Besluit van 19 juni 2018 tot wijziging van het Besluit toezicht accountantsorganisaties en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector in verband met het versterken van de governance van accountantsorganisaties (Besluit aanvullende maatregelen accountantsorganisaties)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 26 april 2018, 2018-0000063767, directie Financiële Markten;

Gelet op de artikelen 16, zesde lid, 20, vijfde lid, 22a, zevende lid, onderdeel d, en negende lid, en 26, vijfde lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 30 mei 2018, nr. W06.18.0106/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 12 juni 2018, 2018-0000096914, directie Financiële Markten;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit toezicht accountantsorganisaties wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van hoofdstuk 4 komt te luiden:

Hoofdstuk 4. Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 15, tweede lid, en 16, zesde lid, van de wet

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Een accountantsorganisatie met een vergunning die mede strekt tot het verrichten van wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang, die voornemens is een natuurlijk persoon te benoemen in een functie waarbij deze persoon het dagelijks beleid van de accountantsorganisatie zal bepalen, gaat daartoe niet over dan nadat de Autoriteit Financiële Markten heeft vastgesteld dat deze persoon geschikt is.

  • 3. Indien een accountantsorganisatie als bedoeld in het tweede lid onderdeel uitmaakt van een netwerk, gaat het binnen het netwerk hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel met zetel in Nederland dat invloed uitoefent op het beleid van de accountantsorganisatie dat voornemens is een natuurlijk persoon te benoemen in een functie waarbij deze persoon het dagelijks beleid van dit netwerkonderdeel zal bepalen, daartoe niet over dan nadat de Autoriteit Financiële Markten heeft vastgesteld dat deze persoon geschikt is.

  • 4. Een accountantsorganisatie als bedoeld in het tweede lid of het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel, bedoeld in het derde lid, die of dat voornemens is een natuurlijk persoon te benoemen die deel uit zal gaan maken van het orgaan dat belast is met het interne toezicht, gaat daartoe niet over dan nadat de Autoriteit Financiële Markten heeft vastgesteld dat deze persoon geschikt is.

C

Aan artikel 13 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Onverminderd artikel 393, tweede lid, laatste volzin, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zorgt de accountantsorganisatie ervoor dat de tussentijdse beëindiging dan wel de intrekking van een opdracht tot het verrichten van een wettelijke controle door de voor de controle verantwoordelijke externe accountant wordt gemeld aan de Autoriteit Financiële Markten, indien bekend onder opgave van een afdoende motivering daarvoor.

D

In artikel 15 wordt na «het benodigde gekwalificeerde» ingevoegd: personeel.

E

Na hoofdstuk 6 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 6a. Bepaling ter uitvoering van artikel 20, vijfde lid, van de wet

Artikel 31a

Een accountantsorganisatie verstrekt geen vertrouwelijke gegevens of inlichtingen aan toezichthoudende instanties.

F

Na hoofdstuk 7 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 7a. Bepalingen ter uitvoering van artikel 22a, zevende lid, onderdeel d, en negende lid, van de wet

Artikel 34a

Dit hoofdstuk is van toepassing op accountantsorganisaties met een vergunning die mede strekt tot het verrichten van wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang.

Artikel 34b

Een accountantsorganisatie als bedoeld in artikel 34a richt het stelsel van intern onafhankelijk toezicht, bedoeld in artikel 22a van de wet, in overeenkomstig dit hoofdstuk.

Artikel 34c
  • 1. Het orgaan belast met het interne toezicht stelt een profielschets vast voor zijn omvang en samenstelling, waarbij ten minste rekening gehouden wordt met de aard van de accountantsorganisatie, haar activiteiten en de gewenste deskundigheid, ervaring en achtergrond van de leden.

  • 2. De leden van het orgaan belast met het interne toezicht:

    • a. zijn gedurende drie jaar voorafgaande aan de aanvaarding van hun functie niet werkzaam geweest voor of hebben geen deel uitgemaakt van de dagelijkse leiding of het bestuur van de accountantsorganisatie of het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel, bedoeld in artikel 22a, tweede lid, van de wet;

    • b. hebben in de drie aan de aanvaarding van de functie voorafgaande jaren geen stemrechten of financiële belangen in de accountantsorganisatie of het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel, bedoeld in artikel 22a, tweede lid van de wet, gehouden;

    • c. houden gedurende de periode dat zij lid zijn van het orgaan geen stemrechten of financiële belangen in de accountantsorganisatie of het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel, bedoeld in artikel 22a, tweede lid van de wet.

  • 3. De onderdelen a en b van het tweede lid zijn niet van toepassing op de persoon, bedoeld in artikel 22a, vijfde lid, van de wet.

  • 4. De taakverdeling binnen het orgaan belast met het interne toezicht en de werkwijze van het orgaan worden neergelegd in een reglement dat openbaar wordt gemaakt op de website van de accountantsorganisatie.

Artikel 34d

Benoeming van een persoon als lid van het orgaan belast met het interne toezicht geschiedt voor ten hoogste vier jaren. Herbenoeming kan eenmaal en voor ten hoogste vier jaren plaatsvinden.

Artikel 34e
  • 1. De hoogte en de samenstelling van de beloning van de personen die het dagelijks beleid bepalen van de accountantsorganisatie en, indien het stelsel van intern onafhankelijk toezicht overeenkomstig artikel 22a, tweede lid, van de wet is ingericht, van het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel, bedoeld in artikel 22a, tweede lid, van de wet, wordt vastgesteld door het orgaan belast met het interne toezicht.

  • 2. Het orgaan belast met het interne toezicht doet een voorstel voor het beloningsbeleid voor de personen die het dagelijks beleid bepalen van de accountantsorganisatie en, indien het stelsel van intern onafhankelijk toezicht overeenkomstig artikel 22a, tweede lid, van de wet is ingericht, van het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel, bedoeld in artikel 22a, tweede lid, van de wet.

  • 3. Aan de goedkeuring van het orgaan belast met het interne toezicht zijn ten minste onderworpen besluiten van personen die het dagelijks beleid bepalen van de accountantsorganisatie, of van het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel, bedoeld in artikel 22a, tweede lid, van de wet omtrent:

    • a. het beleid ten aanzien van het stelsel van kwaliteitsbeheersing, bedoeld in artikel 8, eerste lid;

    • b. de benoeming, schorsing en het ontslag van bij de accountantsorganisatie werkzame externe accountants;

    • c. de benoeming, schorsing, beoordeling en het ontslag van de persoon, bedoeld in artikel 23, eerste lid;

    • d. de jaarlijkse begroting van de accountantsorganisatie.

  • 4. Het ontbreken van de goedkeuring van het orgaan belast met het interne toezicht op een besluit als bedoeld in het derde lid tast de vertegenwoordigingsbevoegdheid niet aan van personen die het dagelijks beleid bepalen van de accountantsorganisatie, of van het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel, bedoeld in artikel 22a, tweede lid, van de wet.

Artikel 34f
  • 1. Bij de vervulling van hun taak richten de leden van het orgaan belast met het interne toezicht zich naar het belang van de accountantsorganisatie en de met haar verbonden onderneming en het publieke belang om de kwaliteit van wettelijke controles te borgen.

  • 2. Indien het stelsel van intern onafhankelijk toezicht overeenkomstig artikel 22a, tweede lid, van de wet is ingericht, richten de leden van het orgaan belast met het interne toezicht zich bij de vervulling van hun taak mede naar het belang van de accountantsorganisatie, de met haar verbonden onderneming en het publieke belang om de kwaliteit van wettelijke controles te borgen.

  • 3. Een lid van het orgaan belast met het interne toezicht neemt niet deel aan de beraadslaging en de besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 34g
  • 1. De personen die het dagelijks beleid van de accountantsorganisatie bepalen, en, indien van toepassing, de personen die het dagelijks beleid bepalen van het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel, bedoeld in artikel 22a, tweede lid, van de wet, verschaffen het orgaan belast met het interne toezicht tijdig alle voor de uitoefening van diens taken en bevoegdheden noodzakelijke gegevens.

  • 2. De personen, bedoeld in het eerste lid, verstrekken in ieder geval gegevens met betrekking tot:

    • a. de werking van het beleid van de accountantsorganisatie ten aanzien van het stelsel van kwaliteitsbeheersing, bedoeld in artikel 8, eerste lid;

    • b. de hoofdlijnen van het strategisch beleid van de accountantsorganisatie in Nederland;

    • c. de algemene en financiële risico’s met betrekking tot de accountantsorganisatie;

    • d. het beheers- en controlesysteem van de accountantsorganisatie;

    • e. incidenten betreffende de accountantsorganisatie als bedoeld in artikel 32, tweede lid;

    • f. klachten tegen medewerkers van de accountantsorganisatie ingevolge artikel 22 van de Wet tuchtrechtspraak accountants;

    • g. de bevindingen en conclusies van onderzoeken naar de accountantsorganisatie verricht door de Autoriteit Financiële Markten;

    • h. voornemens van de Autoriteit Financiële Markten om maatregelen te treffen tegen de accountantsorganisatie;

    • i. handhavingsbesluiten van de Autoriteit Financiële Markten tegen de accountantsorganisatie.

  • 3. De accountantsorganisatie zorgt ervoor dat haar medewerkers en haar externe adviseurs gegevens verstrekken aan het orgaan belast met het interne toezicht, indien het orgaan om deze gegevens verzoekt.

Artikel 34h
  • 1. Het orgaan belast met het interne toezicht voert ten minste eenmaal per jaar een evaluatie uit. Deze evaluatie vindt plaats buiten de aanwezigheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen van de accountantsorganisatie en, indien van toepassing, de personen die het dagelijks beleid bepalen van het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel, bedoeld in artikel 22a, tweede lid, van de wet.

  • 2. De evaluatie omvat ten minste:

    • a. het functioneren van het orgaan en van de individuele leden;

    • b. zaken die zich in de praktijk hebben voorgedaan waaruit lessen kunnen worden getrokken;

    • c. het gewenste profiel, de samenstelling en de competenties van het orgaan; en

    • d. het functioneren van de personen die het dagelijks beleid bepalen, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 34i
  • 1. Het orgaan belast met het interne toezicht stelt jaarlijks een verslag op. Dit verslag wordt, tegelijk met de publicatie van het transparantieverslag, bedoeld in artikel 13 van de EU-verordening, geplaatst op de website van de accountantsorganisatie.

  • 2. Het verslag bevat ten minste de volgende informatie:

    • a. hoe het orgaan zijn rol heeft ingevuld op alle aan het orgaan toegewezen taken en bevoegdheden;

    • b. het aanwezigheidspercentage van de individuele leden van het orgaan belast met het interne toezicht bij vergaderingen van het orgaan;

    • c. wat de belangrijkste inhoudelijke bevindingen, discussies en besluitvorming van het orgaan zijn;

    • d. op welke wijze de evaluatie, bedoeld in artikel 34h, heeft plaatsgevonden en op welke wijze opvolging wordt gegeven aan de conclusies van de evaluatie.

G

Aan artikel 38a, eerste lid, onderdeel a, wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:

  • 11°. aan het orgaan belast met het interne toezicht, bedoeld in artikel 22a, derde lid, van de wet;.

H

Aan artikel 38b wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Een externe accountant verstrekt geen vertrouwelijke gegevens of inlichtingen aan toezichthoudende instanties.

ARTIKEL II

Het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. «16a» wordt vervangen door: 16b.

2. «20, eerste en derde lid» wordt vervangen door: 20, eerste, derde en vijfde lid.

3. In de numerieke volgorde worden de volgende artikelen met bijbehorende boetecategorienummers ingevoegd:

14a

3

22a, eerste lid

3

22a, tweede tot en met het zevende en negende lid

2

48a, zevende en achtste lid

2

B

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. Bij artikelnummer 5 wordt de bijbehorende boetecategorie «1» vervangen door: 2.

2. In de opsomming van artikelen wordt «13, eerste lid» vervangen door: 13. Voorts vervalt in de opsomming «13, tweede lid» met bijbehorend boetecategorienummer.

3. In de numerieke volgorde worden de volgende artikelen met bijbehorende boetecategorienummers ingevoegd:

31a

2

34b

2

34d

2

ARTIKEL III

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL IV

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanvullende maatregelen accountantsorganisaties.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 19 juni 2018

Willem-Alexander

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

Uitgegeven de zesentwintigste juni 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

§ 1. Inleiding

Mede naar aanleiding van diverse incidenten en bevindingen van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) ten aanzien van de kwaliteit van de wettelijke controles door accountantsorganisaties heeft de Tweede Kamer de regering verzocht met de sector in gesprek te gaan met als doel deze zelf met voorstellen te laten komen ter verbetering van de kwaliteit van de wettelijke controles (motie Nijboer, Kamerstukken II 2013/14, 32 681, nr. 9). Naar aanleiding van de motie Nijboer is in september 2014 het rapport van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) ter verbetering van de kwaliteit en de onafhankelijkheid van de accountantscontrole verschenen (hierna ook: het NBA-rapport «In het publiek belang»).1 De Minister van Financiën heeft bij brief van 25 september 2014 aangekondigd dat hij voornemens is om, mede gelet op de ernst van de bevindingen van de AFM in het rapport van 25 september 2014, aanvullende wettelijke maatregelen te nemen. In het wetsvoorstel aanvullende maatregelen accountantsorganisaties wordt uitvoering gegeven aan dit voornemen.2 De maatregelen in dat wetsvoorstel zien met name op de governance van accountantsorganisaties en de nieuwe bevoegdheden voor de AFM en beogen de kwaliteit van de accountantscontroles te verbeteren.

Het maatschappelijk belang van goed uitgevoerde wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang (oob’s) wordt dermate groot geacht dat een wettelijk verplicht stelsel van onafhankelijk intern toezicht, dat voldoet aan een aantal duidelijk omschreven vereisten, noodzakelijk is voor accountantsorganisaties die wettelijke controles bij oob’s verrichten. Hiertoe is in het wetsvoorstel aanvullende maatregelen accountantsorganisaties voorzien in de verplichting voor accountantsorganisaties die een vergunning hebben voor het verrichten van wettelijke controles bij oob’s om over een stelsel van onafhankelijk intern toezicht te beschikken. Onafhankelijk intern toezicht op de accountantsorganisatie biedt meer waarborgen voor een langetermijnbeleid van de accountantsorganisatie dat gericht is op het effectief doorvoeren van noodzakelijke cultuurveranderingen en op kernkwaliteiten als integriteit, onafhankelijkheid en vakbekwaamheid. Hierdoor zal naar verwachting ook de kwaliteit van de wettelijke controle van oob’s verbeteren. De governance van deze accountantsorganisaties wordt verder versterkt door de introductie van een geschiktheidseis voor natuurlijke personen die het dagelijks beleid bepalen van de accountantsorganisatie en van het binnen het netwerk hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel met zetel in Nederland dat invloed uitoefent op het beleid van de accountantsorganisatie en de personen die belast zijn met het interne toezicht. De AFM is bevoegd deze geschiktheid te toetsen. In het onderhavige besluit worden nadere regels gesteld ten aanzien van het orgaan belast met het interne toezicht en de geschiktheidseis. Het onderhavige besluit heeft gevolgen voor accountantsorganisaties en externe accountants. Een ontwerp van het besluit is per brief d.d. 20 november 2017 voorgehangen bij het parlement.3 Met de Tweede Kamer is een schriftelijk overleg gevoerd over het ontwerpbesluit.4 De voorhang heeft niet geleid tot wijziging van het ontwerpbesluit.

§ 2. Inhoud besluit

2a. Stelsel van onafhankelijk intern toezicht

De verplichting voor accountantsorganisaties om over een stelsel van onafhankelijk intern toezicht te beschikken is opgenomen in een nieuw artikel 22a van de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta). Op grond van dit artikel dient elke oob-accountantsorganisatie te beschikken over een stelsel van onafhankelijk intern toezicht dat zich richt op het beleid en de algemene gang van zaken van de accountantsorganisatie. Het stelsel van intern toezicht dient te voldoen aan een aantal randvoorwaarden. Het stelsel omvat ten minste een orgaan belast met het interne toezicht. Indien de accountantsorganisatie onderdeel is van een netwerk, dient het stelsel van intern toezicht bovendien zodanig te worden ingericht dat het toezicht ook betrekking heeft op het binnen het netwerk hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel met zetel in Nederland dat invloed uitoefent op het beleid van de accountantsorganisatie. Een aantal belangrijke taken en bevoegdheden van het orgaan is opgenomen op wetsniveau, waaronder het houden van toezicht op het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantsorganisatie. De leden van het orgaan oefenen naar eigen inzicht, zelfstandig en op onafhankelijke wijze hun taken en bevoegdheden uit. Daarnaast stellen het vierde en vijfde lid van artikel 22a Wta eisen aan de onafhankelijkheid van de leden van het orgaan belast met het interne toezicht en dienen de leden ingevolge artikel 16, vijfde lid, Wta geschikt te zijn in verband met de uitoefening van het interne toezicht. Ook wordt in artikel 16a Wta geregeld dat de dagelijks beleidsbepalers van oob-accountantsorganisaties geen andere werkzaamheden mogen verrichten dan die van dagelijks beleidsbepaler van de accountantsorganisatie, tenzij hiervoor voorafgaande goedkeuring is verleend door het orgaan belast met het interne toezicht.

In het zevende lid, onderdeel d, en negende lid van artikel 22a Wta zijn grondslagen opgenomen om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen aan het stelsel van intern onafhankelijk toezicht. In dit besluit wordt gebruik gemaakt van deze grondslag. De regels in dit besluit hebben betrekking op aanvullende bevoegdheden en taken van het orgaan, de inrichting van het stelsel van intern onafhankelijk toezicht, de in dat verband aan de onafhankelijkheid van de leden van het orgaan te stellen eisen en de onderwerpen waarover het orgaan dient te worden geïnformeerd. Ten aanzien van de onafhankelijkheid van de leden van het orgaan belast met het interne toezicht bevat het besluit het vereiste dat de leden ook in de aan de benoeming voorafgaande periode van drie jaren niet werkzaam mogen zijn geweest bij de accountantsorganisatie of stemrechten of andere financiële belangen mogen houden of hebben gehouden in de accountantsorganisatie in dezelfde aan de benoemingstermijn voorafgaande periode. Het orgaan dient bovendien een reglement op te stellen ten aanzien van de taakverdeling en werkwijze en een profielschets voor zijn omvang en samenstelling. Het besluit bevat ook regels ten aanzien van de benoemingstermijn van de leden van het orgaan belast met het interne toezicht. Ten aanzien van de taken en bevoegdheden van het orgaan is een aanvullende taak opgenomen ten aanzien van het vaststellen van de hoogte en de samenstelling van de beloning van de personen die het dagelijks beleid bepalen van de accountantsorganisatie en, indien het stelsel van intern onafhankelijk toezicht overeenkomstig artikel 22a, tweede lid, Wta is ingericht, van de beloning van de dagelijks beleidsbepalers van het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel met zetel in Nederland dat invloed uitoefent op het beleid van de accountantsorganisatie. Tevens worden verschillende besluiten van de accountantsorganisatie die van invloed kunnen zijn op het kwaliteitsbeleid onderworpen aan de goedkeuring van het orgaan. Ook bevat het besluit voorschriften omtrent de omgang met tegenstrijdige belangen. Om de taken en bevoegdheden naar behoren uit te kunnen voeren en oefenen dienen de dagelijks beleidsbepalers alle hiervoor noodzakelijke gegevens te verschaffen aan het orgaan en dient de accountantsorganisatie ervoor te zorgen dat haar medewerkers en externe adviseurs gegevens aan het orgaan belast met het interne toezicht verstrekken, indien het orgaan om deze gegevens verzoekt. Om het lerend vermogen van het orgaan te versterken dient het orgaan een jaarlijkse evaluatie uit te voeren naar onder meer haar eigen functioneren, het functioneren van de personen die het dagelijks beleid bepalen van de accountantsorganisatie en indien van toepassing van het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel, bedoeld in artikel 22a, tweede lid, Wta, en zaken die zich in de praktijk hebben voorgedaan waaruit lessen kunnen worden getrokken. Ook dient het orgaan belast met het interne toezicht jaarlijks een verslag openbaar te maken, waarin onder meer aandacht wordt besteed de wijze waarop het orgaan zijn rol heeft ingevuld op alle aan het orgaan toegewezen taken en bevoegdheden, de belangrijkste bevindingen, discussies en besluitvorming van het orgaan en de wijze waarop opvolging wordt gegeven aan de conclusies van de jaarlijkse evaluatie.

In dit besluit worden voorschriften vastgelegd voor het orgaan belast met het interne toezicht, vanuit het oogpunt dat deze taken en bevoegdheden bijdragen aan het toezien op de kwaliteit van de wettelijke controle. Daarnaast kan een accountantsorganisatie aanvullende taken en bevoegdheden aan het orgaan toekennen, ter verdere versterking van de governance binnen de accountantsorganisatie. Voor sommige onderdelen is aansluiting gezocht bij Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; andere onderdelen zijn geïnspireerd op de Nederlandse corporate governance code voor beursvennootschappen.

2b. Geschiktheidstoets dagelijks beleidsbepalers en toezichthouders bij een accountantsorganisatie die een vergunning heeft om wettelijke controles bij oob’s te verrichten

Ter versterking van de governance van accountantsorganisaties die een vergunning hebben om wettelijke controles bij oob’s te verrichten wordt in het wetsvoorstel aanvullende maatregelen accountantsorganisaties in artikel 16 een geschiktheidseis geïntroduceerd voor dagelijks beleidsbepalers en voor leden van het orgaan belast met het interne toezicht. Het betreft dagelijks beleidsbepalers van de accountantsorganisatie, de dagelijks beleidsbepalers van het binnen het netwerk hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel met zetel in Nederland dat invloed uitoefent op het beleid van de accountantsorganisatie, en de personen die belast zijn met het interne toezicht.

Het is van belang dat een accountantsorganisatie wordt aangestuurd door personen die beschikken over de juiste kennis, vaardigheden en competenties voor een dagelijks beleidsbepaler of interne toezichthouder. Hiermee wordt gewaarborgd dat de bestuurders en het bestuur als geheel de juiste prioriteiten stellen, ter zake kundig zijn en elkaar aanvullen, zodat alle voor een bestuur noodzakelijke competenties en vaardigheden aanwezig zijn. Hetzelfde geldt voor het orgaan belast met het interne toezicht binnen de oob-accountantsorganisatie, dat in het wetsvoorstel verplicht wordt gesteld.

De geschiktheid van (kandidaat) dagelijks beleidsbepalers en personen belast met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de oob-accountantsorganisatie zal, voordat zij die functie mogen vervullen, worden getoetst door de AFM. In het gewijzigde artikel 5 Bta is expliciet geregeld dat niet mag worden overgegaan tot benoeming van een persoon dan nadat de AFM heeft vastgesteld dat deze persoon geschikt is.

§ 3. Effecten bedrijfsleven; administratieve lasten en nalevingskosten

In deze paragraaf worden de administratieve lasten en de nalevingskosten voor het bedrijfsleven beschreven als gevolg van dit besluit. Voor de berekening van de gevolgen voor het bedrijfsleven is aangesloten bij Handboek meting regeldruk voor het definiëren en meten van administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Voor de berekening van de nalevingkosten is gebruik gemaakt van de handleiding Meten inhoudelijke nalevingskosten bestaande regelgeving.

Administratieve lasten zijn de kosten voor het bedrijfsleven, in dit geval met name accountantsorganisaties, om te voldoen aan de informatieverplichtingen voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Het gaat hierbij alleen om informatieverplichtingen aan de overheid. Informatieverplichtingen aan derden worden bij de toetsing van regeldruk beschouwd als inhoudelijke nalevingskosten. Inhoudelijke nalevingskosten zijn de kosten die bedrijven, zoals bijvoorbeeld accountantsorganisaties en controlecliënten, moeten maken voor het naleven van inhoudelijke verplichtingen. Inhoudelijke verplichtingen zijn alle wettelijke verplichtingen van het bedrijfsleven om direct te voldoen aan normen, standaarden, gedragscodes en alle overige eisen gericht op het borgen van publieke doelen. De invoering van de verplichtingen in dit besluit zal leiden tot initiële lasten en structurele effecten voor het bedrijfsleven. Uit het besluit vloeien alleen nalevingskosten, en geen administratieve lasten, voort.

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel aanvullende maatregelen is reeds een berekening van de administratieve lasten en nalevingskosten opgenomen, die verband houden met de introductie van de geschiktheidseis en het stelsel van intern onafhankelijk toezicht.5 Dit besluit leidt enkel tot aanvullende nalevingskosten voor wat betreft het stelsel van intern onafhankelijk toezicht.

Initiële effecten bedrijfsleven

In Nederland zijn er momenteel 10 accountantsorganisaties die beschikken over een vergunning om wettelijke controles uit te voeren bij oob’s en derhalve verplicht zijn een stelsel van intern onafhankelijk toezicht in te richten. In het besluit wordt het orgaan belast met het interne toezicht verplicht een profielschets op te stellen voor de omvang en samenstelling van het orgaan belast met het interne toezicht en een reglement ten aanzien van de taakverdeling binnen het orgaan en de werkwijze van het orgaan. Ervan uitgaande dat een medewerker ongeveer tachtig uur besteedt aan deze documenten tegen een uurtarief van € 60,– en de leden van het orgaan veertig uur hieraan besteden tegen een uurtarief van € 91,– worden de kosten per accountantsorganisatie in verband met de profielschets en het reglement geschat op (80 x € 60,– + 40 x € 91,–)=€ 8.440,–.

De totale aanvullende initiële kosten in verband met de invoering van een orgaan belast met het interne toezicht worden daarmee geschat op 10 x € 8.440,–= € 84.400,–.

Structurele effecten bedrijfsleven

De invoering van een stelsel van onafhankelijk intern toezicht zal ook tot aanvullende jaarlijkse nalevingskosten leiden. Dit besluit verplicht het orgaan belast met het interne toezicht, jaarlijks een verslag openbaar te maken over het functioneren. Ervan uitgaande dat een medewerker ongeveer twintig uur besteedt aan dit verslag tegen een uurtarief van € 60,– en de leden van het orgaan dertig uur hieraan besteden tegen een uurtarief van € 91,– worden de kosten in verband met het verslag geschat op 10 x (20 x € 60,– + 30 x € 91,–)= € 39.300,–.

§ 4. Toezichtkosten

In het hoofdstuk toezichtkosten in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel aanvullende maatregelen accountantsorganisaties zijn alle toezichtkosten die samenhangen met dit wetsvoorstel meegenomen.6 De daarin genoemde toezichtkosten hebben dus ook betrekking op de toezichtskosten die door dit besluit worden veroorzaakt.

§ 5. Internetconsultatie

Een voorontwerp van het besluit is op 11 april 2017 voor vier weken ter consultatie aangeboden op www.internetconsultatie.nl. De volgende partijen hebben een schriftelijke reactie gegeven op het gepubliceerde voorontwerp: de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA), KPMG NV (KPMG), Eumedion, Deloitte Accountants B.V. (Deloitte), de AFM, en de Vereniging VEB NCVB (VEB). Bij de consultatie van het wetsvoorstel aanvullende maatregelen accountantsorganisaties hebben enkele partijen in hun consultatiereacties opmerkingen gemaakt, die zagen op de uitwerking van normen in dit besluit. Op deze opmerkingen wordt tevens ingegaan in deze paragraaf.

De AFM heeft aandacht gevraagd voor de normadressant van de regels ten aanzien van het stelsel van intern onafhankelijk toezicht. In dit besluit worden een aantal verplichtingen opgenomen voor het orgaan belast met het interne toezicht. Het is de verantwoordelijkheid van de accountantsorganisatie dat het stelsel van intern onafhankelijk toezicht waarvan het orgaan belast met het interne toezicht deel uitmaakt conform de bepalingen in hoofdstuk 7a wordt ingericht. Gelet hierop is een nieuw artikel 34b ingevoegd.

De VEB, NBA en de AFM hebben gepleit voor aanpassing van artikel 34f. In het ontwerpbesluit was opgenomen dat de leden van het orgaan belast met het interne toezicht zich bij de vervulling van hun taak richten naar het belang van de accountantsorganisatie en de met haar verbonden onderneming, met inachtneming van het publieke belang om de kwaliteit van wettelijke controles te borgen. De VEB heeft aangegeven dat het primaat hierdoor ten onrechte bij het belang van de accountantsorganisatie wordt gelegd, in plaats van bij het publieke belang. De AFM heeft nadien nog aangegeven dat de gekozen formulering ten onrechte de indruk kan wekken dat het publiek belang niet altijd centraal moet worden gesteld. De NBA heeft erop gewezen dat wanneer het stelsel van intern onafhankelijk toezicht is ingesteld op het niveau van het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel, het orgaan belast met het interne toezicht niet alleen het belang van de accountantsorganisatie dient, maar eigen belangen en stakeholders heeft, omdat het bijvoorbeeld ook beleid voert ten aanzien van andere netwerkonderdelen waarin fiscale advisering en consultancywerkzaamheden plaatsvinden.

De meerderheid van de accountantsorganisaties heeft de rechtsvorm van een naamloze of besloten vennootschap. In het geval van een NV of BV is het orgaan belast met het interne toezicht de raad van commissarissen in de zin van het BW. De regels in de Wta ten aanzien van het orgaan belast met het interne toezicht gelden dan in aanvulling op de regels voor de raad van commissarissen in het BW. Gelet hierop is voor de belangenafweging in artikel 34f aangesloten bij de artikelen 2:140 en 2:250 BW. Voor zover accountantsorganisaties wettelijke controles verrichten dienen zij ook een publiek belang. Gelet op deze bijzondere positie is in aanvulling op de taakomschrijving voor raden van commissarissen in het BW voor organen belast met het interne toezicht bij accountantsorganisaties in de belangenafweging een expliciete plaats gegeven aan publieke belang om de kwaliteit van wettelijke controles te borgen. Dit publieke belang dient nadrukkelijk in acht te worden genomen door het orgaan belast met het interne toezicht. De formulering van artikel 34f is aangepast naar aanleiding van de consultatiereacties. Het orgaan belast met interne toezicht dient zich te richten naar het belang van de accountantsorganisatie en het publieke belang om de kwaliteit van wettelijke controles te borgen. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat het publieke belang niet ondergeschikt is aan het belang van de accountantsorganisatie.

Naar aanleiding van de consultatiereactie van de NBA is een tweede lid ingevoegd voor de situatie dat het stelsel van intern onafhankelijk toezicht is ingericht op het niveau van het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel. In dat geval kunnen onder het betreffende hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel ook andere netwerkonderdelen opereren, met wiens belangen het orgaan tevens rekening dient te houden. In dat geval zal het orgaan belast met interne toezicht, zich mede dienen te richten naar het belang van de accountantsorganisatie. Ook dan blijft het publieke belang om de kwaliteit van wettelijke controles te borgen een belangrijk belang waarnaar het orgaan zich dient te richten.

De AFM heeft aangegeven dat de instemming van het orgaan belast met het interne toezicht met het beloningsbeleid voor de medewerkers van de accountantsorganisatie kan vervallen, aangezien dit beleid reeds deel uitmaakt van het beleid ten aanzien van het stelsel van kwaliteitsbeheersing. Naar aanleiding hiervan is de aparte instemming met het beloningsbeleid voor medewerkers van de accountantsorganisatie geschrapt en is in de nota van toelichting verduidelijkt dat de instemming van het orgaan belast met het interne toezicht met het beleid ten aanzien van het stelsel van kwaliteitsbeheersing mede de instemming met het beloningsbeleid, bedoeld in artikel 18b Wta, omvat.

Eumedion heeft om een verduidelijking gevraagd hoe de beloningsregels moeten worden toegepast, meer in het bijzonder of een bij de dochter ingesteld orgaan de hoogte van de beloning van het bestuur van de moeder dient vast te stellen. Dit is niet het geval. Als een oob-accountantsorganisatie bijvoorbeeld deel uitmaakt van een groepsstructuur, waarbij boven de vergunninghoudende accountantsorganisatie een hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel hangt met zetel in Nederland die tevens (ten dele) het beleid bepaalt van de accountantsorganisatie, zal het stelsel moeten worden ingesteld op het niveau van het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel en mede betrekking hebben op de accountantsorganisatie. De op het niveau van het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel ingerichte orgaan zal de beloning dienen vast te stellen van de dagelijks beleidsbepalers van het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel.

De AFM verzoekt om het ontslag van leden van het orgaan belast met het interne toezicht te verduidelijken. Het wetsvoorstel aanvullende maatregelen accountantsorganisaties en dit besluit bevatten geen regeling omtrent het ontslag van leden van het orgaan belast met het interne toezicht. Wie bevoegd is tot ontslag van de leden van het orgaan belast met het interne toezicht zal worden bepaald overeenkomstig het toepasselijke recht gelet op de rechtsvorm van de betreffende accountantsorganisatie.

De AFM, Eumedion en de VEB hebben verzocht om de goedkeuringsbevoegdheid in artikel 34e, derde lid, van het orgaan belast met interne toezicht ten aanzien van besluiten uit te breiden. Eumedion heeft gevraagd waarom niet is aangesloten bij de in het BW opgenomen opsomming van bestuursbesluiten die bij structuurvennootschappen moeten worden goedgekeurd door de raad van commissarissen. De AFM heeft specifiek verzocht het orgaan ook in te laten stemmen met besluiten ten aanzien van het aangaan of verbreken van een duurzame samenwerking, indien de samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is voor de accountantsorganisatie.

De meerderheid van de accountantsorganisaties heeft de rechtsvorm van een naamloze of besloten vennootschap. In het geval van een NV of BV is het orgaan belast met het interne toezicht de raad van commissarissen in de zin van het BW. De regels in de Wta ten aanzien van het orgaan belast met het interne toezicht gelden dan in aanvulling op de regels voor de raad van commissarissen in het BW. Indien de desbetreffende accountantsorganisatie tevens onder het structuurregime valt (afdeling 2 van titel 3 wat betreft de coöperatie, afdeling 6 van titel 4 voor de NV en afdeling 6 van titel 5 voor de BV, Boek 2 BW), zal het orgaan belast met het interne toezicht de taken en bevoegdheden vervat in artikel 22a verkrijgen naast de taken en bevoegdheden op basis van het structuurregime. In dat geval zal het orgaan belast met het interne toezicht dus ook goedkeuring dienen te verlenen aan de bestuursbesluiten die zijn opgenomen in de artikelen 2:164 en 2:274 BW, waaronder een bestuursbesluit ten aanzien van het aangaan of verbreken van een duurzame samenwerking, indien de samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is voor de accountantsorganisatie. Bovendien zijn in dit besluit voornamelijk taken en bevoegdheden aan het orgaan toegekend vanuit het oogpunt dat zij bijdragen aan het toezien op de kwaliteit van de wettelijke controle. De besluiten die in de betreffende bepalingen van het BW zijn opgenomen houden hiermee minder rechtstreeks verband.

In artikel 34e, derde lid, onderdeel b, is geregeld dat het orgaan belast met het interne toezicht goedkeuring dient te verlenen aan besluiten van dagelijks beleidsbepalers ten aanzien van de benoeming, schorsing en het ontslag van bij de accountantsorganisatie werkzame externe accountants. De VEB heeft verzocht om deze bevoegdheid uit te breiden naar alle partners binnen de controlepraktijk. Zoals ook in de artikelsgewijze toelichting is aangegeven is gelet op het feit dat de Wta en het Bta normen stellen ten aanzien van accountantsorganisaties en externe accountants de goedkeuring in dit besluit beperkt tot externe accountants. In maatregel 2.3 van het NBA-rapport «In het Publiek belang» is opgenomen dat het orgaan goedkeuring dient te verlenen aan de benoeming en ontslag van partners binnen de controlepraktijk. Accountantsorganisaties dienen de reikwijdte van deze goedkeuringsbevoegdheid zelf uit te breiden naar alle partners binnen de controlepraktijk om de bevoegdheden van het orgaan in overeenstemming te laten zijn met het NBA-rapport «In het publiek belang» op dit punt.

Ten aanzien van dezelfde bepaling heeft de NBA verzocht de goedkeuring te beperken tot het benoemingsbeleid en het orgaan geen taak te geven ten aanzien van de inhoudelijke keuzes die op persoonsniveau zijn gemaakt. De bevoegdheid in artikel 34e, derde lid, onderdeel is echter in lijn met maatregel 2.3 in het NBA-rapport, waarin de bevoegdheid niet beperkt is tot het benoemingsbeleid.

In het kader van artikel 34g heeft de VEB opgemerkt dat de leden van het orgaan belast met het interne toezicht niet enkel mogen afgaan op de informatie die zij verkrijgen van de dagelijks beleidsbepalers van de accountantsorganisatie en, indien van toepassing, van de dagelijks beleidsbepalers van het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel. Zoals in de artikelsgewijze toelichting is aangegeven heeft het orgaan een eigen verantwoordelijkheid om na te gaan of de informatieplicht wordt nagekomen en eisen te stellen aan de kwaliteit van de informatie. In de toelichting is verduidelijkt dat van leden van het orgaan belast met het interne toezicht ook verwacht mag worden dat zij zelf vragen naar de voor hen relevante informatie in verband met de uitoefening van hun taken en daarover zo nodig ook vragen stellen.

Ten aanzien van de inhoud van het verslag van het orgaan belast met het interne toezicht heeft Eumedion aanbevolen dat in het verslag ook moet worden ingegaan op de mate van aanwezigheid van de individuele leden van het orgaan belast met het interne toezicht bij de vergadering van het orgaan. Deze informatie kan er aan bijdragen dat beleggers zich een oordeel kunnen vormen over de tijdsbesteding van de leden. Naar aanleiding hiervan is deze informatie opgenomen in het tweede lid van artikel 34i. De NBA heeft er voor gepleit dat in het verslag van het orgaan belast met het interne toezicht minder specifiek hoeft te worden gerapporteerd over de belangrijkste inhoudelijke bevindingen, discussies en besluitvorming van het orgaan, aangezien dit gevoelige zaken kunnen betreffen. Gelet op het feit dat het orgaan belast met het interne toezicht bij accountantsorganisaties een bijzondere taak heeft voor wat betreft het borgen van het publieke belang past het ook dat in het verslag verantwoording wordt afgelegd aan het publiek over de belangrijkste inhoudelijke bevindingen, discussies en besluitvorming van het orgaan. Ook in het NBA-rapport «In het publiek belang» is in maatregel 2.6 opgenomen dat het orgaan een uitgebreid verslag dient uit te brengen, waarin wordt uiteengezet hoe het orgaan haar rol heeft ingevuld op ieder van de toegewezen taken en verantwoordelijkheden, welke procedures zijn gevolgd en wat de belangrijkste inhoudelijke bevindingen, discussies en beslissingen van het orgaan zijn.

Eumedion heeft ervoor gepleit dat in het besluit wordt geregeld wie bevoegd is tot het vaststellen van het beloningsbeleid. Wie bevoegd is tot het vaststellen van het beloningsbeleid wordt echter bepaald overeenkomstig het toepasselijke recht gelet op de rechtsvorm van de betreffende accountantsorganisatie. Dit is verduidelijkt in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 34e.

Eumedion vraagt zich daarnaast af waarom ten aanzien van de onafhankelijkheidseisen aan de leden van het orgaan belast met het interne toezicht niet is aangesloten bij de onafhankelijkheidscriteria uit de Nederlandse corporate governance code. Deloitte heeft in haar consultatiereactie bij het wetsvoorstel aanvullende maatregelen accountantsorganisaties ervoor gepleit om meer interne leden toe te staan, zolang het stelsel als geheel onafhankelijk toezicht waarborgt. Er is voor gekozen in artikel 22a, vierde lid, Wta en artikel 34c algemene eisen te stellen aan de onafhankelijkheid van de leden van het orgaan belast met het interne toezicht. Op grond van de eisen in artikel 22a Wta mogen geen interne leden deel uitmaken van het orgaan belast met het interne toezicht. De accountantsorganisatie zal zelf invulling moeten geven aan deze voorschriften. Zo kunnen in het profiel voor de leden van het orgaan eisen worden opgenomen die de onafhankelijkheid waarborgen. In de maatregelen in het NBA-rapport «In het publiek belang» is opgenomen dat voor de samenstelling (waaronder onafhankelijkheid) van het orgaan de principebepaling III.2 van de Nederlandse corporate governance code zal gelden (dit betreft principe 2.1.7 en 2.1.8 van de herziene corporate governance code uit 2016). In de praktijk zullen oob-accountantsorganisaties ten aanzien van de onafhankelijkheid van (de leden van) het orgaan belast met het interne toezicht dus zowel dienen te voldoen aan de voorschriften in de Wta en het Bta als de betreffende principes in de code in acht dienen te nemen, nu zij zich gecommitteerd hebben aan de implementatie van de maatregelen in het NBA-rapport.

In het geconsulteerde besluit was voorzien in de omzetting van de Verordening accountantsorganisaties (VAO) van de NBA naar bepalingen in het Bta. Achtergrond van deze wijziging was de overlap tussen de VAO en het Bta die op een aantal onderwerpen beide een regeling bevatten. Naar aanleiding van de consultatie is besloten de omzetting uit te stellen. Reden hiervoor is dat de omzetting van de artikelen 21 en 22 van de VAO nadere beschouwing vergt over de vraag in welke gevallen en onder welke voorwaarden een controleopdracht kan worden gecontinueerd als een accountantsorganisatie in het betreffende boekjaar een overtreding van de onafhankelijkheidsregels heeft begaan. In een aantal consultatiereacties vanuit de accountancysector is aangegeven dat de regeling die hiervoor in artikel 13 van het Bta was opgenomen, ontoereikend is.

In een paar consultatiereacties wordt aandacht gevraagd voor onderwerpen die niet worden bestreken door dit besluit. Deze opmerkingen zullen worden meegenomen bij de belangenafweging van de betreffende beleids- en wetgevingsgebieden.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

Het opschrift van hoofdstuk 4 Bta wordt aangepast in verband met de introductie van de geschiktheidseis in het wetsvoorstel aanvullende maatregelen, waarin tevens een grondslag is opgenomen in artikel 16, zesde lid, Wta om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels te kunnen stellen voor daarbij te volgen procedures en te verstrekken gegevens, alsmede regels ten aanzien van de voorwaarden waaronder de wijzigingen van personen die onderworpen zijn aan een geschiktheidstoets door de AFM ten uitvoer mogen worden gelegd.

B

Met dit onderdeel worden aan artikel 5 Bta drie leden toegevoegd, waarin regels worden uitgewerkt omtrent de toetsing van geschiktheid van (kandidaat) dagelijks beleidsbepalers en personen die belast zijn met het intern toezicht.

In het zesde lid van artikel 16 Wta is geregeld dat een accountantsorganisatie met een vergunning die mede strekt tot het verrichten van wettelijke controles bij oob’s wijzigingen meldt aan de AFM ten aanzien van dagelijks beleidsbepalers van de accountantsorganisatie en van het binnen het netwerk hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel met zetel in Nederland dat invloed uitoefent op het beleid van de accountantsorganisatie, en personen die belast zijn met het interne toezicht. Op grond van datzelfde lid kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld ten aanzien van de daarbij te volgen procedures en te verstrekken gegevens, alsmede regels ten aanzien van de voorwaarden waaronder de wijzigingen ten uitvoer mogen worden gelegd.

Het nieuwe tweede, derde en vierde lid van artikel 5 regelen dat accountantsorganisaties, of indien van toepassing het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel, niet mogen overgaan tot benoeming van een (kandidaat) dagelijks beleidsbepaler of persoon belast met het intern toezicht dan nadat de AFM de geschiktheid van de betreffende persoon heeft vastgesteld.

Volledigheidshalve wordt er hier op gewezen dat het wetsvoorstel in artikel VI voorziet in een overgangsregeling voor zittende dagelijks beleidsbepalers en personen belast met het intern toezicht. Voor hen geldt dat dagelijks beleidsbepalers in beginsel tot twaalf maanden na inwerkingtreding van het wetsvoorstel geschikt geacht worden voor de uitoefening van hun functie. Zittende personen belast met het interne toezicht worden in beginsel tot achttien maanden na inwerkingtreding van het wetsvoorstel geacht geschikt te zijn.

C

Het nieuwe derde lid van artikel 13 bevat een verplichting voor de accountantsorganisatie om ervoor te zorgen dat de externe accountant een beëindiging van een wettelijke controle meldt bij de AFM. Een dergelijke verplichting geldt reeds direct voor de externe accountant op grond van artikel 2:393, tweede lid, laatste volzin, BW. Het nieuwe zevende lid doet niet af aan deze verplichting voor de accountant, maar bevat ook een verplichting voor de accountantsorganisatie (die formeel besluit een controle te aanvaarden of af te stoten) om ervoor te zorgen dat de melding wordt gedaan. Deze verplichting geldt voor alle wettelijke controles en niet alleen voor de controles op grond van artikel 2:393, tweede lid, laatste volzin, BW. In tegenstelling tot voornoemde BW-bepaling bevat artikel 13 van het Bta geen verplichting voor de controlecliënt zelf om een melding te doen.

De verplichting om voor beëindiging van alle wettelijke controles een melding te doen, wordt opgenomen omdat deze melding relevant kan zijn voor de uitvoering van het AFM-toezicht. Om die reden dient de AFM ook op de hoogte te worden gesteld van de motivering voor het beëindigen van de controle. Als de controlecliënt de opdracht intrekt, moet de accountantsorganisatie dat op grond van het derde lid wel melden, maar dit kan alleen vergezeld gaan van de motivering voor de beëindiging als de accountantsorganisatie of externe accountant hiermee bekend is. Dit laatste hoeft niet altijd het geval te zijn. Het is immers denkbaar dat een controlecliënt een controleopdracht zonder opgave van reden intrekt. Voor zover de accountantsorganisatie heeft besloten de opdracht te beëindigen, dient deze er zorg voor te dragen de externe accountant alle relevante informatie heeft om de motivering aan de AFM kenbaar te kunnen maken.

D

Met deze wijziging wordt een omissie hersteld.

E

Het nieuwe artikel 31a bepaalt dat accountantsorganisaties geen vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verstrekken aan toezichthoudende instanties. Gelet op de definitie van toezichthoudende instantie in de Wta zijn dit de toezichthouders op auditkantoren en externe auditors in derde landen (dus buiten de EER). Met het nieuwe artikel wordt invulling gegeven aan artikel 47, vierde lid, van de richtlijn7, waarin is bepaald dat verstrekking van vertrouwelijke gegevens of inlichtingen aan toezichthoudende instanties door de accountantsorganisaties die deze gegevens onder zich hebben, alleen door lidstaten kan worden toegestaan in uitzonderlijke gevallen. Uit werkafspraken die de AFM vooralsnog met toezichthoudende instanties heeft gemaakt is gebleken dat er geen behoefte is om van deze mogelijkheid gebruik te maken en dat alle uitwisseling van vertrouwelijke gegevens of inlichtingen via de AFM zal plaatsvinden. Om die reden kan worden volstaan met een volledig verbod voor accountantsorganisaties om deze gegevens of inlichtingen zelf aan toezichthoudende instanties te verstrekken.

F

In dit besluit wordt een nieuw hoofdstuk 7a Bta opgenomen, waarin de regels omtrent het in te richten stelsel van onafhankelijk intern toezicht worden uitgewerkt. Op grond van het zevende lid, onderdeel d, en het negende lid van artikel 22a Wta worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld met betrekking tot het stelsel van onafhankelijk intern toezicht. Deze regels hebben betrekking op de taken en bevoegdheden van het orgaan belast met het interne toezicht, de inrichting van het stelsel van onafhankelijk intern toezicht, de in dat verband aan de onafhankelijkheid van de leden van het orgaan te stellen eisen en de onderwerpen waarover het orgaan belast met het interne toezicht dient te worden geïnformeerd.

Op grond van artikel 22a, eerste lid, Wta zijn alleen accountantsorganisaties die een vergunning hebben voor het verrichten van wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang verplicht een stelsel van intern onafhankelijk toezicht in te richten. In artikel 34a wordt daarom bepaald dat hoofdstuk 7a alleen van toepassing is op accountantsorganisaties met een oob-vergunning.

In dit hoofdstuk wordt een aantal verplichtingen opgenomen voor het orgaan belast met het interne toezicht. Het is de verantwoordelijkheid van de accountantsorganisatie dat het orgaan belast met het interne toezicht conform de bepalingen in hoofdstuk 7a wordt ingericht. In artikel 34b is daarom de verplichting voor accountantsorganisaties opgenomen om het stelsel van intern onafhankelijk toezicht, bedoeld in artikel 22a van de wet in te richten overeenkomstig dit hoofdstuk.

In artikel 34c zijn de verplichtingen opgenomen om een profielschets en een reglement voor het orgaan belast met het interne toezicht vast te stellen en zijn vereisten opgenomen ten aanzien van de onafhankelijkheid van de leden van het orgaan.

In het eerste lid van artikel 34c is geregeld dat het orgaan een profielschets voor zijn omvang en samenstelling dient vast te stellen. Dit voorschrift is ontleend aan het derde lid van artikel 2:158 van het Burgerlijk Wetboek. Ook de Nederlandse corporate governance code voor beursvennootschappen kent een bepaling over het opstellen van een profielschets. De profielschets betreft een weergave van de samenstelling van het orgaan belast met het interne toezicht die het beste aansluit bij de behoefte van de betreffende accountantsorganisatie. Het orgaan dient evenwichtig samengesteld te zijn en de nodige ervaring en expertise te bezitten om de taken en bevoegdheden van het orgaan naar behoren uit te kunnen oefenen. Bij het opstellen van deze profielschets dient het orgaan rekening te houden met de activiteiten van de accountantsorganisatie, de benodigde deskundigheid, ervaring en de achtergrond van de leden. Dit betekent dat in een goede profielschets bijvoorbeeld aandacht wordt besteed aan de tijdsbesteding, de gewenste maatschappelijke ervaring, onafhankelijkheid en betrouwbaarheid, specifieke deskundigheid en ervaring (waaronder financiële), diversiteit en het aantal commissariaten dat een persoon in totaal mag bekleden. Ieder lid van het orgaan dient de hoofdlijnen van het totale beleid te kunnen beoordelen en daarnaast te beschikken over de specifieke deskundigheid die noodzakelijk is voor de vervulling van zijn taken binnen het orgaan.

De leden van het orgaan belast met het interne toezicht worden ingevolge artikel 16 van de Wta getoetst op geschiktheid door de AFM. De profielschets zal derhalve ook rekening dienen te houden met de criteria waaraan wordt getoetst door de AFM, welke criteria door de AFM worden uitgewerkt in een beleidsregel.

In het tweede lid zijn eisen opgenomen ten aanzien van de onafhankelijkheid van de leden van het orgaan. Deze eisen gelden in aanvulling op de eisen die in artikel 22a, vierde en vijfde lid, Wta zijn gesteld aan de onafhankelijkheid. Artikel 22a, vierde lid, Wta regelt dat de personen die deel uitmaken van het orgaan belast met het interne toezicht onafhankelijk dienen te zijn ten opzichte van de personen die het dagelijks beleid van de accountantsorganisatie bepalen of stemrechten in de accountantsorganisatie houden, en, indien het stelsel van onafhankelijk intern toezicht overeenkomstig het tweede lid is ingericht, de personen die het dagelijks beleid bepalen van het onderdeel van het netwerk waarop het stelsel van onafhankelijk intern toezicht ook betrekking heeft en stemrechten in dat onderdeel houden. Dit zal bijvoorbeeld betekenen dat een accountant werkzaam bij de accountantsorganisatie of daaraan anderszins verbonden niet tevens lid kan zijn van het orgaan belast met het interne toezicht. Daarnaast is de onafhankelijkheid ten opzichte van controlecliënten geborgd op grond van artikel 19, eerste en tweede lid, Wta. Een accountantsorganisatie dient onafhankelijk te zijn van de controlecliënt waarbij zij een wettelijke controle verricht en niet betrokken bij de besluitvorming van de controlecliënt. Op grond van het tweede lid van artikel 19 Wta dient de accountantsorganisatie maatregelen te nemen om te waarborgen dat bij het verrichten van een wettelijke controle haar onafhankelijkheid niet wordt beïnvloed door een bestaand of potentieel belangenconflict of andere directe of indirecte relatie waarbij zij of andere personen werkzaam onder haar verantwoordelijkheid betrokken is of zijn. Aan deze onafhankelijkheidsvereisten wordt niet voldaan indien een lid van het orgaan belast met het interne toezicht een functie uitoefent bij een controlecliënt.

Om de onafhankelijkheid van de leden van het orgaan belast met het interne toezicht ten opzichte van de accountantsorganisatie te borgen is tevens van belang dat de leden ook in de periode voorafgaande aan hun benoeming als lid van het orgaan niet werkzaam zijn geweest voor of dagelijks beleidsbepaler zijn geweest bij de accountantsorganisatie of het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel, bedoeld in artikel 22a, tweede lid. Dit wordt geregeld in het tweede lid, onderdeel a. De periode van drie jaar komt overeen met de periode waarin bestuursleden van de AFM voorafgaande aan de aanvaarding van hun functie niet werkzaam mogen zijn geweest in de sector op grond van artikel 47 Wta. Ook het houden van stemrechten of andere financiële belangen in de accountantsorganisatie of het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel kan afbreuk doen aan de onafhankelijkheid van een lid van het orgaan belast met het interne toezicht. Gelet hierop is in het tweede lid, onderdeel c geregeld dat de leden van het orgaan gedurende de periode dat zij deel uitmaken van het orgaan geen stemrechten mogen houden of andere financiële belangen in de accountantsorganisatie. In onderdeel b is opgenomen dat zij deze rechten en belangen ook niet mogen hebben gehouden in de drie hieraan voorafgaande jaren.

Op grond van artikel 22a, vijfde lid, Wta mag één lid van het orgaan belast met het interne toezicht gelieerd zijn aan een onderdeel van het netwerk dat niet in Nederland gevestigd is. Op deze persoon zijn niet alle onafhankelijkheidsvereisten uit het tweede lid van toepassing. Deze persoon kan bijvoorbeeld wel stemrechten hebben gehad in de accountantsorganisatie of het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel in Nederland of daar werkzaam zijn geweest. Ingevolge artikel 22a, vierde lid, van de wet dient ook deze persoon onafhankelijk te zijn ten opzichte van de dagelijks beleidsbepalers van de accountantsorganisatie of, indien van toepassing, van het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel. Gelet hierop is onderdeel c wel van toepassing op deze persoon. Dit is geregeld in het derde lid.

De taakverdeling tussen de leden van het orgaan en de werkwijze van het orgaan dienen te worden uitgewerkt in een reglement. Hierin dient bijvoorbeeld aandacht te worden besteed aan de omgang van het orgaan met de dagelijks beleidsbepalers van de accountantsorganisatie, indien van toepassing, de dagelijks beleidsbepalers van het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel en de algemene vergadering en de omgang met potentiële tegenstrijdige belangen. Het reglement dient in ieder geval openbaar te worden gemaakt op de website van de accountantsorganisatie. Deze verplichting is opgenomen in het vierde lid.

Artikel 34d regelt de benoemingstermijn van de leden van het orgaan belast met het interne toezicht. Elke persoon die belast is met het interne toezicht kan voor een maximale periode van vier jaar benoemd worden. Om voldoende ervaring en expertise binnen het orgaan te kunnen borgen is herbenoeming mogelijk, te weten eenmaal en voor ten hoogste vier jaar. De maximale zittingstermijn bedraagt hierdoor acht jaar om te voorkomen dat leden zich gelet op hun langere zittingsduur te veel kunnen gaan vereenzelvigen met de beleidsbepalers en het in het verleden door de accountantsorganisatie gevoerde beleid. Om te voorkomen dat de leden van het orgaan belast met interne toezicht gelijktijdig aftreden, kan worden voorzien in een rooster van aftreden.

In artikel 34e zijn taken en bevoegdheden opgenomen die het orgaan belast met het interne toezicht dient te hebben. Deze taken en bevoegdheden gelden in aanvulling op de hoofdtaken die zijn opgenomen in het zevende lid van artikel 22a Wta. De meeste taken en bevoegdheden in artikel 34e zijn ook opgenomen in maatregelen 2.3 en 2.4 uit het NBA-rapport «In het publiek belang». Bovendien kan de accountantsorganisatie zelf aanvullende taken toekennen aan het orgaan belast met het interne toezicht. Daarnaast geldt dat het orgaan belast met het interne toezicht van de desbetreffende accountantsorganisatie, die tevens onder het structuurregime valt (afdeling 2 van titel 3 wat betreft de coöperatie, afdeling 6 van titel 4 voor de NV en afdeling 6 van titel 5 voor de BV, boek 2 BW) de taken en bevoegdheden vervat in de artikelen 22a Wta en 34e Bta zal verkrijgen naast de taken en bevoegdheden van de raad van commissarissen op basis van het structuurregime.

In het eerste lid is de taak opgenomen om de hoogte en de samenstelling van de beloning vast te stellen van de dagelijks beleidsbepalers van de accountantsorganisatie en, indien het orgaan is ingericht overeenkomstig artikel 22a, tweede lid, Wta, van de personen die het dagelijks beleid bepalen van het binnen het netwerk hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel met zetel in Nederland dat invloed uitoefent op het beleid van de accountantsorganisatie. Het orgaan belast met het interne toezicht dient de beloning van individuele personen vast te stellen binnen de grenzen van het door het op grond van vennootschapsrecht bevoegde orgaan vastgestelde beloningsbeleid. Indien artikel 2:135 BW van toepassing is wordt het beloningsbeleid vastgesteld door de algemene vergadering.

In het tweede lid wordt de bevoegdheid voor het orgaan belast met het interne toezicht opgenomen om een voorstel te doen voor het beloningsbeleid voor de personen die het dagelijks beleid van de accountantsorganisatie bepalen en, indien het orgaan is ingericht overeenkomstig artikel 22a, tweede lid, Wta, van de personen die het dagelijks beleid bepalen van het binnen het netwerk hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel met zetel in Nederland dat invloed uitoefent op het beleid van de accountantsorganisatie. Indien de accountantsorganisatie de rechtsvorm heeft van een NV zal het orgaan dit voorstel doen aan de algemene vergadering die bevoegd is het beloningsbeleid vast te stellen in overeenstemming met artikel 2:135 BW. Bij het voorstel voor het beloningsbeleid zal het orgaan in ieder geval rekening dienen te houden met artikel 18b Wta waarin is bepaald dat een accountantsorganisatie een passend beloningsbeleid heeft, ook ten aanzien van winstdeling, dat voldoende prestatieprikkels bevat om de kwaliteit van wettelijke controles te verzekeren.

In het derde lid zijn een aantal belangrijke besluiten opgenomen die ten minste onderworpen zijn aan de goedkeuring van het orgaan belast met het interne toezicht. Het betreft besluiten die van invloed kunnen zijn op de kwaliteit van wettelijke controles. Door de besluiten van de dagelijks beleidsbepalers van de accountantsorganisatie, of indien van toepassing van het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel, onder controle van het orgaan te brengen, wordt een evenwichtige belangenafweging beter geborgd. De accountantsorganisatie kan bepalen dat ook voor andere dan de in dit artikel genoemde besluiten goedkeuring van het orgaan belast met het interne toezicht benodigd is. Het initiatief tot het nemen van de betreffende besluiten blijft liggen bij de dagelijks beleidsbepalers.

In onderdeel a is bepaald dat besluiten met betrekking tot het beleid ten aanzien van het stelsel van kwaliteitsbeheersing, bedoeld in artikel 8, eerste lid, aan de goedkeuring van het orgaan onderworpen zijn. Dit beleid betreft de uitwerking van de manier waarop het bestuur van de accountantsorganisatie de kwaliteit van de wettelijke controle waarborgt. Het beleid ten aanzien van het stelsel van kwaliteitsbeheersing heeft een bredere strekking en ziet bijvoorbeeld ook op aspecten als het personeelsbeleid. Zoals in artikel 8 is bepaald maakt ook het beloningsbeleid, bedoeld in artikel 18b van de wet, deel uit van het beleid ten aanzien van het stelsel van kwaliteitsbeheersing. Van belang is dat bij de waardering en de beloning van medewerkers van de accountantsorganisatie rekening wordt gehouden met de kwaliteit van de wettelijke controles. In dit verband is in artikel 18b Wta bepaald dat een accountantsorganisatie een passend beloningsbeleid heeft, ook ten aanzien van winstdeling, dat voldoende prestatieprikkels bevat om de kwaliteit van wettelijke controles te verzekeren. In het kader van de goedkeuring van het beloningsbeleid dient het orgaan belast met het interne toezicht te beoordelen of het beloningsbeleid voldoende op het leveren van controlekwaliteit gerichte prikkels bevat. Onderdeel van het beloningsbeleid is het beloningsbeleid voor dagelijks beleidsbepalers ten aanzien waarvan het orgaan belast met het interne toezicht op grond van het tweede lid reeds een voorstel heeft gedaan.

Daarnaast vallen onder het betreffende beleid bijvoorbeeld besluiten ten aanzien van investeringen, voor zover zij van materiële betekenis zijn voor het kwaliteitsbeleid. Deze goedkeuringsbevoegdheid geldt in aanvulling op de taak om toezicht te houden op het stelsel van kwaliteitsbeheersing, zoals is opgenomen in artikel 22a, zevende lid, onderdeel a, Wta.

Ingevolge onderdeel b dient het orgaan in te stemmen met besluiten omtrent de benoeming, de schorsing en het ontslag van externe accountants die verbonden zijn aan de accountantsorganisatie. In maatregel 2.3 van het NBA-rapport «In het Publiek belang» is opgenomen dat het orgaan goedkeuring dient te verlenen aan de benoeming en ontslag van partners binnen de controlepraktijk. Gelet op het feit dat de Wta en het Bta normen stellen ten aanzien van accountantsorganisaties en externe accountants is de goedkeuring in dit besluit beperkt tot externe accountants. Accountantsorganisaties dienen de reikwijdte van deze goedkeuringsbevoegdheid zelf uit te breiden naar alle partners binnen de controlepraktijk om de bevoegdheden van het orgaan in overeenstemming te laten zijn met het NBA-rapport op dit punt.

Ingevolge artikel 23, eerste lid, Bta dient een oob-accountantsorganisatie een persoon aan te stellen die binnen de accountantsorganisatie toeziet op de naleving van het beleid ten aanzien van het stelsel van kwaliteitsbeheersing. Deze persoon is uit dien hoofde een belangrijk aanspreekpunt voor zowel de dagelijks beleidsbepalers, als voor de leden van het orgaan belast met het interne toezicht. Het is een functie met een adviserende rol. Verder richt deze functie zich op het beheersen van de nalevingsrisico’s voor de accountantsorganisatie. Gelet op het belang van deze functie voor het borgen van de kwaliteit van de wettelijke controle binnen de accountantsorganisatie dient het orgaan belast met het interne toezicht de benoeming, schorsing, ontslag en beoordeling van deze persoon goed te keuren. Dit is opgenomen in onderdeel c.

Om de kwaliteit van wettelijke controles te borgen is noodzakelijk dat de accountantsorganisatie voldoende middelen investeert in het stelsel van kwaliteitsbeheersing. Vanuit dit oogpunt behoeft ook de jaarlijkse begroting inclusief de verantwoording van de accountantsorganisatie de goedkeuring van het orgaan belast met het interne toezicht. Dit is geregeld in onderdeel d.

Wanneer het bestuur van de accountantsorganisatie een in het derde lid opgenomen besluit neemt zonder goedkeuring van het orgaan, mag het bestuur geen handelingen ter uitvoering van dit besluit nemen, zoals het ondertekenen van een overeenkomst. Dit is evenwel een interne kwestie binnen de accountantsorganisatie. Uit het vierde lid volgt dat de in het tweede lid neergelegde wettelijke beperking van de bestuursbevoegdheid geen externe werking heeft in die zin dat het geen gevolgen heeft voor de externe vertegenwoordigingsbevoegdheid. Ook wanneer bestuurders het goedkeuringsrecht negeren, is de betreffende rechtshandeling van het bestuur rechtsgeldig. De accountantsorganisatie kan zich in zoverre tegenover derden niet beroepen op schending van het goedkeuringsrecht door bestuurders. Dit laat overigens de handhavingsbevoegdheden van de AFM onverlet. In de Wta en Bta wordt het begrip «personen die het dagelijks beleid bepalen» gebruikt. Deze personen bepalen feitelijk het dagelijks beleid, maar zullen niet allemaal gerechtigd zijn de vennootschap rechtens te vertegenwoordigen overeenkomstig Boek 2 BW.

In artikel 34f is in het eerste lid bepaald naar welk belang de leden van het orgaan belast met het interne toezicht zich dienen te richten. De leden van het orgaan belast met het interne toezicht richten zich bij de vervulling van hun taak naar het belang van de accountantsorganisatie en de met haar verbonden onderneming. Dit sluit aan bij de artikelen 2:140 en 2:250 BW over de taak van de raad van commissarissen bij een NV en BV. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat de commissarissen bij de vervulling van hun taak de belangen van de vennootschap moeten laten prevaleren boven hun eigen belangen en het belang van het geheel dienen te behartigen en niet slechts hun taken dienen uit te oefenen ten behoeve van bepaalde deelbelangen. Zoals ook in preambule van de Nederlandse corporate governance code is aangegeven is een vennootschap een lange termijn samenwerkingsverband van diverse bij de vennootschap betrokken stakeholders. Stakeholders zijn groepen en individuen die direct of indirect het bereiken van de doelstellingen van de vennootschap beïnvloeden of er door worden beïnvloed: werknemers, aandeelhouders en andere kapitaalverschaffers, toeleveranciers, afnemers en andere belanghebbenden. Het orgaan belast met het interne toezicht heeft een verantwoordelijkheid voor de afweging van deze belangen en is doorgaans gericht op de continuïteit van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. In verband met de continuïteit van de accountantsorganisatie is het van belang dat de kwaliteit van door de organisatie verrichte wettelijke controles geborgd wordt. Voor accountantsorganisaties geldt daarbij in het bijzonder dat de kwaliteit van wettelijke controles ook een publiek belang betreft, dat expliciet in de belangenafweging door het orgaan belast met het interne toezicht moet worden meegenomen. Het publieke belang van de wettelijke controle betekent dat een grote kring van personen en instellingen vertrouwt op de kwaliteit van het werk van externe accountants en de accountantsorganisaties waar zij werkzaam zijn of waaraan zij verbonden zijn. Controles van goede kwaliteit dragen bij aan een behoorlijke werking van de markten doordat de juistheid en de getrouwheid van de financiële verantwoordingen worden vergroot. Gelet hierop is het publieke belang om de kwaliteit van wettelijke controles te borgen toegevoegd aan het eerste lid als belang dat nadrukkelijk in acht moet worden genomen door het orgaan belast met het interne toezicht.

Indien het stelsel van intern onafhankelijk toezicht en het orgaan belast met het interne toezicht is ingericht op het niveau van het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel, is het belang waarnaar het orgaan belast met het interne toezicht zich dient te richten, breder dan alleen het belang van de accountantsorganisatie en het publiek belang. Immers kunnen onder het betreffende hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel ook andere netwerkonderdelen opereren, met wiens belangen het orgaan tevens rekening dient te houden. In dat geval zal het orgaan belast met interne toezicht, zich mede dienen te richten naar het belang van de accountantsorganisatie. Ook dan blijft het publieke belang om de kwaliteit van wettelijke controles te borgen een belangrijk belang waarnaar het orgaan zich dient te richten.

Het derde lid bevat een regeling omtrent de omgang met tegenstrijdige belangen en is ontleend aan de artikelen 2:140, vijfde lid, en 2:250, vijfde lid, BW. Een lid van het orgaan belast met het interne toezicht dient zich ingevolge het eerste lid bij de vervulling van zijn taak te richten naar het belang van de accountantsorganisatie, de met haar verbonden onderneming, met inachtneming van het publieke belang om de kwaliteit van wettelijke controles te borgen. Het kan echter voorkomen dat een lid een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat strijdig is met het belang van de accountantsorganisatie en het publiek belang. Het derde lid bepaalt dat het lid in dat geval niet mag deelnemen aan de beraadslaging en besluitvorming over de transactie waarbij hij een tegenstrijdig belang heeft. Of sprake is van een tegenstrijdig belang hangt af van de omstandigheden van het geval. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als een lid van het orgaan betrokken is bij een besluit dat gevolgen kan hebben voor een controledossier, ten aanzien van een controlecliënt waar hij in het directe verleden commissaris is geweest. Het lid van het orgaan belast met het interne toezicht met het mogelijk tegenstrijdige belang dient hiervan melding te maken aan de andere leden van het orgaan. Het geconflicteerde lid dient zich te onthouden van deelname aan de beraadslaging en besluitvorming over de kwestie waarbij het tegenstrijdig belang speelt. Hij kan wel voorafgaand aan de vergadering van het orgaan of zelfs bij de introductie van het agendapunt in de vergadering van het orgaan worden gehoord door de andere leden, zodat hij hen informatie kan verschaffen over de kwestie ten aanzien waarvan het tegenstrijdige belang bestaat. Vervolgens kan dan de beraadslaging en stemming over het agendapunt buiten de aanwezigheid van het desbetreffende lid plaatsvinden.

In artikel 34g zijn de onderwerpen opgenomen waarover het orgaan belast met het interne toezicht ten minste dient te worden geïnformeerd. Het orgaan moet in de gelegenheid worden gesteld zijn taken en bevoegdheden naar behoren uit te oefenen. Het eerste lid regelt dat de dagelijks beleidsbepalers van de accountantsorganisatie en, indien het stelsel van onafhankelijk intern toezicht overeenkomstig het tweede lid van artikel 22a Wta is ingericht, de dagelijks beleidsbepalers van het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel alle noodzakelijke gegevens dienen te verschaffen aan het orgaan voor de uitoefening van diens taken en bevoegdheden. Aan deze informatieplicht dienen de dagelijks beleidsbepalers ook ongevraagd te voldoen. Onder noodzakelijke gegevens vallen in ieder geval alle gegevens die betrekking hebben op de onderwerpen waarop toezicht moet worden gehouden. Het orgaan heeft een eigen verantwoordelijkheid om na te gaan of de informatieplicht wordt nagekomen en eisen te stellen aan de kwaliteit van de informatie. Die verantwoordelijkheid houdt ook dat van leden van het orgaan belast met het interne toezicht verwacht mag worden dat zij zelf vragen naar de voor hen relevante informatie in verband met de uitoefening van hun taken en daarover zo nodig ook vragen stellen.

In het tweede lid is uitgewerkt welke informatie de dagelijks beleidsbepalers in ieder geval dienen te verstrekken. Ingevolge onderdeel a dient informatie verschaft te worden over de werking van het beleid ten aanzien van het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantsorganisatie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, Bta. Deze informatie is nodig om toezicht te kunnen houden op de wijze waarop de kwaliteit van de wettelijke controle is geborgd binnen de accountantsorganisatie. De onderdelen b, c en d zijn ontleend aan het tweede lid van de artikelen 2:141 en 2:251 BW. Ingevolge deze onderdelen dient het orgaan belast met het interne toezicht geïnformeerd te worden over de hoofdlijnen van het strategisch beleid, de algemene en financiële risico’s en de wijze waarop deze risico’s systematisch worden beheerst. Dit dient in ieder geval jaarlijks te gebeuren. Deze informatie is nodig om de hoofdtaak in artikel 22a, eerste lid, Wta te vervullen om toezicht te houden op het beleid en de algemene zaken van de accountantsorganisatie.

Op grond van onderdeel e dienen alle incidenten als bedoeld in artikel 32, tweede lid, Bta gemeld te worden aan het orgaan. Het betreft incidenten die ernstige gevolgen hebben voor de integere uitoefening van het bedrijf van de accountantsorganisatie. Een accountantsorganisatie dient procedures en regels vast te stellen ter zake van de omgang met en vastlegging van dergelijke incidenten, waarop het orgaan belast met het interne toezicht toeziet.

Ook alle klachten tegen medewerkers van de accountantsorganisatie ingevolge artikel 22 van de Wet tuchtrechtspraak accountants dienen gemeld te worden aan het orgaan ingevolge onderdeel f. Daarnaast dient het orgaan belast met het interne toezicht geïnformeerd te worden over onderzoeken van de AFM naar de accountantsorganisatie, voornemens om maatregelen te treffen en de uiteindelijke handhavingsbesluiten van de AFM tegen de accountantsorganisatie. Dit is geregeld in de onderdelen g, h en i. Op grond van onderdeel h dient het orgaan op de hoogte gesteld te worden van voornemens van de AFM om maatregelen te treffen. Dit is pas mogelijk, zodra de AFM de accountantsorganisatie op de hoogte stelt van het voornemen om handhavingsmaatregelen te treffen. Op grond van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht is de AFM in beginsel gehouden om de accountantsorganisatie om een zienswijze te vragen, alvorens een maatregel op te leggen. Op dat moment is een accountantsorganisatie in ieder geval bekend is met het voornemen van de AFM om maatregelen te treffen en zal het orgaan geïnformeerd dienen te worden.

In het derde lid is een verplichting opgenomen voor accountantsorganisatie om ervoor te zorgen dat haar medewerkers en haar externe adviseurs de gegevens verstrekken aan het orgaan, indien het orgaan verzoekt om deze gegevens. De informatie kan bijvoorbeeld ook mondeling verstrekt worden tijdens vergaderingen van het orgaan belast met het interne toezicht.

Artikel 34h bevat een evaluatieverplichting, die onder meer beoogt het lerend vermogen van het orgaan belast met het interne toezicht te vergroten. Op grond van het eerste lid dient het orgaan belast met het interne toezicht ten minste eenmaal per jaar een evaluatie uit te voeren buiten de aanwezigheid van de dagelijks beleidsbepalers van de accountantsorganisatie en, indien het stelsel van intern onafhankelijk toezicht overeenkomstig artikel 22a, tweede lid, Wta is ingericht, ook buiten de aanwezigheid van de dagelijks beleidsbepalers van het hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel met zetel in Nederland dat invloed uitoefent op het beleid van de accountantsorganisatie. Zaken die ten minste betrokken dienen te worden in de evaluatie zijn opgenomen in het tweede lid. Op grond van onderdeel a dient aandacht te worden besteed aan het functioneren van het orgaan als collectief en het functioneren van de individuele leden van het orgaan, mede met het oog op de opvolging van leden van het orgaan. Hierbij kan tevens aandacht worden besteed aan de inhoud van de werkzaamheden over het afgelopen jaar, gevolgde processen, de interactie tussen de leden en de interactie van de leden met de dagelijks beleidsbepalers. Op grond van onderdeel b dienen de leden na te gaan of er bepaalde lessen getrokken kunnen worden uit zaken die zich in de praktijk hebben voorgedaan, voornamelijk met het oog op het toezicht op de kwaliteit van de wettelijke controle. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan algemene verbeterpunten uit de verrichte opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordelingen, incidenten die ernstige gevolgen hebben gehad voor de integere uitoefening van het bedrijf van de accountantsorganisatie of bekende incidenten in de sector. Gelet op de ervaringen in het afgelopen jaar dient het orgaan ook jaarlijks stil te staan bij het gewenste profiel, de samenstelling en de competenties van het orgaan. Dit is geregeld in onderdeel c. Ook dient het orgaan op grond van onderdeel d het functioneren te evalueren van de personen die het dagelijks beleid bepalen van de accountantsorganisatie en, indien het stelsel van intern onafhankelijk toezicht overeenkomstig artikel 22a, tweede lid, Wta is ingericht, de dagelijks beleidsbepalers van het binnen het netwerk hiërarchisch hoogste netwerkonderdeel met zetel in Nederland dat invloed uitoefent op het beleid van de accountantsorganisatie. Ook daarbij dient aandacht te worden besteed aan het functioneren van de dagelijks beleidsbepalers als collectief en het functioneren van afzonderlijke personen en dient de evaluatie plaats te vinden buiten de aanwezigheid van de dagelijks beleidsbepalers. Deze evaluatie vindt mede plaats met het oogpunt van opvolging van dagelijks beleidsbepalers, in het kader waarvan het orgaan bevoegd is een bindende voordracht te doen voor de benoeming van nieuwe dagelijks beleidsbepalers.

In artikel 34i zijn de vereisten opgenomen ten aanzien van de verslaggeving door het orgaan belast met het interne toezicht. Het orgaan dient een verslag openbaar te maken tegelijk met de publicatie van het transparantieverslag, bedoeld in artikel 13 van de EU-verordening, dat uiterlijk vier maanden na afloop van elk boekjaar gepubliceerd wordt. Het verslag wordt gepubliceerd op de website van de accountantsorganisatie.

Op grond van het tweede lid dient het orgaan ten minste publieke verantwoording af te leggen over de wijze waarop de leden van het orgaan de toegewezen taken hebben ingevuld en de belangrijkste inhoudelijke bevindingen, discussies en besluitvorming van het orgaan. In het bijzonder dient het orgaan hierin aandacht te besteden aan de wijze waarop toezicht is gehouden op de kwaliteit van de wettelijke controles. Daarnaast is mede in verband met de inzichtelijkheid van de aanwezigheid bij vergaderingen van individuele leden van het orgaan opgenomen dat het verslag dient in te gaan op de mate van aanwezigheid van de leden bij vergaderingen van het orgaan belast met het interne toezicht. Ook dient in het verslag aandacht te worden besteed aan de wijze waarop de evaluatie, bedoeld in artikel 34h, heeft plaatsgevonden en hoe het orgaan opvolging gaat geven aan de conclusies van de evaluatie.

G

Artikel 38a, eerste lid, Bta geeft uitvoering aan artikel 26, vijfde lid, Wta op basis waarvan regels kunnen worden gesteld voor het verstrekken van vertrouwelijke gegevens of inlichtingen aan derden. In artikel 34g, derde lid, is geregeld dat de accountantsorganisatie ervoor dient te zorgen dat haar medewerkers en externe adviseurs gegevens dienen te verstrekken aan het orgaan belast met het interne toezicht, indien het orgaan hierom vraagt. Voor zover van toepassing dient hiervoor een uitzondering te worden gemaakt op de geheimhoudingsplicht. In artikel 38a, eerste lid, onderdeel a, Bta worden de situaties genoemd waarin verstrekking van vertrouwelijke gegevens of inlichtingen kan plaatsvinden. Hieraan wordt de situatie toegevoegd dat de externe accountant informatie mag verstrekken aan het orgaan belast met het interne toezicht. Op grond van artikel 20, tweede lid, Wta kan ook de accountantsorganisatie vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij het verrichten van een wettelijke controle verstrekken aan het orgaan, indien artikel 26, vijfde lid, Wta van toepassing is. Ook andere medewerkers van de accountantsorganisatie dienen informatie te kunnen verstrekken aan het orgaan belast met het interne toezicht. Voor zover daarvoor ook voor andere accountants een doorbreking van de geheimhoudingsplicht geregeld moet worden, kan dit worden geregeld in het stelsel van beroepsreglementering.

H

Het nieuwe artikel 38b, derde lid, Bta heeft dezelfde strekking als het nieuwe artikel 31a. Het in dat laatste artikel opgenomen verbod voor accountantsorganisaties om vertrouwelijke gegevens of inlichtingen aan toezichthoudende instanties te verstrekken, is op grond van het nieuwe artikel 38b, derde lid ook van toepassing op externe accountants. Gelet op de definitie van toezichthoudende instantie in de Wta zijn dit de toezichthouders op auditkantoren en externe auditors in derde landen (dus buiten de EER). Hiermee wordt ook geëxpliciteerd dat de in artikel 38b geregelde gevallen waarin een externe accountant vertrouwelijke gegevens of inlichtingen aan derden kan verstrekken, geen grond kunnen zijn om vertrouwelijke gegevens of inlichtingen aan toezichthoudende instanties te verstrekken.

Artikel II

Dit artikel strekt er toe de boetecategorieën voor de overtredingen van de Wta en het Bta in het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector (Bbbfs), aan te passen in verband met het wetsvoorstel aanvullende maatregelen accountantsorganisaties en de wijzigingen in het Bta op grond van dit besluit. Bij de indeling van overtredingen van nieuwe bepalingen in één van de drie boetecategorieën is aangesloten bij de reeds bestaande indeling van overtredingen in boetecategorieën. Overtredingen van een vergelijkbare aard of ernst zijn in dezelfde boetecategorie onderbracht.

A

De wijziging van artikel 14 van het Bbbfs betreft de beboetbaarheid van overtredingen van de Wta. Aangezien de Wta de belangrijkste voorschriften bevat voor accountantsorganisaties, zijn dit uitsluitend overtredingen van de tweede of derde boetecategorie. In de derde boetecategorie zijn overtredingen geplaatst van bepalingen waarvan het voor de borging van de kwaliteit van de wettelijke controle, essentieel is dat zij worden nageleefd. Hieronder vallen de artikelen 14a en 22a, eerste lid, Wta.

B

De wijziging van artikel 15 van het Bbbfs betreft de beboetbaarheid van overtredingen van het Bta. Aangezien dit overwegend uitvoeringsbepalingen betreft waarvan de hoofdnorm in de Wta is vastgelegd, zijn dit overwegend overtredingen van een lichtere aard. Overtredingen van bepalingen waarvan de naleving van rechtstreeks belang voor een goede uitvoering van de wettelijke controle is, zijn in categorie 2 ondergebracht.

Artikel III

Dit artikel betreft de inwerkingtreding. De bedoeling is dit besluit tegelijk in werking te laten treden met het wetsvoorstel aanvullende maatregelen accountantsorganisaties.

Artikel IV

In aansluiting op het wetsvoorstel dat «Wet aanvullende maatregelen accountantsorganisaties» als citeertitel heeft, heeft dit besluit «Besluit aanvullende maatregelen accountantsorganisaties» als citeertitel.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

In het publiek belang. Maatregelen ter verbetering van de kwaliteit en onafhankelijkheid van de accountantscontrole, Werkgroep toekomst accountantsberoep, 25 september 2014, te raadplegen via https://toekomst.nba.nl.

X Noot
2

Wijziging van de Wet toezicht accountantsorganisaties, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten op het terrein van accountantsorganisaties en het accountantsberoep in verband met het versterken van de governance van accountantsorganisaties (Wet aanvullende maatregelen accountantsorganisaties), Kamerstukken II 2016/17, 34 677.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2017/18, 34 677, nr. 18 en Kamerstukken I, 2017/18, 34 677, nr. C.

X Noot
4

Kamerstukken II 2017/18, 34 677, nr. 20.

X Noot
5

Kamerstukken II 2016/17, 34 677, nr. 3, p. 10–12.

X Noot
6

Kamerstukken II 2016/17, 34 677, nr. 3, p. 12–13.

X Noot
7

richtlijn nr. 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PbEU L 157).

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven