Wet van 22 april 2020 tot wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en de Wet toezicht trustkantoren 2018 in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (PbEU 2018, L 156) (Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regels te stellen ter uitvoering van Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/en 2013/36/EU (PbEU 2018, L 156);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1, eerste lid, worden in alfabetische volgorde ingevoegd:

aanbieder van een bewaarportemonnee:

entiteit die diensten aanbiedt om namens haar cliënten cryptografische privésleutels te beveiligen om virtuele valuta aan te houden, op te slaan en over te dragen;

de Nederlandsche Bank:

de Nederlandsche Bank N.V.;

gekwalificeerde deelneming:

rechtstreeks of middellijk belang van ten minste tien procent van het geplaatste aandelenkapitaal of een daarmee vergelijkbaar belang, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van ten minste tien procent van de stemrechten of een daarmee vergelijkbare zeggenschap;

virtuele valuta:

een digitale weergave van waarde die niet door een centrale bank of een overheid wordt uitgegeven of gegarandeerd, die niet noodzakelijk aan een wettelijk vastgestelde valuta is gekoppeld en die niet de juridische status van valuta of geld heeft, maar die door natuurlijke personen of rechtspersonen als ruilmiddel wordt aanvaard en die elektronisch kan worden overgedragen, opgeslagen en verhandeld;

Aa

In artikel 1a, derde lid, onderdeel e, wordt «artikel 1a, vierde lid, onderdeel k» vervangen door «artikel 1a, vierde lid, onderdeel o».

B

Artikel 1a, vierde lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel a wordt «dan wel natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen voor zover zij anderszins zelfstandig onafhankelijk daarmee vergelijkbare activiteiten beroeps- of bedrijfsmatig verrichten» vervangen door «dan wel natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen voor zover zij anderszins zelfstandig in hoofdzaak, onafhankelijk, al dan niet via andere aan hen gelieerde natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen, daarmee vergelijkbare activiteiten beroeps- of bedrijfsmatig verrichten».

2. Onderdeel h komt te luiden:

  • h. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die beroeps- of bedrijfsmatig bemiddelen bij het tot stand brengen en het sluiten van overeenkomsten inzake onroerende zaken en rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen, met inbegrip van het tot stand brengen en sluiten van een overeenkomst tot huur als bedoeld in artikel 7:201 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover de maandelijkse huurprijs een bedrag van € 10.000 of meer bedraagt;

3. Na onderdeel i worden, onder verlettering van de onderdelen j tot en met m tot n tot en met q, vier onderdelen ingevoegd, luidende:

  • j. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die beroeps- of bedrijfsmatig bemiddelen inzake koop en verkoop van voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten, edelstenen, edele metalen, sieraden of juwelen;

  • k. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die beroeps- of bedrijfsmatig handelen als koper of verkoper van kunstvoorwerpen, voor zover betaling van deze kunstvoorwerpen plaatsvindt voor een bedrag van € 10.000 of meer, ongeacht of de transactie plaatsvindt in een handeling of door middel van meer handelingen waartussen een verband bestaat;

  • l. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die beroeps- of bedrijfsmatig diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta aanbieden;

  • m. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die beroeps- of bedrijfsmatig bewaarportemonnees aanbieden;

C

In artikel 1b, eerste en tweede lid, wordt «artikel 1a, vierde lid, onderdeel j» vervangen door «artikel 1a, vierde lid, onderdeel n».

D

Artikel 1d, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel a wordt «artikel 1a, tweede lid, derde lid, onderdeel a, b, e, f, g en j» vervangen door «artikel 1a, tweede lid, derde lid, onderdeel a, b, e, f, g en j, vierde lid, onderdeel l en m».

2. In onderdeel e wordt «artikel 1a, vierde lid, onderdeel g, h, i, k en l» vervangen door «artikel 1a, vierde lid, onderdeel g, h, i, j, k, o en p».

3. In onderdeel f wordt «artikel 1a, vierde lid, onderdeel j» vervangen door «artikel 1a, vierde lid, onderdeel n».

E

Artikel 1f komt te luiden:

Artikel 1f

  • 1. Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie en Veiligheid gezamenlijk publiceren een verslag van de geïdentificeerde, geanalyseerde en beoordeelde nationale risico’s op witwassen en het financieren van terrorisme, bedoeld in artikel 7 van de vierde anti-witwasrichtlijn. Dit verslag wordt elke twee jaar geactualiseerd.

  • 2. Ter voorbereiding van dit verslag publiceren Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie en Veiligheid gezamenlijk de statistieken, bedoeld in artikel 44 van de vierde anti-witwasrichtlijn. Deze statistieken worden jaarlijks geactualiseerd.

F

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. de uiteindelijk belanghebbende van de cliënt te identificeren en redelijke maatregelen te nemen om zijn identiteit te verifiëren, indien de cliënt een rechtspersoon is, redelijke maatregelen te nemen om inzicht te verwerven in de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van de cliënt, en indien de uiteindelijk belanghebbende lid is van het hoger leidinggevend personeel, noodzakelijke redelijke maatregelen te nemen om de identiteit te verifiëren van de natuurlijke persoon die lid is van het hoger leidinggevend personeel, waarbij de genomen maatregelen en de ondervonden moeilijkheden tijdens het verificatieproces worden vastgelegd;

1a. In het zevende lid wordt «artikel 1a, vierde lid, onderdeel j» vervangen door «artikel 1a, vierde lid, onderdeel n».

1b. In het tiende lid wordt «artikel 1a, vierde lid, onderdeel k» vervangen door «artikel 1a, vierde lid, onderdeel o».

2. Aan het elfde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De gegevens worden in elk geval geactualiseerd indien relevante omstandigheden van de cliënt veranderen, een instelling op grond van deze wet verplicht is tot het opnemen van contact met de cliënt om informatie met betrekking tot de uiteindelijk begunstigde te evalueren of de instelling daartoe verplicht is op grond van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/79/EEG (PbEU 2011, L 64).

G

In artikel 4 wordt, onder vernummering van het tweede tot en met het vijfde lid tot het derde tot en met het zesde lid, na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Bij het aangaan van een nieuwe zakelijke relatie met een cliënt als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, of vierde lid, beschikt de instelling over een bewijs van inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, en stelt de instelling vast of de uiteindelijk belanghebbenden van de cliënt zijn opgenomen als bedoeld in artikel 15a van die wet.

H

Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onderdeel a en b, wordt «€ 250» vervangen door € 150».

2. Het derde en vierde lid komen te luiden:

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing indien sprake is van terugbetaling in contanten of opname in contanten van de monetaire waarde van het elektronisch geld en het terug te betalen bedrag hoger is dan € 50, of indien sprake is van een betalingstransactie op afstand als bedoeld in artikel 4, onderdeel 6, van de richtlijn betaaldiensten en het betaalde bedrag hoger is dan € 50 per transactie.

  • 4. Banken en andere financiële ondernemingen accepteren enkel betalingen verricht met anonieme prepaidkaarten die zijn uitgegeven in derde landen, indien deze kaarten voldoen aan eisen gelijkwaardig aan die van het eerste of derde lid.

I

Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Een instelling neemt redelijke maatregelen om de achtergrond en het doel van complexe of ongebruikelijk grote transacties, van transacties met een ongebruikelijk patroon of zonder duidelijk economisch of rechtmatig doel te onderzoeken en onderwerpt de gehele zakelijke relatie met de cliënt in dat geval aan een verscherpte controle.

2. De aanhef van het vierde lid komt te luiden: Onverminderd het eerste lid draagt een bank of andere financiële onderneming die een correspondentrelatie aangaat of is aangegaan met een respondentinstelling in een staat die geen lidstaat is en waarbij betalingen worden verricht, er bij het aangaan van de zakelijke relatie zorg voor dat:

J

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9

  • 1. Onverminderd artikel 8, eerste lid, verricht een instelling met betrekking tot transacties, zakelijke relaties en correspondentbankrelaties gerelateerd aan staten die op grond van artikel 9 van de vierde anti-witwasrichtlijn in gedelegeerde handelingen van de Europese Commissie zijn aangewezen als staten met een hoger risico op witwassen of financieren van terrorisme de volgende verscherpte onderzoeksmaatregelen:

    • a. verzamelen van aanvullende informatie over die cliënten en uiteindelijk belanghebbenden;

    • b. verzamelen van aanvullende informatie met betrekking tot het doel en de aard van die zakelijke relatie;

    • c. verzamelen van informatie over de herkomst van de fondsen die bij die zakelijke relatie of transactie gebruikt worden en de bron van het vermogen van die cliënten en van die uiteindelijk belanghebbenden;

    • d. verzamelen van informatie over de achtergrond van en beweegredenen voor de voorgenomen of verrichte transacties van die cliënten;

    • e. verkrijgen van goedkeuring van het hoger leidinggevend personeel voor het aangaan of voortzetten van die zakelijke relatie;

    • f. verrichten van verscherpte controle op die zakelijke relatie met en de transacties van die cliënten, door het aantal controles en de frequentie van actualiseringen van gegevens over die cliënten en die uiteindelijk belanghebbenden te verhogen en door transactiepatronen te selecteren die nader onderzocht moeten worden.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat een instelling tevens één of meer van de volgende aanvullende risicobeperkende maatregelen toepast met betrekking tot cliënten die transacties uitvoeren die verband houden met staten als bedoeld in het eerste lid:

    • a. toepassen van aanvullende elementen van verscherpt cliëntenonderzoek;

    • b. invoeren van verscherpte meldmechanismen of het systematisch melden van financiële transacties;

    • c. beperken van die transacties, zakelijke relaties of correspondentbankrelaties;

    • d. niet uitvoeren van die transacties en beëindiging van die zakelijke relaties en correspondentbankrelaties;

    • e. overige bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen maatregelen.

  • 3. In aanvulling op het eerste lid, kunnen bij ministeriële regeling ten aanzien van de in het eerste lid aangewezen staten tevens één of meer van de volgende maatregelen worden bepaald:

    • a. vestigingsverbod voor dochterondernemingen of bijkantoren van instellingen afkomstig uit die staten;

    • b. vestigingsverbod voor dochterondernemingen of bijkantoren van instellingen in die staten;

    • c. uitvoeren van verscherpte controle op of toepassen van verscherpte eisen aan de uitvoering van een externe audit voor in die staten gevestigde dochterondernemingen of bijkantoren door een instelling;

    • d. toepassen van hogere eisen aan de uitvoering van een externe audit voor groepen ten aanzien van in die staten gevestigde dochterondernemingen of bijkantoren door een instelling;

    • e. herzien, wijzigen of beëindigen van zakelijke relaties en correspondentrelaties in die staten door banken en andere financiële ondernemingen;

    • f. overige bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen maatregelen.

  • 4. In de regeling bedoeld in het tweede en derde lid, kan worden bepaald dat bij die regeling aangewezen instellingen één of meer van de maatregelen genoemd in het tweede en derde lid verrichten. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt naar categorie instelling.

K

Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9a

Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie en Veiligheid gezamenlijk stellen een lijst met de functies vast die in Nederland kwalificeren als prominente publieke functies. Deze lijst wordt actueel gehouden.

L

Artikel 13a wordt gewijzigd als volgt:

1. Na het zesde lid wordt, onder vernummering van het zevende en achtste lid tot het achtste en negende lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 7. De Financiële inlichtingen eenheid wijst een centraal contactpunt aan dat verantwoordelijk is voor de ontvangst van de verzoeken bedoeld in het tweede lid.

2. In het negende lid wordt «respectievelijk het zevende lid» vervangen door «onderscheidenlijk het achtste lid».

La

In artikel 16, derde lid, wordt «artikel 1a, vierde lid, onderdeel k» vervangen door «artikel 1a, vierde lid, onderdeel o».

M

Artikel 22 komt te luiden:

Artikel 22

  • 1. Het is een ieder die uit hoofde van de toepassing van deze wet of van krachtens deze wet genomen besluiten enige taak vervult of heeft vervuld verboden van vertrouwelijke gegevens of inlichtingen, die ingevolge deze wet dan wel ingevolge titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht zijn verstrekt of ontvangen, of van een buitenlandse toezichthoudende instantie zijn ontvangen, verder of anders gebruik te maken of daaraan verder of anders bekendheid te geven dan voor de uitoefening van zijn taak of door deze wet wordt geëist.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, kan de toezichthoudende autoriteit met gebruikmaking van de in het eerste lid bedoelde informatie mededelingen doen, indien deze niet kunnen worden herleid tot afzonderlijke personen.

  • 3. Het eerste en tweede lid laten ten aanzien van degene op wie het tweede lid van toepassing is, onverlet de toepasselijkheid van de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering.

N

Onder vernummering van artikel 22a tot 22c, worden na artikel 22 twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 22a

  • 1. De toezichthoudende autoriteit is in afwijking van artikel 22, eerste lid, bevoegd gegevens of inlichtingen die ingevolge deze wet zijn verstrekt of ontvangen of van een buitenlandse toezichthoudende instantie zijn ontvangen, te verstrekken aan:

    • a. een andere toezichthoudende autoriteit of aan een buitenlandse toezichthoudende instantie;

    • b. de Belastingdienst, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, de Nationale Politie, de Financiële Inlichtingen Eenheid of het Openbaar Ministerie, voor zover de gegevens of inlichtingen dienstig zijn voor de uitoefening van hun wettelijke taken;

    • c. een tijdelijke enquêtecommissie van het Europees Parlement, bedoeld in artikel 226 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

    • d. een commissie, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op de parlementaire enquête 2008, voor zover de gegevens of inlichtingen naar het oordeel van die commissie noodzakelijk zijn voor de vervulling van haar taak;

    • e. de Algemene Rekenkamer, voor zover de gegevens of inlichtingen naar het oordeel van de Algemene Rekenkamer noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar wettelijke taak op grond van artikel 7.24 van de Comptabiliteitswet 2016.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde informatie wordt niet verstrekt indien:

    • a. het doel waarvoor de gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald is;

    • b. het beoogde gebruik van de gegevens of inlichtingen niet past in het kader van het toezicht op wetgeving ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;

    • c. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de Nederlandse wet of de openbare orde;

    • d. de geheimhouding van de gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;

    • e. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen; of

    • f. onvoldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.

  • 3. Voor zover de gegevens of inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, zijn verkregen van een buitenlandse toezichthoudende instantie, verstrekt de toezichthoudende autoriteit deze niet aan een andere toezichthoudende instantie of aan een andere buitenlandse toezichthoudende instantie, tenzij de buitenlandse toezichthoudende instantie waarvan de gegevens of inlichtingen zijn verkregen uitdrukkelijk heeft ingestemd met de verstrekking van de gegevens of inlichtingen en in voorkomend geval heeft ingestemd met het gebruik voor een ander doel dan waarvoor de gegevens of inlichtingen zijn verstrekt.

  • 4. Indien een buitenlandse toezichthoudende instantie aan de toezichthoudende autoriteit die de gegevens of inlichtingen op grond van het tweede of derde lid heeft verstrekt, verzoekt om die gegevens of inlichtingen te mogen gebruiken voor een ander doel dan waarvoor zij zijn verstrekt, willigt de toezichthoudende autoriteit dat verzoek slechts in:

    • a. indien het beoogde gebruik niet in strijd is met het tweede of derde lid of voor zover die toezichthoudende instantie op een andere wijze dan in deze wet voorzien vanuit Nederland met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke procedures voor dat ander doel de beschikking over die gegevens of inlichtingen zou kunnen verkrijgen; en

    • b. na overleg met Onze Minister van Justitie en Veiligheid indien het in de aanhef bedoelde verzoek betrekking heeft op een onderzoek naar strafbare feiten.

  • 5. De partijen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c tot en met e, zijn verplicht tot geheimhouding van de op grond van het eerste lid ontvangen vertrouwelijke gegevens of inlichtingen en maken die slechts openbaar indien deze niet herleid kunnen worden tot afzonderlijke personen.

  • 6. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder toezichthoudende autoriteit verstaan:

    • a. de toezichthoudende autoriteit, bedoeld in artikel 1d, eerste lid, onderdeel e of f;

    • b. de toezichthoudende autoriteit, bedoeld in artikel 1d, eerste lid, onderdeel c, voor zover het betreft de instellingen als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel a, b of e;

    • c. de toezichthouder, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet toezicht trustkantoren 2018.

Artikel 22b

  • 1. De toezichthoudende autoriteit, bedoeld in artikel 1d, eerste lid, onderdelen a en b, is in afwijking van artikel 22, eerste lid, bevoegd gegevens of inlichtingen die ingevolge deze wet zijn verstrekt of ontvangen of van een buitenlandse toezichthoudende instantie zijn ontvangen, te verstrekken aan:

    • a. een andere toezichthoudende autoriteit of een toezichthoudende instantie die belast is met het toezicht op de instellingen, bedoeld in artikel 1a, tweede of derde lid;

    • b. een buitenlandse toezichthoudende instantie in een andere lidstaat die is belast met het toezicht op de instellingen, bedoeld in artikel 1a, eerste of tweede lid, of een buitenlandse toezichthoudende instantie in een derde land die belast is met het toezicht op deze instellingen en waarmee een samenwerkingsovereenkomst is gesloten als bedoeld in artikel 57bis, vijfde lid, van de vierde anti-witwasrichtlijn;

    • c. de Europese Centrale Bank;

    • d. de instanties genoemd in artikel 22a, eerste lid, onderdelen b tot en met e.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde informatie wordt niet verstrekt indien:

    • a. het doel waarvoor de gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald is;

    • b. het beoogde gebruik van de gegevens of inlichtingen niet past in het kader van deze wet, prudentiële regelgeving of het toezicht op de instellingen, bedoeld in artikel 1a, tweede of derde lid;

    • c. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de Nederlandse wet of de openbare orde;

    • d. de geheimhouding van de gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;

    • e. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen; of

    • f. onvoldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.

  • 3. Artikel 22a, derde tot en met het vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

O

In artikel 22c, tweede lid, wordt «Artikel 22, tweede tot en met vierde lid» vervangen door «Artikel 22a, tweede tot en met vierde lid».

P

Na artikel 23a wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 3A. REGISTRATIE VAN AANBIEDERS VAN DIENSTEN VOOR HET WISSELEN TUSSEN VIRTUELE VALUTA EN FIDUCIAIRE VALUTA EN AANBIEDERS VAN BEWAARPORTEMONNEES

Artikel 23b
  • 1. Een ieder die in of vanuit Nederland beroeps- of bedrijfsmatig diensten aanbiedt voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta registreert zich bij de Nederlandsche Bank.

  • 2. Een ieder die in of vanuit Nederland beroeps- of bedrijfsmatig bewaarportemonnees aanbiedt registreert zich bij de Nederlandsche Bank.

Artikel 23c
  • 1. Een verzoek tot registratie als bedoeld in artikel 23b geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens. Deze gegevens kunnen betrekking hebben op:

    • a. gegevens van feitelijke aard;

    • b. gegevens die verband houden met de naleving van voorschriften op grond van deze wet of de Sanctiewet 1977.

  • 2. De Nederlandsche Bank registreert een aanbieder als bedoeld in artikel 23b binnen twee maanden na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde gegevens.

  • 3. Een aanbieder als bedoeld in artikel 23b kan enkel diensten als bedoeld in dit hoofdstuk aanbieden indien hij geregistreerd is.

Artikel 23d
  • 1. De Nederlandsche Bank gaat niet over tot registratie van een aanbieder als bedoeld in artikel 23b indien:

    • a. de gegevens bedoeld in artikel 23c, eerste lid, niet volledig zijn;

    • b. zij na verificatie van de gegevens bedoeld in artikel 23c, eerste lid, niet overtuigd is van de juistheid van deze gegevens;

    • c. een aanbieder als bedoeld in artikel 23b niet voldoet aan artikel 23h, eerste, tweede of vierde lid.

  • 2. DNB stelt de aanbieder onverwijld op de hoogte indien zij op grond van het eerste lid niet over gaat tot registratie.

  • 3. De Nederlandsche Bank kan de registratie van een aanbieder als bedoeld in artikel 23b doorhalen indien:

    • a. de aanbieder hierom verzoekt;

    • b. de aanbieder bij het verzoek tot registratie onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt, en kennis omtrent de juiste en volledige gegevens ertoe zou hebben geleid dat De Nederlandsche Bank niet tot registratie zou zijn overgegaan;

    • c. de aanbieder relevante omstandigheden of feiten heeft verzwegen op grond waarvan, zo zij voor het tijdstip waarop de registratie heeft plaatsgevonden zich hadden voorgedaan of bekend waren geweest, De Nederlandsche Bank niet zou zijn overgegaan tot registratie;

    • d. de aanbieder niet voldoet aan de bij of krachtens deze wet of de Sanctiewet 1977 gestelde regels;

    • e. de aanbieder niet voldoet aan de verplichting tot betaling van een bedrag op grond van de Wet bekostiging financieel toezicht 2019;

    • f. de aanbieder geen diensten heeft verleend binnen een termijn van zes maanden na registratie;

    • g. de aanbieder zijn dienstverlening heeft beëindigd, dan wel zijn dienstverlening gedurende meer dan zes maanden heeft gestaakt;

    • h. de aanbieder de onderneming ten behoeve waarvan de registratie heeft plaatsgevonden, geheel of gedeeltelijk overdraagt;

    • i. de aanbieder in staat van faillissement is komen te verkeren;

    • j. doorhaling of beëindiging heeft plaatsgevonden van de inschrijving van de aanbieder in het handelsregister bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Handelsregisterwet 2007;

    • k. de aanbieder is opgehouden te bestaan.

Artikel 23e
  • 1. Een aanbieder als bedoeld in artikel 23b meldt schriftelijk aan de Nederlandsche Bank een voornemen tot wijziging van:

    • a. de identiteit van degenen die het beleid van de aanbieder bepalen of mede bepalen;

    • b. de identiteit van degenen die al dan niet middellijk een gekwalificeerde deelneming houden in de aanbieder.

  • 2. Een wijziging als bedoeld in het eerste lid wordt niet doorgevoerd dan nadat de Nederlandsche Bank hiervoor toestemming heeft gegeven.

  • 3. Een aanbieder als bedoeld in artikel 23b meldt onverwijld schriftelijk aan de Nederlandsche Bank een wijziging van:

    • a. de formele en feitelijke zeggenschapsstructuur van de groep waartoe de aanbieder behoort;

    • b. de antecedenten van degenen die het beleid van de aanbieder bepalen of mede bepalen;

    • c. de antecedenten van degenen die een gekwalificeerde deelneming houden in de aanbieder alsmede de omvang van de desbetreffende gekwalificeerde deelneming;

    • d. de formele en feitelijke zeggenschapsstructuur of de bedrijfsvoering van de aanbieder;

    • e. een wijziging van de omvang van de desbetreffende gekwalificeerde deelneming;

    • f. overige bij ministeriële regeling te bepalen gegevens.

  • 4. De houder van een gekwalificeerde deelneming verschaft een aanbieder als bedoeld in artikel 23b alle informatie die noodzakelijk is om te voldoen aan dit artikel.

  • 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de bij de in het eerste en derde lid bedoelde kennisgeving te verstrekken gegevens.

Artikel 23f
  • 1. Er is een openbaar register van aanbieders als bedoeld in artikel 23b die door de Nederlandsche Bank zijn geregistreerd. Het register wordt gehouden door de Nederlandsche Bank en wordt in ieder geval gepubliceerd op een daartoe geschikte website.

  • 2. De Nederlandsche Bank verricht de inschrijving en doorhaling in het register op zodanige wijze dat uit het register is op te maken vanaf welk tijdstip, welke diensten als bedoeld in artikel 23b een geregistreerde aanbieder mag verrichten.

  • 3. In het register worden ten aanzien van een aanbieder als bedoeld in artikel 23b de volgende gegevens opgenomen:

    • a. de naam en het adres en, indien van toepassing, de statutaire zetel en de naam en het adres van zijn bijkantoren;

    • b. de datum van inschrijving van de aanbieder als bedoeld in artikel 23b in het register;

    • c. het nummer van de inschrijving van de aanbieder als bedoeld in artikel 23b bij de Kamer van Koophandel.

  • 4. De Nederlandsche Bank draagt onverwijld zorg voor de inschrijving van de aanbieder als bedoeld in artikel 23b.

  • 5. Indien van toepassing vermeldt de Nederlandsche Bank bij doorhaling dat het desbetreffende besluit nog niet onherroepelijk is.

  • 6. De Nederlandsche Bank versterkt aan een ieder desgevraagd, tegen betaling van de kostprijs, afschriften uit het register.

Artikel 23g
  • 1. Het is een ieder die in een derde land woonachtig of gevestigd is of zijn zetel heeft verboden beroeps- of bedrijfsmatig in Nederland diensten aan te bieden voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta.

  • 2. Het is een ieder die in een derde land woonachtig of gevestigd is of zijn zetel heeft verboden beroeps- of bedrijfsmatig in Nederland bewaarportemonnees aan te bieden.

  • 3. Het verbod in het eerste onderscheidenlijk het tweede lid is niet van toepassing op een aanbieder die in een door Onze Minister aangewezen derde land woonachtig of gevestigd is of zijn zetel heeft, waar toezicht op het uitoefenen van het beroep of bedrijf, bedoeld in het eerste onderscheidenlijk het tweede lid, wordt uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt te beschermen en de aanbieder in het desbetreffende derde land onder toezicht staat.

Artikel 23h
  • 1. Het beleid van een aanbieder als bedoeld in artikel 23b wordt bepaald of mede bepaald door personen die geschikt zijn in verband met de door die aanbieder verleende diensten. Indien binnen die aanbieder een orgaan belast is met het toezicht op het beleid en de algemene zaken van de aanbieder, wordt dit toezicht gehouden door personen die geschikt zijn voor de uitoefening van dit toezicht.

  • 2. Het beleid van een aanbieder als bedoeld in artikel 23b wordt bepaald of mede bepaald door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat. Indien binnen die aanbieder een orgaan belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken binnen de aanbieder, wordt dit toezicht gehouden door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat.

  • 3. De betrouwbaarheid van een persoon staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door de Nederlandsche Bank of de stichting Autoriteit Financiële Markten voor de toepassing van deze wet, de Wet op het financieel toezicht of de Wet toezicht trustkantoren 2018 is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling.

  • 4. Indien sprake is van een gekwalificeerde deelneming wordt die gehouden door natuurlijke personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat, of in geval van een rechtspersoon, de betrouwbaarheid van de bestuurders van die rechtspersoon buiten twijfel staat.

  • 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop wordt vastgesteld of de betrouwbaarheid van een persoon buiten twijfel staat en welke feiten en omstandigheden daarbij in aanmerking worden genomen, alsmede regels met betrekking tot de misdrijven die, indien begaan door die persoon, met het oog op de belangen die de wet beoogt te beschermen, tot de vaststelling leiden dat de betrouwbaarheid van die persoon niet buiten twijfel staat.

Artikel 23i
  • 1. Een aanbieder als bedoeld in artikel 23b is niet met personen verbonden in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur die in zodanige mate ondoorzichtig is dat deze een belemmering vormt of kan vormen voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de aanbieder.

  • 2. Een aanbieder als bedoeld in artikel 23b is niet met personen verbonden in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur indien het recht van een staat, dat op die personen van toepassing is, een belemmering vormt of kan vormen voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de aanbieder.

Artikel 23j
  • 1. Een aanbieder als bedoeld in artikel 23b voert een adequaat beleid dat een integere en beheerste uitoefening van het bedrijf waarborgt, met in achtneming van de artikelen 2 tot en met 2f, 3 tot en met 10, 16, 20a, 20b, 23e tot en met 23j en 33 tot en met 35a.

  • 2. Een aanbieder als bedoeld in artikel 23b richt de bedrijfsvoering zodanig in dat deze een beheerste en integere uitoefening van zijn bedrijf waarborgt, met inachtneming van de artikelen 2 tot en met 2f, 3 tot en met 10, 16, 20a, 20b, 23e tot en met 23j en 33 tot en met 35a.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de verplichtingen in dit artikel. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

    • a. een integere bedrijfsuitoefening, waaronder wordt verstaan het tegengaan van:

      • 1°. belangenverstrengeling;

      • 2°. strafbare feiten of andere wetsovertredingen door de aanbieder of zijn werknemers, die het vertrouwen in de aanbieder kunnen schaden;

      • 3°. relaties met cliënten of derden, die het vertrouwen in de aanbieder kunnen schaden

    • b. het beheersen van bedrijfsprocessen en bedrijfsrisico’s.

Q

In de artikelen 29, onderdeel a en 30, onderdeel a, wordt «33, 34, 35a en 38» vervangen door «23b, 23c, eerste lid en derde lid, 23e, eerste en tweede lid, 23g, eerste en tweede lid, 23h, eerste, tweede en vierde lid, 23i, 23j, eerste en tweede lid, 33, 34, 35, 35a en 38».

ARTIKEL II

De Wet toezicht trustkantoren 2018 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 10, vierde lid, wordt «De betrouwbaarheid van een persoon staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door de Nederlandsche Bank of de Stichting Autoriteit Financiële Markten voor de toepassing van deze wet of de Wet op het financieel toezicht is vastgesteld» vervangen door: «De betrouwbaarheid van een persoon staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door de Nederlandsche Bank of de Stichting Autoriteit Financiële Markten voor de toepassing van deze wet, de Wet op het financieel toezicht, of de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme is vastgesteld».

B

In artikel 27, tweede lid, onderdeel f, wordt «in het Handelsregister of een daarmee vergelijkbaar register in een ander land» vervangen door «in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, of een daarmee vergelijkbaar register in een ander land, en dat voldaan is aan verplichtingen tot het registreren van de uiteindelijk belanghebbenden van die entiteiten.

C

Na artikel 58 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 58a. Informatie-uitwisseling opsporing, parlement en Algemene Rekenkamer

  • 1. De Nederlandsche Bank kan gegevens of inlichtingen, verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze wet opgedragen taak, verstrekken aan:

    • a. de Belastingdienst, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, de Nationale Politie, de Financiële Inlichtingen Eenheid of het Openbaar Ministerie, voor zover de gegevens of inlichtingen dienstig zijn voor de uitoefening van hun wettelijke taken;

    • b. een tijdelijke enquêtecommissie van het Europees Parlement, bedoeld in artikel 226 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

    • c. een commissie, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op de parlementaire enquête 2008, voor zover de gegevens of inlichtingen naar het oordeel van die commissie noodzakelijk zijn voor de vervulling van haar taak;

    • d. de Algemene Rekenkamer, voor zover de gegevens of inlichtingen naar het oordeel van de Algemene Rekenkamer noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar wettelijke taak op grond van artikel 7.24 van de Comptabiliteitswet 2016.

  • 2. Artikel 56, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De partijen bedoeld in het eerste lid, onderdeel b tot en met d, zijn verplicht tot geheimhouding van de op grond van het eerste lid ontvangen vertrouwelijke gegevens of inlichtingen en maken die slechts openbaar indien deze niet herleid kunnen worden tot afzonderlijke personen.

ARTIKEL III

A

Aan artikel 10, tweede lid, van de Sanctiewet 1977 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel k door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • l. de aanbieders die ingevolge de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta mogen aanbieden;

  • m. de aanbieders die ingevolge de Wet ter voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering bewaarportemonnees mogen aanbieden.

B

In de artikelen 10b, eerste en tweede lid, en 10ba wordt «artikel 10, tweede lid, onder a tot en met j» telkens vervangen door «artikel 10, tweede lid, onder a tot en met m».

ARTIKEL IV

In artikel 38 van de Wet op de parlementaire enquête 2008 wordt «behoudens de afschriften die zijn verstrekt op basis van artikel 1:93e van de Wet op het financieel toezicht» vervangen door «behoudens de afschriften die zijn verstrekt op basis van artikel 1:93f van de Wet op het financieel toezicht, de artikelen 22a, eerste lid, onderdeel c en 22b, eerste lid onderdeel d, van de Wet ter voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering en artikel 58a, eerste lid, onderdeel c, van de Wet toezicht trustkantoren 2018».

ARTIKEL IVA

In artikel 1, onder 2°, van de Wet op de economische delicten wordt «28, 33, 34 en 38» vervangen door «23b, 23e, 23g, 23h, 23i, 23j, 28, 33, 34 en 38».

ARTIKEL V

  • 1. De verplichting, bedoeld in artikel 23b van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme, is tot zes maanden na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel P, niet van toepassing op een aanbieder als bedoeld in artikel 23b van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme die voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel P, een verzoek tot registratie heeft ingediend bij de Nederlandsche Bank N.V.

  • 2. Artikel 23h van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme is gedurende deze zes maanden niet van toepassing op aanbieders als bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat door De Nederlandsche Bank N.V. pas tot registratie van de aanbieder wordt overgegaan, indien is voldaan aan artikel 23h, eerste, tweede of vierde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.

ARTIKEL VA

De Wet van 20 februari 2019 tot wijziging van de Wet op de kansspelen, de Wet op de kansspelbelasting en enkele andere wetten in verband met het organiseren van kansspelen op afstand (Stb. 2019, 127) wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel I, onderdeel P, wordt in artikel 34l, onderdeel c, «instellingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 16°, van die wet,» vervangen door «instellingen als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel n, van die wet».

B

Artikel VI vervalt.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL VII

Deze wet wordt aangehaald als: Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 22 april 2020

Willem-Alexander

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Uitgegeven de twintigste mei 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 245

Naar boven