Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 30 september 2009, nr. 56506, houdende wijziging van de Regeling LNV-subsidies en het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2009

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337) en de artikelen 2, 4 en 7 van de Kaderwet LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

In ‘Hoofdstuk 2. Concurrerende landbouw’ wordt na ‘Titel 12. Garantstelling’ ingevoegd:

§ 1. Investeringen

B

Na artikel 2:80 wordt de volgende paragraaf ingevoegd:

§ 2. Werkkapitaal

Artikel 2:81. Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. werkkapitaal:

kapitaal ter dekking van uitgaven die moeten worden gemaakt om de lopende bedrijfsvoering van de landbouwonderneming doorgang te doen vinden, niet zijnde kosten als bedoeld in artikel 2:77;

b. Verordening (EG) nr. 1535/2007:

Verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337);

c. de-minimissteun:

de-minimissteun als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1535/2007;

d. Commissie:

Commissie van de Europese Gemeenschappen;

e. Tijdelijke communautaire kaderregeling:

Mededeling van de Commissie – Tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis (PbEU C 16);

f. subsidie-equivalent:

subsidie-equivalent als bedoeld in punt 4.4. van de Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (PbEU C 155).

Artikel 2:82. Subsidiabele activiteiten

De Minister kan tot en met 31 december 2010 subsidie in de vorm van een garantstelling verstrekken aan een landbouwonderneming voor de terugbetaling van een lening, voor zover deze strekt tot financiering van werkkapitaal.

Artikel 2:83. Nadere voorschriften
  • 1. Op de verstrekking van de garantstelling, bedoeld in artikel 2:82, zijn van toepassing:

    • a. artikel 2:71, aanhef en onderdelen a, c, d, f en h;

    • b. artikel 2:72, eerste tot en met derde lid;

    • c. artikel 2:73, eerste lid, aanhef en onderdeel a;

    • d. artikel 2:74;

    • e. artikel 2:76.

  • 2. Op de verstrekking van de garantstelling, bedoeld in artikel 2:82, is van overeenkomstige toepassing artikel 2:71, aanhef en onderdeel b.

  • 3. De garantstelling, bedoeld in artikel 2:82, wordt uitsluitend verstrekt:

    • a. aan een landbouwonderneming die na 1 juli 2008 in liquiditeitsproblemen is gekomen en daardoor op het tijdstip van de aanvraag de benodigde zekerheden ontbeert om volgens normaal bankgebruik financiering voor werkkapitaal te krijgen;

    • b. ten behoeve van een lening van ten hoogste € 850.000 die een looptijd heeft van maximaal drie jaar en uitsluitend bestemd is voor financiering van werkkapitaal dat de onderneming de eerstkomende 12 maanden na indiening van de aanvraag tot garantstelling nodig heeft;

    • c. indien aan de landbouwonderneming na 1 juli 2008 ten minste twee jaar uitstel van betaling is verleend op alle door de landbouwonderneming met kredietinstellingen afgesloten leningen.

  • 4. Artikel 2:2, aanhef en onderdeel a, is niet van toepassing op de verstrekking van de garantstelling, bedoeld in artikel 2:82, voor zover het kosten voor dieren, planten en de aanplant van planten voor niet-permanente gewassen betreft.

  • 5. Per onderneming kan slechts één garantstelling worden verstrekt.

Artikel 2:84. Indiening aanvraag garantstelling
  • 1. De aanvraag tot garantstelling wordt namens de natuurlijke persoon of rechtspersoon als bedoeld in artikel 2:72 ingediend door de kredietinstelling die de lening verstrekt.

  • 2. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende documenten:

    • a. een verklaring van de kredietinstelling dat de landbouwonderneming voldoet aan de in deze paragraaf gestelde voorwaarden om de garantstelling te kunnen verstrekken en waarin de kredietinstelling met name aangeeft dat inzichtelijk is dat de landbouwonderneming in liquiditeitsproblemen als bedoeld in artikel 2:83, derde lid, verkeert;

    • b. een door de landbouwonderneming opgemaakte verklaring, waarin opgave wordt gedaan van alle de-minimissteun die in de afgelopen drie belastingjaren aan de onderneming is verstrekt.

  • 3. De aanvrager of de kredietinstelling verstrekt op verzoek van de Minister alle bescheiden en informatie die de Minister noodzakelijk acht, waaronder:

    • a. een overzicht van de liquiditeitsbehoefte van de landbouwonderneming;

    • b. een overzicht van de stand van de leningen en kredieten van de landbouwonderneming;

    • c. een specificatie van de zekerheden voor alle door de kredietinstelling te verstrekken financieringen aan de landbouwonderneming, vergezeld van een taxatierapport ter zake van de executiewaarde van de roerende en onroerende zaken die tot zekerheid strekken, alsmede een specificatie van de totale financiering die onder de garantstelling zal vallen inclusief de daaraan door de kredietinstelling verbonden voorwaarden;

    • d. een berekening van het eigen en aansprakelijk vermogen;

    • e. een door de kredietinstelling getoetste, op de ondernemerscapaciteiten van de aanvrager afgestemde begroting, waaruit blijkt dat de landbouwonderneming een bruto-jaaromzet heeft die voor meer dan de helft wordt verkregen uit de primaire productie van landbouwproducten en voldoende liquiditeitstoename oplevert;

    • f. de boekhoudverslagen en aangiften inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting over de voorliggende drie boekjaren, indien beschikbaar;

    • g. een toelichting van de kredietinstelling op de verstrekte gegevens;

    • h. voor zover van toepassing, maatschapovereenkomsten, overeenkomsten inzake vennootschappen onder firma of commanditaire vennootschappen, of statuten van de landbouwonderneming indien de aanvraag betrekking heeft op een rechtspersoon;

    • i. een verklaring van de kredietinstelling dat aan de landbouwonderneming na 1 juli 2008 voor ten minste twee jaar uitstel van betaling is verleend, of verleend zal worden, op alle door kredietinstellingen aan de onderneming verstrekte leningen.

  • 4. Ingeval de kredietinstelling nakoming vordert van de garantstelling, wordt deze uitsluitend uitgekeerd indien op grond van de bescheiden en de informatie, bedoeld in het tweede lid en derde lid, wordt vastgesteld dat de landbouwonderneming ten tijde van de aanvraag voldeed aan de in deze paragraaf gestelde voorwaarden om voor garantstelling in aanmerking te komen.

Artikel 2:85. Hoogte en looptijd garantstelling
  • 1. De garantstelling bedraagt ten hoogste de helft van het bedrag van de lening die met de kredietinstelling is aangegaanvoor de financiering van het werkkapitaal, met dien verstande dat de garantstelling ten minste € 25.000 en ten hoogste € 425.000 bedraagt.

  • 2. De hoogte van de garantstelling wordt verminderd naar rato van de extra aflossingen die worden gedaan op leningen waarvoor de garantstelling is verstrekt.

  • 3. Ingeval de kredietinstelling nakoming vordert van de garantstelling, wordt ten hoogste de helft van de restantschuld van de lening waarop de garantstelling betrekking heeft uitbetaald.

Artikel 2:86. De-minimisplafond
  • 1. Indien de garantstelling is verleend in de periode waarin punt 4.2.2 van de Tijdelijke communautaire kaderregeling niet van toepassing is op steun aan landbouwondernemingen, staat de Minister garant tot het tijdstip dat de Commissie verstrekking van steun in de vorm van garanties op grond van punt 4.2.2 aan landbouwondernemingen, na aanmelding als bedoeld in punt 5.2, aan de Nederlandse autoriteiten heeft toegestaan.

  • 2. De garantstelling, bedoeld in het eerste lid, is verleend onder voorbehoud dat het subsidie-equivalent van de steun welke in de vorm van de garantstelling is toegekend, gedurende de in dat lid bedoelde periode het plafond van € 7.500 als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1535/2007, met in begrip van in de afgelopen drie belastingjaren ontvangen de-minimissteun, niet overschrijdt.

  • 3. De looptijd van de garantstelling, bedoeld in het eerste lid, is vanaf het tijdstip als bedoeld in dat lid verlengd tot de looptijd die voortvloeit uit artikel 2:83, tweede lid, onderdeel b.

Artikel 2:87. Beslistermijn subsidieverlening

De Minister verleent de subsidie, bedoelt in artikel 2:82, binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag, bedoeld in artikel 2:84, indien aan de in dat artikel gestelde voorwaarden is voldaan.

Artikel 2:88. Provisie
  • 1. De subsidieontvanger betaalt aan de kredietinstellingeenmalig 4,5% provisie over het totale bedrag van de lening die onder garantstelling wordt verstrekt.

  • 2. De kredietinstelling betaalt de provisie aan de Minister.

