Regeling van de Minister van Economische Zaken van 26 september 2014, nr. WJZ/14150444, houdende wijziging van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2014 in verband met het vervallen van de categorie windenergie op zee

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 7, 8, eerste lid, 11, eerste lid, 12, eerste lid, 14, vijfde lid, 15, derde en vierde lid, 56, eerste lid en 61, eerste lid van het Besluit stimulering duurzame energieproductie;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2014 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, eerste lid, vervalt ‘11, eerste lid,’.

B

Paragraaf 3.5. Wind op Zee vervalt.

C

In artikel 19, onderdeel b, vervalt in de tabel de negende rij, inzake artikel 11, eerste lid.

D

Artikel 21, onderdeel e, vervalt.

E

In artikel 23, tweede lid, wordt ‘onderdelen c, d en e’ vervangen door: onderdelen c en d.

F

Artikel 24, onderdeel e, vervalt.

G

In artikel 26, tweede lid, wordt ‘onderdelen c, d en e’ vervangen door: onderdelen c en d.

H

Artikel 27, onderdeel e, vervalt.

I

In artikel 29, tweede lid, wordt ‘onderdelen c, d en e’ vervangen door: onderdelen c en d.

J

Artikel 30, onderdeel c, vervalt.

K

In artikel 31, tweede lid, wordt ‘onderdelen b en c’ vervangen door: onderdeel b.

L

Artikel 32, onderdeel b, vervalt.

M

In artikel 33 vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding ‘1’ voor het eerste lid.

N

Artikel 34, onderdeel b, vervalt.

O

In artikel 35 vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding ‘1’ voor het eerste lid.

P

In artikel 36, onderdeel b, vervalt in de tabel de zevende rij, inzake artikel 11, eerste lid.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 26 september 2014

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

1. Doel en aanleiding

In de brief aan de Tweede Kamer van 26 september 2014 met kenmerk DGETM-ED / 14127059, hebben de ministers van Economische Zaken en van Infrastructuur en Milieu aangegeven dat de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2014 op zodanige wijze wordt gewijzigd, dat het aanvragen van subsidie voor windenergie op zee vanaf 1 oktober 2014 niet meer mogelijk is. Deze regeling dient ter uitvoering hiervan.

In het ‘Energieakkoord voor Duurzame Groei’ (verder: energieakkoord), dat op 6 september 2013 is gesloten tussen werkgevers, werknemers, natuur- en milieuorganisaties, energiebedrijven, decentrale overheden, het Rijk en vele andere organisaties, is afgesproken dat het kabinet zorg draagt voor een robuust wettelijk kader om de opschaling van windenergie op zee mogelijk te maken (Kamerstukken II 2012/13, 30 196, nr. 202). Hierin was ook opgenomen ‘Meedoen van windparken met bestaande vergunningen aan de tenderprocedures – indien mogelijk binnen het taakstellende kostenreductiepad – om een voldoende snelle uitrol te realiseren’. Er kon echter niet zonder meer worden vooruitgelopen op de voorziene versnelling en de kostenvoordelen van het nieuwe systeem en de aanwijzing van TenneT als netbeheerder op zee. Op 31 oktober 2013 is in de kamerbrief over de openstelling van de SDE+ regeling in 2014 dan ook niets vermeld over het wel of niet opnemen van de categorie windenergie op zee in 2014 (Kamerstukken 2013/14, 31 239, nr. 171). Gezien de toen recente afspraken uit het energieakkoord over het meedoen van windparken met bestaande vergunningen was er op dat moment ook geen reden om – en in afwijking van het beleid in de jaren ervoor – de categorie windenergie op zee niet in de regeling op te nemen.

Op 12 februari 2014 is de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2014 in de Staatscourant gepubliceerd, in lijn met de uitgangspunten van de brief van 31 oktober 2013. Met een bestaande vergunning voor windenergie op zee kan vanaf 1 april 2014 subsidie worden aangevraagd voor windenergie op zee in de ‘vrije categorie’.

2. Recente ontwikkelingen windenergie op zee

Na publicatie van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2014 zijn er drie belangrijke nieuwe ontwikkelingen geweest: het wettelijk kader dat is vereist om de opschaling van windenergie op zee mogelijk te maken is uitgewerkt (wetsvoorstel windenergie op zee1), het richtinggevende besluit is genomen om TenneT aan te wijzen als netbeheerder op zee en het voorstel van de windenergiesector voor de bestaande vergunningen is ontvangen.

In overleg met de windenergiesector is een nieuw systeem voor windenergie op zee vormgegeven. Het systeem draagt bij aan efficiënt ruimtegebruik, kostenreductie en een versnelling van de uitrol van windenergie op zee. Het wetsvoorstel windenergie op zee maakt het mogelijk dat het Rijk de regie neemt op de ruimtelijke inpassing van windenergie en op de belangenafweging op de Noordzee. Het wetsvoorstel wordt binnenkort aan de Tweede Kamer voorgelegd.

Door de vergunning en subsidie te koppelen kunnen projecten sneller ontwikkeld worden. De windenergiesector en de Topconsortia voor kennis en innovatie verwachten dat met het nieuwe uitgiftesysteem voor de sector ruim 10% kostenreductie kan worden bereikt2. Ook leiden de flexibiliteit in de voorwaarden van het kavelbesluit en de door de overheid uitgevoerde onderzoeken naar de kenmerken van de kavels tot een substantiële kostenreductie.

In het energieakkoord is afgesproken dat daar waar dit efficiënter is dan een directe aansluiting van windparken op het landelijke hoogspanningsnet, er een net op zee komt en dat TenneT de verantwoordelijkheid hiervoor krijgt. In de beleidsbrief van 18 juni 2014 over de wetgevingsagenda STROOM is het richtinggevend besluit genomen TenneT aan te wijzen als netbeheerder op zee3. Dit levert op lange termijn voordelen op ten aanzien van de netstabiliteit, leveringszekerheid, planologische coördinatie, financieringslasten, standaardisatie en de hiermee gepaard gaande kosten. Zoals in de beleidsbrief STROOM al gemeld, is het maatschappelijk kostenvoordeel becijferd op € 3 miljard. De aanwijzing van TenneT levert circa 10% kostenreductie op.

Door de randvoorwaarden die de overheid schept kan in de komende vijf jaar al een flink deel van de afgesproken kostenreductie van 40% worden gerealiseerd.

In de brief aan de Tweede Kamer van 26 september 2014 is aangegeven dat de windenergiesector is gevraagd met een voorstel te komen voor het meenemen van de bestaande vergunningen, waarbij wordt voldaan aan de afspraak in het energieakkoord. Op 11 juli 2014 heeft de Nederlandse Windenergie Associatie (NWEA) een voorstel ingediend. Het voorstel wordt niet door alle NWEA leden gedragen. Het voorstel is tot stand gekomen na uitvoerige communicatie binnen de windenergiesector en tussen de windenergiesector en het Rijk. Hierbij zijn alle mogelijkheden uitvoerig onderzocht. Het voorstel levert door de combinatie van nieuwe kavels en bestaande vergunningen in één tender geen voordelen op voor de snelheid en leidt niet tot reductie van de kosten.

3. Bestaande vergunningen leiden tot hogere kosten voor de routekaart

Het nieuwe systeem op basis van het wetsvoorstel windenergie op zee, in combinatie met het aanwijzen van TenneT als netbeheerder op zee, brengt grote kostenvoordelen met zich mee. In de SDE+ regeling 2014 kan nog gebruik worden gemaakt van bestaande vergunningen en deze passen niet in dit nieuwe systeem. Gebruik van de bestaande vergunningen gaat ten koste van de kostenvoordelen die het nieuwe systeem realiseert.

Het gebruik van bestaande vergunningen in de SDE+ regeling 2014 leidt altijd tot extra maatschappelijke kosten omdat 1) de beschikbare ruimte niet optimaal kan worden benut, 2) het net op zee niet optimaal kan worden uitgerold en 3) in fase 6 aanvragen met een basisbedrag anders dan exact 15 cent niet mogelijk is.

Ad 1. De kans is groot dat een bestaande vergunning in een gebied ligt dat gebruikt gaat worden voor de uitgifte van kavels op grond van het nieuwe systeem. Hierdoor kunnen geen kavels worden uitgeven die groot genoeg zijn voor de optimale benutting van het ‘stopcontact’ en een zo efficiënt mogelijk realisatie van windparken.

Ad 2. TenneT moet dan op meerdere plaatsen tegelijk windparken aansluiten, waardoor niet geprofiteerd kan worden van leereffecten bij de netaansluitingen. Dit zou bij opeenvolgende tenders in de nieuwe systematiek wel het geval zijn. Als het windpark door middel van een radiale aansluiting op het net op land wordt aangesloten, wordt minder geprofiteerd van de verwachte kostendaling door het aanwijzen van TenneT als netbeheerder op zee.

Ad 3. De uitgifte van kavels die qua omvang zijn afgestemd op de optimale benutting van een ‘stopcontact’ leidt tot verlaging van de kosten en daarmee tot verlaging van het subsidiebedrag dat nodig is om een windpark op die plek te ontwikkelen. Het maximale basisbedrag voor wind op zee dat vanaf 2015 wordt gesteld zal lager liggen dan het basisbedrag van exact 15 cent die thans in fase 6 van de SDE+ regeling 2014 is opgenomen. Indien in 2014 subsidie wordt verleend, leidt dat tot een onnodige hoge subsidie en daarmee maatschappelijke kosten die vermeden kan worden door alleen nog kavels onder de nieuwe systematiek uit te geven en daar subsidie beschikbaar voor te stellen.

Kortom: een of meer gehonoreerde subsidieaanvragen voor windparken op zee in de SDE+ regeling 2014 zouden de nieuwe systematiek voor de realisatie van windenergie op zee vanaf 2015 belemmeren en de uitrol van windenergie op zee duurder maken dan nodig, zonder dat dit voordelen met zich meebrengt.

Het is onzeker of er via de SDE+regeling 2014 een windpark op zee zou kunnen komen. Windenergie op zee is een van de duurdere opties voor duurzame energie, waardoor pas in de laatste fase voor het basisbedrag van 15 cent kan worden aangevraagd. Het is onbekend of er bij de openstelling van fase 6 nog voldoende budget beschikbaar is, aangezien een windpark op zee meer dan een derde van het huidig totale budget vereist.

4. Compensatie van de gemaakte kosten voor de subsidieaanvraag

Op dit moment zijn er geen aanvragen voor subsidie voor windenergie op zee ingediend. Op 3 november opent de zesde en laatste fase van de SDE+ regeling 2014 waarmee het hoogste basisbedrag beschikbaar komt. Eén of wellicht meerdere vergunninghouders bereiden een aanvraag voor subsidieverlening voor winenergie op zee voor die laatste fase voor en hebben inmiddels kosten gemaakt voor het aanvragen van de subsidie. Bezien wordt op welke wijze kan worden voorzien in een compensatie van deze kosten. Achtergrond hiervan is dat potentiele aanvragers met deze beleidswijziging redelijkerwijs geen rekening hoefden te houden zodat het onredelijk is de door hen reeds gemaakte voorbereidingskosten voor de subsidieaanvraag voor hun rekening te laten.

5. Regeldrukeffecten

De wijziging heeft geen gevolgen voor de regeldruk van bedrijven en/of burgers. ‘Wind op Zee’ wordt als categorie uit de SDE+ regeling 2014 gehaald, maar het budget voor de SDE+ regeling 2014 blijft ongewijzigd. Hierdoor zullen er andere projecten in de plaats kunnen komen voor een windmolenpark en blijven de totale administratieve lasten voor subsidieaanvragen grosso modo gelijk.

6. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2014, op het vaste verandermoment. De regeling wordt echter niet twee maanden van tevoren gepubliceerd. Dit wordt gerechtvaardigd omdat hiermee maatschappelijke kosten worden voorkomen (uitzonderingsgrond 1). Over de wijziging is reeds voor de publicatie met de belanghebbenden gecommuniceerd.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven