Besluit van 11 december 2018 tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de uitvoering en handhaving van verordening (EU) nr. 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot vaststelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2017, L 347), verordening (EU) nr. 2017/2401 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot wijziging van verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (PbEU 2017, L 347) (Besluit uitvoering en handhaving verordening securitisaties en wijzigingsverordening kapitaalvereisten securitisaties)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 16 november 2018, 2018-0000194161, directie Financiële Markten;

Gelet op verordening (EU) nr. 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot vaststelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2017, L 347), Verordening (EU) nr. 2017/2401 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot wijziging van verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (PbEU L 347), en de artikelen 1:24, derde lid, 1:25, derde lid, 1:79, eerste lid, onderdeel b, en 1:80, onderdeel b, 1:81, derde lid, 1:82, tweede lid, artikel 1:94, eerste lid, onderdeel h, artikel 1:97, derde lid, onderdeel b, en 4:61, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 november 2018, nr. W06.18.0353/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 6 december 2018, 2018-0000204893, directie Financiële Markten;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van het artikel door een puntkomma, een definitie toegevoegd, luidende:

verordening (EU) nr. 2017/2402 (securitisaties):

verordening (EU) nr. 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot vaststelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2017, L 347).

B

Aan artikel 2 worden, onder verlettering van het tweede onderdeel q tot onderdeel u en vervanging van de punt aan het slot van dat onderdeel door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • v. voor verordening (EU) nr. 2017/2402 (securitisaties):

    • 1°. de Nederlandsche Bank: ten aanzien van:

      • de artikelen 6 tot en met 9 indien het een SSPE betreft als bedoeld in artikel 29, vierde lid, van de verordening (EU) nr. 2017/2402 (securitisaties), die is verbonden aan een initiator, oorspronkelijke kredietverstrekker of sponsor met een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning,

      • de artikelen 5 tot en met 9, 29, zesde lid, 43, vijfde tot en met achtste lid, voor zover het betreft een bank, tenzij de Europese Centrale Bank bevoegd is toezicht uit te oefenen op grond van de artikelen 4 en 6 van de verordening bankentoezicht, beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten, verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming als bedoeld in artikel 13, eerste onderdeel, onderscheidenlijk vierde onderdeel, van de richtlijn solvabiliteit II, een pensioenfonds, of premiepensioeninstelling; en,

      • de artikelen 18, 27 en 43, tweede lid.

    • 2°. de Autoriteit Financiële Markten: ten aanzien van:

      • de artikelen 3, 4, 28;

      • de artikelen 6 tot en met 9, indien het een SSPE betreft als bedoeld in artikel 29, vierde lid, van de verordening (EU) nr. 2017/2402 (securitisaties), die is verbonden aan een initiator, oorspronkelijke kredietverstrekker of sponsor zonder door een toezichthouder verleende vergunning of met een door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning; en,

      • de artikelen 5 tot en met 9, 29 zesde lid, en artikel 43, vijfde tot en met achtste lid, voor zover het een beleggingsinstelling, of icbe betreft.

C

In artikel 7 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd luidende:

  • h. de verordening (EU) nr. 2017/2402 (securitisaties)».

D

Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de opsomming van artikelen onder de aanduiding «Verordening (EG) nr. 1060/2009 (ratingbureaus)» vervalt «8ter»

2. In de opsomming van artikelen onder de aanduiding «Verordening (EU) nr. 575/2013 (Kapitaalvereisten)», onder «Deel 3, Kapitaalvereisten», wordt «243, 244, eerste tot en met vijfde lid, 245, 246, 248, eerste en derde lid, 249, 250, 251, 253, 256, 258, 259, 261, 262, 265, 267, 268, 269,» vervangen door «243, 244, eerste tot en met vierde lid, 245, eerste tot en met vierde lid, 247, 248, 249, 250, eerste tot en met derde en vijfde lid, 251, 252, 253, 254, eerste tot en met zevende lid, 255, 256, 257, 258, 259, 260, 261, 262, 263, 264, 265, 266, 267, 268, 269, 270, 270a, eerste lid, 270b, 270c, 270d ».

3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

Verordening (EU) nr. 2017/2402 (securitisaties)

Artikelen 3, eerste en tweede lid, 4, 5, 6, 7, 8, eerste lid, 9, eerste tot en met derde lid, 18, 27, eerste tot en met vierde lid, 28, tweede lid, 29, zesde lid, 30, tweede en derde lid, 43, tweede lid, zesde tot en met achtste lid.

E

Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de opsomming van artikelen onder de aanduiding «Verordening (EG) nr. 1060/2009 (ratingbureaus)»vervalt «8ter».

2. De opsomming van artikelen onder de aanduiding «Verordening (EU) nr. 575/2013 (Kapitaalvereisten)», onder «Deel 3, Kapitaalvereisten» wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de opsomming achter «Boetecategorie 2:» wordt «243, 244, eerste tot en met vijfde lid, 246, 249, 250, 251, 253, 261, 262, 265, 268, 269,» vervangen door «243, 244, eerste tot en met vierde en zesde lid, 245, eerste tot en met vierde en zesde lid, 248, 249, 250, vijfde lid, 251, 252, 255, 256, 257, 258, 259, 260, 261, 262, 263, 264, 265, 266, 267, 268, 269, 270, 270a, 270c, 270d,».

2°. In de opsomming achter «Boetecategorie 3:» wordt «245, 248, eerste en derde lid, 256, 258, 259, 267,» vervangen door «247, 250, eerste tot en met derde lid, 253, 254, eerste tot en met zevende lid, 270b,».

3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

Verordening (EU) nr. 2017/2402 (securitisaties)

Boetecategorie 2: artikelen 3, eerste en tweede lid, 5, 29, zesde lid, 30, tweede en derde lid.

Boetecategorie 3: artikelen 4, 6, 7, 8, eerste lid, 9, eerste tot en met derde lid, 18, 27, eerste tot en met vierde lid, 28, tweede lid, 43, tweede lid, zesde tot en met achtste lid.

ARTIKEL II

Het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 83 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Een beheerder van een icbe of een maatschappij voor collectieve belegging in effecten die een securitisatiepositie heeft die niet langer voldoet aan de voorschriften van verordening (EU) nr. 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot vaststelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2017, L 347) handelt in het belang van de deelnemers in de icbe en neemt zo nodig corrigerende maatregelen.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt «Het eerste tot en met derde lid» vervangen door «Het eerste tot en met vierde lid».

B

Aan artikel 83a wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Een Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling die een securitisatiepositie heeft die niet langer voldoet aan de voorschriften van verordening (EU) nr. 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot vaststelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2017, L 347) handelt in het belang van de deelnemers in de beleggingsinstelling en neemt zo nodig corrigerende maatregelen.

ARTIKEL III

Ten aanzien van de toepassing op securitisaties als bedoeld in artikel 2 van verordening (EU) nr. 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot vaststelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2017, L 347), van titel III, deel drie, hoofdstuk 5, en artikel 337 van de verordening kapitaalvereisten, zoals deze luidde voor de inwerkingtreding van eerstgenoemde verordening, blijft het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten, zoals dit luidde voor de inwerkingtreding van dit besluit, tot en met 31 december 2019 van toepassing.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

ARTIKEL V

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit uitvoering en handhaving verordening securitisaties en wijzigingsverordening kapitaalvereisten securitisaties.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 11 december 2018

Willem-Alexander

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

Uitgegeven de negentiende december 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

§ 1. Inleiding

Het onderhavige besluit strekt tot uitvoering van verordening (EU) nr. 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot vaststelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2017, L 347) (hierna: de verordening securitisaties). Tevens strekt het onderhavige besluit tot uitvoering van verordening (EU) nr. 2017/2401 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot wijziging van verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (hierna: de wijzigingsverordening kapitaalvereisten securitisaties). Beide verordeningen worden van toepassing op 1 januari 2019.

De verordening securitisaties en de wijzigingsverordening kapitaalvereisten securitisaties worden hierna tezamen aangeduid als: de verordeningen.

§ 2. Inhoud van de verordeningen

Een traditionele securitisatie houdt in dat leningen van banken of andere kredietgevers aan huishoudens en bedrijven, zoals hypothecaire leningen, autoleningen of -leases, worden gebundeld en verkocht aan een speciaal daartoe opgerichte doelvennootschap (ook wel aangeduid als special purpose verhicle of SPV en in de verordeningen ook wel aangeduid als securitisation special purpose entity of SSPE). De doelvennootschap geeft obligaties uit om de koopprijs te financieren, verdeeld in tranches die elk een verschillend risicoprofiel en bijbehorend beleggingsrendement kennen. Het beleggingsrendement op de obligaties wordt gegenereerd uit de kasstromen van de onderliggende leningen die aan de doelvennootschap zijn overgedragen.

