Besluit van 24 april 2023, vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van enkele artikelen van de Wet van 21 december 2022 tot wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning, wijziging van de Algemene Ouderdomswet en enkele andere wetten in verband met het afschaffen van de inkomensondersteuning voor AOW’ers en wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein in verband met aanpassingen van het lage-inkomensvoordeel (Stb. 2022, 542)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 april 2023, nr. 2023-0000002216 ;

Gelet op artikel VI van de Wet van 21 december 2022 tot wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning, wijziging van de Algemene Ouderdomswet en enkele andere wetten in verband met het afschaffen van de inkomensondersteuning voor AOW’ers en wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein in verband met aanpassingen van het lage-inkomensvoordeel (Stb. 2022, 542);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

  • 1. De artikelen I tot en met IV van de Wet van 21 december 2022 tot wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning, wijziging van de Algemene Ouderdomswet en enkele andere wetten in verband met het afschaffen van de inkomensondersteuning voor AOW’ers en wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein in verband met aanpassingen van het lage-inkomensvoordeel (Stb. 2022, 542) treden in werking met ingang van 1 januari 2025.

  • 2. De artikelen Va, onderdeel A, en Vb van de Wet van 21 december 2022 tot wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning, wijziging van de Algemene Ouderdomswet en enkele andere wetten in verband met het afschaffen van de inkomensondersteuning voor AOW’ers en wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein in verband met aanpassingen van het lage-inkomensvoordeel (Stb. 2022, 542) treden in werking met ingang van 1 juli 2023.

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 24 april 2023

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

Uitgegeven de tiende mei 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Op grond van artikel VI van de Wet van 21 december 2022 tot wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning, wijziging van de Algemene Ouderdomswet en enkele andere wetten in verband met het afschaffen van de inkomensondersteuning voor AOW’ers en wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein in verband met aanpassingen van het lage-inkomensvoordeel (Stb. 2022, 542) (hierna: wet koopkrachtondersteuning) wordt de inwerkingtreding van de verschillende artikelen vastgesteld bij koninklijk besluit, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen verschillend kan worden vastgesteld. Uitzondering daarop is de inwerkingtreding van artikel V en artikel Va, onderdeel B. De inwerkingtreding daarvan wordt geregeld in artikel VI van de wet koopkrachtondersteuning.

Eerste lid

De artikelen I tot en met IV van de wet koopkrachtondersteuning regelen de afschaffing van de inkomensondersteuning voor AOW-ers. Deze artikelen treden in werking met ingang van 1 januari 2025.

Tweede lid

Artikel Va, onderdeel A, en artikel Vb treden in werking met ingang van 1 juli 2023. Artikel Va, onderdeel A, onderdeel regelt de toevoeging van een vijfde lid aan artikel 3.1 van de Wet tegemoetkomingen loondomein, waardoor Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de bovenste grens van het uurloon voor het recht op lage-inkomensvoordeel bij het begin van het kalenderjaar 2024 kan vaststellen op 116% van de ondergrens van het uurloon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, van dat artikel. Artikel Vb regelt daarbij de samenloop met het wetsvoorstel invoering minimumuurloon (35 335), en treedt om die reden op hetzelfde tijdstip in werking.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

Naar boven