Omzetbelasting. Kleine ondernemersregeling

13 december 2012

nr. BLKB/2012/1629M

Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingregio’s, Brieven en beleidsbesluiten

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit is een actualisering van het besluit van 25 januari 2007, nr. CPP 2006/2469M. Het besluit is aangepast aan jurisprudentie van het Hof van Justitie EU (Schmelz, 26 oktober 2010, nr. C-97/09). In het buitenland gevestigde kleine ondernemers, ook degenen die uitsluitend in Nederland prestaties verrichten, kunnen niet langer de kleine ondernemersregeling toepassen (§2).

1. Inleiding

De zogenoemde kleine ondernemersregeling houdt in dat een ondernemer, die in een kalenderjaar minder dan € 1.883 omzetbelasting verschuldigd is, in aanmerking komt voor een vermindering van omzetbelasting (artikel 25 van de Wet op de omzetbelasting 1968).

1.1 Gebruikte begrippen en afkortingen

AWR:

Algemene wet inzake rijksbelastingen

wet:

Wet op de omzetbelasting 1968

besluit:

Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968

beschikking:

Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968

btw-richtlijn:

Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU L 347 van 11 december 2006)

regeling:

Kleine ondernemersregeling (artikel 25 van de wet)

2. Voor wie geldt de regeling?

De regeling geldt alleen voor natuurlijke personen. Rechtspersonen (BV’s, NV’s, verenigingen, stichtingen enz.), niet-rechtspersoonlijkheid bezittende verenigingen en doelvermogens zijn dus van de regeling uitgesloten. Onder natuurlijke personen wordt ook verstaan een maatschap, een vennootschap onder firma, een commanditaire vennootschap (mits niet op aandelen) en soortgelijke samenwerkingsverbanden tussen natuurlijke personen.

De regeling geldt per ondernemer. Wanneer een ondernemer verschillende bedrijven uitoefent worden die bedrijven voor de toepassing van de regeling bij elkaar genomen.

De Nederlandse wetgeving sluit toepassing van de regeling uit als een ondernemer niet in Nederland is gevestigd en daar ook geen vaste inrichting heeft. Door in het buitenland gevestigde kleine ondernemers die uitsluitend in Nederland prestaties verrichten kon de regeling wel worden toegepast. Dit was een gevolg van de uitspraak van Hof ’s-Hertogenbosch van 11 augustus 20061 en als beleidsregel opgenomen in onderdeel 2 van het besluit van 25 januari 2007. Inmiddels is door jurisprudentie van het Hof van Justitie EU (Schmelz, 26 oktober 2010, nr. C-97/09) duidelijk geworden dat dit niet langer is toegestaan. In dat arrest heeft het Hof aangegeven dat het beperken van de toepasbaarheid van de regeling tot kleine ondernemingen die zijn gevestigd in de lidstaat waar de btw wordt verschuldigd verenigbaar is met artikel 49 van het EG-verdrag. Deze beperking is gerechtvaardigd om doeltreffendheid van de fiscale controles te waarborgen ter bestrijding van fraude en misbruik en om recht te doen aan de regeling voor kleine ondernemingen.

3. Grondslag voor het berekenen van de vermindering

3.1 Teruggaaf van btw

De vermindering is afhankelijk van de in een kalenderjaar verschuldigde belasting, na aftrek van de voorbelasting. Na afloop van een kalenderjaar nageheven of teruggegeven belasting moet worden toegerekend aan het jaar waarop deze belasting betrekking heeft. Ik keur op grond van artikel 63 AWR het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur goed dat in de volgende gevallen terug ontvangen of bijbetaalde bedragen worden verwerkt in het jaar van teruggaaf of bijbetaling:

  • de teruggaaf van belasting vanwege oninbare vorderingen (artikel 29 van de wet);

  • de teruggaaf of bijbetaling van belasting als gevolg van een wettelijke bepaling (bijvoorbeeld artikel 16 van het besluit).

Van een eenmaal gemaakte keuze kan niet worden afgeweken.

3.2 Bepalen bedrag voorbelasting

Het bedrag van de voorbelasting wordt bepaald aan de hand van de aan de ondernemer uitgereikte facturen. Ik keur op grond van artikel 63 AWR het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur goed, dat de ondernemer die gebruik maakt van de regeling, de voorbelasting bepaalt aan de hand van de door hem verrichte betalingen. De ondernemer die ervoor kiest om geen gebruik (meer) te maken van deze goedkeuring maakt deze keuze voor een periode van tenminste vijf jaren. Na het verstrijken van een periode van vijf jaren kan de ondernemer opnieuw een beroep doen op deze goedkeuring.

4. Voorlopige vermindering

4.1 Schatting

De ondernemer kan per belastingtijdvak van het jaar waarover hij gebruik maakt van de regeling een voorlopige vermindering op de verschuldigde belasting toepassen (artikel 24, eerste lid, van de beschikking). Hij moet dan vóór de eerste aangifte van een jaar een schatting maken van de belasting die hij in dat jaar verschuldigd zal worden. Bij deze schatting moet rekening worden gehouden met de gegevens over het eerste belastingtijdvak. Op basis van deze schatting past de ondernemer per belastingtijdvak van een kwartaal een vermindering van belasting toe. Als de schatting op redelijke wijze heeft plaatsgevonden, hoeft zij in de loop van het jaar niet te worden herzien.

4.2 Sterk wisselende omzet

Als het bedrag van de voorlopige vermindering hoger is dan de in een tijdvak verschuldigde belasting, komt het verschil niet voor teruggaaf in aanmerking. Bij ondernemers met een sterk wisselende omzet in de verschillende tijdvakken van het jaar kan dit ertoe leiden, dat de voorlopige vermindering belangrijk achterblijft bij het bedrag van de vermindering waarop over het gehele jaar gemeten aanspraak bestaat (bijvoorbeeld seizoenbedrijven). Ik keur op grond van artikel 63 AWR het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur goed dat de inspecteur een bij het omzetverloop aangepaste voorlopige vermindering toestaat indien de aard van het bedrijf daartoe aanleiding geeft.

4.3 Maandaangifte

In gevallen waarin de belasting wordt voldaan over een maand worden de bedragen van de voorlopige vermindering (zoals vermeld in artikel 24, tweede lid, van de beschikking) naar rato verlaagd.

4.4 Verzoek om teruggaaf

Als de ondernemer geen voorlopige vermindering heeft toegepast en na afloop van het jaar blijkt dat de regeling van toepassing is, kan hij een verzoek om teruggaaf doen. De ondernemer moet dat verzoek verwerken in zijn aangifte over het eerste belastingtijdvak van het volgende jaar. Het terug te ontvangen bedrag telt niet mee bij de bepaling van de in het nieuwe jaar verschuldigde belasting voor de toepassing van de regeling.

5. Afwijkend boekjaar

De regeling is van toepassing per kalenderjaar. Ik keur op grond van artikel 63 AWR het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur goed dat de ondernemer die een boekjaar voert dat afwijkt van het kalenderjaar voor de toepassing van de regeling kan uitgaan van dat boekjaar.

6. Afwijkingen administratieve verplichtingen

De ondernemer die gebruik maakt van de regeling moet voldoen aan de administratieve verplichtingen (artikelen 34 en 35 van de wet). De inspecteur kan afwijkingen van de administratieve verplichtingen toestaan (artikel 31, zevende lid, van de beschikking). In een voorkomend geval legt de inspecteur geen naheffingsaanslag op wegens het vervallen van de vermindering van belasting op de enkele grond, dat de ondernemer die afwijkingen al vóór de toestemming toepaste.

7. Ontheffing van administratieve verplichtingen

7.1 Geen vermelding van omzetbelasting

Als de ondernemer ontheffing van de administratieve verplichtingen heeft gekregen is hij niet verplicht facturen uit te reiken (artikel 25, derde lid van de wet). Reikt hij toch een factuur uit, dan mag hij daarop op geen enkele wijze melding maken van omzetbelasting. De afnemer kan ter zake van de aan hem verrichte levering of verleende dienst geen belasting in aftrek brengen. Vermeldt de ondernemer toch omzetbelasting op door hem uitgereikte facturen, dan vervalt de ontheffing voor het jaar waarin die uitreiking geschiedt. De vermindering van belasting wordt niet aan hem verleend. In voorkomende gevallen zal daardoor de verschuldigde belasting moeten worden nageheven. Doordat voor het bewuste jaar de grondslag aan de ontheffing is komen te vervallen, zal de ondernemer voor de rest van dat jaar de gewone administratieve verplichtingen moeten vervullen. In volgende jaren kan de ontheffing weer toepassing vinden zonder dat een nieuw verzoek om ontheffing wordt gedaan en voor zover aan de daarvoor gestelde eisen wordt voldaan.

7.2 Bedrijfsmiddel

Het kan voorkomen dat een ondernemer, die ontheffing van administratieve verplichtingen heeft gekregen, goederen levert die hij als bedrijfsmiddel heeft gebruikt. Ik keur op grond van artikel 63 AWR het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur goed dat voldoening van belasting achterwege blijft als een ondernemer, die ontheffing heeft gekregen, goederen levert die hij als bedrijfsmiddel heeft gebruikt. De ondernemer mag dan geen belasting in rekening brengen. Deze goedkeuring geldt ook als door die levering de belasting na toepassing van de regeling boven € 1.345 zou stijgen. De ontheffing van administratieve verplichtingen blijft dan in stand.

8. Ingetrokken regeling

Het volgende besluit is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit:

  • het besluit van 25 januari 2007, nr. CPP2006/2469M.

9. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking per 1 januari 2013.

Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.

Den Haag, 13 december 2012

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers.


X Noot
1

Hof ’s-Hertogenbosch van 11 augustus 2006, nr.01/01844.

Naar boven