Besluit van 20 februari 2023 tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 in verband met een tijdelijke vrijstelling van de tewerkstellingsvergunningsplicht, gelet op de tijdelijke opvang van asielzoekers op zeeschepen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 november 2022, nr. 2022-0000159092;

Gelet op artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de Wet arbeid vreemdelingen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 december 2022, No. W12.22.00179/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 februari 2023, 2023-0000001316;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN HET BESLUIT UITVOERING WET ARBEID VREEMDELINGEN 2022

Het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 4.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.5a. Werkzaamheden tijdelijke opvang asielzoekers op zeeschip

  • 1. Het verbod is niet van toepassing met betrekking tot de vreemdeling die zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft en arbeid verricht:

    • a. op een bij ministeriële regeling aangewezen zeeschip als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van Boek 8, van het Burgerlijk Wetboek, voor zover het zeeschip als tijdelijk opvangcentrum als bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel d, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers, wordt geëxploiteerd;

    • b. waarbij de arbeid bestaat uit dienstverlening in de basisvoorzieningen in het kader van de taken, die zijn gesteld bij of krachtens artikel 3, eerste lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers, aan boord van het zeeschip;

    • c. waarvoor het overeengekomen, vaste, naar tijdruimte en in geld vastgestelde loon als vergoeding voor zijn arbeid dat hij van de werkgever ontvangt over de periode van ten hoogste een maand, en dat wordt bijgeschreven op een bankrekening, bestemd voor girale betaling, op naam van de vreemdeling, ten minste gelijk is aan het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, waartoe niet wordt gerekend de door de werkgever te betalen vakantiebijslag, en waarvoor artikel 12 van die wet van overeenkomstige toepassing is, waarbij een normale arbeidsduur van 40 uren per week in aanmerking wordt genomen; en

    • d. waarvoor de werkgever zorgdraagt voor behoorlijke en veilige accommodatie voor de vreemdeling.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen in ieder geval nadere regels worden gesteld over:

    • a. een limiet voor de toepassing van dit artikel voor categorieën van werkzaamheden of voor bepaalde categorieën vreemdelingen per aangewezen zeeschip;

    • b. de invulling van de werkzaamheden;

    • c. de administratie die aanwezig is op het zeeschip.

B

Aan artikel 4.5, onderdeel b, wordt toegevoegd «en voor zover de vreemdeling niet behoort tot de categorie vreemdelingen, bedoeld in artikel 4.5a».

C

Aan artikel 13.3 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Artikel 4.5a en de zinsnede «en voor zover de vreemdeling niet behoort tot de categorie vreemdelingen, bedoeld in artikel 4.5a» in artikel 4.5, onderdeel b, vervallen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL II INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt, voor wat betreft het met artikel I, onderdeel A, van dit besluit toegevoegde artikel 4.5a, eerste lid, onderdelen a en b, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022, en artikel I, onderdeel B, terug tot en met 26 september 2022.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 20 februari 2023

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

Uitgegeven de eenentwintigste maart 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

In Nederland willen we iedereen die om internationale bescherming verzoekt goed kunnen opvangen. Hier hoort bij dat er voor iedereen een bed is in een goede opvanglocatie.1 Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) ervaart een oplopend tekort voor de opvang van asielzoekers. Met name in aanmeldcentrum Ter Apel is de situatie kritiek. Door een gebrek aan opvangplekken in het land, mede vanwege een te beperkte uitstroom, lukt het COA onvoldoende om asielzoekers vanuit Ter Apel door te plaatsen naar andere locaties en verblijven teveel asielzoekers op het terrein van het aanmeldcentrum. Dit leidt tot onwenselijke omstandigheden, waarbij het zelfs voorkomt dat personen op een stoel, in een tent, of zelfs in de buitenlucht moeten overnachten.

Gezien de extreme druk op aanmeldcentrum Ter Apel2 en de beperkte mogelijkheid om asielzoekers door te plaatsen naar andere locaties, is de afgelopen periode met veel gemeenten en veiligheidsregio’s contact geweest over de mogelijkheid om (extra) asielzoekers op te vangen. Tegen die achtergrond worden verscheidene maatregelen getroffen.

Op de korte termijn is de crisisnoodopvang vergroot; elke veiligheidsregio vangt minimaal 225 asielzoekers op in crisisnoodopvanglocaties. Een van de opties voor tijdelijke aanvullende (crisis)noodopvang is het opvangen van asielzoekers op zeeschepen.3 Deze (buitenlands gevlagde) zeeschepen zijn door het Rijk gehuurd, zodat er opvangplekken op gerealiseerd kunnen worden. Gelet op de urgentie van de crisissituatie, is het van belang dat naast personeel van binnen de EU ook personeel van buiten de EU (derdelanders), indien nodig, snel ingezet kan worden op de schepen waar asielzoekers worden opgevangen. Het gaat dan om dienstverlening in de basisvoorziening in het kader van de taken, die zijn gesteld bij of krachtens artikel 3, eerste lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers. Het gaat daarbij om hospitality facility taken, waaronder bijvoorbeeld schoonmaak aan boord van het schip.

De bestaande vrijstelling voor derdelander-bemanningsleden van zeeschepen die arbeid verrichten (artikel 4.5, aanhef en onderdeel b, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022, hierna: BuWav 2022), is op deze situatie niet van toepassing.4 Anders dan bij die vrijstelling is beoogd, gaat het in deze situatie immers om de zorg voor, en opvang van, asielzoekers aan boord van zeeschepen, die voor langere tijd in Nederlandse havens zullen verblijven. Hiermee verschilt de situatie van werkzaamheden van de bemanning door (buitenlandse) zeeschepen die enige tijd in Nederlandse havens verblijven (zie ook onder hoofdlijnen van het besluit).

Uitgangspunt van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: Wav) is dat, voor zover er geen vrijstellingen van toepassing zijn, voor de tewerkstelling van werknemers van buiten de EU een tewerkstellingsvergunning moet worden verkregen. Gelet op de urgentie van de crisissituatie kan er in deze situatie niet worden volstaan met het toepassen van de gebruikelijke praktijk. Allereerst zou het aanvragen van een reguliere tewerkstellingsvergunning – in deze situatie, waarbij het van belang is het benodigde personeel op korte termijn in te kunnen zetten op de betreffende zeeschepen – te veel tijd in beslag nemen. Het proces van het aanvragen van een tewerkstellingsvergunning duurt in beginsel een aantal maanden omdat de werkgever, voordat hij de aanvraag kan indienen, de vacatures in een periode van drie maanden bekend moet maken zodat aanbod uit Nederland en de Europese Economische Ruimte (hierna: EER) kan reageren.5 Los daarvan zou de kans dat een tewerkstellingsvergunning voor deze functies zou worden ingewilligd klein zijn, omdat het gaat om werkzaamheden waarvoor aanbod is binnen Nederland of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de EER, en Zwitserland, dat prioriteit geniet.6

Om te borgen dat in deze crisissituatie de inzet van personeel van buiten de EU mogelijk wordt, wordt met onderhavig besluit voorzien in een nieuwe tijdelijke vrijstelling op de tewerkstellingsvergunningsplicht uit artikel 2 van de Wet arbeid vreemdelingen. Deze tijdelijke vrijstelling wordt opgenomen in het BuWav 2022. Bij de keuze voor een nieuwe vrijstelling in het BuWav 2022 is meegewogen dat het gaat om een tijdelijke vrijstelling, met het oog op een uitzonderlijke crisissituatie in de asielopvang, waarbij er bovendien een limiet kan worden gesteld aan het aantal derdelanders dat onder de vrijstelling valt.

2. Hoofdlijnen van het besluit

Vrijstelling van de tewerkstellingsvergunningsplicht

Voor zover er sprake is van werkzaamheden aan boord van een zeeschip in het kader van de opvang van asielzoekers, en er bovendien sprake is van een zeeschip dat voor langere tijd als opvanglocatie ingezet zal worden, is bovengenoemde vrijstelling op de tewerkstellingsvergunningsplicht niet van toepassing op deze werkzaamheden aan boord van het schip. Dit betekent dat – wanneer er derdelanders tewerk worden gesteld in het kader van de asielopvang op het schip – de tewerkstellingsvergunningsplicht uit artikel 2 van de Wav geldt. Voor zover er werkzaamheden verricht worden aan boord van het schip door leden van de bemanning die schepelingendienst verrichten – bijvoorbeeld doordat zij enkel werkzaamheden verrichten in het kader van de zorg voor het schip – is de vrijstelling uit artikel 4.5, aanhef en onderdeel b, BuWav 2022, wél van toepassing.

Gelet op de urgentie van noodopvang voor asielzoekers in de huidige crisissituatie en het feit dat de bestaande vrijstelling voor zeevarenden op deze specifieke situatie niet van toepassing is, wordt met dit wijzigingsbesluit een nieuwe vrijstelling in het BuWav 2022 opgenomen. De vrijstelling ziet op een afgebakende categorie werkzaamheden van personeel, werkzaam aan boord van zeeschepen waar asielzoekers worden opgevangen (zie ook onder voorwaarden van de vrijstelling).

Voorwaarden van de vrijstelling

Om het risico op misstanden te verkleinen en te waarborgen dat er enkel in het kader van deze specifieke crisissituatie gebruik kan worden gemaakt van de vrijstelling, is de vrijstelling scherp afgebakend. Zo is als voorwaarde opgenomen dat de arbeid verricht wordt op een bij ministeriële regeling aangewezen zeeschip, dat enkel kan worden aangewezen als het schip als tijdelijk opvangcentrum voor asielzoekers wordt geëxploiteerd.

Ook zijn de categorieën werkzaamheden die onder de vrijstelling vallen afgebakend. Het gaat daarbij om werkzaamheden die zien op dienstverlening in de basisvoorzieningen aan boord van het schip. Met dergelijke basisvoorzieningen wordt gedoeld op hospitality en facility taken, zoals receptie-, schoonmaak- en keukenwerkzaamheden.

Verder is vastgelegd dat de vrijstelling enkel geldt als er voor de werkzaamheden bij een arbeidsduur van 40 uur per week ten minste het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) wordt betaald, daarbij niet meegerekend de vakantiebijslag. Bovendien is bepaald dat het loon dient te worden bijgeschreven op een bankrekening, bestemd voor girale betaling, op naam van de vreemdeling. Bij girale betaling bestaat grotere zekerheid dat de vreemdeling vrijelijk over zijn loon kan beschikken dan bij contante betaling. Tevens kan het toezicht op naleving van de juiste beloning effectiever plaatsvinden. Dit is bij contante uitbetaling veel minder het geval waardoor contante loonuitbetaling zeer fraudegevoelig is. Daarnaast zijn er gevallen waarin niet kan worden vastgesteld of daadwerkelijk het vooraf opgegeven salaris wordt ontvangen, omdat het overeengekomen loon niet structureel wordt uitbetaald, maar bijvoorbeeld door middel van nabetalingen. Aangezien van belang is dat de vreemdeling kan rekenen op consistente uitbetaling van het overeengekomen loon is toegevoegd dat de werkgever verplicht is het Wml over een periode van ten hoogste een maand, bij te schrijven op een bankrekening, bestemd voor girale betaling, op naam van de vreemdeling.

Daarnaast is als voorwaarde in de vrijstelling opgenomen dat de werkgever zorg moet dragen voor veilige behoorlijke accommodatie/huisvesting van de desbetreffende werknemers. Deze voorwaarde is opgenomen om te zorgen dat deze vrijstelling niet van toepassing is indien er sprake van evidente misstanden in de huisvesting of de huisvesting niet is geregeld.

De vrijstelling is bovendien tijdelijk van aard, en vervalt op een op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

De afspraken ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden zijn eveneens schriftelijk vastgelegd tussen het Rijk en de opdrachtnemer. Echter, vanwege het grote belang van deze arbeidsvoorwaarden is er voor gekozen deze tevens als extra waarborg op te nemen in het Buwav 2022.

Indien niet aan de voorwaarden voor de vrijstelling van de tewerkstellings-vergunningsplicht wordt voldaan, dient zoals gebruikelijk een tewerkstellingsvergunning worden aangevraagd. In dat geval is het reguliere kader van de Wet arbeid vreemdelingen van toepassing. De Wav kent een breed werkgeversbegrip. Dit betekent dat bij een overtreding van de Wav aan elke partij in een keten van (onder)aannemers een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. De opdrachtgever van de werkzaamheden op het zeeschip geldt daarmee als werkgever, en is beboetbaar in geval van overtreding van de Wav. Op grond van de Wet aanpak schijnconstructies (WAS) geldt daarnaast een civielrechtelijke ketenaansprakelijkheid voor betaling van het op grond van de arbeidsovereenkomst verschuldigde loon.7

3. Verhouding tot hoger recht

Uitgangspunt van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (VN-zeerechtverdrag) is dat de staat onder wiens vlag een schip vaart, in beginsel de exclusieve rechtsmacht heeft over dat schip (dit volgt onder meer uit de artikelen 87, 90 en 92 van het VN-Zeerechtverdrag). Bovendien kan in zijn algemeenheid worden gesteld dat de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden op een schip in beginsel binnen de interne aangelegenheden van een schip vallen.8 Gelet hierop zijn de Arbeidstijdenwet en de Arbeidsomstandighedenwetgeving in beginsel niet van toepassing op zeeschepen die niet op grond van Nederlandse rechtsregels zijn gemachtigd de Nederlandse vlag te voeren.9 Echter, vanwege de aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde in de onderhavige situatie, wordt het stellen van de voorwaarden uit deze vrijstelling, met betrekking tot de hiervoor beschreven categorie van werkenden, passend en gerechtvaardigd geacht.

Voor zover het om Europees gevlagde schepen gaat, zijn Europese richtlijnen op het gebied van arbeidsomstandigheden en arbeidstijden van toepassing.

4. Uitvoering

Uitvoeringstoets

UWV heeft aangegeven dat een toets op uitvoerbaarheid niet noodzakelijk is, aangezien het wijzigingsbesluit geen consequenties voor de uitvoering van UWV heeft. Indien de vrijstelling niet van toepassing is, kan zoals gebruikelijk een tewerkstellingsvergunning worden aangevraagd. In dat geval toetst UWV aan het reguliere kader van de Wet arbeid vreemdelingen.

Internetconsultatie

Over dit besluit heeft geen internetconsultatie plaatsgevonden, vanwege het spoedeisende karakter ervan.

5. Toezicht en handhaving

Het conceptbesluit is aan de Nederlandse Arbeidsinspectie voorgelegd met het verzoek het conceptbesluit te toetsen op handhaafbaarheid. Over het conceptbesluit heeft in het kader van de handhaafbaarheid overleg plaatsgevonden met de Arbeidsinspectie. Naar de mening van de Arbeidsinspectie is artikel 4.5a BuWav in zijn huidige vorm handhaafbaar, met uitzondering van het toezicht op het eerste lid, onderdeel d van die bepaling (accommodatie/huisvesting). De Arbeidsinspectie heeft geen wettelijke taak om op huisvesting te controleren, dus geen kennis en ervaring met inhoudelijke kwaliteitscontroles van huisvesting. Bovendien is het volgens de Arbeidsinspectie nog onduidelijk of zij bevoegd is om dergelijke controles op een buitenlands gevlagd schip te doen, en zijn de normen van behoorlijkheid en veiligheid niet verder ingevuld. De Arbeidsinspectie heeft daarom te kennen gegeven dat zij deze taak niet uit kunnen en zullen voeren. Niettemin kiest het kabinet ervoor genoemde bepaling over huisvesting te behouden, gezien het belang van goede huisvesting. Ook biedt de bepaling een ieder die zich aan boord begeeft en bevindt aanknopingspunten om, bij eventuele misstanden, signalen met betrekking tot de huisvesting af te geven aan de Minister van SZW, de staatssecretaris van J&V, en/of het COA.

Verder heeft de Arbeidsinspectie terecht opgemerkt dat de wijziging van het BuWav enkel betrekking heeft op een klein gedeelte van alle werkzaamheden die door de aanwezigen aan boord worden uitgevoerd, namelijk derdelanders. Over de bandbreedte van het BuWav kunnen enkel regels gesteld worden voor derdelanders, en niet voor EU-onderdanen. De Arbeidsinspectie merkt in het algemeen op dat de van toepassing zijnde wettelijke voorschriften, en toezichtsbevoegdheden, niet altijd evident duidelijk zijn, en dat het toezicht verdeeld is over verschillende (inter)nationale inspecties.

6. Regeldruk

Regeldrukkosten zijn alle investeringen en inspanningen die burgers, bedrijven of professionals moeten doen of verrichten om te voldoen aan verplichtingen uit regelgeving afkomstig van de rijksoverheid, uitgedrukt in euro’s. Het gaat hierbij om kosten die voortvloeien uit informatieverplichtingen en inhoudelijke verplichtingen, waaronder toezichtgerelateerde verplichtingen op basis van regelgeving. De kosten kunnen worden verdeeld in eenmalige en structurele kosten. Het kabinet streeft ernaar de regeldruk voor burgers, bedrijven en professionals terug te dringen. Bij de voorbereiding van dit voorstel is nagegaan of sprake is van regeldrukeffecten.

Bij vreemdelingen die arbeid verrichten op een zeeschip waar asielzoekers worden opgevangen vervalt de plicht om een tewerkstellingsvergunning te hebben. Hiermee gaat het om een verlichting van de regeldruk. Artikel 4.5a BuWav voorziet in een tijdelijke vrijstelling onder voorwaarden. Deze voorwaarden brengen extra eisen aan de aanvrager (de werkgever) met zich. Naar verwachting zal zeer beperkt gebruik worden gemaakt van de vrijstelling. Derhalve wordt er met dit voorstel, alles bijeengenomen, geen verzwaring van de regeldruk verwacht.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat de gevolgen voor de regeldruk toereikend in beeld zijn gebracht.

II. Artikelsgewijs

Artikel I, Onderdeel A

De vrijstelling wordt toegevoegd aan Hoofdstuk 4. Incidentele arbeid van het BuWav 2022. Aangezien de vrijstelling ziet op werkzaamheden in het kader van tijdelijke opvang van asielzoekers én het gaat om een tijdelijke situatie ligt de nieuwe vrijstelling in het verlengde van artikelen 4.5 en 4.6 BuWav 2022.

Artikel 4.5a BuWav 2022

Dit artikel geeft een tijdelijke vrijstelling onder voorwaarden.

In het eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met d, is opgenomen voor welke vreemdelingen en werkzaamheden, en onder welke voorwaarden de vrijstelling van het verbod een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten van toepassing is. Het gaat hierbij om een vreemdeling die zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft. Dit is in lijn met andere vrijstellingen in het BuWav 2022 in het kader van incidentele arbeid en waarborgt dat het gaat om incidentele of tijdelijke arbeid en daarmee de tijdelijkheid van de vrijstelling (zie tevens artikel I, onderdeel C).

Indien niet voldaan wordt aan een of meer van de in het eerste lid gestelde voorwaarden wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor de vrijstelling van dit artikel. In dat geval kan niet worden teruggevallen op de vrijstelling bedoeld in artikel 4.5 BuWav 2022 voor schepelingendienst (voor zover er sprake zou zijn van overlap tussen beide bepalingen), gezien de toevoeging aan dat artikel in artikel I, onderdeel B (zie hierna). Indien geen enkele andere vrijstelling conform het BuWav 2022 van toepassing is moet worden teruggevallen op de tewerkstellingsvergunningsplicht uit artikel 2 van de Wet arbeid vreemdelingen.

Eerste lid, onderdeel a

In het eerste lid, onderdeel a, is de voorwaarde opgenomen dat de arbeid verricht wordt op een bij ministeriële regeling aangewezen zeeschip. Voor de term zeeschip is aangesloten bij artikel 2, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek. Dit is een dwingende voorwaarde; zonder aanwijzing van het zeeschip bij ministeriële regeling kan er geen gebruik gemaakt worden van de vrijstelling in dit artikel. Op deze wijze wordt gewaarborgd dat enkel wanneer de regelgever daaraan vanwege bijzondere omstandigheden invulling geeft, gebruik kan worden gemaakt van de vrijstelling in artikel 4.5a BuWav 2022 en enkel ten behoeve van de opvang van asielzoekers. Tevens is er door het aanwijzen van zeeschepen bij ministeriële regeling zicht op welke schepen het betreft. Daarnaast is in onderdeel a opgenomen dat het zeeschip enkel kan worden aangewezen als het schip als tijdelijk opvangcentrum wordt geëxploiteerd. Dit is van belang omdat deze vrijstelling specifiek voor die situatie geldt en niet van toepassing is voor zover zeeschepen worden geëxploiteerd voor andere zaken. Voor de terminologie van opvangcentrum wordt aangesloten bij artikel 1, onderdeel d, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers, waarin een opvangcentrum wordt gedefinieerd in het kader van de opvang van asielzoekers. In de praktijk wordt hiervoor vaak de term opvanglocatie gebruikt.

Eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdeel b

In onderdeel b zijn de werkzaamheden opgenomen die onder deze vrijstelling vallen. Het gaat daarbij om werkzaamheden die zien op het bieden van dienstverlening in de basisvoorziening aan boord van het zeeschip. Dit is nader ingekaderd doordat is geregeld dat de dienstverlening wordt geboden in het kader van de taken, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers. In dat artikel is neergelegd met welke taken het Centraal Orgaan opvang asielzoekers is belast, zoals de materiele en immateriële opvang van asielzoekers of het plaatsen van asielzoekers in een opvangvoorziening. De werkzaamheden zijn bovendien beperkt tot het bieden van dienstverlening in de basisvoorziening aan boord van het zeeschip die fungeert als tijdelijk opvangcentrum. Met dergelijke basisvoorzieningen wordt gedoeld op hospitality en facility taken. De werkzaamheden die verder gaan dan de dienstverlening in de basisvoorziening, en waarvoor een bepaalde deskundigheid is vereist die regulier COA personeel heeft, valt daarmee buiten de reikwijdte van deze werkzaamheden.

In het tweede lid, onderdeel b, is de mogelijkheid neergelegd om bij ministeriële regeling de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, nader in te vullen. Een nadere invulling van de categorieën werkzaamheden bij ministeriële regeling kan meer rechtszekerheid verschaffen en maakt controle eenvoudiger.

Eerste lid, onderdeel c

In het eerste lid, onderdeel c, is opgenomen dat voor de werkzaamheden ten minste het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) dient te worden betaald, daarbij niet meegerekend de vakantiebijslag. Artikel 12 van de Wml is bovendien van overeenkomstige toepassing verklaard, wat inhoudt dat het bedrag dat voor de werknemer als minimumloon geldt, naar evenredigheid van de arbeidsduur wordt vermeerderd dan wel verminderd. Als arbeidsduur is daarbij aangesloten bij het maximum van een arbeidsduur van 40 uren per week, zoals dit is bepaald in artikel 12, derde lid, van de Wml. Bovendien is bepaald dat het loon dien te worden bijgeschreven op een bankrekening, bestemd voor girale betaling, op naam van de vreemdeling. Hiermee is aangesloten bij onder meer artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, en zesde lid, van het BuWav 2022, waarin eveneens een salariscriterium onder deze voorwaarden is neergelegd (zie ook de nota van toelichting bij Stb. 2021, 608). Deze maatregel voorkomt dat de werkgever bij een bezoek van de Nederlandse Arbeidsinspectie kan stellen dat de uitbetaling van het loon later dat jaar zal plaatsvinden.

Eerste lid, onderdeel d

Dit onderdeel bevat de voorwaarde dat voor veilige en behoorlijke accommodatie/huisvesting gezorgd moet worden door de werkgever van de vreemdeling. Dit is als voorwaarde in de vrijstelling opgenomen om te waarborgen dat de derdelanders veilige en behoorlijke huisvesting ontvangen, gelet op het belang hiervan voor de vreemdelingen, met name ook nu de bepalingen inzake huisvesting uit het Maritiem arbeidsverdrag niet van toepassing zijn, aangezien de categorie van werknemers waar onderhavige vrijstelling op ziet niet gezien wordt als zeevarend personeel.10

Tweede lid, onderdelen a en c

Met deze bepaling is voorzien in een grondslag om bij ministeriële regeling nadere regels te kunnen stellen met betrekking tot de vrijstelling. Op grond van het tweede lid, aanhef en onderdeel a, kan bij ministeriële regeling een limiet aan het aantal vreemdelingen dat onder de vrijstelling kan werken, worden gesteld. Indien daarvan gebruik wordt gemaakt, en de limiet aan het aantal te gebruiken vrijstellingen per zeeschip is bereikt, kan geen gebruik gemaakt meer worden van de vrijstelling. De hoogte van de limiet per zeeschip kan afhankelijk zijn van verschillende factoren. De limiet kan bijvoorbeeld samenhangen met de aantallen op te vangen asielzoekers, of onvoorziene omstandigheden als virusuitbraken. Bijstelling van een eenmaal vastgestelde limiet is mogelijk bij een ministeriële regeling. Onderdeel c van het tweede lid voorziet in een grondslag waarmee bij ministeriële regeling nadere eisen gesteld kunnen worden met betrekking tot de administratie die aanwezig dient te zijn op het zeeschip, ten aanzien van de vreemdeling en werkzaamheden waarvoor de vrijstelling van toepassing is. Hierbij kan gedacht worden aan administratie waar de aard van het dienstverband, de gewerkte uren, en de betaling van het loon uit blijkt.

Artikel I, Onderdeel B (art. 4.5 BuWav 2022)

Dit artikel geeft duidelijkheid over de verhouding tussen de artikelen 4.5a artikel 4.5, aanhef en onderdeel b, BuWav 2022. Om buiten alle twijfel te stellen dat de werkzaamheden die onder artikel 4.5a vallen, niet eveneens onder de reikwijdte van artikel 4.5 vallen, is aan artikel 4.5 toegevoegd dat die bepaling niet ziet op de werkzaamheden, bedoeld in artikel 4.5a. Voor zover er sprake is van werkzaamheden die onder de reikwijdte van artikel 4.5a vallen, maar er niet is voldaan aan één of meerdere voorwaarden uit die bepaling, kan er niet worden teruggevallen op artikel 4.5. Zoals in het algemene deel van deze toelichting is aangegeven, geldt dit niet met betrekking tot vreemdelingen wiens werkzaamheden binnen de reikwijdte van artikel 4.5 BuWav 2022 vallen, maar niet onder artikel 4.5a, zoals het geval is met betrekking tot vreemdelingen die (enkel) werkzaamheden verrichten in het kader van het dagelijkse patroon van zorg voor het schip.

In een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2020:2537) heeft de rechtbank bovendien geoordeeld dat een zeeschip (zoals (thans) bedoeld in artikel 4.5, onderdeel b, van het BuWav 2022) ook valt onder de vrijstelling die ziet op vervoermiddelen in het internationale vervoer (artikel 4.5, onderdeel a, van het BuWav 2022).11 Met de wijziging van artikel 4.5 BuWav 2022 is de overlap tussen deze twee bepalingen weggenomen, waardoor artikel 4.5, eerste lid, onderdeel a, niet meer ziet op zeeschepen.12

Artikel I, Onderdeel C (artikel 13.3 BuWav 2022)

Met deze bepaling wordt een lid toegevoegd aan artikel 13.3 BuWav 2022, waarin onder meer vervaldata van enkele bepalingen uit het BuWav 2022 zijn opgenomen. Vanwege het speciale karakter van de vrijstelling en het doel om op korte termijn de crisis in opvanglocaties voor asielzoekers te verminderen is deze vrijstelling van tijdelijke aard. Op het moment dat deze crisis geweken is en er een andere meer duurzame oplossing gevonden is zal deze vrijstellingsmogelijkheid worden beëindigd. Nu de vervaldatum als zodanig kenbaar moet zijn (aanwijzing 4.15 Aanwijzingen voor de regelgeving), maar een precieze datum (nog) niet beschikbaar is, wordt de vervaldatum bepaald op een bij koninklijk besluit bekend te maken tijdstip.

Artikel II Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding, die plaatsvindt met ingang van de dag na uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst. Daarmee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten gezien de spoedeisendheid van de te regelen vrijstelling, en van de minimuminvoeringstermijn, om diezelfde reden (zie aanwijzing 4.17, vijfde lid, onderdeel b, van de Aanwijzingen voor de regelgeving). In de inwerkingtredingsbepaling is, ten aanzien van het nieuwe artikel 4.5a, eerste lid, onderdelen a en b, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022, voorzien in terugwerkende kracht tot en met de datum waarop de werkzaamheden aan boord van de zeeschepen zijn aangevangen. Artikel 4.5a als zodanig is begunstigend, zodat er geen bezwaar bestaat tegen het opnemen van terugwerkende kracht. Aan de voorwaarden die zijn gesteld in de overige onderdelen c tot en met d van het eerste lid, wordt echter geen terugwerkende kracht toegekend, nu deze bepalingen voorzien in voorwaarden waaronder de vrijstelling van toepassing is, en niet-naleving van deze voorwaarden kan leiden tot een bestuurlijke boete op grond van de artikelen 2, 18, en 19a, van de Wav. Daarnaast is terugwerkende kracht toegekend aan artikel I, onderdeel B, waarmee artikel 4.5, onderdeel b, van het BuWav 2022 wordt gewijzigd, ter verduidelijking van het onderscheid tussen het nieuwe artikel 4.5a en die bepaling. Het toekennen van terugwerkende kracht op dit punt draagt bij aan dit onderscheid ten behoeve van de handhaving.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

De middelen waarop asielzoekers recht hebben zijn vastgelegd in de Regeling verstrekkingen asielzoekers.

X Noot
2

Zie TK 2021/22, 19 637, nr. 2838 (situatie opvang asielzoekers), de brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 6 juli 2022 (Maatregelen en situatie asielopvang), en TK 2021/22, 19 673, nr. 2950 (Actuele situatie in Ter Apel en maatregelen asielopvang voor de korte, middellange en lange termijn). In deze kamerbrieven wordt ook ingegaan op de praktische situatie rond de inzet van de cruiseschepen.

X Noot
3

Zie in dit verband de brieven van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 23 augustus 2022 (inzet van cruiseschepen), waarin Velsen wordt genoemd als locatie, en de brief van 30 augustus 2022 (inzet cruiseschip als opvanglocatie Amsterdam), waar Amsterdam wordt genoemd als locatie.

X Noot
4

Voor derdelander-bemanningsleden van zeeschepen geldt normaliter een vrijstelling van de tewerkstellingsvergunningsplicht, voor zover zij schepelingendienst verrichten (en voldoen aan de overige voorwaarden van artikel 4.5, aanhef en onderdeel b, BuWav 2022). Het gaat daarbij om het verrichten van werkzaamheden in het kader van het dagelijkse patroon van zorg voor het schip, de bemanning, de lading en de passagiers. Zie ook Staatsblad 2021, 629 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl).

X Noot
5

Zie artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Wav, en paragraaf 8.1.c van Bijlage I van de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022.

X Noot
6

Zie artikel 8, eerste lid, onderdeel a, Wav, en paragraaf 8.1.a.1 van Bijlage 1 van het RuWav 2022.

X Noot
7

Zie de Wet van 4 juni 2015 tot wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten ter verbetering van de naleving en handhaving van arbeidsrechtelijke wetgeving in verband met de aanpak van schijnconstructies door werkgevers (Wet aanpak schijnconstructies), Stb. 2015, 233, in het bijzonder de artikelen 616a tot en met 616f van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

X Noot
8

Dit volgt uit artikel 94, eerste en derde lid, onderdeel b, van het VN-Zeerechtverdrag. Deze uitgangspunten volgen bovendien wat betreft arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden uit artikel V, eerste lid, van het Maritiem Arbeidsverdrag, dat stelt dat elk lid wet- en regelgeving of andere maatregelen die het heeft aangenomen ter nakoming van de verplichtingen ingevolge dit Verdrag ten aanzien van schepen en zeevarenden die onder zijn rechtsbevoegdheid vallen, dient te implementeren en handhaven.

X Noot
9

Artikel 2:9, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet, en artikel 1.19 van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

X Noot
10

Vgl. artikel 48 van de Wet zeevarenden.

X Noot
11

De uitspraak zag op de voorloper van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022, het (inmiddels ingetrokken) Besluit uitvoering wet arbeid vreemdelingen, en wel op de artikelen 1, eerste lid, aanhef en onder b, en c, van dat besluit. Inhoudelijk zijn de bepalingen gelijk gebleven.

X Noot
12

Zie Stb. 2021, 629.

Naar boven