Besluit van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 28 maart 2014, kenmerk 344328-118402-J, houdende instelling van een Transitie Autoriteit Jeugd (Instellingsbesluit Transitie Autoriteit Jeugd)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Besluiten:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

hulp:

jeugdhulp, de advisering en verwerking van meldingen inzake huiselijk geweld en kindermishandeling of de uitvoering van kinderbeschermings-maatregelen of jeugdreclassering;

jeugdhulp:

jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

kinderbeschermingsmaatregelen:

kinderbeschermingsmaatregelen als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

jeugdreclassering:

jeugdreclassering als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

Ministers:

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Minister van Veiligheid en Justitie;

organisatie:

aanbieder van jeugdhulp, organisatie voor advisering en verwerking van meldingen inzake huiselijk geweld of kindermishandeling of uitvoerder van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering.

Artikel 2

Er is een Transitie Autoriteit Jeugd.

Artikel 3

  • 1. De Transitie Autoriteit Jeugd heeft tot taak ervoor te zorgen dat organisaties en gemeenten voldoende gelegenheid krijgen om tot inkoopafspraken te komen die de continuïteit van de hulp verzekeren en voorkomen dat functies van hulp die niet gemist kunnen worden, verdwijnen bij de overdracht van deze functies naar het gemeentelijk niveau. Naar aanleiding van verzoeken van organisaties:

    • onderzoekt zij of en welke nadere ondersteuning noodzakelijk is;

    • bemiddelt zij tussen organisaties en gemeenten;

    • adviseert zij gemeenten bij de inkoop van die functies van hulp waarvan de continuïteit mogelijk onder druk komt te staan;

    • adviseert zij organisaties bij het doorvoeren van een noodzakelijke sanering;

    • adviseert zij de Ministers en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het nemen van bestuurlijke maatregelen jegens gemeenten;

    • adviseert zij de Ministers over het bieden van ondersteuning bij frictiekosten van instellingen in bijzondere gevallen en de daaraan te verbinden voorwaarden.

  • 2. De Transitie Autoriteit Jeugd neemt bij de vervulling van haar taak, bedoeld in het eerste lid, de instructies van de Ministers in acht.

Artikel 4

  • 1. De Transitie Autoriteit Jeugd bestaat uit een voorzitter en tenminste twee

    andere leden.

  • 2. De voorzitter en de andere leden worden door de Ministers benoemd.

  • 3. De voorzitter en de andere leden worden voor één jaar benoemd. De benoeming kan jaarlijks worden verlengd.

  • 4. De voorzitter en andere leden kunnen worden geschorst en ontslagen door de Ministers.

Artikel 5

  • 1. De Transitie Autoriteit Jeugd wordt ingesteld met ingang van 1 april 2014 en wordt opgeheven per 1 april 2017.

  • 2. De instellingsduur van de Transitie Autoriteit Jeugd kan met één jaar worden verlengd.

Artikel 6

  • 1. Met ingang van 1 april 2014 wordt tot voorzitter van de Transitie Autoriteit Jeugd benoemd drs. M. Sint, te Amsterdam.

  • 2. Indien artikel 5, tweede lid, wordt toegepast kan de benoeming, bedoeld in het eerste lid, met maximaal één jaar worden verlengd.

Artikel 7

  • 1. De Transitie Autoriteit Jeugd wordt ondersteund door een secretariaat.

  • 2. Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de Transitie Autoriteit Jeugd.

  • 3. In het secretariaat wordt voorzien door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 8

  • 1. De Transitie Autoriteit Jeugd stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2. De Transitie Autoriteit Jeugd neemt met het oog op de vervulling van haar taak, bedoeld in artikel 3, eerste lid, in haar werkwijze criteria op op basis waarvan zij afweegt welke organisaties en specifieke hulpvormen in het bijzonder in aanmerking komen voor advies en ondersteuning van de Transitie Autoriteit Jeugd. Dit omvat tevens criteria op basis waarvan zij prioriteiten stelt.

  • 3. De Transitie Autoriteit Jeugd maakt de vastgestelde werkwijze als bedoeld in het eerste lid en de vastgestelde criteria als bedoeld in het tweede lid openbaar.

  • 4. De Transitie Autoriteit Jeugd kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 9

  • 1. De Transitie Autoriteit Jeugd verstrekt aan de Ministers desgevraagd de door hen gewenste inlichtingen. De Ministers kunnen inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

  • 2. De voorzitter van de Transitie Autoriteit Jeugd informeert de Ministers regelmatig over de voortgang van de werkzaamheden.

Artikel 10

De Transitie Autoriteit Jeugd brengt bij de afsluiting van haar werkzaamheden een verslag uit aan de Ministers.

Artikel 11

  • 1. De kosten van de Transitie Autoriteit Jeugd komen voor rekening van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:

    • a. de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning;

    • b. de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en

    • c. de kosten voor publicatie van rapportages.

  • 2. De Transitie Autoriteit Jeugd biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling ter goedkeuring een begroting en een plan van aanpak aan de Ministers aan.

Artikel 12

De archiefbescheiden van de Transitie Autoriteit Jeugd worden zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder als dat het geval is, overgedragen aan het archief van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 13

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. Indien dit besluit wordt gepubliceerd na 31 maart 2014, werkt het terug tot en met 1 april 2014.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 april 2017.

Artikel 14

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Transitie Autoriteit Jeugd.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven.

TOELICHTING

Algemeen

Met de Jeugdwet wordt het stelsel herzien van de ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en worden gemeenten verantwoordelijk voor het gehele jeugdstelsel. In dit besluit en deze toelichting wordt met het begrip “hulp” niet alleen gedoeld op jeugdhulp, maar ook op de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering en de advisering en verwerking van meldingen inzake huiselijk geweld en kindermishandeling. Jeugdigen of ouders met een indicatie voor jeugdhulp die doorloopt in 2015 hebben voor maximaal één jaar na inwerkingtreding van de Jeugdwet recht op continuïteit daarvan bij hun huidige aanbieder, voor zover dat laatste redelijkerwijs mogelijk is. Ook voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering wordt voorzien in een wettelijk overgangsregime. Hiertoe dienen gemeenten in aanloop naar 2015 voldoende voorbereidingen te treffen. Wettelijk zijn zij daartoe ook verplicht op grond van artikel 12.4 van de Jeugdwet, dat als volgt luidt:

Artikel 12.4

  • 1. Het college en de gemeenteraad bereiden zich tijdig en adequaat voor op hetgeen waarvoor zij verantwoordelijk zijn vanaf het moment dat de bepalingen van deze wet in werking treden, en waarborgen daarbij in het bijzonder:

    • a. de continuïteit van de verlening van jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering;

    • b. de infrastructuur die noodzakelijk is om jeugdigen en ouders de continuïteit, bedoeld in onderdeel a, te kunnen bieden;

    • c. een beperking van de frictiekosten, en

    • d. het functioneren van advies- en meldpunten voor huiselijk geweld en kindermishandeling.

  • 2. De gemeenteraad stelt het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.2, en de verordening, bedoeld in artikel 2.9, vast voor 1 november van het kalenderjaar waarin dit artikel in werking treedt.

Voor het slagen van de transitie is het belangrijk dat de inkoopafspraken tussen organisaties en gemeenten voldoende van de grond komen. In eerste instantie zijn gemeenten en organisaties daarvoor zelf verantwoordelijk.

De fase waarin het inkoopproces zich nu bevindt dwingt echter tot nadere maatregelen om te voorkomen dat noodzakelijke hulp straks niet meer beschikbaar is.

Hiertoe is op voorstel van verschillende organisaties toegezegd dat een gezaghebbende commissie ingesteld zal worden, die hierbij een rol kan vervullen. Deze commissie, de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ), bestaat uit personen met deskundigheid op het gebied van openbaar bestuur, financiering, zorginkoop, bedrijfsvoering en de jeugdsector. De specifieke deskundigheid en onafhankelijkheid die dit vereist en de specifieke aard van deze transitie maken dat deze taak niet in een bestaande commissie kan worden ondergebracht. Als voorzitter wordt drs. M. Sint benoemd. In een afzonderlijk besluit zullen de overige leden worden benoemd en zullen ook de vacatiegelden worden geregeld.

De TAJ moet ervoor zorgen dat organisaties en gemeenten (al dan niet regionaal samenwerkend) voldoende gelegenheid krijgen om tot inkoopafspraken te komen die de continuïteit van zorg alsnog verzekeren en te voorkomen dat functies van hulp die niet gemist kunnen worden, verdwijnen bij de overdracht van deze functies naar het gemeentelijk niveau. De TAJ zal daartoe gemeenten (of samenwerkingsregio’s) adviseren over de inkoop van hulp, organisaties adviseren over de bedrijfsvoering (zoals fuseren of saneren) en bemiddelen tussen deze organisaties en gemeenten over de inkoop van hulp waarvan de continuïteit wordt bedreigd. Indien er desondanks geen oplossingen ontstaan kan de TAJ in het uiterste geval een zwaarwegend advies aan de gemeenten uitbrengen. Dit advies kan als basis dienen voor de Ministers van VWS, VenJ en BZK om gebruik te maken van interbestuurlijke maatregelen, zoals de aanwijzingsbevoegdheid op grond van artikel 2.14 Jeugdwet, een indeplaatsstelling op grond van artikel 124 Gemeentewet of een schorsing of vernietiging op grond van artikel 268 Gemeentewet.

Ook kan de TAJ de Ministers adviseren over het bieden van ondersteuning bij frictiekosten van instellingen wanneer dat in bijzondere gevallen nodig is en over de voorwaarden die daaraan gekoppeld dienen te worden.

Met deze instrumenten wordt organisaties die een verzoek tot tussenkomst van de TAJ indienen tevens de zekerheid geboden dat zij bij beëindiging van de bemoeienis van de TAJ hetzij ervan verzekerd kunnen zijn dat zij – al dan niet met het treffen van saneringsmaatregelen – in staat zijn lopende trajecten en hulpvormen die niet gemist kunnen worden op een verantwoorde wijze te continueren, hetzij in staat zijn deze op een gestructureerde wijze te beëindigen en/of over te dragen.

Regeldruk

Dit besluit regelt de instelling van de TAJ. De oprichting hiervan heeft geen regeldrukgevolgen voor burgers of bedrijven.

Artikelsgewijs

Artikel 8

De TAJ stelt haar eigen werkwijze vast. Daarbij dient zij ook aan te geven hoe ze afweegt welke organisaties en hulpvormen in het bijzonder geadviseerd en ondersteund worden. Daarin dient zij ook op te nemen hoe ze afweegt welke organisaties en hulpvormen in het bijzonder geadviseerd en ondersteund worden. Gelet op de capaciteit van de TAJ, dienen tevens criteria worden vastgesteld op basis waarvan de TAJ prioriteiten stelt.

De TAJ zal bij de ondersteuning die zij biedt en de adviezen die zij uitbrengt, onderscheid maken tussen enerzijds die organisaties en personen die geacht kunnen worden zich zelfstandig van voldoende contracten te voorzien of in staat zijn de bedrijfsvoering tijdig aan te passen aan de gewijzigde situatie vanaf 1 januari 2015 en anderzijds die organisaties voor wie dat niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat het werkterrein zeer gespreid is of omdat zij een kostenstructuur kennen die aan een tijdige en volledige aanpassing in de weg staan. Ook zal de TAJ zich een beeld moeten vormen van de hulpvormen die niet of niet op korte termijn gemist kunnen worden.

Vanwege de kenbaarheid voor organisaties en gemeenten van de werkwijze van de TAJ en de bedoelde criteria, bepaalt het derde lid dat deze openbaar moeten worden gemaakt.

Artikel 13

De Jeugdwet zal op 1 januari 2015 inwerkingtreden. De taak van de TAJ loopt door tot 1 april 2017 met de mogelijkheid deze termijn tot 1 april 2018 te verlengen. Daarmee heeft zij de mogelijkheid om ook een rol te spelen bij problemen die niet direct in de aanloop naar de transitiedatum aan het licht komen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven.

Naar boven