Besluit van 6 december 2018, houdende de grondslag voor en nadere regels omtrent de vaststelling en de betaling van de bijdrage van een zelfstandig bestuursorgaan voor het gebruik van de diensten van Shared Service Organisatie Noord (Besluit bijdrage SSO-Noord)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 5 november 2018, nr. 2018-0000816492;

Handelende in overeenstemming met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Gelet op artikel 21b, derde en vierde lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 14 november 2018, No.W04.18.0343/I);

Gezien het nader rapport van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 30 november 2018, nr. 2018-0000914482;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

aangesloten bestuursorgaan:

zelfstandig bestuursorgaan dat ingevolge een besluit van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als bedoeld in artikel 21a van de Kaderwet gebruik maakt van de voorziening;

bijdrage:

jaarlijkse bijdrage die aan een aangesloten bestuursorgaan in rekening wordt gebracht voor de kosten voor de instandhouding van de voorziening;

Kaderwet:

Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;

Onze Minister:

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

voorziening:

Shared Service Organisatie-Noord te Groningen dat als onderdeel van de Dienst Uitvoering Onderwijs, DUO, in stand wordt gehouden door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en diensten verleent op het gebied van bedrijfsvoering, waaronder in ieder geval wordt begrepen ICT en inkoop.

Artikel 2

  • 1. Een aangesloten bestuursorgaan verstrekt ieder jaar uiterlijk 31 oktober aan Onze Minister gegevens met betrekking tot het gebruik van de voorziening door dat bestuursorgaan in het volgende jaar.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een zelfstandig bestuursorgaan dat ingevolge een besluit van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op grond van artikel 21a van de Kaderwet het volgende kalenderjaar gebruik zal maken van de voorziening.

Artikel 3

Onze Minister stelt de bijdrage voor elk aangesloten bestuursorgaan voor aanvang van het jaar waarop deze betrekking heeft vast op basis van rackpositie, stroomverbruik, interconnectiviteit, shared infrastructuur, facilitaire diensten en eventuele aanvullende dienstverlening.

Artikel 4

Bij ministeriële regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de vaststelling en de betaling van het voorschot en de bijdrage.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 november 2015.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bijdrage SSO-Noord.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 6 december 2018

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Uitgegeven de negentiende december 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Op grond van artikel 21a van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (hierna: Kaderwet) kan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in overeenstemming met Onze Minister wie het aangaat bij ministerieel besluit bepalen dat een zelfstandig bestuursorgaan dat geen onderdeel uitmaakt van de Staat (dus een zelfstandig bestuursorgaan met eigen rechtspersoonlijkheid dat in aanmerking komt voor aansluiting), gebruikmaakt van een rijksbrede infrastructurele voorziening; dit is een voorziening die in stand wordt gehouden door een ander bestuursorgaan van de centrale overheid en die wordt ingezet ter uitvoering van de taak van een of meer bestuursorganen van de centrale overheid.

De toenmalige minister voor Wonen en Rijksdienst heeft in overeenstemming met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en de minister van Veiligheid en Justitie op 2 juni 2016 op grond van artikel 21a van de Kaderwet besloten dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) met ingang van 1 november 2015 gebruik zal maken van het Overheidsdatacenter-Noord (ODC-Noord), zijnde een onderdeel van de Shared Service Organisatie-Noord (hierna: SSO-Noord).

Ingevolge artikel 21b, derde lid, van de Kaderwet moet bij algemene maatregel van bestuur de grondslag worden vastgesteld van de bijdrage die de zelfstandige bestuursorganen verschuldigd zijn voor het gebruikmaken van een rijksbrede infrastructurele voorziening. Ook worden op grond van artikel 21b, vierde lid, van de Kaderwet bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over vaststelling en betaling van die bijdrage.

Dit besluit ziet op het aanbieden van diensten door een bestuursorgaan aan zelfstandige bestuursorganen die samenhangen met de uitvoering van publiekrechtelijke taken van die zelfstandige bestuursorganen. Consequentie daarvan is dat ingevolge artikel 25h, tweede lid, van de Mededingingswet, hoofdstuk 4b van die wet niet van toepassing is op deze activiteiten. Dit laat overigens onverlet dat integrale kostendoorberekening wel het uitgangspunt vormt bij het bepalen van de bijdragen die elk van de aangesloten zelfstandige bestuursorganen op grond van dit besluit verschuldigd zullen zijn.

SSO-Noord biedt vanuit het Inkoop Uitvoerings Centrum Noord (IUC-Noord) inkoopdiensten en vanuit het SSO-Noord ICT-diensten (housing en hosting).

Het besluit heeft geen gevolgen voor de regeldruk.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit besluit worden onder «aangesloten bestuursorganen» uitsluitend de zelfstandige bestuursorganen verstaan ten aanzien waarvan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in overeenstemming met Onze Ministers wie het aangaat op grond van artikel 21a van de Kaderwet heeft besloten dat deze bij het SSO-Noord aansluit.

Artikel 2

Deze bepaling bevat de grondslag voor de bijdrage aan SSO-Noord. Het eerste lid regelt de termijn (uiterlijk 31 oktober), waarbinnen de zelfstandige bestuursorganen gegevens met betrekking tot het in het volgende kalenderjaar verwachte gebruik van SSO-Noord moeten aanleveren.

Het tweede lid regelt dat de gegevens ook uiterlijk 31 oktober moeten worden aangeleverd door een zelfstandig bestuursorgaan dat het volgende kalenderjaar gebruik zal maken van het SSO-Noord.

Artikel 3

Door de bijdrage te bepalen op basis van de met de opdrachtgever of opdrachtgevers van het SSO-Noord gemaakte hoeveelheids-, kwaliteits- en prijsafspraken wordt de te ontvangen bijdrage gekoppeld aan prestaties. Hierbij spelen onder meer rackpositie, stroomverbruik, interconnectiviteit en shared infrastructuur een rol.

Artikel 4

Dit artikel biedt de grondslag om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen met betrekking tot de vaststelling en de betaling van de bijdrage en het voorschot. Hierbij moet onder meer gedacht worden aan bepalingen omtrent de voorlopige vaststelling van de bijdrage voorafgaand aan het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft (op basis van de verwachte gebruiksomvang) en de definitieve vaststelling (op basis van de werkelijke gebruiksomvang). Waarschijnlijk zal voor ieder aangesloten zelfstandig bestuursorgaan een afzonderlijke ministeriële regeling worden vastgesteld.

Artikel 5

Zoals vermeld in het algemeen deel van deze nota van toelichting heeft de toenmalige minister voor Wonen en Rijksdienst in overeenstemming met de minister van OCW en de minister van Veiligheid en Justitie op grond van artikel 21a, eerste lid, van de Kaderwet besloten dat het COA met ingang van 1 november 2015 gebruik zal maken van het SSO-Noord. In verband daarmee is aan het besluit tot en met die datum terugwerkende kracht verleend. Deze terugwerkende kracht is belastend voor het COA, maar de minister heeft zijn besluit genomen op verzoek van het COA zelf. Het COA was er reeds vóór de indiening van dat verzoek mee bekend, dat voor de aansluiting op het SSO-Noord bijdragen in rekening worden gebracht voor zowel structurele als eenmalige kosten. De terugwerkende kracht geldt ook ten aanzien van andere zelfstandige bestuursorganen dan het COA voor zover die ook vóór de inwerkingtreding van deze algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 21a van de Kaderwet gebruik zullen maken van het SSO-Noord.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven