reden is dat bij de AFM een groter gedeelte van de opbrengst van de heffingen wordt opgebracht door middel van de minimumtarieven. Als die tarieven gelijk zouden blijven, zou de stijging van de tarieven voor het variabele deel van de heffing die daarvan het gevolg zou zijn een te grote belasting voor de grotere partijen opleveren. Er is voor gekozen om de minimumtarieven te laten stijgen met de helft van de stijging van het door te berekenen bedrag 2015 te opzichte van 2014. Als het door te berekenen bedrag van een toezichtcategorie dit jaar ten opzichte van 2014 stijgt met 50% dan stijgt het minimumtarief met 25%. Het resterende deel is evenredig verdisconteerd via de variabele tarieven.

Ook in de categorieën waar de heffing niet is opgebouwd uit een minimumtarief en een variabel tarief, zijn kleine partijen ontzien bij het vaststellen van de hogere tarieven.

In de categorieën ’Afwikkelondernemingen, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen’ van de AFM en ‘Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen’ en ‘Trustkantoren’ van DNB bestaat de heffing uit een vast tarief dat afhangt van de omvang van de instelling. Om de kleinere partijen te ontzien is ervoor gekozen om de vaste tarieven voor de kleinere partijen in deze categorieën minder te laten stijgen dan de vaste tarieven voor de grotere partijen. Daarbij geldt dat hoe groter de instelling is, hoe groter de procentuele stijging van het tarief.

De heffing voor ‘Beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening, exclusief exploitanten van een MTF’ van de AFM bestaat uit een variabel tarief per effectenrekening en een vast bedrag per vergunningtype, dat per onderneming kan verschillen omdat binnen deze categorie verschillende combinaties van vergunningtypen mogelijk zijn. Om kleine partijen in deze categorie te ontzien is ervoor gekozen om het vaste bedrag per vergunningtype minder te laten stijgen dan het door te berekenen bedrag in 2015 ten opzichte van 2014. De lagere stijging van de tarieven voor de vergunningtypen wordt opgevangen door het tarief per effectenrekening iets extra te verhogen.

In de overige categorieën – 'Beleggingsondernemingen voor eigen rekening’, ‘Beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening’ en ‘Zorgverzekeraars’ van DNB en ‘Centrale tegenpartijen’ van de AFM – is sprake van dalende tarieven. De toezichtcategorie ‘Verzekeraars: zorg’ van de AFM is dit jaar een nieuwe categorie.

C. Omvang en samenstelling van toezichtcategorieën

De hoogte van de tarieven hangt samen met het aantal personen dat deel uitmaakt van een toezichtcategorie en de omvang van die personen. In 2015 is de populatie in de categorieën ‘Beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening exclusief exploitanten van een MTF’ van de AFM en in de categorieën ‘Beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening’ en ‘Pensioenfondsen’ van DNB afgenomen. Hierdoor zijn de tarieven voor de overgebleven personen hoger dan zij bij een gelijkblijvende populatie zouden zijn geweest.

Artikelsgewijs

Artikel 2

In dit artikel worden de bandbreedtes en tarieven voor het doorlopend toezicht van de AFM voor het kalenderjaar 2015 per categorie vastgesteld.

Per 1 januari 2015 bestaat bij de AFM een nieuwe categorie: ‘Verzekeraars: zorg’. Voor de berekening van de heffingen voor het toezicht van de AFM maakten zorgverzekeraars tot en met 2014 deel uit van de toezichtcategorie ‘Verzekeraars: schade’. Per 1 januari 2015 zijn zij echter evenals bij DNB voor de heffingen van de AFM opgenomen in een aparte toezichtcategorie. De reden dat voor de zorgverzekeraars nu ook bij de AFM eigen tarieven gelden, is dat is gebleken dat het gedragstoezicht van de AFM op zorgverzekeraars veel beperkter is dan op andere schadeverzekeraars, omdat zij ook onder toezicht staan van de Nederlandse Zorgautoriteit. Deze wijziging leidt ertoe dat de toezichtcategorie ‘Verzekeraars: schade niet zijnde zorg’ bestaat uit minder personen en dat de tarieven stijgen. De tarieven komen daarmee wel meer in lijn met de intensiteit van het toezicht op de schadeverzekeraars. Voor zorgverzekeraars dalen de tarieven in vergelijking met de tarieven die vorig jaar voor hen golden toen ze nog deel uitmaakten van de categorie ‘Verzekeraars: schade’.

Evenals voorgaande jaren is er een regeling getroffen voor aanbieders van beleggingsobjecten die gezamenlijk een aanbod aan de consument uitbrengen. Doorgaans is de tweede aanbieder een (onafhankelijke) rechtspersoon, die de activa dan wel de opbrengstrechten ten behoeve van de consument bewaart. Een dergelijke constructie kan extra bescherming bieden aan consumenten in het geval van faillissement van de eerste aanbieder. Doorberekening van het vaste minimumbedrag aan beide aanbieders kan het uitbrengen van een gezamenlijk aanbod – en dus ook van extra zekerheid voor de consument – ontmoedigen. Gelet hierop en op het feit dat de vanuit het vaste tarief te dekken toezichtinspanning niet of nauwelijks wijzigt, is een dubbele heffing van het vaste minimumbedrag met dit artikel uitgesloten. De aanbieders blijven ieder wel hoofdelijk aansprakelijk voor wat betreft de vordering van de AFM op de aanbieders.

Artikel 3

In dit artikel worden de bandbreedtes en tarieven voor het doorlopend toezicht van DNB voor het kalenderjaar 2015 per categorie vastgesteld. Het eerste lid heeft daarbij betrekking op de tarieven voor instellingen uit toezichtcategorieën in bijlage II van de Wbft, het tweede lid op de tarieven voor banken, die zijn ondergebracht in bijlage III van de Wbft.

Voor de wijzigingen van de Wbft die per 1 januari 2015 in werking zijn getreden, vormden bij DNB de clearinginstellingen samen met de banken een toezichtcategorie met als maatstaf ‘minimum omvang toetsingsvermogen’. Per 1 januari 2015 maken de clearinginstellingen echter deel uit van de categorie ‘Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen’. In die categorie geldt als maatstaf de provisie-inkomsten.

In de categorieën ‘Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen’ en ‘Trustkantoren’ is sprake van een sterke stijging van de tarieven vanwege het afschaffen van de overheidsbijdrage.

Bij het vaststellen van de tarieven is rekening gehouden met een aantal verrekeningen tussen toezichtcategorieën met betrekking tot de toezichtkosten voor 2013. Deze verrekeningen vinden plaats in 2015 op grond van artikel II van de Wet van 10 december 2014 tot wijziging van de Wet bekostiging financieel toezicht6.

De door te belasten toezichtkosten aan personen in de categorie in bijlage III (banken) worden in rekening gebracht op basis van de minimum omvang van het toetsingsvermogen, als bedoeld in artikel 3:57 Wft, en verder uitgewerkt in deel 3 van de Verordening Kapitaalvereisten. Dit bedrag wordt door de toezichthouder bepaald op basis van de ingediende jaarstaten. In de jaarstaten t/m 2013 betrof dit het daarin opgenomen begrip 'Capital Requirements'. Dit bedrag werd berekend op basis van de in de jaarstaten opgenomen ‘Risicogewogen Activa’ (RWA). In de gewijzigde jaarstaten vanaf 2014 is dit begrip RWA echter niet meer opgenomen. Vanaf 2014 wordt voor de berekening van de te factureren toezichtkosten daarom gebruik gemaakt van de gerapporteerde ‘Total Risk Exposure Amount’ (TREA). Dit getal wordt met 0,08 vermenigvuldigd om te komen tot het minimum omvang van het toetsingsvermogen als bedoeld in artikel 3:57 Wft.

Onderdeel van de heffing voor banken is een heffing voor begrote kosten van DNB als afwikkelingsautoriteit. DNB maakt deze kosten, omdat zij per 1 januari 2015 voor de uitvoering van verordening (EU) nr. 806/20147 is aangewezen als nationale afwikkelingsautoriteit8 en beschikt over een aantal bevoegdheden in dat kader, zoals het vaststellen van afwikkelplannen. De tarieven voor de kosten in verband met deze werkzaamheden zijn in de regeling apart weergegeven. De totale heffing voor elke bank bestaat uit de som van eenmaal een minimumtarief en een variabel tarief voor de kosten van het toezicht met uitzondering van de werkzaamheden als nationale afwikkelingsautoriteit (de kosten voor het ‘reguliere’ doorlopend toezicht) en eenmaal een minimumtarief en een variabel tarief voor de kosten van de werkzaamheden als nationale afwikkelingsautoriteit. Omdat het de voorkeur heeft om de kosten van de werkzaamheden van DNB als afwikkelingsautoriteit zoveel mogelijk gescheiden te houden van de overige toezichtkosten van DNB, zal bij de implementatie van het Europees kader voor herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen een nieuwe bijlage IV in het leven worden geroepen voor het doorberekenen van deze kosten.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

De Staatssecretaris van Sociale zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

In overeenstemming met de in de Wet bekostiging financieel toezicht gehanteerde begrippen wordt hierna gesproken van 'personen'.

X Noot
2

Kamerstukken II 2014/15, 33 957, nr. 9

X Noot
3

Memorie van toelichting bij de Wet van 10 december 2014 tot wijziging van de Wet bekostiging financieel toezicht in verband met de afschaffing van de overheidsbijdrage, de invoering van Europees bankentoezicht en de bestemming van door de Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandsche Bank opgelegde dwangsommen en boetes, Kamerstukken II 2013/14, 33 957, nr. 3

X Noot
4

Wet van 10 december 2014 tot wijziging van de Wet bekostiging financieel toezicht in verband met de afschaffing van de overheidsbijdrage, de invoering van Europees bankentoezicht en de bestemming van door de Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandsche Bank opgelegde dwangsommen en boetes

X Noot
5

Kamerstukken II 2014-2015, 33 957, nr. 9

X Noot
6

Wet van 10 december 2014 tot wijziging van de Wet bekostiging financieel toezicht in verband met de afschaffing van de overheidsbijdrage, de invoering van Europees bankentoezicht en de bestemming van door de Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandsche Bank opgelegde dwangsommen en boetes (Stb. 2014, 532)

X Noot
7

Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 225).

X Noot
8

Artikel 3a Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten

Naar boven