Artikel 2:89. Cumulatie

Het totale steunbedrag dat een landbouwonderneming op grond van deze paragraaf in de vorm van een garantstelling is toegekend, met inbegrip van in de afgelopen drie belastingjaren en na 1 januari 2008 ontvangen de-minimisteun, bedraagt met ingang van het tijdstip als bedoeld in artikel 2:86, eerste lid, het subsidie-equivalent van ten hoogste € 15.000.

ARTIKEL II

Het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2009 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Aanvragen tot subsidieverlening voor de uitvoering van activiteiten als bedoeld in artikel 2:3, eerste lid, onderdeel a, van de regeling, kunnen worden ingediend door landbouwondernemingen die in liquiditeitsproblemen verkeren.

2. In het derde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. voor zover het aanvragen betreft als bedoeld in het tweede lid, in de periode van 2 november tot en met 31 december 2009.

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1’ geplaatst.

2. De volgende leden worden toegevoegd:

  • 2. De aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3, tweede lid:

    • a. kunnen uitsluitend worden ingediend voor de in artikel 2:3, tweede lid, onderdelen a, c en d, van de regeling genoemde typen bedrijfsconsulten en voor zover deze ten minste betrekking hebben op:

      • a. een beschrijving van de moeilijkheden waarin het bedrijf verkeert met een kwantificering daarvan;

      • b. de stappen die de onderneming kan nemen die leiden tot verbetering en de financiële aspecten die daarbij aan de orde komen.

  • 3. De aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3, tweede lid;

    • a. kunnen uitsluitend tot subsidieverlening leiden, indien de aanvrager een bankverklaring overlegt waaruit volgt dat de onderneming liquiditeitsproblemen ondervindt en daardoor volgens normaal bankgebruik geen financiering kan krijgen;

    • b. kunnen uitsluitend tot subsidievaststelling leiden, indien de ingeschakelde adviseur of instelling voldoet aan artikel 2:8, tweede lid, onderdeel e, van de regeling.

  • 4. Op de aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3, tweede lid, is artikel 2:1a, aanhef en onderdeel a, van de regeling niet van toepassing.

C

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

Per landbouwonderneming kan slechts één aanvraag tot subsidieverlening worden ingediend op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel a of b, artikel 3, tweede lid, of artikel 6, eerste lid.

D

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c wordt geletterd tot d.

2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • c. € 500.000 voor aanvragen als bedoeld in artikel 3, tweede lid.

E

Artikel 68Aa komt te luiden:

Artikel 68Aa

Aanvragen voor garantstellingen als bedoeld in Hoofdstuk 2, Titel 12, paragraaf 1, van de regeling kunnen worden ingediend met ingang van de inwerkingtreding van deze regeling tot en met 31 december 2009.

F

Na artikel 68Ab worden de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 68Ac

Aanvragen tot garantstellingen als bedoeld in Hoofdstuk 2, Titel 12, paragraaf 2, van de regeling kunnen worden ingediend met ingang van de inwerkingtreding van deze regeling tot en met het tijdstip dat de Commissie verstrekking van steun in de vorm van garanties aan landbouwondernemingen op grond van punt 4.2.2 van de Mededeling van de Commissie – Tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis (PbEU C 16), na aanmelding als bedoeld in punt 5.2 van dat kader, aan de Nederlandse autoriteiten heeft toegestaan.

Artikel 68Ad

Het subsidieplafond voor aanvragen als bedoeld in artikel 2:82 van de regeling bedraagt € 100.000.000.

ARTIKEL III

De regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 30 september 2009

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

TOELICHTING

§ 1. Algemeen

Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling LNV-subsidies (hierna: de Regeling). Ingevolge de wijziging is in Hoofdstuk 2, Titel 12, van de Regeling een nieuw garantie-instrument voor land- en tuinbouwondernemingen toegevoegd aan het bestaande garantie-instrument voor investeringen. Dit nieuwe garantie-instrument beoogt – tijdelijk – financiering van werkkapitaal te bevorderen. Ingevolge deze wijziging bestaat ‘Titel 12. Garantstellingen’ uit twee onderdelen:

  • garantstelling op leningen voor investeringen (§ 1. van Titel 12), en

  • (de nieuw ingevoegde) garantstelling op leningen voor werkkapitaal (§ 2. van Titel 12).

Deze regeling strekt tevens tot wijziging van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2009, op grond waarvan het nieuw ingevoerde garantie-instrument per direct is opengesteld voor aanvragen. Ook is voorzien in extra openstelling van de module ‘Beroepsopleiding en voorlichting’ van Hoofdstuk 2 (Concurrerende landbouw) van de Regeling. Deze extra openstelling heeft betrekking op subsidies voor kosten van bedrijfsconsulten gericht op bedrijfsdoorlichting (artikel 2:3, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling); de extra openstelling is bestemd voor land- en tuinbouwondernemingen die in liquiditeitsproblemen verkeren en daarom de onderneming willen laten doorlichten.

§ 2. Garantstelling voor werkkapitaal (Artikel I, onderdeel B)

Op dit moment ontbreekt het een groot aantal op zich rendabele land- en tuinbouw-ondernemingen aan liquide middelen ter dekking van bedrijfsuitgaven die noodzakelijk zijn om de lopende bedrijfsvoering doorgang te kunnen laten vinden. Bij werkkapitaal gaat het bij de glastuinbouw vooral om kapitaal ter dekking van uitgaven voor teelt- en plantmateriaal en energie en arbeid en bij andere sectoren kan het tevens gaan om uitgaven voor voer, fokmateriaal of pachtprijzen. De oorzaak van het tekort aan werkkapitaal is gelegen in de financiële en economische crisis. Als gevolg van de crisis teren veel land- en tuinbouwondernemingen in op het eigen vermogen en kunnen daardoor moeilijker leningen voor werkkapitaal aangaan, met name omdat banken meer zekerheden vragen in de vorm van hogere solvabiliteit. De solvabiliteit van sommige ondernemingen (vooral in de glastuinbouw) is echter, als gevolg van de crisis, laag.

Deze situatie noopt acuut tot het bieden van tijdelijke overheidsondersteuning in de vorm van garantstelling op leningen die worden aangegaan voor financiering van werkkapitaal. De nieuw ingevoegde paragraaf 2 van ‘Titel 12. Garantstellingen’ van Hoofdstuk 2 van de Regeling voorziet hier in. Hiermee wordt tevens uitvoering gegeven aan de moties Snijder-Hazelhoff/Mastwijk (31 700 XIV, nr. 163) en Mastwijk c.s (31 700 VIV, nr. 167).

Omdat het werkkapitaal betreft, wordt de garantstelling door de Minister van LNV uitsluitend verleend voor kortlopende leningen; de looptijd van de lening – en daarmee ook de garantstelling – bedraagt maximaal drie jaar (artikel 2:83, derde lid, onderdeel b, van de Regeling).

Zoals hiervoor aangegeven dient de ondersteuning tijdelijk van aard te zijn; aanvragen voor garantstellingen kunnen daarom uiterlijk tot en met 31 december 2010 worden verstrekt (artikel 2:82 van de Regeling). Met deze inperking in tijd wordt aangesloten op de Tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis (hierna: Tijdelijke kaderregeling). Bovendien kan per onderneming slechts één aanvraag worden verstrekt (artikel 2:83, vijfde lid, van de Regeling).

De garantstellingen zijn uitsluitend bestemd voor de ondernemingen die de lening voor het werkkapitaal nodig hebben om de eerstkomende twaalf maanden (na de indiening van de aanvraag) te kunnen overbruggen. Dit betekent dat garantstellingen uitsluitend worden verstrekt aan ondernemingen die – niet structureel – in dusdanige liquiditeitsproblemen verkeren waardoor het onmogelijk is geworden volgens normaal bankgebruik financiering op korte termijn voor werkkapitaal te krijgen (artikel 2:83, derde lid, onderdelen a en c, van de Regeling en artikel 2:84, tweede lid,van de Regeling).

De garantstelling bedraagt ten hoogste € 425.000; met dat bedrag staat de Minister van LNV garant voor ten hoogste de helft van de door de ondernemer met de bank af te sluiten lening (artikel 2:85, eerste lid, van de Regeling). De lening die voor garantstelling in aanmerking komt bedraagt derhalve maximaal € 850.000. De land- of tuinbouwonderneming betaalt eenmalig 4,5% provisie over het totale bedrag van de lening (artikel 2:88 van de Regeling).

Het voorgaande betekent dat banken tenminste voor 50% van de lening garant staan en daarmee nog steeds een aanzienlijk financieel risico lopen op de afgesloten lening. Mede gelet hierop zullen dan ook uitsluitend ondernemingen die voldoende toekomstperspectief hebben, leningen met banken onder de garantstelling kunnen afsluiten.

De verstrekking van garantstellingen voor werkkapitaal geschiedt onder een groot aantal van de voorschriften die ook van toepassing zijn op garantstellingen voor leningen op investeringen (artikel 2:83, eerste en tweede lid). Belangrijk verschil met de garantstelling voor investeringen is dat de aanvraag voor garantstelling door de bank, namens de land- of tuinbouwonderneming, moet worden ingediend. De bank dient bij de aanvraag een verklaring te overleggen, waarin de bank stelt dat inzichtelijk is dat de land- of tuinbouwonderneming aan de voorwaarden van de Regeling voldoet om voor garantstelling in aanmerking te komen (artikel 2:84, tweede lid, onderdeel a). Met name is van belang dat de bank hiermee aantoont dat de onderneming – na 1 juli 2008 – in liquiditeitsproblemen is geraakt en daardoor onder normaal bankgebruik geen financiering voor werkkapitaal kan krijgen en na verstrekking van de lening voldoende liquiditeitstoename genereert. Deze voorwaarden maken het mogelijk dat de Minister van LNV een kort tijdsbestek nodig heeft om te toetsen op de aanvraag, zodat de garantstelling op korte termijn kan worden verleend; hetgeen noodzakelijk is gelet op het belang van de onderneming om de lening aan te kunnen gaan. Deze voorwaarden laten onverlet dat wanneer aanspraak wordt gemaakt op de garantstelling, vast dient te staan dat geen onjuiste gegevens zijn verstekt op grond waarvan de garantstelling niet zou zijn verstrekt. In artikel 2:84, vierde lid, van de Regeling is dan ook bepaald dat de garantstelling uitsluitend wordt uitgekeerd indien op grond van de bescheiden en de informatie, bedoeld in het tweede lid en derde lid van dat artikel, wordt vastgesteld dat de landbouwonderneming ten tijde van de aanvraag voldeed aan de voorwaarden om voor garantstelling in aanmerking te komen.

§ 3. Garantstelling: twee fasen

De Europese Commissie heeft op 26 november 2008 de mededeling ‘Een Europees economisch herstelplan’ aangenomen om Europa uit de huidige financiële crisis te halen. Dat herstelplan bevat initiatieven om staatssteunregels zodanig toe te passen dat de financiële en economische crisis met maximale flexibiliteit kan worden aangepakt. Die initiatieven zijn opgenomen in de Tijdelijke kaderregeling. Eén van de daarin opgenomen tijdelijke verruimingen, is de in punt 4.2.2. opgenomen maatregel op grond waarvan vanaf 17 december 2008 tot uiterlijk 31 december 2010 (onder voorwaarden én na goedkeuring door de Europese Commissie) aan ondernemingen, niet zijnde landbouwondernemingen, steun kan worden verleend tot maximaal € 500.000 per onderneming. Indien steun in andere vorm dan rechtstreekse steun wordt verleend, zoals in de vorm van garanties, is het maximale steunbedrag het subsidie-equivalent van de steun. Voorwaarde voor toepassing is onder andere dat eventuele de-minimissteun die een onderneming vanaf 1 januari 2008 heeft ontvangen, meetelt.

De Europese Commissie beoogt nog dit jaar het Tijdelijk kader aan te passen, opdat onder punt 4.2.2. ook (verruimde) staatssteun aan land- en tuinbouwondernemingen kan worden verleend tot een maximale steunbedrag van € 15.000 (dan wel het subsidie-equivalent daarvan) per onderneming (persbericht van de Commissie van 22 juli 2009; IP/09/1172). De maximale garantstelling van € 425.000, op een lening van € 850.000, is gebaseerd op het subsidie-equivalent van € 15.000.

Tot het tijdstip dat de wijziging van het Tijdelijk kader kan worden toegepast, moet echter gewaarborgd zijn dat garantstellingen – gedurende die periode – voldoen aan de thans geldende steunkaders. Daarom worden in de fase tot toepassing van het Tijdelijk kader garantstellingen verleend als de-minimissteun, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337). Op grond van deze verordening dient het subsidie-equivalent (het steundeel) niet meer te bedragen dan € 7.500 (het de-minimisplafond).

Gelet op het voorgaande is in artikel 2:86 van de Regeling bepaald dat garantstellingen die in de periode tot de toepassing van het Tijdelijk kader worden verstrekt, onder het voorbehoud zijn verleend dat (gedurende die periode) het subsidie-equivalent van de steun het de-minimisplafond van € 7.500 niet overschrijdt. Ook is bepaald dat de garantstellingen in duur beperkt zijn tot de toepassing van het Tijdelijk kader door de Europese Commissie aan Nederland is toegestaan. Mocht dus onverhoopt in deze tussenliggende periode de bank nakoming van een garantstelling vorderen, dan bedraagt de uitkering maximaal het bedrag dat als subsidie-equivalent overeenkomt met het subsidieplafond van € 7.500 (het de-minimsplafond).

Om bovenstaande redenen loopt ook de openstellingsperiode tot aan het tijdstip dat het Tijdelijk kader kan worden toegepast (Artikel II, onderdeel F). Zodra het Tijdelijk kader is aangepast, zal terstond aan de Europese Commissie toestemming worden gevraagd om van de aanpassing gebruik te maken. Naar verwachting zal deze procedure slechts enkele dagen in beslag hoeven te nemen. Terstond na toestemming, zal de regeling opnieuw worden opengesteld.

Indien met ingang van 2010 het Tijdelijk kader nog niet zou kunnen worden toegepast, zal worden voorzien in een voortgezette openstelling van de eerste fase, mits voldaan aan de gestelde voorwaarden in de Regeling.

Zodra het Tijdelijk kader is aangepast en de Europese Commissie aan Nederland – na notificatie – toestemming heeft gegeven voor toepassing van het kader, is (ingevolge artikel 2:86, derde lid, van de Regeling) van rechtswege de duur van de dan al verleende garantstellingen verlengd tot de eigenlijke looptijd van de leningen (maximaal drie jaar) en is vanaf dat tijdstip de hoogte van de garantstelling gelijk aan de helft van de afgesloten lening (met een maximum van € 425.000 op een lening van € 850.000). Hiermee is bewerkstelligd dat ondernemingen thans al een beroep op de regeling kunnen doen, zonder dat opnieuw een aanvraag moet worden ingediend wanneer het Tijdelijk kader van toepassing wordt.

§ 4. Bedrijfsconsulten

Zoals aangeven in paragraaf 1 voorziet deze regeling in extra openstelling van de module ‘Beroepsopleiding en voorlichting’ van Hoofdstuk 2 (Concurrerende landbouw) van de Regeling. De extra openstelling – die in het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2009 (hierna: Openstellingsbesluit) is opgenomen – heeft betrekking op subsidies voor kosten van bedrijfsconsulten gericht op bedrijfsdoorlichting (artikel 2:3, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling). De aanvragen kunnen vanaf 2 november tot en met 31 december van dit jaar worden ingediend.

Deze extra openstelling heeft de volgende achtergrond. Een groot aantal ondernemers heeft thans onvoldoende inzicht in de financiële bedrijfssituatie en onafhankelijke advisering kan deze ondernemers helpen een uitweg uit de financiële problemen te vinden. Voor de subsidie kunnen alleen land- en tuinbouwbedrijven in aanmerking komen, die in liquiditeitsproblemen verkeren en onder normale voorwaarden geen extra financiering van hun bank kunnen krijgen. Om voor subsidie in aanmerking te komen, is als voorwaarde gesteld dat tegelijk met de aanvraag een verklaring van een bank wordt overlegd, waaruit blijkt dat het bedrijf in liquiditeitsproblemen verkeert en de bank geen extra financiering wil verstrekken. Het is van belang dat de adviezen worden verstrekt door onafhankelijke adviseurs en niet door financieringsdeskundigen van de bank, waar de ondernemer zijn financiering heeft ondergebracht. Daartoe wordt onder andere als voorwaarde gesteld dat de adviezen worden verstrekt door een adviseur of instelling die bij de Kamer van Koophandel als organisatie is ingeschreven die zich het geven van adviezen ten doel stelt.

§ 5. Administratieve lasten en inwerkingtreding

Om in aanmerking te komen voor garantstelling zal de ondernemer eerst afspraken moeten maken met de kredietinstelling over de mogelijkheid van het afsluiten van een lening. Daaraan zijn kosten verbonden. Deze kosten leiden tot een administratieve last van € 2.427 per aanvraag.

De extra openstelling van de subsidie voor bedrijfsconsulten leidt niet tot nieuwe administratieve lasten.

De regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij is geplaatst. Daarmee wordt afgeweken van de LNV-uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving die inhouden dat nieuwe regels slechts op 1 januari of 1 juli ingaan en dat minimaal drie maanden daaraan voorafgaand publicatie van de nieuwe regels plaatsvindt. Reden voor afwijking is het belang van de land- en tuinbouwondernemingen dat gemoeid is met een zo spoedig gebruik van het nieuwe garantie-instrument.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

Naar boven