Regeling van de Minister van Financiën tot vaststelling voor 2010 van de maatstaven, bedragen, bandbreedtes, verdeelsleutels en tarieven Besluit bekostiging financieel toezicht

12 juli 2010

Nr. FM 2010/4855 M

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 1:40 van de Wet op het financieel toezicht en de artikelen 5, 7, tweede lid, en 11 van het Besluit bekostiging financieel toezicht;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet:

Wet op het financieel toezicht;

b. besluit:

Besluit bekostiging financieel toezicht.

Artikel 2

Ter bepaling van de door de Nederlandsche Bank in rekening te brengen tarieven, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit, worden voor de volgende categorieën financiële ondernemingen, bedoeld in artikel 7 van het besluit, de volgende maatstaven vastgesteld:

  • a. clearinginstellingen: de minimumomvang van het toetsingsvermogen, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald;

  • b. kredietinstellingen en ondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van het besluit: de minimumomvang van het toetsingsvermogen, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald;

  • c. kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, van het besluit: de minimumomvang van het toetsingsvermogen, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald;

  • d. kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 3°, van het besluit: de minimumomvang van het toetsingsvermogen, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald;

  • e. kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 4°, van het besluit: de minimumomvang van het toetsingsvermogen, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald;

  • f. kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 5°, van het besluit: de minimumomvang van het toetsingsvermogen, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald;

  • g. kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 6°, van het besluit: de minimumomvang van het toetsingsvermogen, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald;

  • h. kredietinstellingen met zetel in een andere lidstaat die hun bedrijf vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor mogen uitoefenen: de vereiste liquiditeit, berekend conform de regels die bij of krachtens artikel 3:63 van de wet zijn bepaald;

  • i. zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel d, van het besluit: aantal verzekerden als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Zorgverzekeringswet;

  • j. verzekeraars als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel e, van het besluit: het bruto premie-inkomen;

  • k. beheerders als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel f, onder 1°, van het besluit: het gezamenlijk balanstotaal van de beleggingsinstellingen waarover beheer wordt gevoerd;

  • l. beheerders als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel f, onder 2°, van het besluit: het gezamenlijk balanstotaal van de beleggingsinstellingen waarover beheer wordt gevoerd;

  • m. beleggingsmaatschappijen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel g, van het besluit: het balanstotaal;

  • n. beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, van het besluit: het aantal in Nederland werkzame personen dat door de desbetreffende onderneming belast is met het verrichten van transacties in financiële instrumenten, waarbij het aantal deeltijdmedewerkers wordt omgerekend naar voltijd;

  • o. beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 3°, van het besluit: het type vergunning voor het verlenen van beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 1:1 van de wet en het aantal effectenrekeningen bij of in beheer bij de desbetreffende instelling.

Artikel 3

Ter bepaling van de door de Autoriteit Financiële Markten in rekening te brengen tarieven, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit, worden voor de volgende categorieën financiële ondernemingen, uitgevende instellingen en pensioenfondsen, bedoeld in artikel 8, van het besluit, de volgende maatstaven vastgesteld:

  • a. clearinginstellingen en kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het besluit: het aantal transacties afgewikkeld tussen de clearinginstelling of kredietinstelling en het clearinghuis dat door het clearinghuis aan de clearinginstelling onderscheidenlijk kredietinstelling in rekening wordt gebracht;

  • b. kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, onder 1° en 3°, van het besluit: de minimumomvang van het toetsingsvermogen, berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de wet worden bepaald;

  • c. verzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 1°, van het besluit: het bruto premie-inkomen in Nederland;

  • d. verzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 3°, van het besluit: het bruto premie-inkomen in Nederland;

  • e. beheerders en beleggingsmaatschappijen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, onder 1°, van het besluit: het gezamenlijke balanstotaal van de beleggingsinstellingen waarover beheer wordt gevoerd;

  • f. in Nederland gevestigde beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 2°, van het besluit: het type vergunning voor het verlenen van beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 1:1 van de wet en het aantal effectenrekeningen bij of in beheer bij de desbetreffende instelling;

  • g. beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 3°, van het besluit: het aantal in Nederland werkzame personen dat door die instellingen is belast met het verrichten van transacties in financiële instrumenten;

  • h. beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 4°, van het besluit: het aantal directe toezichturen;

  • i. beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 11 van de Vrijstellingsregeling Wft: het aantal werknemers en andere personen die zich onder verantwoordelijkheid van de beleggingsonderneming direct of indirect bezighouden met het verlenen van beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 1:1 van de wet, waarbij het aantal deeltijdmedewerkers wordt omgerekend naar voltijd;

  • j. financiële ondernemingen als bedoeld in artikel 2:97, eerste lid, onderdeel a of b, van de wet, die beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten als bedoeld in artikel 1:1 van de wet: het aantal effectenrekeningen bij of in beheer bij die instellingen;

  • k. marktexploitanten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, van het besluit: het aantal directe toezichturen;

  • l. uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 2°, van het besluit, niet zijnde beleggingsmaatschappijen waarvan de aandelen of andere daarmee gelijk te stellen verhandelbare waardebewijzen of rechten niet zijnde een recht van deelneming in een beleggingsmaatschappij, zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de wet, is verleend of een multilaterale handelsfaciliteit waarvoor de beleggingsonderneming een vergunning heeft als bedoeld in artikel 2:96, van de wet, of waarvoor met haar instemming verzocht is om toelating van die financiële instrumenten tot de handel op een dergelijke markt: de gemiddelde marktkapitalisatie van de instelling over de eerste drie maanden van 2010;

  • m. aanbieders van krediet als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, onder 1°, van het besluit: het aantal particuliere cliënten dat met de aanbieder rechtstreeks of middellijk als wederpartij een overeenkomst is aangegaan inzake krediet;

  • n. aanbieders van beleggingsobjecten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, onder 2°, van het besluit: ingelegde gelden;

  • o. adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, onder 1° en 2°, van het besluit: het aantal werknemers en andere personen, die zich onder verantwoordelijkheid van de financiële dienstverlener direct of indirect bezighouden met financiële dienstverlening, waarbij het aantal deeltijdmedewerkers wordt omgerekend naar voltijd.

Artikel 4

Het minimumbedrag, bedoeld in artikel 11, derde lid, van het besluit, wordt, voor zover het door de Nederlandsche Bank in rekening te brengen kosten betreft, vastgesteld op:

  • a. € 31.500 voor clearinginstellingen;

  • b. € 31.500 voor kredietinstellingen en ondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van het besluit;

  • c. € 40.000 voor kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, van het besluit;

  • d. € 31.500 voor kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 3°, van het besluit;

  • e. € 40.000 voor kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 4°, van het besluit;

  • f. € 31.500 voor kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 5°, van het besluit;

  • g. € 40.000 voor kredietinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, onder 6°, van het besluit;

  • h. € 25.000 voor kredietinstellingen met zetel in een andere lidstaat die hun bedrijf vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor mogen uitoefenen;

  • i. € 681 voor zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel d, van het besluit;

  • j. € 681 voor verzekeraars als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel e, van het besluit;

  • k. € 5.000 voor beheerders bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel f, onder 1° en 2°, van het besluit;

  • l. € 5.000 voor beleggingsmaatschappijen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel g, van het besluit;

  • m. € 1.500 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, van het besluit;

  • n. € 2.500 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 3°, van het besluit;

  • o. € 3.000 voor betaaldienstverleners als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel i, onder 1°, van het besluit.

Artikel 5

Het minimumbedrag, bedoeld in artikel 11, derde lid, van het besluit wordt, voor zover het door de Autoriteit Financiële Markten in rekening te brengen kosten betreft, vastgesteld op:

  • a. € 4.000 voor clearinginstellingen en kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het besluit, die het bedrijf van clearinginstelling uitsluitend voor de eigen organisatie uitoefenen;

  • b. € 8.000 voor overige clearinginstellingen en kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het besluit;

  • c. € 4.400 voor kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, onder 1° en 3°, van het besluit;

  • d. € 1.000 voor schadeverzekeraars of natura-uitvaartverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 1°, van het besluit;

  • e. € 0 voor andere schadeverzekeraars of natura-uitvaartverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 2°, van het besluit;

  • f. € 900 voor levensverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 3°, van het besluit;

  • g. € 0 voor andere levensverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 4°, van het besluit;

  • h. € 5.500 voor beheerders als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, onder 1°, van het besluit;

  • i. € 0 voor beheerders als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, onder 2°, van het besluit;

  • j. € 0 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 1°, 2°, 4°, 5°, 6°, 7°, 8° en 9°, van het besluit;

  • k. € 1.300 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 3°, van het besluit;

  • l. € 5.443 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 4°, van het besluit die op 31 december 2009 beschikken over een vergunning;

  • m. € 1.340 voor beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 11 van de Vrijstellingsregeling Wft;

  • n. € 11.370 voor in Nederland gevestigde financiële ondernemingen als bedoeld in artikel 2:97, eerste lid, onderdelen a of b, van de wet, voor zover het hen is toegestaan om beleggingsdiensten te verlenen of beleggingsactiviteiten te verrichten;

  • o. € 0 voor marktexploitanten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel h, onder 1° tot en met 3°, van het besluit;

  • p. € 2.350 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 1°, van het besluit;

  • q. € 540 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 2°, van het besluit, voor zover het beleggingsmaatschappijen betreft;

  • r. € 0 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 2°, van het besluit die geen beleggingsmaatschappij zijn, waarvan de aandelen of daarmee gelijk te stellen verhandelbare waardebewijzen of rechten, niet zijnde rechten van deelneming in een beleggingsmaatschappij, zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland of een markt in financiële instrumenten, niet zijnde een gereglementeerde markt, waarvan de houder een erkenning heeft als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, of waarvoor toelating tot die handel is aangevraagd;

  • s. € 70 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 2°, van het besluit die geen instelling zijn als bedoeld onder p of q waarvan de verhandelbare obligaties of een ander verhandelbaar schuldinstrument of een ander financieel instrument is toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland of een markt in financiële instrumenten, niet zijnde een gereglementeerde markt, waarvan de houder een erkenning heeft als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de wet of waarvoor toelating tot die handel is aangevraagd;

  • t. € 350 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 3°, van het besluit, voor zover het beleggingsmaatschappijen betreft;

  • u. € 1.375 voor uitgevende instellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 3°, van het besluit, waarvan aandelen of financiële instrumenten waarvan de waarde mede wordt bepaald door de waarde van hun aandelen, zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in Nederland waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de wet, is verleend of een multilaterale handelsfaciliteit waarvoor de beleggingsonderneming een vergunning heeft als bedoeld in artikel 2:96, van de wet, of waarvoor met hun instemming verzocht is om toelating van die financiële instrumenten tot de handel op een dergelijke markt;

  • v. € 0 voor pensioenfondsen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel j, van het besluit;

  • w. € 1.000 voor aanbieders van krediet als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, onder 1°, van het besluit;

  • x. € 20.000 voor aanbieders van beleggingsobjecten;

  • y. € 0 voor aanbieders van een financieel product als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, van het besluit, die tevens kredietinstelling zijn als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen b, onder 1° en 3°, van het besluit;

  • z. € 1.015 voor adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, onder 1°, van het besluit, die op 1 juli 2010 deelnemer zijn van de Stichting Financiële Dienstverlening of adviseurs en bemiddelaars waarvan de vergunning in 2010 vóór 1 juli is komen te vervallen maar tot dat tijdstip nog deelnemer waren van de Stichting Financiële Dienstverlening of adviseurs en bemiddelaars waaraan ná 1 juli 2010 een vergunning door de AFM is of wordt verleend en waarbij de aanvraag van de vergunning heeft plaatsgevonden via de Stichting Financiële Dienstverlening

  • aa. € 0 voor adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, van het besluit, die tevens een beleggingsonderneming zijn als bedoeld in artikel 11 van de vrijstellingsregeling Wft, of die tevens een financiële onderneming, uitgevende instelling of pensioenfonds zijn als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen a tot en met k, van het besluit;

  • bb. € 0 voor adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, van het besluit, die tevens aanbieder zijn van een financieel product als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, van het besluit;

  • cc. € 1.340 voor overige adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, van het besluit.

Artikel 6

De tarieven en bandbreedtes, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit, en de bedragen, bedoeld in artikel 11, derde lid, van het besluit worden vastgesteld zoals opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

Artikel 7

  • 1. Indien aan een financiële onderneming in het jaar 2009 op grond van de wet een aanwijzing is gegeven of een last onder dwangsom is opgelegd, kan de toezichthouder aan deze financiële onderneming een bedrag in rekening brengen ter vergoeding van de in verband daarmee werkelijk gemaakte kosten die uitstijgen boven de kosten die onder normale omstandigheden voor het toezicht op die financiële onderneming zouden zijn gemaakt.

  • 2. Een bedrag dat door de toezichthouder op grond van het eerste lid in rekening is gebracht en door de desbetreffende financiële onderneming is betaald, wordt onverwijld terugbetaald indien het besluit tot het geven van de aanwijzing of tot het opleggen van de last onder dwangsom is ingetrokken of na beroep is vernietigd.

  • 3. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt op zodanige wijze gespecificeerd dat daaruit blijkt dat het gebaseerd is op de werkelijk gemaakte kosten, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 8

Twee of meer aanbieders van beleggingsobjecten die gedurende het gehele jaar, in steeds dezelfde samenstelling, gezamenlijk aanbiedingen doen aan consumenten, of deze aanbiedingen aan consumenten gezamenlijk beheren, worden voor wat betreft deze regeling aangemerkt als één aanbieder.

Artikel 9

Indien de heffing die verschuldigd zou zijn door een in Nederland gevestigde beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 3°, of  artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 2°, van het besluit of door een financiële onderneming als bedoeld in artikel 2:97, eerste lid, onderdeel a of b, van de wet, berekend op basis van de in oktober 2008 aan de representatieve vertegenwoordiging van de onder toezicht staande ondernemingen ter consultatie voorgelegde heffingsmaatstaven en tarieven, hoger is dan de heffing die verschuldigd zou zijn door de desbetreffende onderneming, berekend op basis van de in april 2008 aan de representatieve vertegenwoordiging van de onder toezicht staande ondernemingen ter consultatie voorgelegde heffingsmaatstaven, brengt de toezichthouder aan de desbetreffende onderneming een kwart van het verschil in mindering op de heffing ingevolge artikel 6, zo nodig in afwijking van de artikelen 4 en 5.

Artikel 10

Er wordt een bedrag van € 300 in mindering gebracht op de totale heffing voor adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, onder 1°, van het besluit waarvan de medewerkers met klantcontact op 1 juli 2010 elk afzonderlijk geregistreerd zijn bij de Stichting DSI, voor adviseurs en bemiddelaars waarvan de vergunning in 2010 vóór 1 juli is komen te vervallen maar waarvan de medewerkers met klantcontact tot dat tijdstip nog elk afzonderlijk geregistreerd waren bij Stichting DSI en voor adviseurs en bemiddelaars waaraan ná 1 juli 2010 een vergunning door de AFM is of wordt verleend en waarvan de medewerkers met klantcontact op het tijdstip van de vergunningverlening elk afzonderlijk geregistreerd waren of zijn bij de Stichting DSI.

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst,

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën,

J.C. de Jager.

BIJLAGE, BEHOREND BIJ ARTIKEL 6

Categorie

Bandbreedte/Maatstaf

Verdeelsleutel

DNB

clearinginstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van het besluit en kredietinstellingen en ondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b onder 1°, 3° en 5°, van het besluit

€ 0 tot en met € 80 mln.

€  2886 per € 1 mln.

> € 80 mln. tot en met € 400 mln.

€  1243 per € 1 mln.

> € 400 mln. tot en met € 4 mld.

€ 653 per € 1 mln.

> € 4 mld.

€ 190 per € 1 mln.

zorgverzekeraars als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel d, van het besluit

 

€ 0,224 per verzekerde

verzekeraars als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel e, van het besluit

 

0,0451 % van het bruto premie-inkomen

beheerders als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel f, onder 1° en 2°, van het besluit en beleggingsmaatschappijen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel g, van het besluit

balanstotaal: € 0 tot en met € 5 mld.

€ 1,50 per € 500.000

balanstotaal: > € 5 mld.

€ 0,00

beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, van het besluit

0 tot en met 10 werkzame personen

€ 700 per werkzame persoon

> 10 werkzame personen

€ 450 per werkzame persoon

beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel h, onder 3°, van het besluit

vergunning voor het ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 0,00 per vergunning

vergunning voor het uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 3.250 per vergunning

vergunning voor vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 3.250 per vergunning

vergunning voor beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 0,00 per vergunning

vergunning voor het begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 5.200 per vergunning

vergunning voor het begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 2.500 per vergunning

0 tot en met 250 rekeningen

€ 0 per rekening

> 250 tot en met 10.000 rekeningen

€ 17 per rekening

> 10.000 rekeningen

€ 0 per rekening

betaalinstellingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel i, onder 1°, van het besluit

 

€ 0,00

AFM

clearinginstellingen en kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het besluit

Transacties

€ 22,50 per 100.000 transacties of een gedeelte daarvan

kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van het besluit en kredietinstellingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, onder 3°, van het besluit

€ 0 tot en met € 80 mln.

€ 580,00 per € 1 mln. of een gedeelte daarvan

> € 80 mln. tot en met € 400 mln.

€ 295,00 per € 1 mln. of een gedeelte daarvan

> € 400 mln. tot en met € 4 mld.

€ 118,00 per € 1 mln. of een gedeelte daarvan

> € 4 mld.

€ 0,00

schadeverzekeraars of natura-uitvaartverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 1°, van het besluit

€ 0 tot en met € 1 mld.

€ 18,75 per € 1 mln. of een gedeelte daarvan

> € 1 mld.

€ 0,00

levensverzekeraars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, onder 3°, van het besluit

€ 0 tot en met

€ 500 mln.

€ 138,00 per 1 mln. of een gedeelte daarvan

> € 500 mln.

€ 0,00

beheerders als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, onder 1°, van het besluit

€ 0 tot en met € 3,5 mld.

€ 25,05 per € 500.000 of een gedeelte daarvan

> € 3,5 mld. tot en met € 6 mld.

€ 16,15 per € 500.000 of een gedeelte daarvan

> € 6 mld.

€ 0,00

in Nederland gevestigde beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 2°, van het besluit

vergunning voor het ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 873 per vergunning

vergunning voor het uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 2.626 per vergunning

vergunning voor vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 3.499 per vergunning

vergunning voor beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 2.626 per vergunning

vergunning voor het begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 873 per vergunning

vergunning voor het begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de wet

€ 873 per vergunning

0 tot en met 10.000 rekeningen

€ 1,65 per rekening

> 10.000 tot en met 20.000 rekeningen

€ 1,56 per rekening

> 20.000 tot en met 100.000 rekeningen

€ 1,38 per rekening

> 100.000 tot en met 400.000 rekeningen

€ 0,74 per rekening

> 400.000 rekeningen

€ 0,18 per rekening

in Nederland gevestigde financiële ondernemingen als bedoeld in artikel 5, onderdeel n, van deze regeling

0 tot en met 10.000 rekeningen

€ 1,65 per rekening

> 10.000 tot en met 20.000 rekeningen

€ 1,56 per rekening

> 20.000 tot en met 100.000 rekeningen

€ 1,38 per rekening

> 100.000 tot en met 400.000 rekeningen

€ 0,74 per rekening

> 400.000 rekeningen

€ 0,18 per rekening

beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 3°, van het besluit

0 tot en met 1 persoon

€ 0

> 1 tot en met 5 personen

€ 750 per persoon

> 5 personen

€ 870 per persoon

beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, onder 4°, van het besluit

 

€ 172 per uur

marktexploitanten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, van het besluit

 

€ 172 per uur

marktexploitanten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, van het besluit die op 31 december 2009 beschikken over een vergunning als marktexploitant

 

€ 17,60 per gerealiseerd direct toezichtuur in 2009

uitgevende instellingen, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel i, onder 2°, van het besluit, niet zijnde beleggingsinstellingen

€ 0 tot en met €  500 mln.

€ 2.350

> €  500 mln. tot en met

€ 6,5 mld.

€ 7.200

> € 6,5 mld.

€ 14.500

aanbieders van krediet als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, onder 1°, van het besluit

0 tot en met 7.500

€ 4,25 per cliënt

> 7.500 tot en met 100.000

€ 0,20 per cliënt

> 100.000

€ 0,00

aanbieders van beleggingsobjecten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel l, onder 2°, van het besluit

€ 0 tot en met € 5 mln.

€ 2.500 per € 500.000 of een gedeelte daarvan

> € 5 mln. tot en met € 100 mln.

€ 1.200 per € 500.000 of een gedeelte daarvan

> € 100 mln.

€ 0,00

adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, onder 1°, van het besluit, die op 1 juli 2010 deelnemer zijn van de Stichting Financiële Dienstverlening, of adviseurs en bemiddelaars waarvan de vergunning in 2010 vóór 1 juli is komen te vervallen maar tot dat tijdstip nog deelnemer waren van de Stichting Financiële Dienstverlening of adviseurs en bemiddelaars waaraan ná 1 juli 2010 een vergunning is verleend en waarbij de aanvraag via de Stichting Financiële Dienstverlening heeft plaatsgevonden

0 tot en met 1,0 fte

€ 0,00

> 1 fte tot en met 21 fte

€ 210,00 per fte

> 21 fte tot en met 201 fte

€ 195,00 per fte

> 201 fte

€ 0,00

adviseurs en bemiddelaars als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel m, onder 1°, van het besluit die op 1 juli 2010 geen deelnemer zijn van de Stichting Financiële Dienstverlening en beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 11 van de Vrijstellingsregeling Wft

0 tot en met 1 fte

€ 0,00

> 1 fte tot en met 21 fte

€ 240,00 per fte

> 21 fte tot en met 201 fte

€ 220,00 per fte

> 201 fte

€ 0,00

TOELICHTING

Algemeen

In deze regeling zijn de maatstaven, bedragen, bandbreedtes en verdeelsleutels/tarieven voor het doorlopend toezicht ingevolge de Wet op het financieel toezicht (Wft) voor het jaar 2010 vastgesteld. Deze regeling is gebaseerd op de voorstellen van De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (de AFM). Deze voorstellen vloeien voort uit de door de toezichthouders opgestelde begrotingen van het jaar 2010, alsmede op de ZBO-verantwoording van DNB danwel de jaarrekening van de AFM over 2009. In de regel ontstaan verschillen tussen de tarieven 2010 en 2009 door enerzijds de verschillen tussen de begrote toezichtkosten 2010 en 2009 en anderzijds de verschillen tussen de exploitatieresultaten 2009 en 2008. Deze systematiek kan leiden tot aanzienlijke verschillen tussen de jaarlijkse tarieven. Voor zover afgeweken is van deze standaardsystematiek van verrekening van de exploitatiesaldi in het volgende jaar wordt dit onderstaand toegelicht. Daarnaast wordt een toelichting gegeven op enkele inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van de regeling 2009.

Tarieven DNB

Kredietinstellingen en clearingstellingen

De maatstaf voor de categorie kredietinstellingen en clearingstellingen in deze regeling is een andere dan die voor dezelfde categorie is vastgesteld in de Regeling van de Minister van Financiën tot vaststelling voor 2009 van de maatstaven, bedragen, bandbreedtes, verdeelsleutels en tarieven Besluit bekostiging financieel toezicht. Het is namelijk gebleken dat de voor 2009 vastgestelde heffingsmaatstaf tot enige verwarring zou kunnen leiden. Vanaf 2008 zijn alle banken verplicht om over te gaan op het Bazel II rapportagekader. In dat kader wordt niet meer gesproken over naar risicograad gewogen posten, maar van een minimumomvang van het toetsingsvermogen. Deze formulering is overgenomen in de maatstaf als bedoeld in artikel 2, onderdelen a tot en met g.

Betaalinstellingen

Gelet op het grote aantal betaalinstellingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wft die in 2010 tot de markt zullen toetreden zal er voor 2010 naast het basisbedrag van € 3.000 geen andere heffing worden opgelegd. De verdeelsleutel is daarom op € 0,00 vastgesteld.

Tarieven AFM

Aanbieders van beleggingsobjecten

In 2009 is een exploitatietekort ontstaan van € 0,82 mln. Samen met het exploitatietekort over 2008 van € 0,65 mln., dat nog op balans van de AFM staat, is er per 31 december 2009 een te verrekenen bedrag ontstaan van ca. € 1,5 mln. Gezien het geringe aantal instellingen dat onder toezicht van de AFM staat is besloten dit bedrag niet te betrekken bij de vaststelling van de tarieven voor 2010. Een stijging van de tarieven kan desondanks niet worden voorkomen en vindt haar oorzaak in het feit dat de categorie ‘aanbieders van beleggingsobjecten’, hoewel in aantal relatief beperkt, een bovengemiddelde inspanning vraagt van de AFM

Aanbieders van bancaire diensten en elektronisch geld

Uit het oogpunt van uniformiteit met DNB, is de heffingsmaatstaf voor deze categorie instellingen aangepast. In dit kader wordt niet meer gesproken over naar risicograad gewogen posten, maar van een minimumomvang van het toetsingsvermogen. Deze formulering is overgenomen in de maatstaf als bedoeld in artikel 3, onderdeel b.

Verlenen van beleggingsdiensten

Als gevolg van de wijziging van de heffingsmaatstaf in 2008 waarbij naast het aantal effectenrekeningen ook de vergunningtypen mede bepalend zijn voor de omvang van de heffing treden herverdeeleffecten op. Desbetreffende instellingen zijn in 2008 hiervoor volledig gecompenseerd en in 2009 voor 50%. In 2010 vindt een laatste compensatie van 25% plaats.

Adviseurs en bemiddelaars

De Stichting Financiële Dienstverlening is een organisatorisch verband van marktpartijen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van het Besluit dat door middel van zelftoezicht een bijdrage levert aan de uitvoering door de toezichthouder van het toezicht op de naleving van de wet. Om die reden komen de deelnemers hiervan sinds enkele jaren voor een lager tarief in aanmerking. Afgelopen jaar is opnieuw gekeken naar de onderbouwing van de korting voor aangeslotenen bij de StFD, met als gevolg een herijking van het verlaagde tarief . Hierdoor is een een betere afspiegeling ontstaan van de huidige verminderde toezichtsinspanning door de AFM. Mocht hiertoe aanleiding bestaan dan zou in de toekomst een eventuele herijking van het verlaagde tarief opnieuw tot aanpassingen kunnen leiden.

De korting die geldt voor adviseurs en bemiddelaars die conform artikel 10 van deze regeling bij de Stichting DSI zijn aangesloten en al haar medewerkers met klantcontact een DSI-registratie laat voeren blijft vooralsnog voor 2010 gehandhaafd op € 300 per instelling. Begin 2011 zal een evaluatie plaatsvinden van de uitvoering van het convenant tussen de Stichting DSI en de AFM.

Gereglementeerde markt/Multilaterale handelsfaciliteit (MTF)

Voor exploitanten of beheerders van een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wft en voor exploitanten van een multilatere handelsfaciliteit (MTF) als bedoeld in artikel 1:1 van de Wft is de heffingsmaatstaf het aantal directe toezichturen. Het uurtarief 2009 was gebaseerd op de begroting 2009. In de begroting 2009 was geen rekening gehouden met hogere kosten als gevolg van een stelselwijziging in 2009 van de verantwoording van de pensioenlasten van de AFM. Hierdoor is het uurtarief 2009 achteraf bezien te laag vastgesteld en is een te verrekenen exploitatieresultaat uit 2009 ontstaan. Voor zover deze hogere kosten betrekking hebben op de categorie van houders van een gereglementeerde markt of MTF worden deze verrekend bij de instellingen die op 31 december 2009 beschikken over een vergunning. Voor de houders van een gereglementeerde markt vindt de verrekening in 2010 plaats via een apart uurtarief van € 17,60 per direct toezichtuur in 2009 en voor de categorie MTF via een vast basisbedrag. Deze heffingen worden opgelegd naast de reguliere heffing voor het doorlopend toezicht 2010 van € 172 per direct toezichtuur in 2010.

De Minister van Financiën,

J.C. de Jager.

Naar boven