Securitisaties vervullen een belangrijke rol op de financiële markten. Enerzijds zorgen securitisaties ervoor dat kredietgevers meer balansruimte verkrijgen om bijvoorbeeld nieuwe kredieten te verstrekken aan huishoudens en bedrijven. Anderzijds stellen zij investeerders zoals verzekeraars en pensioenfondsen, die doorgaans zelf geen kredieten verstrekken, in staat hierin te investeren en daarbij een passend risicoprofiel te kiezen. Nadat de financiële crisis in 2007 uitbrak, verminderde de interesse van beleggers in securitisaties. Redenen hiervoor waren de problemen met gesecuritiseerde risicovolle (subprime) Amerikaanse hypotheken, complexe securitisatiestructuren en niet altijd betrouwbare beoordelingen van securitisaties door kredietbeoordelaars. Dit heeft ertoe geleid dat relevante regelgeving voor securitisaties na de financiële crisis is aangescherpt, onder meer door nieuwe en striktere regels voor kredietbeoordelaars en door aanscherping van transparantie- en publicatieverplichtingen voor securitisaties.

De onderhavige verordeningen strekken ertoe het wetgevingskader voor securitisaties – dat na de financiële crisis is ingevoerd te versterken. Tegelijkertijd beogen zij als onderdeel van het actieplan van de Europese Commissie voor een Europese kapitaalmarktunie de markten voor kwalitatief hoogwaardige securitisaties nieuw leven in te blazen.

De verordening securitisaties bevat ten eerste regels die gelden voor alle securitisaties. De verordening integreert de eisen waaraan zowel partijen die betrokken zijn bij de totstandkoming van securitisaties, zoals oorspronkelijke kredietverstrekkers, initiators en sponsors, als partijen die daarin investeren moeten voldoen. Het betreft onder meer de due diligencevereisten voor institutionele beleggers die investeren in securitisaties (artikel 5) en het risicobehoudvereiste en transparantievereisten waaraan initiators, sponsors of oorspronkelijke kredietverstrekkers moeten voldoen (artikel 6 en 7). Ook bevat de verordening onder meer een (voorwaardelijk) verbod op de verkoop van securitisaties aan niet-professionele cliënten (artikel 3), een (voorwaardelijk) verbod op hersecuritisaties (artikel 8) en criteria voor kredietverlening die betrekking hebben op de onderliggende leningen die worden gesecuritiseerd (artikel 9). Daarnaast introduceert de verordening voorwaarden en procedures voor de registratie van een securitisatieregister bij de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (ESMA).

Naast regels die gelden voor alle securitisaties, introduceert de verordening securitisaties een kader voor kwalitatief hoogwaardige securitisaties. Dergelijke securitisaties moeten voldoen aan bepaalde vereisten wat betreft eenvoud, transparantie en standaardisering (ook wel aangeduid als STS-criteria). De investeerders in securitisaties die voldoen aan de STS-criteria profiteren vervolgens van lichtere kapitaaleisen, hetgeen volgt uit de wijzigingsverordening kapitaalvereisten securitisaties. Daarnaast voorziet die laatste verordening in codificatie van de voorstellen van het Basel Committee on Banking Supervision (Bazels Comité) voor herziening van de solvabiliteitseisen voor securitisaties in wetgeving van de Europese Unie.

§ 3. Inhoud van het onderhavige besluit

De verordeningen hebben rechtstreekse werking in de Nederlandse rechtsorde en behoeven als zodanig geen omzetting in de Nederlandse wet- en regelgeving. Wel vergen de verordeningen nadere uitvoering. Zo is het nodig om de nationale bevoegde autoriteiten aan te wijzen die worden belast met de uitvoering en handhaving van de verordening securitisaties.

Met betrekking tot de wijzigingsverordening kapitaalvereisten securitisaties, die de verordening kapitaalvereisten wijzigt, is het niet noodzakelijk een bevoegde toezichthouder aan te wijzen. Dat DNB reeds de bevoegde autoriteit is ter zake van de verordening kapitaalvereisten, volgt immers uit artikel 2 van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten.

Daarnaast is het nodig om de artikelen uit de verordeningen aan te wijzen bij overtreding waarvan een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Om de naleving van de bepalingen uit de verordeningen te bevorderen, dienen lidstaten ervoor te zorgen dat de aangewezen nationale toezichthouders over toezichthoudende bevoegdheden kunnen beschikken en dat zij bij overtreding van de bepalingen uit de verordeningen bepaalde maatregelen en sancties kunnen opleggen (vgl. de artikelen 30, eerste lid, en 32 van de verordening securitisaties). Deze maatregelen en sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De Wet op het financieel toezicht (Wft) kent reeds een goed uitgewerkt stelsel dat aan deze criteria voldoet. Uit de transponeringstabel aan het einde van deze toelichting blijkt welke maatregelen en sancties die ingevolge de verordening moeten kunnen worden opgelegd ter beschikking staan aan de toezichthouders ingevolge de Wft en daarop gebaseerde regelgeving.

§ 4. Regeldrukkosten

Voor zover uit het onderhavige besluit regeldrukkosten voortvloeien, volgen deze uit de verordeningen. Naleving van de verplichtingen uit de verordeningen zullen enige extra administratieve kosten tot gevolg hebben voor financiële ondernemingen die securitisaties uitgeven of daarin investeren. Daarnaast brengt de verordening extra taken voor de aangewezen toezichthouders met zich. De toezichthouders bereiden zich hier momenteel op voor, maar de kosten hiervan zijn nog niet geheel uitgekristalliseerd. De AFM verwacht ongeveer één tot twee fte in te moeten zetten voor het toezicht op naleving van de verordening securitisaties. Voor DNB is dit nog niet bekend. De kosten van toezicht worden aan de sector doorberekend.

Daarnaast gelden extra verplichtingen voor financiële ondernemingen. Zo gelden aangescherpte due diligence-verplichtingen voor (institutionele) investeerders die investeren in securisaties. Partijen die securitisaties uitgeven zullen moeten voldoen aan informatieverplichtingen, waaronder het beschikbaar maken van bepaalde informatie middels een securitisatieregister (mits deze er zijn, vgl. artikel 7, tweede lid, van de verordening securitisaties). De wijzigingsverordening kapitaalvereisten securitisaties heeft evenwel tot gevolg dat banken en bepaalde beleggingsondernemingen die investeren in securitisaties profiteren van een risicogevoeliger kapitaaleisenraamwerk, hetgeen bijvoorbeeld bij investering in securitisaties die als STS genotificeerd zijn juist verlichting van de kapitaaleisen tot gevolg kan hebben.

Het aantal uitgevers van securitisaties met onderliggende Nederlandse activa is beperkt. Het gaat om 22 verschillende partijen, die als bank of anderszins als kredietaanbieder actief zijn. De bulk van de in Nederland uitgegeven securitisaties betreft woninghypotheken. Het marktaandeel van dit deel van de securitisaties wordt op 90% geschat. Daarnaast zijn er securitisaties van consumentenkredieten, autoleasecontracten en commercieel vastgoed. Deze securitisaties nemen een beperktere rol in de markt in. Investeerders in securitisaties zijn veelal financiële instellingen die in deze activa willen beleggen zonder deze zelf uit te kunnen of willen geven. De omvang van deze groep potentiële) investeerders is vooraf lastig in te schatten of te becijferen. Daarbij kan gedacht worden aan beleggingsfondsen en institutioneel investeerders zoals verzekeraars of pensioenfondsen.

De afgelopen vier jaar werden gemiddeld vijftien publieke transacties gedaan met een waarde van in totaal € 25 miljard per jaar. In de markt wordt een toename van het aantal transacties verwacht conform de doelstellingen van de STS-verordening. De inschatting is dat het aantal jaarlijkse transacties waarschijnlijk zal stijgen naar twintig per jaar, waarbij het totale transactievolume vergelijkbaar zal meegroeien.

De administratieve lasten van de uitgifte van een securitisatie zullen met de STS-verordening stijgen door aangevulde rapportageverplichtingen, de aanvraag van het STS-certificaat, het investeerdersrapport en de ter beschikking stellen van het kasstroommodel voor de securitisatie aan investeerders. De inschatting is dat deze administratieve lasten niet aan een groei van de uitgifte van (STS-)securitisaties in de weg staan. Om een goede inschatting van de administratieve lasten van de securitisatieverordening te maken is er contact geweest met de Nederlandse brancheorganisatie Dutch Securitisation Association (DSA). In onderstaande tabel is met medeneming van deze input een inschatting gemaakt van de verwachte kosten. De kosten kunnen per uitgever aanzienlijk verschillen afhankelijk van de ervaring met het uitgeven van een securitisatie (reeds systemen operationeel) of de aard van de transactie.

Tabel: inschatting kosten compliance STS-verordening

Omschrijving

Vaste Kosten

Kosten per transactie

Rapportagekosten uitgever:

   

Eenmalige aanpassing rapportagesysteem uitgever

€ 200.000–€ 400.000

Invullen template per transactie

€ 2.000–€ 4.000

Informatieverplichtingen richting investeerder door uitgever:

   

Opstellen standaard investeerdersrapport

€ 100.000

Kasstroommodel transactie

€ 25.000

Aanvraag STS-certificaat:

   

Voorbereiding standaardaanvraag STS

€ 100.000-€ 250.000

Kosten per aanvraag STS

€ 6.000–€ 12.000

Overige kosten uitgever:

   

Beschikbaarheid en aanpassing interne organisatie (o.a. IT en compliance)

€ 300.000–€ 450.000

Totaal

€700.000–€1.200.000

€33.000–€41.000

Het relatieve aandeel van de vaste kosten en eenmalige aanpassingskosten die de uitgevers van een securitisatie maken door de STS-verordening zullen dalen naarmate het transactievolume van een uitgever toeneemt. De eenmalige aanpassingen zien vooral op de aanpassing van het rapportagesysteem. Met medeneming van eenmalige kosten zou bij een transactievolume van € 4,5 miljard van één uitgever in drie transacties het kostenpercentage tussen de 0,018% en 0,029% per transactie liggen.

Over dit voorstel is advies uitgebracht door het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). Het ATR heeft geconcludeerd dat het advies kan worden vastgesteld.

§ 5. Consultatie

Het ontwerpbesluit is gedurende 4 weken ter openbare consultatie op internet beschikbaar gesteld. Er is één reactie ontvangen van de Dutch Securitisation Association (DSA). DSA maakt een aantal opmerkingen over (de eisen die aan) securitisaties worden gesteld.

DSA stelt dat «het eindproduct van de securitisatie regelgeving, zoals nu voorligt voor opname in de Nederlandse wetgeving, wordt door de Nederlandse securitisatie industrie in grote lijnen verwelkomt als een positieve ontwikkeling. Dat neemt niet weg, dat de regelgeving een aantal probleempunten voor Nederlandse securitisaties bevat, zowel op het gebied van de algemene eisen die aan securitisaties worden gesteld (onduidelijkheid welke informatie aan welke partijen versterkt moet worden, nieuwe, uitgebreide, templates met informatie over de onderliggende blootstellingen), de STS criteria (behandeling van gemengde portefeuilles met aflossende en aflossingsvrije hypotheken; wijzigingen in afsluitstandaarden; expertise van de initiator/oorspronkelijke kredietverstrekker/servicer) en vooral de kapitaalvereisten (voorwaarde van < 100% LTV; invoering van hogere kapitaalvereisten, ook voor STS transacties, op basis van de herzieningsvoorstellen van het Bazels Comité).»

Nu dit opmerkingen betreft die zien op de inhoud van de verordening is het ontwerpbesluit naar aanleiding van die opmerkingen niet aangepast.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Dit onderdeel voegt de definitie van de verordening securitisaties toe.

Artikel I, onderdeel B

Dit onderdeel bevat de aanwijzing van de ter zake van de verschillende onderdelen van de verordening securitisaties bevoegde toezichthouders in artikel 2 van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten. Welke toezichthouders belast dienen te worden met het toezicht op de naleving van de verordening, wordt grotendeels voorgeschreven in artikel 29 van de verordening securitisaties. Daaruit volgt dat zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de voor de desbetreffende financiële onderneming aangewezen toezichthouder ingevolge andere Europese richtlijnen of verordeningen. Dit houdt bovendien in dat de Europese Centrale Bank (ECB) de bevoegde toezichthouder is voor banken, voor zover zij op grond van de artikelen 4 en 6 van de verordening bankentoezicht bevoegd toezichthouder is. Naar het oordeel van de ECB betreft dit ten aanzien van de verordening securitisaties de verplichtingen van prudentiële aard, meer specifiek die ten aanzien van due diligence (artikel 5) en de criteria voor kredietverlening (artikel 9).1

Opmerking verdient in dat verband dat artikel 29, vierde lid en zesde lid, kennelijk een reikwijdtebeperking inhoudt. Deze beperken de kring van financiële ondernemingen voor wie de voorschriften in artikelen 6 tot en met 9, onderscheidenlijk artikelen 18 tot en met 27, van toepassing zijn, ondanks dat het strikt gelezen gaat om uitzonderingen op de verplichting om bevoegde toezichthouders aan te wijzen.

Uit de laatste volzin van artikel 29, vierde lid, lijkt te volgen dat het niet noodzakelijk is een bevoegde toezichthouder aan te wijzen voor entiteiten die in de Europese Unie zijn gevestigd en waarvoor niet reeds ingevolge een richtlijn of verordening een bevoegde toezichthouder is aangewezen en die uitsluitend blootstellingen verkopen maar deze niet actief initiëren met als hoofddoel deze op regelmatige basis te securitiseren. Hetzelfde geldt ingevolge artikel 29, zesde lid, voor entiteiten die uitsluitend blootstellingen verkopen in het kader van een ABCP-programma of een andere securitisatietransactie of -regeling, en niet actief blootstellingen initiëren met als hoofddoel om ze op regelmatige basis te securitiseren. Toezicht op de naleving van de verplichtingen die volgen uit de artikelen 18 tot en met 27, wordt ingevolge artikel 29, zesde lid, verlegd naar de initiator of sponsor. Op de uitoefening van dat horizontale toezicht wordt vervolgens door AFM en DNB toezicht gehouden.

Artikel I, onderdeel C

Dit onderdeel voegt de verordening securitisaties toe aan de opsomming in artikel 7 van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten. Als gevolg daarvan kan de toezichthouder een waarschuwing of verklaring als bedoeld in artikel 1:94 van de Wft publiceren. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan artikel 32, tweede lid, onderdeel a, van de verordening securitisaties.

Artikel I, onderdelen D en E

Deze onderdelen wijst de bepalingen in de verordening aan bij overtreding waarvan de bevoegde toezichthouder een last onder dwangsom of bestuurlijke boete kan opleggen. De verordening securitisaties schrijft in artikel 32, tweede lid, onderdelen e en f, voor een deel van de te handhaven bepalingen (genoemd in artikel 32, eerste lid) de minimale hoogte van de maximaal op te leggen boete voor, zodat overtreding van deze bepalingen wordt gerangschikt in de derde boetecategorie. Bij de keuze voor de boetecategorie waarin de overige te handhaven bepalingen uit de verordening securitisaties en waarin de te handhaven bepalingen uit de gewijzigde verordening kapitaalvereisten worden gerangschikt, is aangesloten bij de indeling van beboetbare normen zoals terug te vinden in de totstandkomingsgeschiedenis2 bij de Wet wijziging boetestelsel financiële wetgeving.

Artikel II

In de artikelen 83 en 83a van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft worden respectievelijk de artikelen 38 en 41 van de verordening securitisaties verwerkt.

De artikelen 38 en 41 van de verordening securitisaties wijzigen artikel 50bis van de richtlijn instellingen voor collectieve belegging in effecten3, onderscheidenlijk artikel 17 van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen4. Evenals de gewijzigde bepalingen in de beide richtlijnen waren de oude artikelen in deze richtlijnen min of meer gelijkluidend. De oude artikelen van deze beide richtlijnen bevatten grondslagen voor gedelegeerde regelgeving, vast te stellen door de Europese Commissie. Enerzijds werd er een grondslag geboden voor het stellen van regels waaraan initiators, sponsors en oorspronkelijke leninggevers moeten voldoen opdat beheerders van beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s securitisatieposities mogen innemen (met inbegrip van een risicobehoudvereiste van ten minste 5%) en anderzijds werd er een grondslag geboden voor de kwalitatieve vereisten waaraan beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s die securitisatieposities innemen, moeten voldoen.

De verordening securitisaties regelt thans deze onderwerpen, zodat dit niet langer in gedelegeerde regelgeving op basis van bovengenoemde sectorale richtlijnen wordt geregeld. De nieuwe bepalingen hebben een heel ander karakter: deze behelzen een zorgplicht voor beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s. Indien beheerders securitisatieposities hebben en die securitisaties voldoen niet langer aan de vereisten van de verordening securitisaties, dient de beheerder van een beleggingsinstelling of icbe te handelen in het belang van de deelnemers in de beleggingsinstelling of icbe en zo nodig corrigerende maatregelen te nemen.

Artikel III

De wijzigingsverordening kapitaalvereisten securitisaties wijzigt overwegend de verordening kapitaalvereisten. Artikel 2 van de eerstgenoemde verordening bevat evenwel een overgangsbepaling. De overgangsbepaling regelt dat met betrekking tot securitisaties waarvan de effecten zijn uitgegeven vóór 1 januari 2019 banken en beleggingsondernemingen in de zin van de verordening kapitaalvereisten de bepalingen in hoofdstuk 5 van titel II, deel drie en artikel 337 van de verordening kapitaalvereisten blijven toepassen tot en met 31 december 2019 in de versie die op 31 december 2018 van toepassing is. Artikel III bevat een overgangsbepaling die dient om de handhaving, en daarmee de effectieve werking, van artikel 2 van de verordening te verzekeren.

Artikel IV

Uit artikel 48 van de verordening securitisaties en artikel 3 van de wijzigingsverordening kapitaalvereisten securitisaties volgt dat beide verordeningen van toepassing worden met ingang van 1 januari 2019. Omdat spoedige inwerkingtreding van belang is en eerdere inwerkintreding dan 1 januari van onderhavig besluit niet tot bezwaren leidt is gekozen voor inwerkingtreding met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

BIJLAGE I Transponeringstabel

Ten slotte is in onderstaande tabel weergegeven aan welke artikel van de verordeningen uitvoering wordt gegeven na inwerkingtreding van het onderhavige besluit door dit besluit alsmede door reeds bestaande wet- en regelgeving.

Bepaling verordening securitisaties

Bepaling Uitvoeringsregeling en toelichting.

BuEV =Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting gebruik beleidsruimte.

1–2

Behoeft geen uitvoering reikwijdtebepaling en definities

   

3–9

Artikelen 2, 4, 5 en bijlage 1 en 2 BuEUv

   

10–11(1)

Behoeft geen uitvoering

Voorwaarden en procedures voor registratie van securitisatieregister bij ESMA

   

11(2)

Artikelen 1:3a juncto 1:69 Wft

   

12–15

Behoeft geen uitvoering

Procedure voor registratie en intrekking van registratie van securitisatieregister bij ESMA

   

16

Behoeft geen uitvoering, doorbelasting van kosten door ESMA.

   

17 (1–3)

Behoeft geen uitvoering, bevoegdheden van en opdracht aan ESMA

   

18

Artikelen 2, 4, 5 en bijlage 1 en 2 BuEUv

   

19–26

Behoeft geen uitvoering. Nadere uitwerking van artikel 18

   

27(1–4)

Artikelen 2, 4, 5 en bijlage 1 en 2 BuEUv

   

27(5–7)

Behoeft geen uitvoering, opdracht aan ESMA.

   

28(1)

Artikel 2 BuEUv

Gelet op artikel 1:3a Wft, heeft afdeling 1.6.1 Wft bij de uitvoering van artikel 28 vo. een aanvullende werking, voor zover de verordening zich daar niet tegen verzet.

   

28(2)

Artikelen 4, 5 en bijlage 1 en 2 BuEUv

   

28(3)

Artikel 14 Wet bekostiging financieel toezicht 2019

   

28(4)

Behoeft geen uitvoering, opdracht aan ESMA.

   

29(1–5)

Artikel 2 BuEUv

   

29 (6)

Artikelen 4, 5 en bijlage 1 en 2 BuEUv

   

29(7–8)

Behoeft geen uitvoering, opdracht aan ESMA.

   

30(1)

Artikel 1:3a juncto Hoofdstuk 1.4 Wft

   

30(2)

Artikelen 4, 5 en bijlage 1 en 2 BuEUv

Hoewel geformuleerd als een taak voor de toezichthouder, impliceert deze bepaling ook de verplichting voor de daarin genoemde financiële ondernemingen om regelingen, processen en mechanismen te implementeren om te voldoen aan de eisen uit de verordening. Deze eisen worden namelijk niet elders gesteld. Om die reden wordt naleving van dit voorschrift handhaafbaar gemaakt door aanwijzing in bijlage 1 en 2 van het BuEUv

.

 

30(3)

Artikelen 4, 5 en bijlage 1 en 2 BuEUv

Hiervoor geldt m.m. hetzelfde als hiervoor overwogen ten aanzien van artikel 30(2) van de verordening.

   

30(4)

O.m. artikelen 1:3a juncto 1:75, eerste en tweede lid, 1:28, tweede lid, en 3:66 Wft

   

30(5)

Behoeft geen uitvoering, opdracht aan bevoegde autoriteit.

   

31

Behoeft geen uitvoering, opdracht aan ESRB,

   

32(1)

Artikelen 4, 5 en bijlagen 1 en 2 BuEUv

   

32(2)(a)

Artikel 7 BuEUv

   

32(2)(b)

Artikelen 1:3a juncto 1:75, eerste lid, Wft; artikel 5 BuEUv

   

32(2)(c)

Artikel 1:87 Wft

   

32(2)(d)

Artikelen 1:3a juncto 1:75, eerste lid, Wft

Door middel van het geven van een aanwijzing op grond van artikel 1:75 kan bij overtreding een bepaalde gedragslijn worden opgelegd. Dit kan onder meer inhouden het zich onthouden van het doen van kennisgevingen ingevolge artikel 27, eerste lid, van de verordening bij overtreding van artikel 32, eerste lid, onderdeel e of f, van de verordening.

   

32(2)(e)

Artikel 1:81, tweede lid, Wft jo. artikel 5 BuEUv

   

32(2)(f)

Artikelen 1:81, tweede lid, en 1:82, eerste lid, Wft jo. artikel 5 BuEUv

   

32(2)(g)

Artikel 1:83 Wft

   

32(2)(h)

Artikel 1:104, eerste lid, onderdeel b, Wft

   

32(3)

Artikel 5:1, tweede en derde lid, Awb

   

32(4)

Afdeling 3.7 Awb; artikel 8:1 Awb

   

33(1)

Behoeft geen uitvoering, opdracht aan bevoegde autoriteit.

   

33(2)

Artikel 1b Besluit bestuurlijke boetes financiële sector

   

34

Niet van toepassing voor Nederland

   

35

Behoeft geen uitvoering Kennisgevingsverplichting

   

36(1)

Artikelen 1:51 en 1:69 Wft / ministeriële regeling op grond van artikelen 1:51e en 1:69, derde lid, Wft

   

36(2–3)

Behoeft geen uitvoering

   

36(4–6)

Artikelen 1:51 en 1:69 Wft / ministeriële regeling op grond van artikelen 1:51e en 1:69, derde lid, Wft

   

36(7–8)

Behoeft geen uitvoering

   

37(1–4)

Artikelen 1:3a juncto 1:97 en 1:98 Wft

   

37(5–7)

Behoeft geen uitvoering, opdracht aan bevoegde autoriteiten (5–6) en ESMA (7).

   

38

Artikel 83 Besluit Gedragstoezicht financiele ondernemingen

   

39

Behoeft geen uitvoering

Wijzigt de richtlijn solvabiliteit II met opdracht aan Europese Commissie.

   

40

Wijzigt de verordening ratingbureaus, artikel 8ter vervalt. Bijlage 1 en 2 BuEUv

   

41

83a Besluit gedragstoezicht financiele ondernemingen.

   

42

Behoeft geen uitvoering wijzigt EMIR met opdracht aan agentschappen en rechtstreeks werkende bepaling.

   

43(1)

Behoeft geen uitvoering, reikwijdtebepaling.

   

43(2)

Artikelen 2, 4, 5 en bijlage 1 en 2 BuEUv

   

43(3–4)

Behoeft geen uitvoering, overgangsrecht.

   

43(5–8)

Artikelen 2, 4, 5 en bijlage 1 en 2 BuEUv

   

43(9)

Behoeft geen uitvoering, overgangsrecht

   

Artikel 44–47

Behoeft geen uitvoering, opdrachten aan EBA en Europese Commissie

   

Artikel 48

Artikel III

   

Artikel wijzigingsverordening kapitaalvereisten securitisaties

     

1

Artikel 2, 4, 5 en bijlage 1 en 2 BuEUv

   

2

Artikel III

   

3

Behoeft geen uitvoering

   

X Noot
1

Advies van de Europese Centrale Bank van 11 maart 2016, PbEU 2016, C 219, p. 2.

X Noot
2

Kamerstukken II 2008/09, 31 458, nr. 6, p. 7.

X Noot
3

Richtlijn nr. 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (PbEU 2009, L 302).

X Noot
4

Richtlijn nr. 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PbEU2011, L 174).

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbij behorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven