Besluit van 12 juli 2018, houdende wijziging van het Besluit leveringszekerheid Elektriciteitswet 1998, het Besluit leveringszekerheid Gaswet, het Besluit vergunning levering elektriciteit aan kleinverbruikers en het Besluit vergunning levering gas aan kleinverbruikers in verband met het versterken van de positie van leveranciers bij restverdeling

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 9 mei 2018, nr. WJZ / 18084546;

Gelet op de artikelen 16, achtste en negende lid, 95d, tweede lid, en 95f, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 en 10a, vierde en vijfde lid, 45, tweede lid, en 47, tweede lid, van de Gaswet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 27 juni 2018, nr. W18.18.0113/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 10 juli 2018, nr. WJZ / 18159145;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit leveringszekerheid Elektriciteitswet 1998 wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, onderdeel c, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. beschikking: een beschikking tot intrekking van een leveringsvergunning.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid komt de eerste volzin te luiden:

  • 4. Een beschikking treedt ten hoogste twintig werkdagen na de dag, waarop die beschikking is genomen, in werking.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Tot en met tien werkdagen na het tijdstip waarop een beschikking is genomen, of indien dat korter is, tot het tijdstip waarop een beschikking in werking is getreden, is ingetrokken of tot het tijdstip waarop Onze Minister besluit het zesde lid toe te passen:

    • a. zijn de kleinverbruikers van de betrokken vergunninghouder niet bevoegd hun verbintenis op te schorten, en voert een netbeheerder geen leverancierswisseling op verzoek van die kleinverbruikers uit;

    • b. draagt de vergunninghouder dan wel de bewindvoerder en vergunninghouder tezamen, onderscheidenlijk de curator het bestand aan kleinverbruikers die gedurende de in aanhef bedoelde periode een verbintenis met de vergunninghouder hebben en dat in ieder geval de gegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit vergunning levering elektriciteit aan kleinverbruikers omvat, zo spoedig mogelijk over aan één of meer andere vergunninghouders, die de levering van elektriciteit aan de betrokken kleinverbruikers voortzetten;

    • c. staat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet op verzoek van de vergunninghouder dan wel de bewindvoerder en de vergunninghouder tezamen onderscheidenlijk de curator garant voor de betaling van de inkoop van elektriciteit ten behoeve van de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers in die periode indien de vergunninghouder dan wel de bewindvoerder en de vergunninghouder tezamen onderscheidenlijk de curator bij het verzoek aantoont dat de bestaande kredietruimte onvoldoende is om te waarborgen dat gedurende de in de aanhef bedoelde periode de levering van elektriciteit kan worden voortgezet.

3. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Indien op de elfde werkdag na het tijdstip waarop een beschikking is genomen deze beschikking niet inwerking is getreden of niet is ingetrokken, of indien dat korter is, het tijdstip waarop Onze Minister besluit dit lid toe te passen:

    • a. draagt de vergunninghouder dan wel de bewindvoerder en vergunninghouder tezamen, onderscheidenlijk de curator op de in de aanhef bedoelde dag het bestand aan kleinverbruikers die nog een verbintenis met de vergunninghouder hebben en dat in ieder geval de gegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit vergunning levering elektriciteit aan kleinverbruikers omvat, over aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet;

    • b. draagt netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet er zorg voor dat de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers, die gedurende de periode tussen de in aanhef bedoelde dag en het tijdstip van inwerkingtreding van de beschikking nog een overeenkomst met de betrokken vergunninghouder hebben, wordt voortgezet door een andere vergunninghouder waarbij hij de gegevens, bedoeld in onderdeel a, van de betreffende kleinverbruikers overdraagt aan de betrokken vergunninghouders en geeft hij daartoe aanwijzingen aan de netbeheerders. Daartoe coördineert hij de verdeling van die kleinverbruikers over de andere vergunninghouders en geeft daartoe aanwijzingen aan de netbeheerders. Netbeheerders verstrekken aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de gegevens, die deze nodig heeft ter uitvoering van deze taak. De verdeling geschiedt naar evenredigheid van het totale aantal kleinverbruikers dat de andere vergunninghouders reeds beleveren, tenzij Onze Minister tot een andere wijze van verdeling besluit;

    • c. zet de aldus aangewezen vergunninghouder met een overeenkomst voor onbepaalde tijd en verder onder zijn voorwaarden de levering van elektriciteit aan de aan hem toegewezen kleinverbruikers vanaf de datum van toedeling voort;

    • d. zijn de kleinverbruikers van de betrokken vergunninghouder tot de datum van toedeling aan de aangewezen leverancier niet bevoegd hun verbintenis op te schorten, en voert een netbeheerder geen leverancierswisseling op verzoek van die kleinverbruikers uit;

    • e. staat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is om te waarborgen dat gedurende de periode tussen de in aanhef bedoelde dag en het tijdstip van inwerkingtreding van de beschikking de levering van elektriciteit kan worden voortgezet, op verzoek van de vergunninghouder dan wel de bewindvoerder en de vergunninghouder tezamen onderscheidenlijk de curator garant voor de betaling van de inkoop van elektriciteit ten behoeve van de levering aan kleinverbruikers die in die periode nog een overeenkomst met de betrokken vergunninghouder hebben indien de vergunninghouder dan wel de bewindvoerder en de vergunninghouder tezamen onderscheidenlijk de curator bij het verzoek aantoont dat de bestaande kredietruimte onvoldoende is om te waarborgen dat gedurende deze periode de levering van elektriciteit kan worden voortgezet;

    • f. staat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is om te waarborgen dat gedurende de periode tussen de in de aanhef bedoelde dag en het tijdstip van inwerkingtreding van de beschikking en ten hoogste de daaropvolgende twee maanden de levering van elektriciteit kan worden voortgezet, op verzoek van een vergunninghouder aan wie op grond van onderdeel b kleinverbruikers zijn toegedeeld garant voor de betaling van de inkoop van elektriciteit ten behoeve van de levering van elektriciteit aan de toebedeelde kleinverbruikers in die periode indien de vergunninghouder bij het verzoek aantoont dat de bestaande kredietruimte onvoldoende is om te waarborgen dat gedurende in deze periode en in de daaropvolgende twee maanden de levering van elektriciteit aan de toegedeelde kleinverbruikers kan worden voortgezet.

4. In het zevende lid wordt «vijfde lid, onderdeel c» vervangen door: vijfde lid, onderdeel c en zesde lid, onderdelen e en f, in het geval dat de vergunninghouder de verplichtingen uit de garantstelling niet nakomt vanwege surseance van betaling of faillissement.

ARTIKEL II

Artikel 3 van het Besluit vergunning levering elektriciteit aan kleinverbruikers wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid, onderdeel b, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: waarin op ordentelijke wijze per kleinverbruiker waarmee een leveringsovereenkomst is gesloten in ieder geval de volgende gegevens zijn opgenomen:

  • 1°. naam, adres, woonplaats en indien beschikbaar, telefoonnummer en e-mailadres van de kleinverbruiker;

  • 2°. factuuradres en bankrekeningnummer en indien beschikbaar het mandaat voor automatische afschrijving van de kleinverbruiker;

  • 3°. hoogte en betalingsfrequentie van het voorschotbedrag;

  • 4°. indien van toepassing, dat sprake is van teruglevering van elektriciteit;

  • 5°. EAN-code die is toegekend aan de aansluiting en waarvoor de leveringsovereenkomst is gesloten;

  • 6°. naam van de betreffende netbeheerder,.

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De gegevens, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, zijn op ordentelijke wijze in de administratie opgenomen indien deze gegevens in het kader van de toepassing van artikel 2, zesde lid, onderdeel b, het Besluit leveringszekerheid Elektriciteitswet 1998 in een machineleesbaar en interoperabel formaat uitwisselbaar zijn met andere vergunninghouders.

ARTIKEL III

Het Besluit leveringszekerheid Gaswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, onderdeel f, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g. beschikking: een beschikking tot intrekking van een leveringsvergunning.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid komt de eerste volzin te luiden:

  • 4. Een beschikking treedt ten hoogste twintig werkdagen na de dag, waarop die beschikking is genomen, in werking.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Tot en met tien werkdagen na het tijdstip waarop een beschikking is genomen, of indien dat korter is, tot het tijdstip waarop een beschikking in werking is getreden, is ingetrokken of tot het tijdstip waarop Onze Minister besluit het zesde lid toe te passen:

    • a. zijn de kleinverbruikers van de betrokken vergunninghouder niet bevoegd hun verbintenis op te schorten, en voert een netbeheerder geen leverancierswisseling op verzoek van die kleinverbruikers uit;

    • b. draagt de vergunninghouder dan wel de bewindvoerder en vergunninghouder tezamen, onderscheidenlijk de curator het bestand aan kleinverbruikers die gedurende de in aanhef bedoelde periode een verbintenis met de vergunninghouder hebben en dat in ieder geval de gegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit vergunning levering gas aan kleinverbruikers omvat, zo spoedig mogelijk over aan één of meer andere vergunninghouders, die de levering van gas aan de betrokken kleinverbruikers voortzetten;

    • c. staat de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is om te waarborgen dat gedurende de in de aanhef bedoelde periode de levering van gas kan worden voortgezet, op verzoek van de vergunninghouder dan wel de bewindvoerder en de vergunninghouder tezamen onderscheidenlijk de curator garant voor de betaling van de inkoop van gas ten behoeve van de levering van gas aan kleinverbruikers in die periode.

3. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Indien op de elfde werkdag na het tijdstip waarop een beschikking is genomen deze beschikking niet inwerking is getreden of niet is ingetrokken, of indien dat korter is, het tijdstip waarop Onze Minister besluit dit lid toe te passen:

    • a. draagt de vergunninghouder dan wel de bewindvoerder en vergunninghouder tezamen, onderscheidenlijk de curator op de in de aanhef bedoelde dag het bestand aan kleinverbruikers die nog een verbintenis met de vergunninghouder hebben en dat in ieder geval de gegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit vergunning levering gas aan kleinverbruikers omvat, over aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet;

    • b. draagt de netbeheerder van het landelijk gastransportnet er zorg voor dat de levering van gas aan kleinverbruikers, die gedurende de periode tussen de in aanhef bedoelde dag en het tijdstip van inwerkingtreding van de beschikking nog een overeenkomst met de betrokken vergunninghouder hebben, wordt voortgezet door een andere vergunninghouder waarbij hij de gegevens, bedoeld in onderdeel a, van de betreffende kleinverbruikers overdraagt aan de betrokken vergunninghouders en geeft hij daartoe aanwijzingen aan de netbeheerders. Daartoe coördineert hij de verdeling van die kleinverbruikers over de andere vergunninghouders en geeft daartoe aanwijzingen aan de netbeheerders. Netbeheerders verstrekken aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de gegevens, die deze nodig heeft voor uitvoering van deze taak. De verdeling geschiedt naar evenredigheid van het totale aantal kleinverbruikers dat de andere vergunninghouders reeds beleveren, tenzij Onze Minister tot een andere wijze van verdeling besluit;

    • c. zet de aldus aangewezen vergunninghouder met een overeenkomst voor onbepaalde tijd en verder onder zijn voorwaarden de levering van gas aan de aan hem toegewezen kleinverbruikers vanaf de datum van toedeling voort;

    • d. zijn de kleinverbruikers van de betrokken vergunninghouder tot de datum van toedeling aan de aangewezen leverancier niet bevoegd hun verbintenis op te schorten, en voert een netbeheerder geen leverancierswisseling op verzoek van die kleinverbruikers uit;

    • e. staat de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is om te waarborgen dat gedurende de periode tussen de in de aanhef bedoelde dag en het tijdstip van inwerkingtreding van de beschikking de levering van gas kan worden voortgezet, op verzoek van de vergunninghouder dan wel de bewindvoerder en de vergunninghouder tezamen onderscheidenlijk de curator garant voor de betaling van de inkoop van gas ten behoeve van de levering van gas ten behoeve van kleinverbruikers die in deze periode nog een overeenkomst met de betrokken vergunninghouder hebben indien de vergunninghouder dan wel de bewindvoerder en de vergunninghouder tezamen onderscheidenlijk de curator bij het verzoek aantoont dat de bestaande kredietruimte onvoldoende is om te waarborgen dat gedurende deze periode de levering van gas kan worden voortgezet;

    • f. staat de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is om te waarborgen dat gedurende de periode tussen de in de aanhef bedoelde dag en het tijdstip van inwerkingtreding van de beschikking en ten hoogste de daaropvolgende twee maanden de levering van gas kan worden voortgezet, op verzoek van een vergunninghouder aan wie op grond van onderdeel b kleinverbruikers zijn toegedeeld garant voor de betaling van de inkoop van gas ten behoeve van de levering van gas aan de toebedeelde kleinverbruikers in die periode indien de vergunninghouder bij het verzoek aantoont dat de bestaande kredietruimte onvoldoende is om te waarborgen dat gedurende deze periode en in de daaropvolgende twee maanden de levering van gas aan de toegedeelde kleinverbruikers kan worden voortgezet.

4. In het zevende lid wordt «vijfde lid, onderdeel c» vervangen door: vijfde lid, onderdeel c en zesde lid, onderdelen e en f, in het geval dat de vergunninghouder de verplichtingen uit de garantstelling niet nakomt vanwege surseance van betaling of faillissement.

ARTIKEL IV

Artikel 3 van het Besluit vergunning levering gas aan kleinverbruikers wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tweede lid, onderdeel b, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: waarin op ordentelijke wijze per kleinverbruiker waarmee een leveringsovereenkomst is gesloten in ieder geval de volgende gegevens zijn opgenomen:

  • 1°. naam, adres, woonplaats en indien beschikbaar, telefoonnummer en e-mailadres van de kleinverbruiker;

  • 2°. factuuradres en bankrekeningnummer en indien beschikbaar het mandaat voor automatische afschrijving van de kleinverbruiker;

  • 3°. hoogte en betalingsfrequentie van het voorschotbedrag;

  • 4°. EAN-code van de aansluiting;

  • 5°. naam van de betreffende netbeheerder,.

2. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. De gegevens, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, zijn op ordentelijke wijze in de administratie opgenomen indien deze gegevens in het kader van de toepassing van artikel 3, zesde lid, onderdeel b, van het Besluit leveringszekerheid Gaswet in een machineleesbaar en interoperabel formaat uitwisselbaar zijn met andere vergunninghouders.

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 12 juli 2018

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Uitgegeven de twintigste juli 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

I Algemeen

1. Inleiding

Met dit besluit worden vier besluiten gewijzigd die van invloed zijn op de leveringszekerheid van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers. In het Besluit leveringszekerheid Elektriciteitswet 1998 en het Besluit leveringszekerheid Gaswet (hierna gezamenlijk aangeduid als de Besluiten leveringszekerheid) worden aanvullende regels opgenomen die de overgang van kleinverbruikers naar een nieuwe leverancier vloeiender laten verlopen als de huidige leverancier vanwege een faillissement of andere redenen niet langer is staat is om aan zijn plicht tot levering te voldoen. In het Besluit vergunning levering elektriciteit aan kleinverbruikers en het Besluit vergunning levering gas aan kleinverbruikers (hierna gezamenlijk aangeduid als de Besluiten vergunningsvoorwaarden) wordt gespecificeerd welke gegevens een leverancier op een geordende manier in zijn administratie beschikbaar dient te hebben voor het geval de levering van energie aan diens kleinverbruikers niet langer gewaarborgd is en toepassing moet worden gegeven aan de regeling in de Besluiten leveringszekerheid.

2. Besluiten Leveringszekerheid en Besluiten vergunningsvoorwaarden

2.1 Aanleiding en doel van de wijzigingen

In de energiemarkten bestaat evenals in overige markten het risico dat bedrijven in betalingsproblemen komen of zelfs failliet gaan. In de Besluiten leveringszekerheid zijn daarom maatregelen opgenomen om te voorkomen dat de levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers, inclusief de administratieve afwikkeling van die levering, wordt onderbroken als een leverancier zijn plicht tot levering niet langer kan nakomen. Een belangrijk onderdeel van die maatregelen betreft het verdelen van de kleinverbruikers van de leverancier die zijn plicht tot levering niet kan nakomen over alle overige leveranciers op basis van hun marktaandeel. Waar in deze toelichting wordt gesproken over een vergunning, wordt een vergunning op grond van artikel 95d van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 45 van de Gaswet bedoeld. De bevoegdheid om een vergunning voor levering van elektriciteit en gas te verlenen en in te trekken is in artikel 2 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Autoriteit Consument en Markt aan deze autoriteit gemandateerd. In de deze toelichting wordt met een leverancier bedoeld een leverancier aan wie een vergunning is verleend.

Ervaring bij enkele faillissementen heeft laten zien dat de huidige procedures over het algemeen voorzien in een adequate bescherming van kleinverbruikers tegen de gevolgen van zo’n faillissement maar dat aan de ontvangende leveranciers niet altijd voldoende gegevens van hun nieuwe klanten kunnen worden meegegeven. Om te waarborgen dat de ontvangende leveranciers in staat zijn om de kosten van de inkoop van extra energie voor hun nieuwe klanten tijdig bij deze klanten in rekening te brengen, wordt met dit besluit voorzien in de beschikbaarheid en overdraagbaarheid van de klantgegevens die relevant zijn voor de ontvangende leverancier om de overgedragen klanten snel de juiste rekening te kunnen sturen. Omdat de periode van één dag onvoldoende kan zijn om alle klanten en hun gegevens aan de overige leveranciers over te dragen wordt met de onderhavige wijziging een periode van maximaal tien werkdagen in de Besluiten leveringszekerheid opgenomen voor die overdracht. Tenslotte wordt de mogelijkheid in de besluiten opgenomen om de ontvangende leveranciers (die de klanten overnemen van de failliete leverancier) tijdelijk een garantie te verstrekken om de inkoop van energie te financieren gedurende de eerste weken waarin de facturering van de nieuwe klanten nog niet is ingeregeld.

2.2 Systematiek Besluiten leveringszekerheid

Een leverancier die niet aan zijn verplichting om elektriciteit of gas aan kleinverbruikers te leveren kan voldoen dient dit te melden bij Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) en bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet (hierna gezamenlijk aangeduid als de landelijke netbeheerders). Naast het faillissement of de surseance van betaling van de leverancier kan diens onvermogen om de continuïteit van levering aan kleinverbruikers te garanderen ook andere oorzaken hebben. Zo kan een leverancier in betalingsproblemen verkeren zonder dat een faillissement of surseance van betaling is aangevraagd of kunnen er zich administratieve problemen voordoen bijvoorbeeld als gevolg van internetcriminaliteit waardoor niet langer aan de plicht tot levering kan worden voldaan. Ook een netbeheerder die, bijvoorbeeld omdat netwerkkosten niet tijdig worden afgedragen, het vermoeden heeft dat een leverancier niet langer aan zijn leveringsverplichting aan kleinverbruikers kan voldoen dient dit te melden bij ACM en de landelijke netbeheerders. Naar aanleiding van een melding door de leverancier of een netbeheerder vindt overleg plaats tussen ACM, de landelijke netbeheerders en de leverancier, eventueel met diens bewindvoerder of de curator. ACM trekt na dit overleg de vergunning in indien zij er niet van overtuigd is dat de levering van elektriciteit en of gas aan kleinverbruikers is gegarandeerd. De Besluiten leveringszekerheid voorzien in dat geval in een vensterperiode van maximaal tien werkdagen. Deze periode vangt aan op het moment dat ACM het besluit tot intrekking van de vergunning neemt en eindigt op het moment dat het besluit tot intrekking van de vergunning in werking treedt. ACM bepaalt de lengte van de vensterperiode. Als direct duidelijk is dat niet langer aan de plicht tot levering kan worden voldaan en een onderbreking van de levering dreigt kan de intrekking direct in werking treden en vindt op dat moment de zogenoemde «restverdeling» plaats. Hierbij worden kleinverbruikers die op dat moment een leveringsovereenkomst hebben met de in problemen verkerende leverancier op basis van het marktaandeel, verdeeld over de overige leveranciers. Indien de leverancier, diens bewindvoerder of curator kunnen aantonen dat levering gegarandeerd is en binnen enkele dagen weer aan alle vergunningsvoorwaarden wordt voldaan kan de inwerkingtreding van de intrekking van de vergunning worden uitgesteld tot maximaal tien werkdagen na het nemen van de beschikking. Met dit besluit is deze periode verlengd van maximaal tien werkdagen tot maximaal twintig werkdagen, waarbij de restverdeling binnen de vensterperiode plaatsvindt.

Bij een faillissement heeft de curator tijdens de vensterperiode de gelegenheid om een doorstart voor te bereiden of het bedrijf of het klantenbestand te verkopen. Indien sprake is van surseance van betaling heeft de bewindvoerder gedurende deze periode de gelegenheid om orde op zaken te stellen. Tijdens de in de Besluiten leveringszekerheid opgenomen termijn voor de vensterperiode worden de kleinverbruikers van het in problemen verkerende bedrijf onder regie van de landelijke netbeheerders verdeeld over de overige leveranciers op basis van het marktaandeel van de ontvangende leveranciers zoals dat blijkt uit het centrale aansluitingenregister bedoeld in artikel 2.1.2 van de Informatiecode elektriciteit en gas.

Om de administratieve afwikkeling van de levering tijdens de vensterperiode niet verder te bemoeilijken is in de Besluiten leveringszekerheid tevens bepaald dat kleinverbruikers van de leverancier wiens vergunning wordt ingetrokken zelf niet van leverancier mogen wisselen tijdens de vensterperiode. Dit blijft ongewijzigd.

De landelijke netbeheerders kunnen op dit moment gedurende de vensterperiode de betalingsverplichting van de failliete of in surseance van betaling verkerende leverancier ten aanzien van de inkoop van gas of elektriciteit ten behoeve van levering aan kleinverbruikers overnemen. Zij zullen dat alleen doen als de curator of bewindvoerder aannemelijk kan maken dat hij in staat is om de bedrijfsvoering op het gebied van de levering van energie aan kleinverbruikers voort te zetten en deze voortzetting bijdraagt aan een doorstart of verkoop van het bedrijf. De betalingsverplichting wordt gewijzigd in de mogelijkheid tot een garantstelling. Tevens zal deze garantstelling mogelijk zijn voor de ontvangende leveranciers (zie hierover verder paragraaf 2.6). De beslissingen van ACM en de landelijke netbeheerders zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Indien de landelijke netbeheerders besluiten om de betalingsverplichting niet over te nemen, heeft dit invloed op de mogelijkheid om de levering aan kleinverbruikers voort te zetten en daarmee op de leveringszekerheid. Indien ACM beslist om de intrekking van de vergunning op korte termijn in werking te laten treden heeft dat eveneens invloed op de mogelijkheid van het bedrijf om aan kleinverbruikers te blijven leveren en de noodzaak voor de landelijke netbeheerders om al of geen betalingsverplichtingen over te nemen.

In de praktijk zal overleg plaatsvinden tussen ACM en de landelijke netbeheerders mede op basis van informatie die zij van de curator of bewindvoerder ontvangen. Hierbij is goede samenwerking en snelle besluitvorming van groot belang. Daarom zijn afspraken gemaakt tussen betrokken partijen over de rolverdeling in dergelijke gevallen.

2.3 Aanvulling vensterperiode met een termijn om gegevens van kleinverbruikers over te dragen

Indien een leverancier door een faillissement, surseance van betaling, of een andere gebeurtenis wordt getroffen waardoor hij zijn plicht tot levering aan kleinverbruikers niet langer kan nakomen, is tijd nodig voor de verdeling van de kleinverbruikers over de overige vergunninghouders. Met name de uitwisseling van de klantgegevens die van belang zijn om de geleverde elektriciteit en of gas alsmede de aan netbeheerders af te dragen netwerkkosten bij de klant in rekening te brengen neemt tijd in beslag. Zolang de klanten en hun gegevens niet zijn overgedragen moet de levering van elektriciteit en gas door de failliete, in surseance verkerende of anderszins in problemen geraakte leverancier voortgezet kunnen worden. De vensterperiode van maximaal tien werkdagen waarbinnen de beschikking tot intrekking van de vergunning in werking dient te treden wordt met dit besluit verlengd tot maximaal twintig werkdagen zodat na het besluit tot intrekking van de vergunning en eventueel de eerste periode van 10 dagen waarin orde op zaken kan worden gesteld of verkoop van klanten kan plaatsvinden een ordentelijke overdracht van gegevens van kleinverbruikers kan plaatsvinden voordat dit intrekkingsbesluit in werking treedt. Het verdient de voorkeur om alle kleinverbruikers tijdens de vensterperiode direct in één keer over te dragen. Maar indien sprake is van een complexe situatie, bijvoorbeeld vanwege de omvang van het klantenbestand, kan de overdracht ook over enkele dagen uitgespreid worden en in verschillende batches plaatsvinden. In theorie kan door ACM als gevolg van deze wijziging ook meer tijd worden genomen voor de inschatting of er een redelijke kans is op verkoop of doorstart van het failliete bedrijf en de daarmee samenhangende intrekking van de leveringsvergunning. In de praktijk zal deze afweging vaak in de eerste dagen na het faillissement of de surseance van betaling worden gemaakt omdat met het oog op de leveringszekerheid zo snel mogelijk moet worden begonnen met de verdeling van de kleinverbruikers over de overige leveranciers als verkoop of een doorstart niet mogelijk blijkt. Dit besluit blijft daarom ook de mogelijkheid bieden om direct na het bekend worden van de gebeurtenis waardoor de vensterperiode begint over te gaan tot de restverdeling en intrekking van de vergunning.

2.4 Uniformering van relevante klantgegevens en verduidelijking overdrachtsverplichting

De Besluiten vergunningsvoorwaarden zien onder andere op de administratieve organisatie van de vergunninghouder. Het onderhavige besluit bevat een verfijning van een aantal gegevens van de kleinverbruikers die de vergunninghouder herkenbaar in de administratie dient vast te leggen met het oog op snelle uitwisseling in groten getale tijdens de vensterperiode. Dit betreft de gegevens die essentieel zijn voor de incassoprocedure ten behoeve van de geleverde elektriciteit en of gas.

De bestaande verplichting voor de curator of bewindvoerder in de Besluiten leveringszekerheid om na intrekking van de vergunning het bestand aan kleinverbruikers over te dragen aan de vergunninghouders die de klanten overnemen wordt met het onderhavige besluit nader gepreciseerd tot de gegevens die ten behoeve van deze uitwisseling in de administratie moeten zijn opgenomen. Dit betreft de naam, het adres, het factuuradres, de woonplaatsgegevens en het bankrekeningnummer van de kleinverbruiker met wie de leverancier een leveringsovereenkomst heeft afgesloten, informatie over het al of niet terugleveren door deze klant indien het elektriciteit betreft, de EAN-code die is toegekend aan de aansluiting en waarvoor de leveringsovereenkomst is gesloten. Dit laatste om te zorgen dat eventuele leveringsovereenkomsten met andere leveranciers die aan deze aansluiting zijn gekoppeld buiten de restverdeling blijven. Daarnaast betreft het de naam van de netbeheerder en de hoogte en betalingsfrequentie van het voorschotbedrag. Als deze bekend zijn bij de leverancier dienen ook het telefoonnummer en e-mail adres van de klant en het mandaat voor automatische afschrijving op geordende wijze in de administratie te zijn opgenomen. Het e-mailadres dient ertoe om zo snel mogelijk contact met de klant te kunnen leggen, teneinde de voortzetting van de leveringsovereenkomst voor elektriciteit en gas te garanderen. Het mandaat voor automatische afschrijving dient ter informatie zodat de ontvangende leverancier sneller opnieuw een automatische afschrijving kan afspreken met de nieuwe klanten die de termijnen automatisch laten afschrijven. De daadwerkelijke verdeling van de klanten (de zogenoemde «switch») vindt hierbij plaats op basis van de reguliere processen die zijn vastgelegd in de voorwaarden bedoeld in artikel 31 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 12b van de Gaswet en waarbij de landelijk netbeheerder een coördinerende taak heeft en aanwijzing geeft aan de netbeheerders. De voor de incassoprocedure relevante klantgegevens die zich op basis van dit besluit geordend in de administratie moeten bevinden worden door de leverancier of diens curator verstrekt aan de landelijke netbeheerder die deze vervolgens verstrekt aan de leverancier aan wie de desbetreffende klant is toebedeeld. Als op basis van de Besluiten leveringszekerheid moet worden overgegaan tot restverdeling van kleinverbruikers is het zowel in het belang van de leveringszekerheid als het belang van beperking van financiële risico’s om het proces van gegevensuitwisseling zodanig in te regelen dat in een korte periode de juiste klantgegevens in groten getale kunnen worden uitgewisseld. Het is daarom noodzakelijk dat ACM, de leveranciers en de landelijke netbeheerders gezamenlijk en met inachtneming van hun specifieke rol, op basis van de mogelijkheden die de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet bieden, effectief uitvoering geven aan de bepalingen die deze gegevensuitwisseling waarborgen en hierover gezamenlijke afspraken maken. Een van de wettelijke mogelijkheden is het opstellen/wijzigen van een code. De landelijk netbeheerders kunnen de gezamenlijke netbeheerders hiertoe verzoeken. De gezamenlijke netbeheerders dienen dan (nadat ze overleg hebben gevoerd met representatieve organisaties) vervolgens een voorstel in bij ACM. Ik ben van mening dat deze mogelijkheid verkend dient te worden.

2.5 Privacy
2.5.1 Verhouding tot Algemene verordening gegevensbescherming

Per 25 mei 2018 is de Algemene verordening gegevensbescherming (PbEU 2016, L 119) (hierna: AVG) van toepassing. Een van de onderwerpen waar de AVG regels over stelt is dataportabiliteit. Op grond van de AVG is de bewerker van persoonsgegevens verplicht deze gegevens op een zodanige manier bij te houden dat deze gegevens op verzoek kunnen worden uitgewisseld met de persoon op wie de gegevens betrekking hebben of, op verzoek van die persoon, met een ander. De AVG verplicht de bewerker van persoonsgegevens de gegevens in een gestructureerd, veelgebruikt en machineleesbaar formaat te verstrekken.

De persoonsgegevens die leveranciers – ook nu al – bijhouden vallen onder de werking van de AVG. Leveranciers moeten derhalve op grond van de AVG er voor zorgen dat de gegevens uitwisselbaar zijn. Met de wijziging van de Besluiten vergunningsvoorwaarden wordt nader gespecificeerd welke gegevens de leverancier moet bijhouden en moet kunnen uitwisselen. Ten opzichte van de AVG betreft dit een aanvulling: gegevens als naam, adres, woonplaats vallen onder de werking van de AGV. De aanvullingen betreffen gegevens over de EAN-code die is toegekend aan de aansluiting en waarvoor de leveringsovereenkomst is gesloten, de naam van de netbeheerder en of de kleinverbruiker elektriciteit terug levert aan het net. Deze gegevens zijn voor een leverancier verbonden met de overige gegevens die hij per kleinverbruiker bijhoudt. De eis dat deze gegevens uitwisselbaar moeten zijn is dan ook geen zware eis voor een leverancier. Het opnemen van gegevens in de administratie op een wijze dat een deel uitwisselbaar en een deel niet uitwisselbaar zou zijn, lijkt de administratie te verzwaren. Overigens hielden leveranciers deze gegevens al bij, maar bleken zij niet in alle gevallen uitwisselbaar.

Artikel 6, eerste lid c, van de AVG bepaalt dat verwerking van gegevens (onder meer) rechtmatig is als deze noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene (in casu de kleinverbruiker) partij is (eerste lid onder b) danwel noodzakelijk is om te voldoen aan een wettelijke verplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust (eerste lid onder c). Bij de gegevensuitwisseling op grond van onderhavig besluit geldt dat zowel de energieleveranciers als de landelijk netbeheerders bij de verwerking van persoonsgegevens handelen op beide grondslagen (artikelen 16, achtste en negende lid, 95d, tweede lid, en 95f, tweede lid van de Elektriciteitswet 1998; en 10a, vierde en vijfde lid, 45, tweede lid, en 47, tweede lid, van de Gaswet). In het wetsvoorstel Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (Kamerstukken II, 2017–2018, 34 851, nr. 2) wordt de Autoriteit persoonsgegevens (hierna: AP) belast met het houden van toezicht op de naleving van de AVG. AP heeft een advies uitgebracht over de voorgestelde wijzigingen, zie hierover paragraaf 7.2.

2.5.2 Privacy Impact Assessment

Gezien de aard van dit voorstel is een Privacy Impact Assessment (PIA) uitgevoerd ten aanzien van de aanpassingen van het Besluit (zie ook Kamerstukken I 2010/11, 31 051, nr. D; motie-Franken). Met behulp hiervan is de noodzaak van de uit de wijziging voortvloeiende gegevensverwerking bekeken. Hoewel het Rijk geen verwerker is bij de uitvoering van het Besluit, zijn met de PIA zo goed mogelijk de implicaties van het verhogen van de gegevensuitwisseling voor gegevensbescherming in kaart gebracht. Hierbij is in het bijzonder aandacht besteed aan de beginselen van gegevensminimalisering en doelbinding en de rechten van de betrokkenen.

Het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer is een recht dat ingevolge artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) alleen mag worden beperkt als die beperking bij wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is uit het oogpunt van specifieke belangen, waaronder het belang van de bescherming van de gezondheid en de nationale veiligheid. De inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer is noodzakelijk in een democratische samenleving volgens het Hof voor de Rechten van de Mens als «dringende maatschappelijke behoefte» bestaat en voldaan is aan het proportionaliteitsvereiste. De proportionaliteitseis houdt in dat de inbreuk op privacy niet onevenredig mag zijn met het daarmee te dienen doel. Er dient een belangenafweging te worden verricht, waarbij de omstandigheden van het geval, het algemeen belang en de op het spel staande belangen van het individu moeten worden betrokken. Voorts moet de verwerking voldoen aan de subsidiariteitseis. Dit betekent dat het doel niet op een andere, voor de betrokkende minder nadelige wijze kan worden gerealiseerd.

Zoals hierboven vermeld, is sprake van een geldige wettelijke grondslag voor de verstrekking van persoonsgegevens. Daarmee is de inbreuk op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer in artikel 8 EVRM bij wet voorzien.

Levering van energie is een essentiële levensbehoefte van kleinverbruikers. Levering van energie betreft een vrije markt waarbij het mogelijk is dat een leverancier in financiële problemen komt. Om te voorkomen dat kleinverbruikers geen energie meer ontvangen is een goed lopende restverdeling noodzakelijk als een vergunninghouder niet langer is staat is die levering te garanderen. Ook is het voor die ongestoorde energielevering noodzakelijk te voorkomen dat de vergunninghouders aan wie de klanten toebedeeld worden op hun beurt in liquiditeitsproblemen komen als gevolg van de extra klanten aan wie energie geleverd moet worden.

De voorgeschreven gegevensverwerkingen beogen een snelle uitwisseling in groten getale tijdens de vensterperiode. De gegevens zijn noodzakelijk voor de leverancier teneinde de leveringsovereenkomst, d.w.z. de levering van energie, na te komen. Het gaat in dit geval om incassogegevens die essentieel zijn voor de incassoprocedure ten behoeve van de geleverde elektriciteit en of gas. Gelet op het voorgaande is aan het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel voldaan.

2.6 Ondersteuning ontvangende leveranciers

Indien klanten van een failliete, in surseance verkerende of anderszins in problemen geraakte leverancier worden verdeeld over de overige leveranciers met een vergunning, vindt deze verdeling plaats op basis van het marktaandeel van de ontvangende leveranciers zoals dat blijkt uit het Centrale aansluitregister. In extreme scenario’s kan gelet op het marktaandeel van de grootste leverancier zich daarom de situatie voordoen dat de leveranciers die deze klanten opvangen worden geconfronteerd met een uitbreiding van de portefeuille met een derde van hun oorspronkelijke aantal klanten. Zij moeten voor deze klanten vanaf de eerste dag energie inkopen en nog in dezelfde maand netwerkkosten afdragen. Zij kunnen deze kosten uitsluitend tijdig bij de nieuwe klanten in rekening brengen als zij op het moment dat deze klanten aan hen worden toebedeeld direct kunnen beschikken over de gegevens van deze klanten die relevant zijn voor het versturen van een incasso. Zoals hierboven uiteen is gezet voorzien de voorschriften die met het onderhavige besluit worden vastgesteld, in een uniforme registratie van deze klantgegevens zodat zij tijdig kunnen worden overgedragen en in de expliciete verplichting voor de leverancier, diens bewindvoerder of curator om deze gegevens over te dragen indien de klanten tijdens de vensterperiode worden verdeeld. Om te voorkomen dat een ontvangende leverancier in het begin niet in staat is om de extra inkoop van energie te financieren bijvoorbeeld omdat de tijd die nodig is voor het inregelen van de facturatie van de nieuwe klanten leidt tot onzekerheid over de kasstroom op korte termijn, kunnen de landelijke netbeheerders gedurende maximaal twee maanden een garantie verstrekken aan een (ontvangende) leverancier ten behoeve van de financiering van de inkoop van elektriciteit of gas. Het gaat hier om een privaatrechtelijke overeenkomst ten laste van de landelijk netbeheerder(s) met de betreffende leverancier als begunstigde partij. De landelijk netbeheerder en de betrokken vergunninghouder zullen bij het aangaan van een garantstelling vastleggen onder welke voorwaarden er gebruik kan worden gemaakt van een garantstelling en wat de kosten daarvan zijn, inclusief de wijze van terugbetaling. Het voordeel van een garantstelling is dat de betrokken vergunninghouder weer in gesprek kan gaan met zijn bank om de kredietruimte (kortdurend) te verruimen. Op deze wijze wordt de landelijke netbeheerders niet direct financieel belast. De periode van twee maanden hangt samen met de tijd die benodigd is om ten behoeve van de nieuwe klanten de facturatie op gang te brengen. Uitgaande van goede afspraken over gegevensuitwisseling zoals in paragraaf 2.4 is beschreven is de eerste maand nodig om de gegevens van de nieuwe klanten zodanig te bewerken dat op basis van die gegevens een rekening kan worden verstuurd naar de nieuwe klanten. De tweede maand is nodig om de nieuwe klanten een redelijke termijn te bieden om de rekening te voldoen. In de derde maand komen zodoende de inkomsten van de nieuwe klanten op gang en zijn geen extra maatregelen meer nodig om de inkoop van elektriciteit en gas voor levering aan de nieuwe klanten te kunnen financieren. Om voor deze garantie in aanmerking te komen moet de ontvangende leverancier aan de landelijke netbeheerder aantonen dat zijn bestaande kredietruimte bij de bank onvoldoende ruim is om de voor de nieuwe kleinverbruikers benodigde extra inkoop van elektriciteit of gas te financieren. Als het gebrek aan kredietruimte voldoende wordt aangetoond, kan de landelijke netbeheerder met de ontvangende leverancier afspraken maken over de voorwaarden waaronder de garantstelling wordt afgegeven, met als doel het bieden van zekerheid dat eventuele kosten die uit de garantstelling voortvloeien, kunnen worden terugbetaald. Het gaat hier, zoals vermeld, om een privaatrechtelijke overeenkomst. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan de wijze waarop die terugbetaling plaatsvindt, de hoogte van het bedrag waarvoor garant wordt gestaan en de periode waarvoor de garantstelling geldt. De periode waarvoor een garantstelling kan worden afgegeven is, zoals vermeld, maximaal twee maanden. De landelijke netbeheerder kan kiezen voor een kortere periode als hij inschat dat de leverancier sneller in staat is om de extra inkoop van energie zelf te financieren of als hij het voortzetten van de garantstelling bijvoorbeeld afhankelijk wil stellen van periodieke rapportages.

3. Regeldrukparagraaf

3.1 Algemeen

Het onderhavige besluit brengt geen extra informatieverplichtingen voor bedrijven aan de overheid met zich mee en heeft geen effect op de regeldruk voor burgers. Wel heeft het besluit gevolgen voor leveranciers, landelijk netbeheerders en banken als gevolg van het bijhouden en uitwisselbaar maken van gegevens en het afgeven van een garantstelling.

3.2 Bijhouden van gegevens

In dit besluit wordt voorgeschreven welke klantgegevens beschikbaar dienen te zijn in de administratie van leveranciers om met overige vergunninghouders uit te wisselen. Gekozen is voor de minst belastende variant door aan te sluiten bij klantgegevens die bij het merendeel van de vergunninghouders al in de administratie aanwezig zijn en alleen die gegevens te beschrijven die voor vergunninghouders noodzakelijk zijn om de klanten die aan hen worden toebedeeld te kunnen factureren. Het merendeel van de vergunninghouders zal dus reeds aan deze verplichting voldoen. Voor de overige bedrijven brengt deze verplichting een beperkte eenmalige aanpassing van de administratie met zich mee. Kosten moeten daarom worden gemaakt voor ordening van 7 gegevensvelden: het telefoonnummer, bankrekeningnummer, de hoogte en betalingsfrequentie van het voorschotbedrag, het gegeven of wel of geen elektriciteit wordt teruggeleverd, de EAN-code die is toegekend aan de aansluiting waarvoor de leveringsovereenkomst is gesloten en de naam van de betreffende netbeheerder. Bedrijven moeten dit zowel doen voor levering van gas als elektriciteit. De inschatting is dat deze aanpassing totaal ongeveer 11 uur in beslag neemt. Bij een standaarduurtarief van 39 euro (administratief personeel) komen de regeldrukkosten daarmee per leverancier uit op 407 euro. Verwacht wordt dat slechts een beperkt aantal vergunninghouders – naar schatting 10 – de wijzigingen zal moeten doorvoeren. Hiermee bedragen de eenmalige regeldrukkosten in totaal 4.070 euro.

3.3 Uitwisselbaarheid gegevens

ACM, de leveranciers en de landelijke netbeheerders dienen gezamenlijk en met inachtneming van hun specifieke rol, effectief uitvoering te geven aan de bepalingen die de gegevensuitwisseling waarborgen en dienen hierover gezamenlijke afspraken te maken. Eén van de wettelijke mogelijkheden hiertoe is het opstellen/wijzigen van een code, zo staat ook vermeld onder paragraaf 2.4 van deze toelichting. De landelijk netbeheerders kunnen de gezamenlijke netbeheerders hiertoe verzoeken. De gezamenlijke netbeheerders dienen dan (nadat ze overleg hebben gevoerd met representatieve organisaties) vervolgens een voorstel in bij ACM. De hiermee samenhangende regeldrukkosten kunnen dan ook niet worden ingeschat. Uitgangspunt is dat de bepalingen uit de nog tot stand te brengen code en/of codewijzigingen zo lastenluw mogelijk worden vormgegeven, dat wil zeggen dat het benodigde beleidsdoel (uitwisselbaarheid van gegevens) wordt gerealiseerd zonder onnodige lasten voor leveranciers en netbeheerders.

3.4 Garantstelling

De landelijke netbeheerders kunnen op dit moment gedurende de vensterperiode de betalingsverplichting van de failliete of in surseance van betaling verkerende leverancier ten aanzien van de inkoop van gas of elektriciteit ten behoeve van levering aan kleinverbruikers overnemen. Dit wordt gewijzigd in de mogelijkheid tot een garantstelling. Tevens zal deze garantstelling mogelijk zijn voor de ontvangende leveranciers. Dit leidt tot regeldrukkosten zowel voor de landelijke netbeheerders, de failliete of in surseance van betaling verkerende leverancier, de ontvangende leverancier en banken. De kosten zijn te allen tijde afhankelijk van (onder meer) de grootte van de wegvallende leverancier en de complexiteit van de financiële problematiek in het individuele geval. Ook zijn de kosten afhankelijk van de periode waarin een leverancier in surseance van betaling verkeert dan wel failliet is gegaan, omdat het energieverbruik in de winter hoger zal zijn dan in de zomer (en daarmee de kosten voor inkoop van energie ook hoger zullen zijn). Bij onderstaande berekeningen wordt uitgegaan van een grote leverancier die failliet gaat (deze (fictieve) situatie zou zich mogelijk eenmaal in de 8 jaar kunnen voordoen, al heeft een dergelijk faillissement zich sinds de liberalisering in 2002 nog niet voorgedaan) waarbij ongeveer de helft van de ontvangende leveranciers (28 bij het huidig aantal van 56 vergunning houdende leveranciers) een beroep zal doen op de mogelijkheid tot garantstelling.

a. Landelijke netbeheerder

De landelijke netbeheerders hebben nu al een betalingsverplichting richting een wegvallende vergunninghouder. Deze wordt nu in een bankgarantie. Tevens zal deze garantstelling mogelijk zijn voor de ontvangende leveranciers. Hiervoor zijn administratieve handelingen nodig die tot kosten voor de landelijke netbeheerders zullen leiden. Denk hierbij aan het opstellen van een modeltekst voor een garantie. Vervolgens zullen de landelijk netbeheerders in elk individueel geval kosten maken voor de aanpassing van dit model aan individuele voorwaarden en het opmaken van de eindafrekening. Dit geldt zowel voor de garantstelling aan de failliete dan wel in surseance van betaling verkerende leverancier als voor de garantstelling aan de ontvangende leverancier. De kosten van de garantstelling zelf vallen niet onder de definitie van regeldrukkosten, maar zullen worden toegelicht in paragraaf 4 van deze nota van toelichting.

Bij het inschatten van de kosten voor de landelijk netbeheerder wordt uitgegaan van het Handboek Meting Regeldrukkosten. Conform dit handboek is het uurtarief voor hoger opgeleiden vastgesteld op 54 euro (hoogopgeleide medewerkers). Dit uurtarief wordt hieronder toegepast voor de eigen medewerkers (waaronder juristen) van de landelijk netbeheerders, voor een externe partij ten behoeve van data aanlevering alsmede voor externe juristen.

De incidentele kosten voor de landelijk netbeheerder als gevolg van het opstellen van een modeltekst in het kader van de garantstelling voor failliete dan wel in surseance van betaling verkerende leverancier worden ingeschat op 41.580 euro op basis van 440 uur door eigen medewerkers (waaronder juristen) en 250 uur door externe medewerkers en 80 uur door externe juristen. De eenmalige kosten voor de landelijk netbeheerder als gevolg van het opstellen van een model in het kader van de garantstelling voor de ontvangende leverancier worden ingeschat op 28.080 euro (op basis van 360 uur eigen medewerkers (waaronder eigen juristen), 80 uur door externe medewerkers en 80 uur door externe juristen). Hiermee komen de incidentele kosten neer op 69.660 euro.

Voor het op maat maken van de garantstelling voor de failliete dan wel in surseance van betaling verkerende leverancier worden de incidentele kosten ingeschat op 10.368 euro (op basis van 112 uur door eigen medewerkers (waaronder juristen), 40 uur voor externe (data) medewerkers en 40 uur door een externe jurist). Voor het op maat maken van de garantstelling voor de ontvangende leverancier worden de kosten ingeschat op 28.080 euro (op basis van de inzet van 280 uur door eigen medewerkers (waaronder juristen) en 80 uur door een externe data expert en 160 uur door een externe jurist).

Het opmaken van de eindrekening voor de garantstelling voor failliete dan wel in surseance van betaling verkerende leverancier kost 6.480 euro (op basis van 80 uur eigen medewerkers, en 40 uur externe medewerkers). Het opmaken van de eindrekening voor de garantstelling voor de ontvangende leverancier kost 11.880 euro (op basis van 200 uur eigen medewerkers (waaronder juristen) en 20 uur externe medewerkers).

De kosten van het monitoren van het voldoen aan de garantstelling voor de failliete dan wel in surseance van betaling verkerende leverancier kunnen worden ingeschat op 11.070 euro (op basis van 160 uur eigen medewerkers (waaronder juristen), 40 uur externe medewerkers en 5 uur externe juristen). De kosten van het monitoren van het voldoen aan de garantstelling voor de ontvangende leverancier kost 12.960 euro (120 uur eigen medewerkers (waaronder juristen), 40 uur externe medewerkers en 80 uur door een externe jurist).

Naast het opmaken van de eindafrekening zijn er nog andere handelingen die verricht moeten worden om de garantstelling af te wikkelen, gericht op de daadwerkelijke terugbetaling. Denk hierbij onder meer aan de contacten met de failliete dan wel in surseance van betaling verkerende leverancier en diens curator. Van de landelijk netbeheerders mag worden verwacht dat hiertoe een gerede inspanning wordt geleverd. Mocht blijken dat de garantstelling aan de failliete dan wel in surseance verkerende leverancier niet (geheel) kan worden terugbetaald, kan deze kostenpost in rekening worden gebracht bij de overige leveranciers. De kosten van voornoemde handelingen kunnen worden geschat op (minimaal) 39.960 euro, op basis van 740 uur eigen medewerkers (waaronder eigen juristen). De regeldruk kosten die gepaard gaan met de inzet van externe medewerkers en externe juristen kunnen moeilijk worden ingeschat, nu van tevoren niet bekend is wat de betrokkenheid en bijbehorende tijdsbesteding zal zijn.

b. De failliete dan wel in surseance van betaling verkerende leverancier

De leverancier die in problemen verkeert dient aannemelijk te maken dat hij in staat is om de bedrijfsvoering op het gebied van de levering van energie aan kleinverbruikers voort te zetten en dat deze voortzetting bijdraagt aan een doorstart of verkoop van het bedrijf. Hiervoor dient de administratie inzichtelijk gemaakt te worden, waarbij ook de curator betrokken zal zijn. Tevens zal contact gelegd moeten worden met de betreffende bank, om informatie aan de bank te verstrekken die de bank vervolgens nodig heeft voor haar afweging betreffende de financiële situatie. Tevens zal (al dan niet schriftelijk) contact gelegd worden met de betreffende landelijk netbeheerder(s), om over de voorwaarden en daadwerkelijke afgifte (en ondertekening van de betreffende overeenkomst) van een garantstelling te spreken. Ook zal tijd gepaard gaan met de financiële afwikkeling. Zoals eerder aangegeven is het zeer afhankelijk van de concrete situatie hoeveel tijd gemoeid is met de diverse handelingen en de daarmee gepaard gaande regeldrukkosten. Bij grote belangen kan het proces wellicht sneller doorlopen worden. Er wordt nu uitgegaan van een beoordelingsduur van 10 werkdagen. Uitgaande van 5 medewerkers (accountants, advocaat, manager en hogere manager/bedrijfshoofd) die hier fulltime bij betrokken zijn met een standaarduurtarief van 77 euro per uur (leidinggevenden en managers), komen de geschatte regeldrukkosten neer op 30.800 euro.

c. De ontvangende leverancier

De ontvangende leverancier dient aan de landelijke netbeheerder aan te tonen dat zijn bestaande kredietruimte bij de bank onvoldoende ruim is om de voor de nieuwe kleinverbruikers benodigde extra inkoop van elektriciteit of gas te financieren. Hiervoor gelden vergelijkbare handelingen als hierboven beschreven voor de failliete dan wel in surseance van betaling verkerende leverancier. Hierbij zal echter geen curator of bewindvoerder betrokken zijn. Daarnaast kunnen meerdere leveranciers een beroep doen op de mogelijkheid van een garantstelling. Ervan uitgaande dat bij het wegvallen van een grote leverancier, ongeveer de helft van de ontvangende leveranciers een beroep zal doen op een garantstelling, zou dit bij het huidig aantal van 56 vergunning houdende leveranciers neerkomen op een aantal van 28. Hiervan uitgaande kunnen de regeldrukkosten worden geschat op 28 maal 30.800 euro, hetgeen neerkomt op 862.400 euro.

d. Banken

Naast de kosten die de landelijk netbeheerders zullen maken, zullen de banken ook extra handelingen moeten verrichten. De Nederlandse Vereniging van Banken heeft aangegeven dat het moeilijk aan te geven is hoe snel een beoordeling van de beschikbare kredietruimte duurt. Dit is zeer afhankelijk van (onder meer) de grootte van de wegvallende leverancier, en de complexiteit van de financiële problematiek in het individuele geval. Bij grote belangen kan het proces wellicht sneller doorlopen worden. Vanuit die optiek wordt nu gerekend met een gemiddelde beoordelingsduur van maximaal 5 werkdagen. Uitgaande van 5 (bank)medewerkers (accountants, advocaat, manager en hogere manager/bedrijfshoofd) die hier full time bij betrokken zijn met een standaarduurtarief van 77 euro per uur (leidinggevenden en managers), komen de geschatte regeldrukkosten (per leverancier) neer op 15.400 euro. Ervan uitgaande dat bij het wegvallen van een grote leverancier, ongeveer de helft van de ontvangende leveranciers een beroep zal doen op een garantstelling, zou dit bij het huidig aantal van 56 leveranciers neerkomen op een aantal van 28. Hiervan uitgaande kunnen de regeldrukkosten worden geschat op 28 maal 15.400 euro, hetgeen neerkomt op 431.200 euro.

4. Financiële lasten

De garantstelling aan failliete leveranciers leidt niet tot meerkosten ten opzichte van de oude situatie waarbij sprake is van een betalingsverplichting voor de netbeheerder. De ontvangende leveranciers krijgen de mogelijkheid om een garantstelling (voor de duur van maximaal 2 maanden) aan te vragen bij de landelijk netbeheerder(s), indien zij niet in staat zijn de inkoop van energie te financieren. Het gaat hier (zie paragraaf 2.6) om een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de landelijk netbeheerder(s) en de betreffende leverancier. De kosten van de garantie zelf voor de landelijk netbeheerders, variëren per situatie en kunnen moeilijk vooraf worden ingeschat. Dit is namelijk grotendeels afhankelijk van de kosten van elektriciteit en gas. Daarnaast zijn ze afhankelijk van de dagelijkse processen met dagelijks variërende prijzen (op uurniveau) waar de commodity op ingekocht zal worden (prijsfluctuaties zijn mogelijk) en de daadwerkelijke grootte van de wegvallende partij. Ook is het afhankelijk van de periode waarin de leverancier failliet gaat, omdat in de winter het energieverbruik (en daarmee de kosten van inkoop van energie) hoger zal zijn. Zoals hierboven aangegeven, bestaat de mogelijkheid dat bij het wegvallen van een grote leverancier, ongeveer de helft van de ontvangende leveranciers een beroep zal doen op de mogelijkheid van een garantstelling. In onderstaande berekening wordt het scenario gekozen waarbij een grote leverancier in de winterperiode wegvalt, en de landelijk netbeheerders een garantstelling afgeven voor de maximale periode van 8 weken (56 dagen). Op deze manier wordt inzichtelijk wat bij voornoemd scenario de financiële lasten kunnen zijn voor de landelijk netbeheerders.

Garantstelling elektriciteit

Het jaarlijks gemiddeld elektriciteitsverbruik (per huishouden) in Nederland is 2990 kWh (bron: Nibud, https://www.nibud.nl/consumenten/energie-en-water/). In de wintermaanden (oktober – maart) zal het verbruik ongeveer 25 procent hoger zijn dan in de zomer en komt het maandelijks verbruik (per huishouden) uit op (ongeveer) 277 kWh, en het dagelijks verbruik op (ongeveer) 9 kWh. Voor 56 dagen zal dit verbruik per uitkomen op 504 kWh. Met een gemiddelde elektriciteitsprijs voor de inkoop van 0,05 euro (per kWh) (in de wintermaanden), zullen de kosten (per faillissement van een grote leverancier) voor een garantstelling voor elektriciteit per kleinverbruiker ongeveer 25,2 euro zijn. Bij het wegvallen van een grote leverancier met 2 miljoen kleinverbruikers, zal de garantie dan voor de helft van deze kleinverbruikers nodig zijn (uitgangspunt: helft van leveranciers vraagt een garantstelling), hetgeen neerkomt op 25,2 miljoen euro ingeval van een faillissement van een grote leverancier. Dit bedrag is nadrukkelijk een geschat bedrag. Dit betreft bovendien een maximumbedrag, nu wordt uitgegaan van een faillissement van een grote leverancier in de wintermaanden waarin het elektriciteitsverbruik van huishoudens hoger ligt dan in de zomer. Daarnaast wordt ingeschat dat de helft van de overige leveranciers een verzoek zal doen voor een garantstelling.

Garantstelling gas

Het jaarlijks gemiddeld gasverbruik (per huishouden) in Nederland is 1470 m3 (bron: Nibud, https://www.nibud.nl/consumenten/energie-en-water/). In de wintermaanden (oktober – maart) zal het verbruik ongeveer 4 maal hoger zijn dan in de zomer en komt het maandelijks verbruik (per huishouden) uit op (ongeveer) 196 m3 kWh, en het dagelijks verbruik op (ongeveer) 6,3 m3. Voor 56 dagen zal dit verbruik per uitkomen op 354 m3. Bij een gemiddelde inkoop gasprijs van 0,20 euro per m3 (per faillissement van een grote leverancier), komen de kosten uit op 70,8 euro per kleinverbruiker. Bij het wegvallen van een grote leverancier met 2 miljoen kleinverbruikers, zal de garantie dan voor de helft nodig zijn (uitgangspunt: helft van leveranciers vraagt een garantstelling), hetgeen neerkomt op 70,8 miljoen euro ingeval van een faillissement van een grote leverancier. Dit bedrag is nadrukkelijk een geschat bedrag. Dit betreft bovendien een maximumbedrag, nu wordt uitgegaan van een faillissement van een grote leverancier in de wintermaanden waarin het gasverbruik van huishoudens fors hoger ligt dan in de zomer. Daarnaast wordt ingeschat dat de helft van de overige leveranciers een verzoek zal doen voor een garantstelling.

5. Markteffecten

Het besluit voorziet in een ordentelijke overgang van klantgegevens van kleinverbruikers indien een leverancier van elektriciteit en of gas niet langer in staat is, bijvoorbeeld als gevolg van een faillissement, om de levering aan deze klanten te garanderen. Naast dit ordende effect worden als gevolg van deze regeling geen markteffecten voorzien.

6. Consultatie

Het ontwerpbesluit is geconsulteerd via de website www.internetconsultatie.nl. In de periode tussen 27 november 2017 tot en met 25 december 2017 konden via deze website een reacties worden ingediend op het ontwerpbesluit. De mogelijkheid tot reageren is daarbij expliciet gecommuniceerd aan netbeheerders, vergunninghouders en consumentenorganisaties. Er zijn binnen de gestelde termijn in totaal 5 reacties ontvangen (waarvan er 1 reactie niet openbaar is), namelijk van TenneT, GTS, Energie Nederland en Netbeheer Nederland. De reacties van de stakeholders zijn overwegend positief van aard. Zij erkennen dat de voorgenomen wijzigingen een verbetering zijn ten opzichte van de huidige regels. Wel hebben de stakeholders een aantal kanttekeningen geplaatst en suggesties gedaan om de regeling vanuit hun optiek te verbeteren.

De stakeholders hebben diverse reacties gegeven op de mogelijkheid van het bieden van een tijdelijke garantstelling door de landelijk netbeheerders aan de ontvangende leveranciers om de extra inkoop van elektriciteit en gas te kunnen financieren. Energie Nederland is blij met de mogelijkheid van een tijdelijke garantstelling. Zij is echter wel van mening dat de periode van 2 maanden te krap is, omdat er meer tijd nodig zou zijn voor contacten met de bank om de noodzaak van de garantie te kunnen onderbouwen en het in rekening brengen van het eerste voorschot aan de kleinverbruiker. Energie Nederland dringt aan op een periode van 3 maanden. In reactie hierop kan worden gesteld dat de 3 maanden termijn als te lang gezien wordt, gezien de financiële risico’s die de landelijk netbeheerders lopen, en het feit dat de leveranciers al pro actief in gesprek kunnen gaan met hun kredietverstrekkers. Ook is het te overwegen om vanuit de sector te werken aan een standaard format voor het verkrijgen van een krediet. Bovendien geldt dat ervan uitgegaan mag worden dat de eigen kredietverstrekker te allen tijde op de hoogte is van de financiële situatie en mogelijke risico’s daarbij van de betreffende leverancier. De termijn van 2 maanden blijft derhalve gehandhaafd.

De landelijk netbeheerders GTS en TenneT willen graag bevestigd zien dat zij inderdaad nadere voorwaarden kunnen stellen die zien op het zoveel mogelijk beperken van de omvang van de garantstelling, en bijvoorbeeld eisen betreffende rapportages en duur. Daarnaast vraagt GTS zich af of de huidige term «betalingsverplichting» niet beter gehandhaafd kan blijven omwille van duidelijkheid. Hierboven is in paragraaf 2.6 aangegeven dat de garantstelling een privaatrechtelijke overeenkomst is, waarin afspraken kunnen worden gemaakt. In reactie op de wens van GTS dat wellicht de term betalingsverplichting gehandhaafd zou moeten worden, kan worden gesteld dat het juist niet de bedoeling is dat een landelijk netbeheerder altijd zou moeten betalen, hetgeen de implicatie van die woordkeuze zou zijn. Vandaar dat de term garantstelling gehandhaafd blijft. Zie ook hetgeen onder paragraaf 2.6 is opgenomen betreffende het stellen van voorwaarden aan de garantstelling. In aanvulling kan worden opgemerkt dat het wellicht te overwegen is om een model voor de garantstelling in een nationale code uit te werken. GTS zou verder graag in de toelichting verduidelijkt zien dat de garantstelling ook voor een periode korter dan 2 maanden verstrekt kan worden nu uit de tekst lijkt te volgen dat de garantstelling altijd voor een periode van 2 maanden dient te worden verstrekt. In navolging op dit punt zijn het besluit en toelichting verduidelijkt, door de toevoeging «ten hoogste». Tenslotte wijzen de landelijk netbeheerders erop dat in het besluit nu niet wordt voorzien in een vergoeding voor de kosten die volgen uit een garantstelling voor de ontvangende leveranciers, en verzoeken om aanpassing van het besluit hiertoe. Dit verzoek zal niet worden ingewilligd. Allereerst geldt dat als hiervoor een voorziening getroffen zou worden, de betreffende ontvangende leverancier geen prikkel zou hebben om zijn plicht tot terugbetaling te voldoen. Wel geldt dat de kosten voor een garantstelling gemaakt voor een failliete leverancier, kunnen worden teruggekregen door deze kosten uiteindelijk in rekening te brengen bij de vergunninghoudende leveranciers. Dit is thans ook het geval.

De stakeholders hebben voorts een aantal reacties geplaatst waar het gaat om de restverdeling. GTS voert aan dat uit de voorgestelde wijzigingen van artikel 3, zesde lid, onderdeel b van het Besluit leveringszekerheid gas voortvloeit dat GTS de restverdeling uitvoert door overdracht van de klantgegevens. Zij geeft aan dat op dit moment een restverdeling door EDSN zou worden uitgevoerd, die de relevante systemen erop heeft gericht de verdeling zo snel mogelijk uit te kunnen voeren. GTS vindt het om die reden niet wenselijk hierin wijzigingen aan te brengen. Wel wil GTS de overdracht van gegevens aanvullend laten zijn aan de verdeling door EDSN en verzoekt hiertoe in onderdeel b het eerste woord te wijzigen in «coördineren» en «de verdeling van» in te voegen tussen «de beschikking» en «de kleinverbruikers». Dit verzoek is opgevolgd en betreffend onderdeel van het Besluit is aangepast. Met deze aanpassing wordt tevens tegemoetgekomen aan een punt van Netbeheer Nederland. Zij geeft aan dat thans geregeld is dat de landelijk netbeheerders de verdeling coördineren en daartoe instructies geven, en dat de betreffende netbeheerders de verdeling niet zelf kunnen uitvoeren. Netbeheer Nederland verzoekt de huidige tekst te handhaven. Met de genoemde wijziging wordt ook aan de wens van Netbeheer Nederland tegemoet gekomen.

Verder hebben de stakeholders een aantal punten opgemerkt die zien op de overdracht van klantgegevens. De landelijk netbeheerders wijzen erop dat het goed vastleggen van klantgegevens essentieel is. De enkele overdracht van gegevens zorgt nog niet direct voor het daadwerkelijk verwerken ervan. In dit kader zouden de landelijk netbeheerders slechts als doorgeefluik fungeren. Wel brengt het onder zich hebben van gegevens, verplichtingen in het kader van privacywetgeving mee voor de landelijk netbeheerders. GTS wijst er in dit kader op dat het voorgeschreven proces met daarbij behorende belasting, welke slechts gerechtvaardigd zou zijn als dit proces werkelijk bijdraagt aan het beter verlopen van de restverdeling. Zij ziet wel dat de wijzigingen die zien op het overdragen van gegevens door de landelijk netbeheerder en het aan de leverancier voorschrijven welke gegevens moeten zijn opgenomen in de administratie, de basis vormen voor de uiteindelijke oplossing. Zij geeft, net als TenneT, aan dat met genoemde wijzigingen de landelijk netbeheerders gezamenlijk een (met leveranciers afgestemd) codewijzigingsvoorstel willen indienen bij ACM waarmee, ten behoeve van een goede uitvoering van de wettelijke taken, een specifiek format wordt voorgeschreven aan de leverancier. Met dat format kan ervoor gezorgd worden dat de aan te houden gegevens daadwerkelijk uitwisselbaar zijn. In reactie hierop kan worden gesteld dat dit voornemen wordt aangemoedigd, zie ook hetgeen hierover is gesteld in paragraaf 2.4 van deze toelichting. Netbeheer Nederland vraagt zich af waarom aan de op te leveren data de naam, adres, woonplaats, aanduiding mogelijke terug levering en naam van de netbeheerder moet worden toegevoegd. Zij wijst erop dat deze gegevens ook al onderdeel vormen van de set aan gegevens die de netbeheerder na de switch aan de leverancier verstuurt. In reactie hierop geldt dat de plicht om deze gegevens in de administratie te verwerken, is gericht aan leveranciers. Met deze gegevens kan de facturering worden gestart, vandaar de wettelijke eisen. Netbeheer Nederland is van mening dat de data-uitwisseling qua tekst summier is uitgewerkt en een grondslag vanuit de AVG gebruikt zou zijn waarbij nog niet duidelijk is of de data uitwisseling wel is toegestaan. Verder wijst ze erop dat het oordeel van de AP niet is toegevoegd. Netbeheer Nederland verzoekt de data uitwisseling klip en klaar te regelen alvorens de praktische uitwerking wordt gedaan door leveranciers en netbeheerders. Zij wijst erop dat als de regionale netbeheerders al een taak zou den hebben in dit proces, dat op grond van de regeling de wettelijke taak moet zijn als grondslag. In paragraaf 2.5 is aandacht besteed aan de betreffende bevoegdheidsgrondslagen voor de gegevensverwerking. Zie verder ook paragraaf 7.2 van deze toelichting, betreffende het advies van de AP.

Naast genoemde punten heeft Netbeheer Nederland aangegeven graag geregeld te zien dat de niet afgedragen netwerkkosten onderdeel uitmaken van de garantstelling door de landelijk netbeheerders. Indien dit niet mogelijk is, zou zij graag zien dat er een verwijzing komt naar de Tarievencode. In deze code zou dan een werkwijze opgenomen kunnen worden die aansluit op de werkwijze zoals nu voorgesteld voor het verlenen van een garantstelling. Ter onderbouwing hiervan geeft Netbeheer Nederland aan dat de leverancier verplicht is om de netwerkkosten via de klant te innen (de kleinverbruiker heeft hiermee bevrijdend betaald) en zelf af te dragen (dit conform het leveranciersmodel). Netbeheer Nederland wijst op het risico dat de betaling door de kleinverbruiker in de boedel van een failliete leverancier terechtkomt, en niet wordt gebruikt voor betaling van netwerkkosten maar wel voor de inkoop van energie. Tegelijkertijd is de netbeheerder gehouden de BTW af te dragen, maar is hij een normale crediteur. De Tarievencodes Elektriciteit en Gas kennen een bepaling dat de gemiste inkomsten in de laatste 2 maanden voorafgaand aan een faillissement mogelijk verwerkt kunnen worden in transporttarieven. Netbeheer Nederland vindt deze termijn te kort omdat in veel gevallen de regionale netbeheerder pas na bijna 2 maanden kan constateren dat afdrachten uitblijven. Netbeheer Nederland is voorstander van een termijn van minimaal 4 maanden. Daarbij wijst zij erop dat nu de vensterperiode wordt verlengd, het risico op misgelopen netwerkkosten alleen maar groter zou worden. In reactie hierop geldt dat de garantstelling gericht is aan de leverancier, en enkel ziet op de inkoop van energie. In de praktijk is er via de tarievencode1 een manier waarop een netbeheerder zijn gemiste inkomsten kan terugkrijgen. Het wijzigen van de termijnen in de tarievencode door ACM vindt plaats op gond van een voorstel van de gezamenlijke netbeheerders.

Een ander punt dat Netbeheer Nederland aanstipt, gaat over de switchblokkade die nu wordt voorgesteld voor de gehele vensterperiode van (maximaal) 20 werkdagen. Zij wijst erop dat de blokkade een schijnmaatregel is omdat het blokkeren van switchen niet voorkomt dat in- en uithuizingen wel gewoon door lopen. Hierbij wijzigt ook de klant op de aansluiting. Zij stelt voor om de switchblokkade geheel achterwege te laten en bij de overdracht of restverdeling te controleren of de leverancier op het moment van mutatie nog wel de wegvallende partij is. Volgens Netbeheer Nederland zijn de risico’s bij kruisende processen veel groter. In reactie kan worden opgemerkt dat de switchblokkade toch gehandhaafd blijft. Het verbod dient om ervoor te zorgen dat het klantenbestand gedurende de periode van de restverdeling zo stabiel mogelijk is. Het geheel weglaten van het switchverbod biedt geen zicht op een vast klantenbestand gedurende de periode dat een curator probeert het klantenbestand (al dan niet deels) te verkopen. Daarnaast zou een switchblokkade van 10 dagen enkel zorgen voor ongewenste chaos gedurende de periode dat de restverdeling plaatsvindt. Ik merk hierbij verder op dat leveranciers/netbeheerders ook onderling afspraken kunnen maken over de verwerking van uit- en verhuizingen in deze periode.

Verder is, na overleg met ACM, een tweetal aantal aanpassingen gedaan. Allereerst betreft het hier een verduidelijking ten aanzien van de EAN-code, een van de gegevens die leveranciers in hun administratie dienen bij te houden. Daarnaast betreft het binnen 30 dagen na restverdeling door de kleinverbruiker kosteloos op kunnen zeggen van de overeenkomst gesloten met de toegewezen leverancier. In geval van opzegging van een overeenkomst met bepaalde duur, kan een leverancier een opzegvergoeding in rekening brengen. Het is ongewenst dat een kleinverbruiker die zonder hiermee te hebben ingestemd, gehouden zou zijn een dergelijke vergoeding te betalen. De aanvulling dat de leverancier een overeenkomst voor onbepaalde duur aanbiedt (tenzij een kleinverbruiker vervolgens zelf kiest voor een overeenkomst voor bepaalde tijd), garandeert dat indien de kleinverbruiker een andere leverancier wenst dan de toegewezen leverancier, de kleinverbruiker de overeenkomst 30 dagen na sluiting hiervan kosteloos kan opzeggen.

In aanvulling op bovenstaand is verzocht een aantal kleine tekstuele/redactionele wijzigingen door te voeren, welke zijn opgevolgd.

7. Adviezen

7.1 Advies en uitvoerings- en handhavingstoets ACM

Het ontwerpbesluit is op grond van artikel 16, negende lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 10a, vijfde lid, van de Gaswet voor advies voorgelegd aan ACM. Deze adviesaanvraag is gecombineerd met de vraag aan ACM om een uitvoerings- en handhavingstoets (hierna ook: UHT) uit te voeren. Op 1 februari 2018 heeft ACM haar UHT uitgebracht. ACM plaatst een aantal opmerkingen bij het ontwerpbesluit en de nota van toelichting. Zij geeft aan dat de opmerkingen suggesties zijn ter verbetering van de uitvoeringspraktijk en de effectiviteit van het toezicht van ACM. Het betreft één inhoudelijk punt met betrekking tot overdracht van informatie over het mandaat voor automatische afschrijving en daarnaast een aantal wetstechnische opmerkingen. Haar opmerkingen heeft ze in een bijlage bij de UHT gevoegd. Voor wat betreft het mandaat voor automatische afschrijving merkt ACM op de betreffende bepaling de suggestie kan wekken dat dit mandaat overdraagbaar is. Dit is volgens haar niet toegestaan omdat de ontvangende leverancier een schriftelijk ondertekende machtiging van de betaler nodig heeft om tot invordering over te kunnen gaan. ACM meent dat informatie over dit mandaat geen toegevoegde waarde heeft omdat de ontvangende leverancier op basis van de overige in het artikellid opgenomen gegevens reeds voldoende informatie heeft om met de nieuwe klanten een nieuw mandaat voor de automatische afschrijving af te spreken. Gezien het risico van voornoemde suggestie en omdat deze informatie niet noodzakelijk is, verzoekt de ACM om deze zinsnede over het mandaat voor automatische afschrijving te schrappen. In paragraaf 2.4 is reeds aangegeven dat het mandaat voor automatische afschrijving ter informatie dient, zodat de ontvangende leverancier sneller opnieuw een automatische afschrijving kan afspreken met de nieuwe klanten die de termijnen automatisch laten afschrijven. Verder heeft ACM in de bijlage een zestal wetstechnische en tekstuele opmerkingen opgenomen. Ten aanzien van de eerste opmerking wordt opgemerkt dat de door ACM genoemde tweede volzin uit artikel 2, vierde lid van de Besluiten Leveringszekerheid niet komt te vervallen, en blijft derhalve (net zoals thans het geval is en zoals ACM voorstelt) van toepassing. In de laatste opmerking wijst ACM op artikel 2, zesde lid, onderdeel b, van de Besluiten leveringszekerheid, waarin de volgende passage is opgenomen: «De aldus aangewezen vergunninghouder zet met een overeenkomst voor onbepaalde tijd en verder onder zijn voorwaarden de levering van elektriciteit aan de aan hem toegewezen kleinverbruikers vanaf de datum van toedeling voort.» De zinsnede «en verder» wekt volgens ACM de suggestie dat er mogelijk meerdere voorwaarden van toepassing zijn. ACM stelt voor om deze zinsnede te schrappen omdat deze tot verwarring leidt. Dit voorstel wordt niet opgevolgd, omdat het aan de leverancier zelf is het contract vorm te geven, met uitzondering van de eis dat het moet gaat om een contract voor onbepaalde tijd. Naast genoemde punten zijn er door ACM geen andere bezwaren opgeworpen; de overige wetstechnische en tekstuele opmerkingen van ACM zijn overgenomen.

7.2 Advies Autoriteit Persoonsgegevens

Het ontwerpbesluit is voor advies voorgelegd aan de AP. De AP heeft op 31 januari 2018 advies uitgebracht. Zij adviseert, kortweg, om in de nota van toelichting aandacht te besteden aan een drietal punten. AP geeft in het algemeen aan dat artikel 6 van de AVG die vanaf 25 mei 2018 van kracht zal zijn, zes grondslagen zijn opgesomd die gegevensverwerking rechtvaardigen. Elke verwerking van persoonsgegevens dient te kunnen worden gebaseerd op één van deze grondslagen.

Het eerste punt dat nader uitgewerkt dient te worden, ziet op de grondslag van de gegevensverwerking. AP geeft aan dat het voor haar duidelijk is dat bepaalde persoonsgegevens zullen moeten worden verstrekt aan een nieuwe leverancier, maar de nota van toelichting maakt volgens haar onvoldoende duidelijk op welke grondslag als bedoeld in artikel 6 van de AVG de beoogde gegevensverwerkingen gebaseerd zullen worden. AP adviseert derhalve een overweging hieromtrent alsnog in de nota van toelichting op te nemen. Dit advies is opgevolgd, de grondslag is vermeld in paragraaf 2.5.1. Voorts is AP van mening dat het evident is dat bepaalde persoonsgegevens moeten worden verwerkt in het kader van leveringszekerheid en de overgang op een andere leverancier, in het voorstel en de bijbehorende toelichting ten onrechte geen aandacht is besteed aan het noodzakelijkheidsvereiste. Een toelichting op de noodzaak is volgens AP met name van belang bij de beoogde verwerking van het emailadres van de betrokkene, omdat het niet op voorhand duidelijk is wat de relatie is tussen het beschikbaar stellen van het e-mailadres en de leveringszekerheid van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers. AP adviseert derhalve een overweging ten aanzien van de noodzaak van de beoogde gegevensverwerking alsnog in de nota van toelichting op te nemen. Dit advies is overgenomen, paragraaf 2.4 is met de gevraagde informatie aangevuld. Het laatste punt waarover AP graag een nadere toelichting in de nota van toelichting terugziet, gaat over het recht op overdraagbaarheid. AP overweegt hiertoe dat hoewel het voorstel niet direct ziet op de verplichting om gevolg te geven aan een verzoek van een betrokkene om op grond van artikel 20 van de AVG zijn persoonsgegevens over te dragen aan een andere verwerkingsverantwoordelijke, leveranciers wel maatregelen ten uitvoer moeten leggen om in de nabije toekomst goed om te kunnen gaan met een verzoek op grond van artikel 20 AVG. Volgens AP zullen dergelijke maatregelen ook van nut kunnen zijn bij het kunnen voldoen aan de verplichting om persoonsgegevens over te dragen in het geval van een faillissement of betalingsproblemen. Als aangegeven in paragraaf 2.3, is het zowel in het belang van de leveringszekerheid als het belang van beperking van financiële risico’s om het proces van gegevensuitwisseling zodanig in te regelen dat in een korte periode de juiste klantgegevens in groten getale kunnen worden uitgewisseld. Vanuit die optiek is het, zoals tevens in voornoemde paragraaf 2.4 is beschreven, noodzakelijk dat ACM, de leveranciers en de landelijke netbeheerders gezamenlijk en met inachtneming van hun specifieke rol, op basis van de mogelijkheden die de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet bieden, effectief uitvoering geven aan de bepalingen die deze gegevensuitwisseling waarborgen en hierover gezamenlijke afspraken maken. Aangegeven is dat het opstellen/wijzigen van een code hiertoe een mogelijkheid is, en dat ik van mening ben dat deze mogelijkheid verkend dient te worden. De landelijk netbeheerders hebben in hun consultatiereactie aangegeven graag hun inzet te willen leveren (in samenwerking met de leveranciers) bij de totstandkoming van een code(wijziging). Ik acht hiermee het advies/verzoek van AP op het punt van de gegevensuitwisseling afdoende uitgevoerd.

7.3 Advies Adviescollege Toetsing Regeldruk

Het ontwerpbesluit is voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). ATR heeft de gevolgen voor de regeldruk beoordeeld aan de hand van haar toetsingskader. ATR heeft gekeken naar nut en noodzaak, eventuele minder belastende alternatieven, werkbaarheid, en volledig- en juistheid van de gevolgen voor de regeldruk. Nut en noodzaak van het besluit acht zij afdoende onderbouwd. Ten aanzien van de vraag of er minder belastende alternatieven beschikbaar zijn, constateert ATR dat er overlap in toezicht bestaat. Zij wijst hierbij op de gegevensuitwisseling waar de AVG regels voor stelt (AP is aangewezen als toezichthouder voor naleving hiervan), en de gegevensuitwisseling zoals voorgeschreven in het besluit (waar ACM toezicht op houdt). Om dubbel toezicht door AP en ACM te vermijden adviseert zij dat de betrokken toezichthouders (AP en ACM) moeten samenwerken. ATR wijst erop dat dit toezicht zo lastenluw als mogelijk vorm gegeven moet worden, en dat het ministerie van EZK als systeemverantwoordelijke hierop dient toe te zien. Voor wat betreft de werkbaarheid heeft ATR geen specifieke opmerkingen. Ten aanzien van de regeldruk gevolgen stelt ATR vast dat deze nog niet volledig in beeld zijn gebracht. Zij adviseert de gevolgen alsnog te berekenen en deze inzichtelijk te maken in de nota van toelichting. Kortweg stelt zij dat de regeldruk ten aanzien van de afspraken in het kader van uitwisselbaarheid, en het toezicht daarop in kaart gebracht moet worden. Ten tweede dient de regeldruk voor leveranciers, banken en netbeheerders als gevolg van de mogelijkheid voor een garantstelling berekend te worden. Gelet op voornoemde bevindingen door ATR, oordeelt zij dat het besluit ingediend kan worden danwel vastgesteld nadat met haar adviespunten rekening is gehouden. Voor wat betreft het dubbel toezicht geldt dat de bestaande samenwerkingsafspraken tussen AP en ACM die in een samenwerkingsprotocol zijn vastgelegd, herzien dienen te worden. Dit is een taak van ACM en AP gezamenlijk. Verder is paragraaf 3 is aangevuld met genoemde verzoeken, hiermee is aan het advies van de ATR tegemoetgekomen. Daarnaast is een paragraaf toegevoegd die gaat over de financiële lasten van de voorgestelde wijzigingen (paragraaf 4).

7.4 Voorhang

Het ontwerpbesluit is op grond van artikel 16, negende lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 10a, vijfde lid, van de Gaswet op 29 maart 2018 overgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal. Ter voldoening aan artikel 16, negende lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 10a, vijfde lid, van de Gaswet is het ontwerpbesluit tevens in de Staatscourant geplaatst. Deze procedures hebben geen aanleiding gegeven het ontwerpbesluit aan te passen.

8. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

II Artikelsgewijs

Artikelen I en III

Onderdeel A

In de Besluiten leveringszekerheid komt de zinsnede beschikking tot intrekken van een leveringsvergunning meerdere male voor. Voor de leesbaarheid van deze besluiten wordt in artikel 1 een definitie van beschikking opgenomen, zodat in de overige artikelen kan worden volstaan met «beschikking» in plaats van de langere zinsnede.

Onderdeel B

In artikel 2 van het Besluit leveringszekerheid Elektriciteitswet 1998 en artikel 3 van het Besluit leveringszekerheid Gaswet wordt bepaald welke activiteiten moeten en kunnen worden uitgevoerd als ACM besluit een vergunning in te trekken. In de artikelen I, onderdeel B, en III, onderdeel B, worden voornoemde artikelen op een aantal punten gewijzigd.

Allereerst wordt in het vierde lid van deze artikelen de maximale periode tussen de datum waarop ACM besluit een vergunning in te trekken en de datum waarop dat besluit in werking treedt, verlengd van tien werkdagen naar twintig werkdagen. Zoals in het algemeen deel van de toelichting is aangegeven, is de termijn van tien werkdagen in een aantal gevallen te kort. De termijn is evenwel een maximale termijn. ACM zal altijd kijken welke termijn in het concrete geval noodzakelijk is om de belangen van de vergunninghouder (of in voorkomend geval de curator) en van de betrokken kleinverbruikers zo goed mogelijk te behartigen.

In het vijfde lid van deze artikelen wordt bepaald welke activiteiten binnen de vensterperiode van tien werkdagen moeten of kunnen worden verricht. Twee van deze verplichtingen blijven onveranderd: een kleinverbruiker die een leveringscontract met de betrokken leverancier heeft, mag dit contract gedurende deze periode niet opschorten of opzeggen en als de betrokken vergunninghouder (of in voorkomend geval de curator) in deze periode zijn klanten overdraagt aan één of meer vergunninghouders, draagt hij de klantgegevens over aan de nieuwe vergunninghouders. In het vijfde lid worden twee wijzigingen aangebracht. ACM kan besluiten om sneller over te gaan tot de restverdeling. Indien er geen zicht is op overdracht van de betrokken kleinverbruikers door de vergunninghouder (of de curator) zelf, is het niet zinvol om te wachten tot de tien werkdagen zijn verstreken. Dat is niet in het belang van de vergunninghouder en de kleinverbruikers. De procedure hiervoor wordt aangepast: in plaats van de beschikking tot intrekking van de vergunning binnen de tien werkdagen in te trekken en dan over te gaan tot de restverdeling, kan ACM besluiten de restverdeling sneller toe passen. Als de restverdeling is afgerond treedt de beschikking tot intrekking van de vergunning in werking.

De belangrijke wijziging in de procedure tijdens de eerste tien werkdagen is opgenomen in het vijfde lid, onderdeel c. Nu nemen de landelijke netbeheerders op verzoek van de betrokken vergunninghouder gedurende periode van maximaal tien werkdagen de betalingsverplichting over. Dit wordt gewijzigd in de mogelijkheid tot een garantstelling, waarbij de betrokken vergunninghouder of diens curator moet aantonen dat zijn bestaande kredietruimte onvoldoende is om gedurende de vensterperiode energie in te kopen voor de kleinverbruikers waarmee hij een leveringscontract heeft. De landelijk netbeheerder en de betrokken vergunninghouder zullen bij het aangaan van een garantstelling vastleggen onder welke voorwaarden er gebruik kan worden gemaakt van een garantstelling en wat de kosten daarvan zijn. Het voordeel van een garantstelling is dat de betrokken vergunninghouder weer in gesprek kan gaan met zijn bank om de kredietruimte (kortdurend) te verruimen. Op deze wijze wordt de landelijke netbeheerders niet direct financieel belast.

In het zesde lid van deze artikelen wordt bepaald op welke wijze de restverdeling wordt uitgevoerd. In het zesde lid wordt, in aansluiting op het gewijzigde vierde en vijfde lid, een aantal wijzigingen aangebracht. Allereerst wordt het mogelijk dat de restverdeling niet in één dag, maar gedurende meerdere dagen kan worden uitgevoerd. In het laatste geval zullen de betrokken kleinverbruikers in batches worden verdeeld over de overige leveranciers. Per geval zal ACM in overleg met de landelijke netbeheerders besluiten in hoeveel dagen de restverdeling kan worden uitgevoerd. Het streven daarbij is vanzelfsprekend om de restverdeling zo snel mogelijk uit te voeren zodat de betrokken kleinverbruikers zo snel mogelijk een nieuwe leverancier hebben. De levering zal na de toedeling plaatsvinden op basis van een overeenkomst voor onbepaalde duur onder voorwaarden van de nieuwe leverancier. De overeenkomst voor onbepaalde duur garandeert dat indien de kleinverbruiker een andere leverancier wenst dan de toegewezen leverancier, de kleinverbruiker de overeenkomst na 30 dagen kosteloos kan opzeggen. Gedurende de periode die nodig is voor het uitvoeren van de restverdeling geldt, net als in periode die voorafgaat aan de restverdeling, een verbod voor de betrokken kleinverbruikers om hun contract met de betrokken leverancier op te schorten of te beëindigen. Dit verbod wordt ingevoerd om er voor te zorgen dat het klantenbestand gedurende de periode van de restverdeling zo stabiel mogelijk is. Dit is nodig om te voorkomen dat de landelijke netbeheerders kleinverbruikers toebedelen aan een nieuwe leverancier, terwijl die kleinverbruikers al zelf waren overgestapt naar een andere leverancier. In dat geval loopt de kleinverbruiker het risico dat hij tijdelijk twee leveranciers heeft en twee facturen ontvangt over dezelfde periode. Indien de kleinverbruiker een andere leverancier wenst dan de toegewezen leverancier, kan hij na dertig dagen overstappen naar zijn leverancier van keuze. De keuzevrijheid wordt gedurende de vensterperiode van maximaal twee keer 10 werkdagen ingeperkt. Deze inperking wordt gerechtvaardigd vanwege het belang van leveringszekerheid. Indien de vergunning van een leverancier moet worden ingetrokken weegt het belang van het toedelen van alle betrokken kleinverbruikers volgens een vaste procedure zwaarder dan het individuele recht op keuzevrijheid.

Bij de restverdeling worden de betrokken kleinverbruikers in principe naar rato verdeeld over alle andere vergunninghouders. Hierbij kan geen rekening worden gehouden met de bijzonderheden van de kleinverbruikers of van de andere leveranciers. Een kleinverbruiker die beschikt over meerdere aansluitingen met telkens een doorlaatwaarde van ten hoogste 3x80 A, valt voor de toepassing van de Besluiten leveringszekerheid onder de definitie van kleinverbruiker, ook indien hij gebruik maakt van de mogelijkheid die artikel 95n van de Elektriciteitswet 1998 biedt om af te kunnen wijken van de artikelen 95b en 95m van die wet (de zogenaamde multisitecontracten). Omdat de restverdeling thans op EAN-code van de aansluiting geschiedt (en niet op type overeenkomst) kunnen de aansluitingen van de kleinverbruiker bij de restverdeling worden toebedeeld aan verschillende leveranciers. Deze kleinverbruiker kan de overeenkomsten met de aan hem toegewezen leveranciers beëindigen en met een leverancier van keuze weer een multisitecontract aangaan. Voor afnemers die in artikel 1, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 worden genoemd (organisatorische eenheden die zich in hoofdzaak bezighouden met activiteiten als openbaar vervoer met trams, telecommunicatie en straatverlichting) worden van rechtswege niet beschouwd als kleinverbruikers zodat alle bepalingen die specifiek zien op rechten en plichten voor kleinverbruikers niet op deze afnemers van toepassing zijn. Zij hebben overigens ook geen kleinverbruikersovereenkomst met een leverancier en vallen buiten het toepassingsbereik van de Besluiten leveringszekerheid. Een ander voorbeeld van een bijzonderheid waar geen rekening mee wordt gehouden bij de restverdeling is de situatie dat een leverancier zich uitsluitend richt op zakelijke kleinverbruikers. Bij de restverdeling worden aan de leverancier naar rato kleinverbruikers toegedeeld, zonder dat daarbij onderscheid wordt gemaakt tussen zakelijke en niet-zakelijke kleinverbruikers. Deze leverancier kan de niet-zakelijke kleinverbruikers die aan hem worden toebedeeld niet weigeren omdat artikel 95b, eerste lid, van de Elektriciteitswet bepaalt dat een leverancier aan iedere kleinverbruiker die daarom verzoekt, elektriciteit moet leveren.

In het zesde lid, onderdeel e, wordt een garantstelling opgenomen door de landelijke netbeheerders ten behoeve van de vergunninghouder danwel de bewindvoerder en de vergunninghouder gezamenlijk onderscheidenlijk de curator (zie tevens hetgeen hierboven over de garantstelling is opgemerkt bij de toelichting op het vijfde lid, onderdeel c). Deze garantstelling heeft betrekking op de periode die aanvangt op de elfde dag nadat de beschikking tot intrekking van een (op dat tijdstip nog niet inwerking getreden) leveringsvergunning is genomen (of eerder indien ACM daartoe op grond van de aanhef van het zesde lid heeft besloten) tot aan de inwerkingtreding van de beschikking. In onderdeel f wordt een garantstelling door de landelijke netbeheerders voor een leverancier die kleinverbruikers krijgt toebedeeld, opgenomen. Deze garantstelling kan betrekking hebben op dezelfde periode als de garantstelling van onderdeel e, maar kan voortduren tot maximaal twee maanden na die periode. In het algemeen deel van toelichting is aangegeven waarom daarbij voor een periode van maximaal twee maanden is gekozen.

Degene die gebruik wil maken van een garantstelling moet aantonen dat zijn bestaande kredietfaciliteiten niet toereikend zijn om de extra hoeveelheid gas of elektriciteit in te kopen om de aan hem toebedeelde kleinverbruikers te kunnen beleveren.

In het zevende lid worden twee wijzigingen aangebracht. De garantstelling die op grond van het zesde lid onderdelen e en f kan worden verstrekt wordt toegevoegd aan het zevende lid waarbij de verhaalsmogelijkheid op overige vergunninghouders in het geval van een garantstelling op grond van het zesde lid onderdeel f wordt beperkt tot het geval dat de vergunninghouder de verplichtingen uit de garantstelling niet nakomt vanwege surseance van betaling of faillissement.

Artikelen II en IV

In de artikelen II en IV wordt nader beschreven welke gegevens een leverancier in zijn administratie moet opnemen, om te voldoen aan de eis dat een leverancier over een ordentelijke bedrijfsvoering moet beschikken. Daarnaast moeten deze gegevens overdraagbaar zijn aan andere leveranciers opdat deze snel aan de slag kan gaan met de inkoop van energie en de facturering van de toebedeelde kleinverbruikers. In het algemeen deel van de toelichting is aangegeven dat een deel van de gegevens (NAW, banknummer) dat aan de Besluiten vergunning levering wordt toegevoegd op grond van de AVG reeds digitaal overdraagbaar moet zijn.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes


X Noot
1

De door de Autoriteit Consument en Markt vastgestelde tariefstructuren bedoeld in artikel 27 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 12a van de Gaswet.

Naar boven