Kennisgeving van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 10 april 2015 nr. ELVV/15047696 ingevolge artikel 2.19, tweede lid, Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB

De Staatssecretaris van Economische Zaken maakt bekend:

De gelijkwaardige praktijken, bedoeld in artikel 43, derde lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, waaraan landbouwers kunnen deelnemen zijn de volgende certificeringsregelingen:

  • het akkerbouw-strokenpakket, inclusief Vogelakker, en

  • Veldleeuwerik-pakket.

Het akkerbouw-strokenpakket, inclusief Vogelakker

1. Algemene voorwaarden

  • 1.1. Een landbouwer die gebruik maakt van dit certificaat vult zijn verplichtingen met betrekking tot ecologische aandachtsgebieden (EA) volledig in met de in dit certificaat voorgeschreven verplichte maatregelen en zo nodig aangevuld met de facultatieve maatregelen.

  • 1.2. De deelnemer voldoet voor wat betreft de vergroeningseisen ‘gewasdiversificatie’ en ‘blijvend grasland’ aan de artikelen 44 en 45 van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

2. Verplichte maatregelen

De voor iedere deelnemer verplichte maatregel bestaat uit het beheren van randen of stroken op de velden voor in het wild levende diersoorten of specifieke fauna. Deze randen of stroken liggen op of grenzen aan bouwland en:

  • a. maken ten minste 30 procent uit van de gewogen oppervlakte van de EA verplichting van de deelnemer;

  • b. zijn voor 15 april van het aanvraagjaar ingezaaid met een mengsel van met name kruidachtigen, eventueel aangevuld met granen of gras, ter bevordering van de biodiversiteit;

  • c. zijn ten minste 3 meter breed en maximaal 20 meter;

  • d) worden niet bemest en er worden geen gewasbeschermingsmiddelen toegepast;

  • e. blijven in de winterperiode voor ten minste 50 procent van de oppervlakte in stand. Dit betekent dat op ten minste 50 procent van de randen of stroken vegetatie van het ingezaaide mengsel aanwezig is gedurende de periode 1 oktober van het aanvraagjaar tot ten minste 1 februari van het jaar volgend op het aanvraagjaar, en

  • f. tellen mee voor de EA verplichting met een wegingsfactor van 1,5.

3. Facultatieve maatregelen

  • 3.1.1. De beheerde randen of stroken kunnen uitsluitend worden aangevuld met, naar keuze van de landbouwer, één of meer van de volgende elementen of maatregelen:

    • a. aan de randen of stroken aangrenzende sloten;

    • b. landschapselementen en randen of stroken met direct aangrenzende oevervegetatie met een maximale breedte van 10 meter;

    • c. vanggewassen, bedoeld in bijlage 2 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, of

    • d. stikstofbindende gewassen, bedoeld in artikel 2.17, eerste lid, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.

  • 3.1.2. Als in 3.1.1, onderdeel a, bedoelde sloten worden aangemerkt een samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water van minimaal 1 meter breed en maximaal 6 meter breed, gemeten van insteek tot insteek, alsmede de bijbehorende bodem en oevers.

  • 3.2. Voor de in 3.1 genoemde elementen zijn de wegingsfactoren genoemd in bijlage II van Verordening (EU) nr. 639/2014 van toepassing. Ook gelden onverkort de afmetingseisen uit artikel 45, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 639/2104 voor de verschillende landschapselementen.

  • 3.3. De in 3.1.1. onder a juncto 3.1.2. genoemde sloten grenzen aan beheerde stroken (genoemd in artikel 2.1) of aan stroken met oevervegetatie (genoemd in 3.1.b) en hebben een minimale lengte van 10 meter.

  • 3.4.1. In de teelt van de stikstofbindende gewassen luzerne, rode klaver, wikke, rolklaver en esparcette is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet toegestaan en is het gebruik van meststoffen wel toegestaan.

  • 3.4.2. In de teelt van de stikstofbindende gewassen lupine en veldbonen is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen toegestaan en is het gebruik van meststoffen niet toegestaan.

  • 3.4.3. Voor alle stikstofbindende gewassen geldt dat:

    • a. irrigatie niet is toegestaan, en

    • b. eenzelfde gewas niet gedurende twee opeenvolgende jaren op dezelfde plaats wordt ingezaaid.

  • 3.5. Voor vanggewassen gelden, naast de voorwaarden in artikel 2.17, eerste lid, onderdeel d, juncto bijlage 2 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, de volgende aanvullende voorwaarden:

    • a. het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en irrigatie is niet is toegestaan, en

    • b. eenzelfde gewas wordt niet gedurende twee opeenvolgende jaren op dezelfde plaats ingezaaid.

  • 3.6. Voor de landschapselementen en stroken met oevervegetatie geldt de voorwaarde dat hiervoor onderhoudscontracten zijn afgesloten in het kader van het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP 2 of POP 3) en dat deze worden beheerd door snoeien of maaien en dergelijke volgens de specificaties van de betreffende maatregel uit het plattelandsontwikkelingsprogramma (maatregel 10 agro-milieu, paragraaf 8.2.3.3.4. landschapselementen).

4. Aanvraag certificaat

Het certificaat akkerbouw-strokenpakket, inclusief Vogelakker kan worden aangevraagd bij de Minister.

Veldleeuwerik pakket

1. Algemene voorwaarden

  • 1.1. Een landbouwer die gebruik maakt van dit certificaat vult zijn verplichtingen met betrekking tot ecologische aandachtsgebieden (EA) volledig in met de in dit certificaat voorgeschreven maatregelen.

  • 1.2. De deelnemer voldoet voor wat betreft de vergroeningseisen ‘gewasdiversificatie’ en ‘blijvend grasland’ aan de artikelen 44 en 45 van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

2. Verplichte voorwaarden

Deelnemers aan deze certificeringsregeling:

  • a. beschikken jaarlijks over een extern goedgekeurd duurzaamheidsplan;

  • b. wonen jaarlijks 8 regionale groepsbijeenkomsten van de stichting Veldleeuwerik bij;

  • c. dragen zorg voor een duurzame bedrijfsvoering en implementeren daartoe jaarlijks minimaal 4 van de 10 door Stichting Veldleeuwerik opgestelde duurzaamheidsindicatoren. Wanneer een teler voor langere tijd meedoet aan het certificaat geldt dat iedere duurzaamheidsindicator minimaal één keer in de vier jaar in de bedrijfsvoering geïmplementeerd moet zijn.

  • d. tonen continue verbetering van hun bedrijfsvoering door het jaarlijks bijwerken van het duurzaamheidsprofiel.

3. Maatregelen

  • 3.1.1. De landbouwer vult zijn EA in met een of meerdere van de volgende maatregelen:

    • a. beheerde randen of stroken;

    • b. aan de randen of stroken aangrenzende sloten;

    • c. landschapselementen en randen of stroken met direct aangrenzende oevervegetatie met een maximale breedte van 10 meter;

    • d. vanggewassen, bedoeld in bijlage 2 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, of

    • e. stikstofbindende gewassen, bedoeld in artikel 2.17, eerste lid, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, of sojabonen.

  • 3.1.2. Als in 3.1.1, onderdeel a, bedoelde sloten worden aangemerkt een samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water van minimaal 1 meter breed en maximaal 6 meter breed, gemeten van insteek tot insteek, alsmede de bijbehorende bodem en oevers.

  • 3.2. Beheerde akkerranden of bufferstroken liggen op of grenzen aan bouwland en:

    • a. zijn tenminste 1 meter breed en maximaal 20 meter breed;

    • b. zijn voor 15 april van het aanvraagjaar ingezaaid met een mengsel van met name kruid- en/of bloemachtige soorten, eventueel aangevuld met granen of gras, ter bevordering van de biodiversiteit;

    • c. worden niet bemest;

    • d. er worden geen gewasbeschermingsmiddelen op toegepast, met uitzondering van pleksgewijze, mechanische, onkruidbestrijding of locale gewasbescherming middels een rugspuit;

    • e. worden tenminste een keer per jaar gemaaid, voor 1 oktober, en

    • e. tellen mee voor de EA verplichting met een wegingsfactor van 1,5.

  • 3.3.1. In de teelt van de stikstofbindende gewassen luzerne, rode klaver, wikke, rolklaver en esparcette is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet toegestaan en is het gebruik van meststoffen wel toegestaan.

  • 3.3.2. In de teelt van de stikstofbindende gewassen lupine, veldbonen en sojabonen is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen toegestaan en is het gebruik van meststoffen niet toegestaan.

  • 3.3.3. Voor alle stikstofbindende gewassen geldt dat:

    • a. irrigatie niet is toegestaan, en

    • b. eenzelfde gewas niet gedurende twee opeenvolgende jaren op dezelfde plaats wordt ingezaaid.

  • 3.4.1. In afwijking van de voorwaarden in bijlage 2 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB zijn de vanggewassen tenminste 8 weken op het perceel aanwezig, is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet toegestaan als het vanggewas bemest wordt en is het gebruik van meststoffen niet toegestaan als er gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt.

  • 3.4.2. Voor vanggewassen gelden, naast de voorwaarden in artikel 2.17, eerste lid, onderdeel d, juncto bijlage 2 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, de volgende aanvullende voorwaarden:

    • a. irrigatie is niet toegestaan, en

    • b. eenzelfde gewas wordt niet gedurende twee opeenvolgende jaren op dezelfde plaats ingezaaid.

  • 3.5.1. Voor de landschapselementen en stroken met oevervegetatie geldt de voorwaarde dat hiervoor onderhoudscontracten zijn afgesloten in het kader van het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP 2 of POP 3) en dat deze worden beheerd volgens de specificaties van de betreffende maatregel uit het plattelandsontwikkelingsprogramma (maatregel 10 agro-milieu, paragraaf 8.2.3.3.4. landschapselementen).

  • 3.5.2. De in 3.1.1. onder b juncto 3.1.2. genoemde sloten grenzen aan beheerde stroken (genoemd in artikel 3.1 onder a) of aan stroken met oevervegetatie (genoemd in art. 3.1 onder c) en hebben een minimale lengte van 10 meter.

  • 3.6. Voor de elementen onder 3.2., 3.3., 3.4 en 3.5 zijn de wegingsfactoren genoemd in bijlage II van Verordening (EU) nr. 639/2014 van toepassing. Ook gelden onverkort de voorwaarden uit artikel 45 van Verordening (EU) nr. 639/2104 voor de verschillende landschapselementen.

4. Aanvraag certificaat

  • 4.1. Het certificaat Veldleeuwerik pakket kan worden aangevraagd bij de Stichting Veldleeuwerik.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

In plaats van te voldoen aan de generieke vereisten van gewasdiversificatie, instandhouding blijvend grasland en aanwezigheid van ecologisch aandachtsgebied, bedoeld in artikel 43, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, kunnen landbouwers ook gelijkwaardige praktijken in acht nemen. Dit zijn milieucertificeringsregelingen waarin gelijkwaardige, en mogelijk gelijke, praktijken zijn opgenomen als de vereisten van gewasdiversificatie, instandhouding van blijvend grasland en aanwezigheid van ecologisch aandachtsgebied.

Zoals bepaald in artikel 2.19 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB maakt de Minister de certificeringsregelingen bekend die in overeenstemming zijn met artikel 43, derde lid, aanhef en onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 alsmede beantwoorden aan artikel 43, zevende lid, tweede volzin, van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

Middels deze kennisgeving maakt de Staatssecretaris bekend welke certificeringsregelingen in Nederland gebruikt kunnen worden als bovengenoemde gelijkwaardige prakijken. Het betreft:

  • het akkerbouwstrokenpakket, inclusief Vogelakker, en

  • het Veldleeuwerik pakket

In deze kennisgeving staan tevens de voorwaarden vermeld waaraan de gebruikers van deze certificaten moeten voldoen.

In de volgende onderdelen van de toelichting wordt nader ingegaan op de belangrijkste onderdelen van de bekendmaking en de certificeringsvoorwaarden.

Het akkerbouwstrokenpakket, inclusief Vogelakker

Dit certificaat biedt boeren de mogelijkheid om de verplichting tot de instandhouding van ecologische aandachtsgebieden op een andere wijze in te vullen. Ook bij deze andere invulling geldt dat moet worden voldaan aan de algemene eis dat 5 procent van het bouwland, met in achtneming van de verschillende wegingsfactoren, moet zijn ingericht als ecologisch aandachtsgebied. Ten aanzien van de twee andere onderdelen van de vergroening, namelijk instandhouding blijvend grasland en gewasdiversificatie, bevat dit certificaat geen afwijkende praktijken. Voor deze twee onderdelen zijn de reguliere eisen zoals omschreven in de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB en Verordening (EU) nr. 1307/2013 onverminderd van kracht.

Dit certificaat kent als kernelement de beheerde akkerrand of – strook. Dit is een verplicht onderdeel. De voorwaarden die daarvoor gelden staan vermeld in paragraaf 2. Tenminste 30 procent van de EA-verplichting moet worden ingevuld met behulp van deze randen en stroken. Ze moeten voor 15 april van het betreffende aanvraag zijn ingezaaid met een mengsel van kruidachtigen, eventueel aangevuld met granen of gras. Ze moeten tenminste 3 meter breed zijn en mogen niet breder zijn dan 20 meter. Op deze stroken mag niet worden bemest en mogen geen gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Om fauna ook in de winter beschutting te geven, moet in de winterperiode ten minste 50 procent van de akkerranden en stroken in stand worden gehouden. Na 1 oktober mag maximaal de helft van de akkerranden/stroken worden verwijderd. De overige 50 procent moet tenminste tot 1 februari in het daaropvolgende jaar in stand blijven.

Binnen het certificaat mogen in aanvulling op de akkerranden en stroken de volgende elementen of maatregelen meetellen voor het voldoen aan de EA-verplichting: aan de randen grenzende sloten, landschapselementen of stroken met direct aangrenzende oevervegetatie, vanggewassen of stikstofbindende gewassen. Voor deze facultatieve onderdelen zijn de voorwaarden van toepassing die staan vermeld in de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. Voor wat betreft de wegingsfactoren en de voorschriften over de afmetingen, gelden de eisen die staan vermeld in Verordening (EU) nr. 639/2014.

Landschapselementen en stroken met oevervegetatie tellen alleen mee voor de vergroening als hiervoor onderhoudscontracten zijn afgesloten in het kader van het Europese plattelandsontwikkelingsprogramma. Verder gelden hiervoor de Europese afmetingseisen, zoals deze staan vermeld in artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 en artikel 45, vijfde lid, van Verordening (EU) nr. 639/2014.

Voor vanggewassen geldt bovendien dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in alle gevallen, dus ook bij vanggewassen na de teelt van vlas en hennep en bij aaltjesbestrijding, niet is toegestaan. Verder mag er niet geïrrigeerd worden en mag een vanggewas niet gedurende twee opeenvolgende jaren op een vaste plaats worden ingezaaid.

Ook voor stikstofbindende gewassen geldt dat irrigatie niet is toegestaan en dat het gewas niet gedurende twee opeenvolgende jaren op een vaste plaats mag worden ingezaaid. Bij de teelt van luzerne, rode klaver, wikke, rolklaver en esparcette is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet toegestaan, maar bemesting wel. Bij de teelt van lupine en veldbonen is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen toegestaan, maar het gebruik van meststoffen niet.

Het certificaat akkerstrokenpakket kan worden aangevraagd bij de Minister, middels de Verzamelaanvraag als bedoeld in artikel 4.2 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.

Het Veldleeuwerik pakket

Ook voor dit certificaat geldt dat de vergroeningseisen rond de instandhouding van blijvend grasland en gewasdiversificatie via de reguliere voorschriften, zoals vastgelegd in de Verordening (EU) 1307/2013, en de Nederlandse invulling daarvan moeten worden ingevuld. Evenals bij het akkerbouwstrokenpakket, hebben de van de reguliere invulling afwijkende gelijkwaardige praktijken uitsluitend betrekking op het onderdeel instandhouding van ecologische aandachtsgebieden.

Deelnemers zijn verplicht jaarlijks een goedgekeurd duurzaamheidsplan te hebben. Daarnaast moet men minimaal 8 bijeenkomsten van de Stichting Veldleeuwerik bijwonen en moet men jaarlijks tenminste 4 van de 10 indicatoren treffen die door de Stichting Veldleeuwerik worden gehanteerd. Met de 10 indicatoren voor duurzaamheid (productwaarde, bodemvruchtbaarheid, bodemverlies, voedingsstoffen, gewasbescherming, water, energie, biodiversiteit, menselijk kapitaal, lokale economie) dragen de landbouwers zorg voor een duurzame productie. Voor elke indicator moet de landbouwer minimaal 1 keer in de 4 jaar een maatregel treffen. De deelnemers zijn verplicht het duurzaamheidsprofiel van hun bedrijfsvoering jaarlijks bij te werken. Nadere informatie over de indicatoren, het duurzaamheidsprofiel en de eisen die daaraan worden gesteld, zijn op te vragen bij de Stichting Veldleeuwerik.

De verplichting om 5 procent van het bouwland in te richten als EA, zoals bepaald in artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 kan de landbouwer met één of meerdere van de volgende maatregelen invullen: beheer van akkerranden of bufferstroken, teelt van stikstofbindende gewassen, teelt van vanggewassen en instandhouding van landschapselementen. Voor wat betreft de wegingsfactoren en de voorschriften over de afmetingen, gelden de eisen die staan vermeld in Verordening (EU) nr. 639/2014.

Voor dit certificaat geldt dat de akkerranden en stroken minimaal 1 meter en maximaal 20 meter mogen zijn. De akkerranden en stroken moeten voor 15 april worden ingezaaid met een mengsel van kruidachtigen, eventueel aangevuld met granen of gras. Ze mogen niet worden bemest. Voor wat betreft het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is alleen pleksgewijze onkruidbestrijding met een rugspuit toegestaan. De akkerranden en stroken moeten tenminste 1 keer per jaar worden gemaaid, voor 1 oktober.

Voor vanggewassen gelden eveneens de voorwaarden die daaraan zijn gesteld in de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. In afwijking daarvan geldt binnen het kader van deze certificeringsregeling dat vanggewassen tenminste 8 weken op het perceel aanwezig dienen te zijn. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is niet toegestaan als het vanggewas bemest wordt. Als de landbouwer ervoor opteert wel gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken, moet hij afzien van bemesting van het vanggewas. Verder is irrigatie niet toegestaan bij de teelt van vanggewassen en geldt dat eenzelfde gewas niet gedurende twee opeenvolgende jaren op dezelfde plaats mag worden ingezaaid.

Voor stikstofbindende gewassen geldt dat irrigatie niet is toegestaan en dat het gewas niet gedurende twee opeenvolgende jaren op een vaste plaats mag worden ingezaaid. Bij de teelt van luzerne, rode klaver, wikke, rolklaver en esparcette is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet toegestaan, maar bemesting wel. Bij de teelt van lupine, veldbonen en sojabonen is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen toegestaan, maar het gebruik van meststoffen niet.

Evenals voor het akkerbouw stroken-pakket geldt dat landschapselementen en stroken met oevervegetatie alleen mee tellen voor de vergroening als hiervoor onderhoudscontracten zijn afgesloten in het kader van het Europese plattelandsontwikkelingsprogramma. Verder gelden hiervoor de Europese afmetingseisen, zoals deze staan vermeld in artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

Het certificaat Veldleeuwerik pakket kan worden aangevraagd door aanmelding bij de Stichting Veldleeuwerik. Daarnaast dient in de Verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 4.2 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, kenbaar te worden gemaakt dat de EA-verplichting wordt ingevuld middels de voorwaarden van dit certificaat.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven