Regeling van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 21 juli 2014, nr. MinBuZa.-2014.361940, tot wijziging van de Subsidieregeling internationaal excelleren

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;

Gelet op artikel 2 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling internationaal excelleren wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. De definitie van minister’ vervalt.

2. Na het onderdeel behorende bij het vijfde gedachtestreepje worden twee nieuwe onderdelen ingevoegd luidende:

lage- en middeninkomenslanden:

de landen opgenomen in de bijlage bij deze regeling;

fragiele staten:

de landen als zodanig aangeduid in de bijlage bij deze regeling;.

3. Na het onderdeel behorende bij het vijfde gedachtestreepje worden twee onderdelen ingevoegd luidende:

MKB-onderneming:

een onderneming behorende tot de bedrijfssector als omschreven in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen 1 met een vestiging of filiaal in Nederland op het tijdstip waarop een aanvraag om subsidie krachtens deze regeling wordt gedaan;

ontwikkelingsrelevant:

een positieve bijdrage leverend aan minimaal één van de volgende aspecten, waarbij geldt dat de score op ten minste één van deze aspecten positief moet zijn en de score op de overige aspecten ten minste neutraal:

  • 1. Groei van de lokale werkgelegenheid;

  • 2. Duurzame overdracht van kennis en vaardigheden, technologie en innovatie;

  • 3. Het verbeteren van de lokale productiekracht van de betrokken onderneming;.

B

Na artikel 1.2 worden drie nieuwe artikelen ingevoegd, luidend:

Artikel 1.3

Aanvragers om subsidie op grond van deze regeling maken gebruik van het daartoe door de minister via internet beschikbaar gestelde formulier.

Artikel 1.4

Subsidie op grond van deze regeling kan uitsluitend binnen het raam van een subsidieplafond worden verstrekt.

Artikel 1.5

  • 1. De volgende bepalingen van het Kaderbesluit EZ-subsidies, zoals luidend op 31 december 2013, zijn van overeenkomstige toepassing op de verstrekking van subsidie op grond van deze regeling:

    • a. Artikel 1;

    • b. Artikel 3, eerste, derde en vierde lid;

    • c. Artikel 6, eerste en tweede lid;

    • d. Artikel10, derde tot en met zevende lid;

    • e. Artikelen 11, 12, eerste tot en met derde lid, 13, 14;

    • f. Artikel 23, eerste lid, onder a, e, f, i en j;

    • g. Artikel 24;

    • h. Artikelen 30 tot en met 33 en 35 tot en met 41;

    • i. Artikel 42 met dien verstande dat de daar bedoelde verplichting in de verleningsbeschikking kan worden verankerd;

    • j. Artikelen 45 tot en met 47;

    • k. Artikel 48 met dien verstande dat de daar bedoelde afwijking in de verleningsbeschikking kan worden verankerd.

  • 2. In aanvulling op de van overeenkomstige toepassing verklaarde bepalingen van artikel 23 van het Kaderbesluit EZ-subsidies kan subsidie eveneens worden geweigerd indien niet aannemelijk is dat de activiteiten binnen de beoogde termijn kunnen worden voltooid dan wel niet voldaan wordt aan het overigens in deze regeling bepaalde.

C

Artikel 2.4, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De artikelen 11 tot en met 14 van het Kaderbesluit EZ-subsidies zijn niet van overeenkomstige toepassing.

D

In artikel 2.7, derde lid, wordt ‘artikel 23, onderdelen b tot en met h, van het Kaderbesluit EZ-subsidies’ vervangen door: de artikelen 4, 8, 9, 11 en 14 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken.

E

Artikel 2.8 vervalt.

F

In artikel 2.11 vervallen het tweede lid en de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid.

G

Artikel 2.13 vervalt.

H

De artikelen 3.5 en 3.6 vervallen.

I

Na het opschrift ‘Hoofdstuk 3. Demonstratieprojecten’ wordt een paragraafaanduiding ingevoegd luidende:

§ 1. Demonstratieprojecten algemeen.

J

Na artikel 3.10 wordt een nieuwe paragraaf toegevoegd luidende:

§ 2. Ontwikkelingsrelevante demonstratieprojecten

Artikel 3.11
  • 1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een MKB-onderneming met een vestiging of filiaal in Nederland op het tijdstip waarop de aanvraag wordt ingediend die een ontwikkelingsrelevant demonstratieproject uitvoert in een fragiele staat of een ander lage- of middeninkomensland.

  • 2. Paragraaf 1 is van overeenkomstige toepassing.

K

Artikel 4.4, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De artikelen 11 tot en met 14 van het Kaderbesluit EZ-subsidies zijn niet van overeenkomstige toepassing.

L

De artikelen 4.5 en 4.6 vervallen.

M

Na het opschrift ‘Hoofdstuk 4. Haalbaarheidsstudie’ wordt een paragraafaanduiding ingevoegd luidende:

§ 1. Haalbaarheidsstudie algemeen.

N

Na artikel 4.9a wordt een nieuwe paragraaf toegevoegd luidende:

§ 2. Ontwikkelingsrelevante haalbaarheidsstudie

Artikel 4.10
  • 1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een MKB-onderneming met een vestiging of filiaal in Nederland op het tijdstip waarop de aanvraag wordt ingediend een ontwikkelingsrelevante haalbaarheidsstudie uitvoert in een fragiele staat of een ander lage- of middeninkomensland.

  • 2. Paragraaf 1 is van overeenkomstige toepassing.

O

Artikel 5.4 vervalt.

P

In artikel 5.9 wordt ‘van toepassing’ vervangen door: van overeenkomstige toepassing.

Q

Artikel 5.10 vervalt.

R

Artikel 5.20, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De artikelen 11 tot en met 14 van het Kaderbesluit EZ-subsidies zijn niet van overeenkomstige toepasing.

S

Artikel 5.22 vervalt.

T

Na artikel 5.25 wordt een nieuwe paragraaf toegevoegd luidende:

§ 5. Ontwikkelingsrelevante kennisverwerving

Artikel 5.26
  • 1. De minister verstrekt aan een MKB-onderneming op aanvraag subsidie voor advisering en begeleiding door een externe deskundige, indien dat ontwikkelingsrelevant is en redelijkerwijs noodzakelijk is voor het wegnemen van knelpunten bij het verwezenlijken van zijn ondernemingsbeleid gericht op marktentree en positionering van zijn onderneming in een fragiele staat of een ander lage- of middeninkomensland.

  • 2. Paragraaf 4 is van overeenkomstige toepassing.

U

In artikel 6.1 wordt na ‘2010’ ingevoegd: en vervalt met ingang van 1 januari 2020.

V

Alle bijlagen vervallen.

W

Toegevoegd wordt een nieuwe bijlage, luidend overeenkomstig de bij deze regeling gevoegde bijlage.

ARTIKEL II

Op subsidies verstrekt voor inwerkingtreding van deze regeling blijven de Subsidieregeling internationaal excelleren, zoals geldend voor inwerkingtreding van deze regeling, en de op die subsidies betrekking hebbende voorschriften vermeld in artikel 1.5 van de Subsidieregeling internationaal excelleren, zoals luidend na inwerkingtreding van deze regeling, van toepassing.

ARTIKEL III

Aan de eerste volzin van artikel 11.2 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 wordt na ‘2006’ ingevoegd: en vervalt met ingang van 1 januari 2020.

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin hij geplaatst wordt en werkt terug tot en met 1 juli 2014.

Deze regeling zal met bijbehorende bijlage en de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

BIJLAGE

Landenlijst

Landen met de aanduiding ‘F’ gelden voor de toepassing van deze regeling als fragiele staat.

Afghanistan (F)

Albanië

Algerije

Angola

Armenië

Bangladesh

Benin

Bhutan

Bolivia

Bosnië Herzegovina (F)

Burkina Faso

Burundi (F)

Cambodja

Colombia

Congo, Democratische Republiek (F)

Djibouti

Egypte

Eritrea (F)

Ethiopië

Filipijnen

Gambia

Georgië

Ghana

Guatemala

India

Indonesië

Jemen (F)

Jordanië

Kaapverdië

Kenia

Kosovo (F)

Laos

Libië (F)

Macedonië

Madagaskar (F)

Malawi (F)

Maldiven

Mali (F)

Marokko

Moldavië

Mongolië

Mozambique

Myanmar (F)

Nepal (F)

Nicaragua

Niger

Nigeria

Pakistan

Palestijnse Gebieden (F)

Peru

Rwanda

Sao Tomé

Senegal

Sierra Leone (F)

Somalië (F)

Sri Lanka

Suriname

Tanzania

Thailand

Tunesië

Uganda

Vietnam

Zambia

Zimbabwe (F)

Zuid-Afrika

Zuid-Sudan (F)

TOELICHTING

Aanleiding

Deze regeling strekt ertoe om een specifieke grondslag te creëren voor de toepassing van het DHK-instrumentarium (demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies, kennisverwerving) voor ontwikkelingsrelevante activiteiten in de landen waarop het Dutch Good Growth Fund (DGGF)2 van toepassing is. Met het oog hierop is bepaald dat het doel van de demonstratieprojecten of haalbaarheidstudies – onder andere – moet zijn gericht op het verwerven van financiering. Voor de toepassing van elk van deze instrumenten is een afzonderlijke subsidieparagraaf geformuleerd die de basis biedt voor subsidievertrekking ten behoeve van ontwikkelingsrelevante DHK-activiteiten.

Overgang van EZ-systematiek naar BZ-systematiek

De nieuwe subsidiegrondslagen maken deel uit van de Subsidieregeling internationaal excelleren. Deze regeling maakte eertijds deel uit van het subsidie-instrumentarium van het Ministerie van Economische Zaken, maar behoort thans tot het verantwoordelijkheidsgebied van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. De overgang van politieke verantwoordelijkheid ging noodzakelijkerwijs gepaard met een juridische transfer: Met ingang van 1 januari 2014 is een wetswijziging3 met betrekking tot de subsidiekaderwetten van de ministeries van Economische Zaken en van Buitenlandse Zaken in werking getreden:

  • In de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken is een grondslag voor subsidies op het terrein van de buitenlandse handel opgenomen.

  • Op grond van een overgangsbepaling steunen de op 1 januari 2014 bestaande EZ-subsidieregelingen op het terrein van de buitenlandse handel vanaf die datum op de nieuwe grondslag in de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Tot en met 31 december 2013 benutte de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het EZ-subsidie-instrumentarium. Op 1 januari 2014 veranderde dat. Met ingang van die datum maken de voormalige EZ-subsidieregelingen op het terrein van de buitenlandse handel niet alleen politiek maar ook juridisch deel uit van de BZ-wetgevingsfamilie. De meest omvangrijke van deze regelingen is de Subsidieregeling internationaal excelleren.

De wijziging van de subsidiekaderwetten vormde niet het eindpunt maar een tussenstap op een traject, waarin de ‘overgeplaatste’ EZ-regelingen waar nodig aangepast zullen worden aan de BZ-systematiek. Het streven is daarbij gericht op een ‘beleidsneutrale’ omzetting met beperkte gevolgen voor de praktijk4.

Verwant maar niet gelijk

De subsidieregelgeving van EZ en BZ vertoont meer overeenkomsten dan verschillen. Beide departementen kennen een ‘gelaagd’ regelstelsel, waarvan een subsidiekaderwet het fundament vormt. De kaderwetten van beide departementen creëren de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur en ministeriële regeling uitwerking te geven aan de wettelijke grondslag. Beide departementen hebben gebruik gemaakt van die mogelijkheid. EZ en BZ kennen beide een algemene maatregel van bestuur (amvb) waarin algemene bepalingen zijn opgenomen die voor alle EZ- respectievelijk BZ-subsidies gelden: EZ-subsidies worden beheerst door het Kaderbesluit EZ-subsidies, BZ-subsidies – met ingang van 1 januari 2014 dus ook de voormalige EZ-regelingen – door het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. De overgang van het Kaderbesluit EZ-subsidies naar het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken brengt een aantal veranderingen mee, meest van formele aard:

  • EZ-subsidieplafonds, subsidietijdvakken en aanvraagformulieren worden vastgesteld bij ministeriële regeling (d.w.z. door de minister zelf). BZ-plafonds, subsidietijdvakken en formulieren worden vastgesteld bij beleidsregel of besluit en kunnen daardoor namens de minister worden ondertekend door een (plv) DG of door een (plv) directeur (wat betreft formulieren).

  • Het Kaderbesluit EZ-subsidies bevat voorschriften voor subsidieontvangers die bij BZ-subsidies in de afzonderlijke beschikkingen worden opgenomen.

  • Het Kaderbesluit EZ-subsidies schrijft een voorschotritme voor; bij BZ-subsidies wordt het voorschotritme in de afzonderlijke beschikkingen opgenomen.

  • Aanvraag- en beslistermijnen wijken op onderdelen af.

Aanpassingen voormalige EZ-subsidieregelingen

Naast de reeds gerealiseerde aanpassing van de Kaderwet Subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken vindt de aanpassing van de regelgeving voor het overige plaats op het niveau van de ministeriële regeling. Daarbij geldt dat alle BZ-subsidies worden beheerst door het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken, zoals dit thans luidt.

In de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 is inmiddels een globale uitwerking gegeven aan de nieuwe wettelijke grondslag op het terrein van buitenlandse handel. Dat betekent dat voor nieuwe subsidies op dit terrein conform de bij BZ gevolgde praktijk subsidiebeleidsregels kunnen worden vastgesteld. Dat is reeds gebeurd ten behoeve van DGGF onderdeel 1.

Uit oogpunt van continuïteit ligt het niet in de rede om de Subsidieregeling internationaal excelleren tussentijds in te trekken om deze te vervangen door beleidsregels. Daarvan zal pas na expiratie5 sprake zijn. De regeling zal dus worden ‘verbouwd’ om te passen in het BZ-subsidiebouwwerk:

  • Bepalingen die strijdig zijn met het Subsidiebesluit ministerie van Buitenlandse Zaken zullen worden aangepast.

  • Bepalingen die wel in het Kaderbesluit EZ-subsidies voorkomen maar niet in het Subsidiebesluit ministerie van Buitenlandse Zaken en die derhalve m.i.v. 1 januari 2014 niet meer van toepassing zijn op de Subsidieregeling internationaal excelleren, en die niet gemist kunnen worden, zullen worden verwerkt door deze bepalingen van (overeenkomstige) toepassing te verklaren. Dat voorkomt dat tussentijdse regimewijzigingen worden doorgevoerd en dat subsidieontvangers worden geconfronteerd met gewijzigde voorschriften.

  • Het vaststellen van subsidieplafonds, subsidietijdvakken en (aanvraag)formulieren zal niet meer op het niveau van ministeriële regeling plaatsvinden. Deze stukken kunnen in mandaat worden vastgesteld door de bevoegde directeur-generaal of diens plaatsvervanger. In de voormalige EZ-regelingen kunnen de bijlagen met formulieren vervallen en worden vervangen door internetpublicaties.

  • De volgende bepalingen van het Kaderbesluit EZ-subsidies kunnen van overeenkomstige toepassing worden verklaard:

    • i. Artikel 1 (definitiebepalingen);

    • ii. Artikel6, leden 1 en 2;

    • iii. Artikel 10, leden 3 t/m 7 (de leden 1 en 2 zijn op overeenkomstige wijze al geregeld in het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken);

    • iv. Artikelen 11, 12, leden 1 t/m 3, 13, 14;

    • v. Artikel 23, lid 1, onder a, e, f, i en j. De overige bepalingen van dit artikel zijn al op vergelijkbare wijze geregeld in het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken (artt. 4, 8, 9, 11, 14);

    • vi. Artikel 24;

    • vii. Artikelen 30 t/m 33 en 35 t/m 41;

    • viii. Artikel 42 met dien verstande dat de daar bedoelde verplichting in de verleningsbeschikking kan worden verankerd;

    • ix. Artikelen 45 t/m 47;

    • x. Artikel 48 met dien verstande dat de daar bedoelde afwijking in de verleningsbeschikking kan worden verankerd.

De termijnen in artikel 26 zijn al geregeld in het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken; daarvan kan niet bij ministeriële regeling worden afgeweken;

Artikel 27, lid 1, is op overeenkomstige wijze geregeld in het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. Bepalingen over subsidievaststelling zijn al geregeld in het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Artikelen

Artikel I

A

De definitie van ‘minister’ in artikel 1.1 kan vervallen aangezien de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken daar al in voorziet.

De overige wijzigingen van artikel 1.1 hangen samen met de introductie van DHK-paragrafen voor ontwikkelingsrelevante investeringen.

B

Formulieren zullen niet meer als bijlage deel uitmaken van de regeling maar afzonderlijk via internet worden gepubliceerd.

Dat uitsluitend subsidie kan worden verstrekt als een subsidieplafond is gepubliceerd is verworvenheid van de EZ-subsidiesystematiek die gecontinueerd kan worden.

De van overeenkomstige toepassing verklaarde bepalingen van het Kaderbesluit EZ-subsidies bewerkstelligen een ‘zachte landing’ van de regeling in de BZ-subsidiefamilie.

C tot en met H

Deze aanpassingen zijn van technische aard.

I, J

In deze artikelen wordt een paragraaf ‘Ontwikkelingsrelevante demonstratieprojecten’ geïntroduceerd. Bij de toepassing van deze paragraaf ligt het accent op fragiele staten. Dit komt tot uitdrukking in de bewoordingen ‘in een fragiele staat of een ander lage- of middeninkomensland’.

K, L

Deze aanpassingen zijn van technische aard.

M, N

In deze artikelen wordt een paragraaf ‘Ontwikkelingsrelevante haalbaarheidsstudie’ geïntroduceerd.

O tot en met S

Deze aanpassingen zijn van technische aard.

T

In dit artikel wordt een paragraaf ‘Ontwikkelingsrelevante kennisverwerving’ geïntroduceerd.

U

Ingevolge de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking moet elke subsidieregeling van een einddatum worden voorzien.

V

Formulieren maken geen deel meer uit van de regeling en zullen op internet bekend worden gemaakt.

Artikel III

Ingevolge de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking moet elke subsidieregeling van een einddatum worden voorzien. Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om een dergelijke bepalingen in de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 te verwerken.

Artikel IV

Gelet op de samenhang met DGGF vindt inwerkingtreding niet plaats op een Vast Verander Moment maar zo spoedig mogelijk.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen


X Noot
1

Pb. 2003, L 124

X Noot
4

Dus geen ‘extreme make over’ ...

X Noot
5

Op grond van de aanwijzingen voor subsidieverstrekking moet voor elke subsidieregeling een einddatum gelden

Naar boven