Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 1 maart 2013 nr. 1700483, houdende instelling van de Commissie Toekomst Forensisch Onderzoek (Instellingsbesluit Commissie Toekomst Forensisch Onderzoek)

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de Minister:

de Minister van Veiligheid en Justitie;

b. de Commissie:

de Commissie Toekomst Forensisch Onderzoek, bedoeld in artikel 2

Artikel 2. Instelling

Er is een Commissie Toekomst Forensisch Onderzoek die de Minister van Veiligheid en Justitie adviseert over de optimale aansluiting tussen werkzaamheden die in de tien voorgenomen en deels reeds bestaande regionale onderzoeksruimten van de Nationale Politie, bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en door particuliere onderzoeksinstituten worden verricht alsmede over het werken voor commerciële derden door het NFI.

Artikel 3. Taak

De Commissie heeft tot taak onderzoek te doen naar:

  • a. de rol en werkwijze van politie, OM, NFI en particuliere instituten in onderlinge samenhang bezien om te komen tot een businesscase met daarin een integraal model van forensisch onderzoek waarbij effectiviteit en efficiency een grote rol spelen. Daarbij staat de vraag centraal hoe optimale aansluiting is te bereiken tussen werkzaamheden in de tien voorgenomen en deels reeds bestaande onderzoeksruimten van de politie, bij het NFI en door particuliere onderzoeksinstituten worden verricht. De mogelijkheden voor raamcontracten met particuliere onderzoeksinstituten worden daarbij in beeld gebracht.

  • b. de vraag óf en zo ja in hoeverre het NFI ruimte kan worden geboden om meer dan nu het geval is te werken voor commerciële derden.

En de minister over deze twee onderdelen van advies te voorzien.

Artikel 4. Samenstelling

  • 1. De Commissie bestaat uit een voorzitter en ten hoogste drie andere leden.

  • 2. De leden van de Commissie worden benoemd op grond van de deskundigheid die nodig is voor een goede vervulling van de in artikel 3 genoemde taken.

  • 3. De leden van de Commissie worden op eigen aanvraag door de Minister tussentijds ontslagen.

  • 4. De leden kunnen voorts door de Minister worden ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.

  • 5. Nieuwe leden van de Commissie worden, op aanbeveling van de voorzitter, door de Minister benoemd.

Artikel 5. Leden

Als leden van de Commissie worden benoemd:

  • a. De heer prof. Dr. P. Winsemius, (voorzitter);

  • b. De heer mr. H.N. Brouwer;

  • c. Mevrouw dr. C.J. de Poot;

  • d. De heer mr. P. Vogelzang.

Artikel 6. Secretariaat

  • 1. De Commissie heeft een secretariaat.

  • 2. Het secretariaat is voor zijn werkzaamheden verantwoording schuldig aan de voorzitter van de Commissie.

  • 3. In het secretariaat wordt voorzien door het ministerie van Veiligheid en Justitie. Het secretariaat is geen lid van de Commissie.

  • 5. De Minister draagt, na overleg met de Commissie, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de Commissie.

Artikel 7. Inbreng deskundigen

De Commissie kan zich op onderdelen van haar taak laten bijstaan door personen van zowel binnen als buiten de overheid, van wie de deskundige inbreng van belang kan zijn voor het onderzoek.

Artikel 8. Rapport

  • 1. De Commissie brengt binnen zes maanden na haar instelling een advies uit aan de Minister.

  • 3. Indien de Commissie daartoe aanleiding ziet doet zij tussentijds verslag aan de Minister.

  • 4. Indien onvoorziene omstandigheden naar het oordeel van de Commissie in de weg staan aan het tijdig uitbrengen van het advies, stelt zij de Minister daarvan onverwijld op de hoogte.

  • 5. De Minister beslist over de eventuele verlenging van de termijn bedoeld in het eerste lid en brengt de Commissie daarvan schriftelijk op de hoogte.

Artikel 9. Vergoeding

Aan de leden wordt een vergoeding per vergadering toegekend volgens de regels van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies. De leden hebben daarnaast overeenkomstig het Reisbesluit binnenland en het Reisbesluit buitenland recht op vergoeding wegens reis- en verblijfkosten.

Artikel 10. Archivering

De archiefbescheiden van de Commissie worden na haar opheffing of, zo de omstandigheden daartoe

eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant

waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 maart 2013.

Artikel 12. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Toekomst Forensische Opsporing.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten.

TOELICHTING

Op 18 december 2012 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie tijdens het Algemeen Overleg Toekomst Forensisch Onderzoek de toezegging gedaan medio 2013 een businesscase te realiseren waarin de rol en werkwijze van politie, OM, NFI en particuliere instituten in onderlinge samenhang worden bezien om te komen tot een integraal model van forensisch onderzoek waarbij effectiviteit en efficiency een grote rol spelen. Daarbij staat de vraag centraal hoe optimale aansluiting is te bereiken tussen werkzaamheden die in de 10 voorgenomen en deels reeds bestaande regionale onderzoeksruimten van de politie, bij het NFI en door particuliere onderzoeksinstituten worden verricht alsmede over het werken voor commerciële derden door het NFI.. De mogelijkheden voor raamcontracten met particuliere onderzoeksinstituten worden daarbij in beeld gebracht. Risico’s die door de Kamer aan de orde werden gesteld moeten worden afgedekt. Hierbij gaat het om:

  • a. werkdruk NFI waardoor vertraging in strafzaken optreedt indien er geen alternatief is voor het NFI;

  • b. continuïteit particuliere instituten als er geen werk voor hen is;

  • c. bewijsmiddelen die zoek raken of gecontamineerd raken door de nieuwe werkwijze bij politie;

  • d. bewijsmiddelen die verkeerd worden aangeboden aan onderzoeksinstituten;

  • e. het niet voldoen aan de vraag van de politie.

De minister heeft daarbij aan de Kamer toegezegd dat de interimregeling voor de inschakeling van particuliere instituten in 2013 wordt voortgezet. Op grond van deze regeling kan de politie met extra financiering van het ministerie gebruik maken van de diensten van particuliere forensische onderzoeksinstituten als daartoe aanleiding is door: gebrek aan capaciteit bij het NFI, snelheid, de behoefte aan contra-onderzoek of bijzondere expertise die het NFI niet in huis heeft.

Het opstellen van de businesscase en het totale concept zal integraal worden bekeken en begeleid door een onafhankelijke commissie. Naast de businesscase heeft de minister toegezegd om te bekijken óf en zo ja in hoeverre het NFI ruimte kan worden geboden om meer dan nu het geval is te werken voor commerciële derden, gegeven de primaire publieke taakuitvoering van het NFI. De commissie wordt gevraagd om, naast de businesscase, de minister hierover advies uit te brengen.

Naar boven