Besluit van 6 juni 2018, houdende wijziging van het Besluit informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken in verband met de aanwijzing van grondroerders die zijn vrijgesteld van de verplichting een graafmelding te doen bij de uitvoering van ondiepe graafwerkzaamheden in eigen grond

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 11 juni 2015, nr. WJZ/15075603;

Gelet op artikel 9 van de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 30 juli 2015, nr. W15.15.0185/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 5 juni 2018, WJZ/18075235;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In het Besluit informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken wordt na artikel 6 het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 6a

  • 1. Vrijgesteld als bedoeld in artikel 9 van de wet van de verplichting een graafmelding te doen voor graafwerkzaamheden is de categorie agrarische grondroerders die, op het tijdstip waarop de graafwerkzaamheden worden uitgevoerd, de grond waarin die werkzaamheden worden uitgevoerd in eigendom of beheer heeft.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    a. agrarische grondroerders:

    degenen die bedrijfsmatig landbouwactiviteiten uitvoeren, in het kader waarvan regelmatig ondiepe graafwerkzaamheden in de overeenkomstig artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening voor landbouw bestemde grond van de grondroerder plegen te worden verricht;

    b. landbouw:

    landbouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Landbouwwet;

    c. landbouwactiviteit:

    landbouwactiviteit als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 527/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PbEU 2013 L 347).

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2018.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 6 juni 2018

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

Uitgegeven de eenentwintigste juni 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Artikel 9 van de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (hierna: WIBON) voorziet erin bepaalde categorieën grondroerders vrij te stellen van de verplichting een graafmelding te doen voor graafwerkzaamheden in eigen grond of grond in eigen beheer tot een diepte van ten hoogste 50 cm onder het maaiveld. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen die categorieën grondroerders worden aangewezen. Met de onderhavige wijziging van het Besluit informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (hierna: BIBON) wordt hieraan invulling gegeven. Daarmee wordt de huidige gedoogconstructie voor agrarische ondernemers (Besluit van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 13 december 2010, nr. WJZ/10187380, tot verlenging van Besluit niet handhaven graafwerkzaamheden tot 50 cm ten behoeve van agrarische activiteiten (Stcrt. 2010, 20406)) ten aanzien van agrarische grondbewerking omgezet in een definitieve vrijstelling via een algemene maatregel van bestuur.

Het voornemen tot het treffen van deze algemene maatregel van bestuur is onder meer aangekondigd in de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel houdende wijziging van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (evaluatie WION en regeling bevoegde rechter)(Kamerstukken II 2017/18, 34 745, nr. 7), waarbij is ingegaan op de vraag van de leden van de SGP-fractie in het verslag over het wetsvoorstel Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken met betrekking tot de huidige gedoogconstructie voor agrarische ondernemers ten aanzien van agrarische grondbewerking (Kamerstukken II 2017/18, 34 739, nrs. 5 en 6). De besluitvorming heeft meer tijd gevergd dan destijds bij het opnemen van de wettelijke grondslag was voorzien. Er bleken namelijk signalen te zijn dat de gedoogconstructie bij een aantal netbeheerders op weerstand zou stuiten vanwege het risico op schade dat zich bij een dergelijke vrijstelling zou kunnen voordoen. Met het oog op de invulling van de bedoelde definitieve vrijstelling is daarom bij netbeheerders nagevraagd of er, sinds het moment dat de gedoogconstructie van kracht werd, sprake is geweest van schade aan hun netten die in landbouwgrond zijn gelegen. Hieruit is naar voren gekomen dat er niet of nauwelijks schade is geweest als gevolg van ondiepe graafwerkzaamheden die zijn verricht in het kader van de reguliere agrarische bedrijfsvoering door of onder verantwoordelijkheid van agrarische ondernemers in eigen grond of grond in eigen beheer welke een landbouwbestemming heeft. In de gevallen waarin wel sprake was van substantiële schade als gevolg van graafwerkzaamheden in landbouwgrond ging het om werkzaamheden buiten het bestek van de gedoogconstructie zoals drainage. Dit was bijvoorbeeld het geval bij het incident bij Vlake in 2010 waar sprake was van lekkage van een ruwe-aardolieleiding veroorzaakt door een drainage.

2. De vrijgestelde categorie agrarische grondroerders

Ingevolge artikel 8 van de WIBON is degene die mechanisch graafwerkzaamheden gaat verrichten verplicht het voornemen daartoe te melden aan de Dienst voor het kadaster en de openbare registers (hierna: Dienst). Met het oog op een vermindering van regeldruk is voorzien in de mogelijkheid om bij algemene maatregel bestuur bepaalde categorieën grondroerders vrij te stellen van de verplichting om een graafmelding te doen. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel waarin die voorziening destijds in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (de voorloper van de WIBON) werd opgenomen (Wijziging van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten in verband met een vrijstelling van de meldplicht voor ondiepe werkzaamheden (Kamerstukken II 2011/12, 32 874, nr. 3), is uiteengezet dat agrarische grondroerders in beginsel in aanmerking komen voor een vrijstelling van de verplichting om een graafmelding te doen voor ondiepe werkzaamheden in eigen grond of grond in eigen beheer. In het kader van hun landbouwbedrijf bewerken agrariërs namelijk veelal eigen grond of grond in eigen beheer ten behoeve van de teelt en productie van land- en tuinbouwgewassen of het houden van vee. Als onderdeel van de landbouwactiviteiten verrichten zij bedrijfsmatig graafwerkzaamheden, afhankelijk van het gewas dat wordt geteeld of van het andere gebruik van de landbouwgrond. Zij verrichten die werkzaamheden ook met een bepaalde jaarlijkse regelmaat. Voor de desbetreffende grond is in het bestemmingsplan gewoonlijk een landbouwbestemming opgenomen in de zin van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Uit het voorgaande volgt dat grondroerders die ondiepe graafwerkzaamheden met een agrarisch karakter uitvoeren in grond die geen agrarische bestemming heeft, niet als agrarische grondroerders kunnen worden aangemerkt en niet onder de vrijstelling van artikel 9 van de WIBON vallen. De vrijstelling geldt evenmin als de bestemming van de landbouwgrond wijzigt in een niet-agrarische bestemming (bijvoorbeeld door een wijziging van het bestemmingsplan) en de agrariër die op een deel van die grond blijft wonen ondiepe graafwerkzaamheden daarin verricht, bijvoorbeeld in zijn moestuin.

Agrariërs beschikken, doordat zij in hun grond elk jaar verschillende agrarische bewerkingen – waaronder graafwerkzaamheden – verrichten, gewoonlijk over voldoende kennis over de ligging van de kabels en leidingen in die grond. Alle agrariërs die de zogenoemde Gecombineerde opgave – de jaarlijkse opgave voor agrarisch ondernemers – hebben gedaan, kunnen via hun account bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland beschikken over kaartmateriaal van de percelen die ze bewerken, waaruit ze de ligging van kabels en leidingen kunnen afleiden. De kennis van de ondergrond behoeft dus niet alleen door de feitelijke bewerking van het land te zijn verkregen. Er zijn agrarische grondroerders die in de afgelopen jaren ofwel een reguliere graafmelding ofwel een initiële graafmelding als bedoeld in artikel 8, derde lid, van de WIBON hebben gedaan voor (delen van) de grond die zij bewerken, waardoor zij over regulier kaartmateriaal beschikken. Daarnaast kunnen de agrariërs kosteloos beschikken over gebiedsinformatie (zie Kamerstukken II 2011/12, 32 874, nr. 3). In eerste instantie is daarbij gedacht aan een eenmalige algemene digitale verstrekking van liggingsgegevens. Vanwege het zeer grote aantal wijzigingen in eigendom, beheer of gebruik van landbouwgrond elk jaar is evenwel een regelmatige verstrekking van liggingsgegevens noodzakelijk. Zo wordt voorkomen dat als gevolg van die veelvuldige wijzigingen steeds meer agrariërs niet op de hoogte zijn van de liggingsgegevens, met mogelijke graafschade als gevolg. Overigens moeten de agrarische grondroerders die de vrijgestelde categorie vormen het nodige doen om graafschade te vermijden. De verplichting, genoemd in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de WIBON, dat onderzoek wordt gedaan naar de ligging van kabels en leidingen geldt voor alle grondroerders. Als duidelijk is dat er leidingen met gevaarlijke inhoud of kabels met grote waarde door het land lopen, is er gerede grond voor de agrarische grondroerder om contact op te nemen met de desbetreffende netbeheerder om gezamenlijk afspraken te maken over het zo nodig treffen van voorzorgsmaatregelen.

3. Overige aspecten

De vrijstelling geldt voor de grondroerder, dat wil zeggen degene die op grond van de wet verplicht is de graafmelding te doen. Ingevolge artikel 9, vierde lid, van de WIBON wordt degene die in opdracht van de eigenaar of beheerder van de grond in diens grond graafwerkzaamheden verricht, niet aangemerkt als de grondroerder die de melding moet doen. In dat geval wordt de eigenaar of beheerder van de grond die de opdracht heeft gegeven aan een derde om in die grond ondiepe graafwerkzaamheden te verrichten voor de toepassing van artikel 9, eerste lid, van de WIBON aangemerkt als grondroerder. Als hij ook overigens voldoet aan de criteria van artikel 6a van het BIBON is hij vrijgesteld van de verplichting om een graafmelding te doen.

Indien de graafwerkzaamheden plaatsvinden in sloten is, voor de vraag of de werkzaamheden onder de vrijstelling vallen, de diepte ten opzichte van het maaiveld bepalend en niet die ten opzichte van het waterpeil of de bodem van de sloot.

Verder is ingevolge artikel 8, derde lid, van de WIBON, juncto artikel 6 van het BIBON reeds voorzien in een vrijstelling van de meldplicht voor graafwerkzaamheden tot een diepte van ten hoogste 50 cm, die uitgevoerd zullen worden in grond die in eigendom of beheer is van de grondroerder. Indien de desbetreffende grondroerder weet dat sinds de voorafgaande graafmelding de ligging van de netten in deze grond niet is veranderd, kan hij volstaan met een eenmalige reguliere melding van de graafwerkzaamheden. Voor een grondroerder die zo’n initiële melding heeft gedaan, is de onderhavige vrijstelling dan ook niet van belang. De vrijstelling waarin artikel 9 van de WIBON voorziet ligt in het verlengde van de vrijstelling op grond van artikel 8, derde lid, van de WIBON. Artikel 8, derde lid, van de WIBON betreft een algemene vrijstelling voor individuele gevallen waarin ondiep gegraven wordt in grond in eigendom of eigen beheer en waar sinds de vorige graafmelding geen wijzigingen in de liggingsgegevens hebben plaatsgevonden. Artikel 9 van de WIBON voorziet in een vrijstelling voor specifieke doelgroepen met specifieke kenmerken, bijvoorbeeld ten aanzien van de leden van de doelgroep en de aard van de graafactiviteiten.

Overigens staat het een grondroerder, ook als hij is vrijgesteld van de verplichting een graafmelding te doen of als hij een eenmalige reguliere graafmelding heeft gedaan, vrij om toch een graafmelding voor ondiepe graafwerkzaamheden te doen als hem dat goeddunkt. De kosten van die melding komen dan voor zijn rekening, net als bij een melding van graafwerkzaamheden door een niet-vrijgestelde grondroerder of van graafwerkzaamheden waarvoor de vrijstelling niet geldt.

4. Consultatie en advies

Een ontwerp van dit besluit is gestuurd aan diverse belanghebbenden, zoals vertegenwoordigers van de relevante doelgroepen van onder andere de agrarische sector, de graafsector en de netbeheerders. Zij zijn afzonderlijk in de gelegenheid gesteld hun zienswijze te geven op het ontwerpbesluit.

Netbeheer Nederland heeft opmerkingen gemaakt over het mogelijk ontbreken van voldoende kennis van de ondergrond bij agrariërs en heeft gewezen op de risico’s daarvan. Netbeheer Nederland heeft voorts geadviseerd om de vrijstelling niet te laten gelden voor het graven indien leidingen met een gevaarlijke lading in de grond aanwezig zijn. De wet biedt echter niet de mogelijkheid om aan de vrijstelling beperkingen te verbinden. Opdat de agrariërs op wie de vrijstelling van toepassing is wel op de hoogte zijn van de ligging van de kabels en leidingen wordt voorzien in kosteloze, tweejaarlijkse verstrekking van die gegevens (zie paragraaf 2 van deze nota van toelichting). Daarnaast is de kans op graafschade doordat de leidingen of kabels na verloop van tijd, vanwege veranderingen in de grond, op een diepte van minder dan 50 cm komen te liggen relatief klein. Als de agrariër op basis van zijn kennis van de ondergrond, de beschikbare informatie en de door hem genomen beheersmaatregelen met betrekking tot de grond, zoals een wijziging van de waterstand, onzeker is over de ligging en de diepte van de leidingen of kabels, ligt het in de rede dat hij alsnog een reguliere melding doet of contact opneemt met de netbeheerder om voorzorgsmaatregelen te laten treffen. De vrijstelling ontslaat de grondroerder immers niet van zijn eventuele aansprakelijkheid in geval van schade (zie paragraaf 2 van deze nota van toelichting).

5. Regeldruk

Zoals vermeld in paragraaf 2 van deze nota van toelichting is vanuit het oogpunt van vermindering van regeldruk voorzien in vrijstelling van de verplichting een graafmelding te doen voor bepaalde categorieën grondroerders voor ondiepe werkzaamheden in eigen grond of in grond in eigen beheer. De voorziening leidt naar verwachting tot een besparing van € 8,2 miljoen aan eenmalige administratieve lasten en € 820.000,– aan structurele administratieve lasten. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel waarin die voorziening is opgenomen is uitvoerig hierop ingegaan (Kamerstukken II 2011/12, 32 874, nr. 3). Voor het doen van een graafmelding brengt de Dienst gewoonlijk een tarief in rekening. Door de vrijstelling doen die kosten zich niet voor. Deze kosten worden formeel niet tot administratieve lasten gerekend, maar vormen voor de betrokken agrariërs wel een relevante besparing van de zogenoemde financiële lasten. De verwachte besparing van die financiële lasten bedraagt in totaal € 5,7 miljoen. Dit wijkt af van het bedrag dat in de bovengenoemde memorie van toelichting als besparing van financiële lasten is genoemd. Het desbetreffende tarief is, na een eerdere verlaging per 1 januari 2012 van € 24,– tot € 21,50, per 1 januari 2017 verder verlaagd naar € 19,–. Het bedrag van € 7,2 miljoen was gebaseerd op het toen geldende tarief van € 24,–.

6. Uitvoeringslasten

In paragraaf 2 van deze nota van toelichting is uiteengezet dat regelmatige verstrekking aan de betrokken agrariërs van de liggingsgegevens van de kabels en leidingen in hun grond noodzakelijk is. Een dergelijke verstrekking is evenwel niet alleen een extra last voor de Dienst, maar ook voor de netbeheerders. Gezocht is daarom naar de efficiëntste methode met de minste lasten voor de betrokken partijen. Dit heeft eind 2014 geresulteerd in overeenstemming over een tweejaarlijkse verstrekking van de liggingsgegevens. Het gaat gemiddeld om 16.000 gebieden die als agrarische grond geregistreerd zijn. Om de verstrekking regelmatig te kunnen uitvoeren heeft de Dienst in 2015 een eenmalige investering gedaan van € 91.000,–. De kosten van een algemene verstrekking voor 16.000 gebieden bedroegen in 2017 voor de Dienst en RVO.nl gezamenlijk ca. € 308.000,–. De tweejaarlijkse kosten van toekomstige algemene verstrekkingen zullen voor de Dienst en RVO.nl gezamenlijk naar verwachting rond dezelfde hoogte liggen. De kosten van de eenmalige investering en de tweejaarlijkse verstrekking komen voor rekening van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

7. Notificatie

Het besluit bevat geen diensten en eisen en technische voorschriften in de zin van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEG 2006, L 376) en Richtlijn 2015/1535/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015 L 241). Notificatie van het ontwerpbesluit op grond van die richtlijnen is derhalve niet vereist.

II Artikelen

Artikel I

Artikel 6a, eerste lid, van het BIBON

Op dit artikellid is ingegaan in paragraaf 2 van deze nota van toelichting.

Artikel 6a, tweede lid, van het BIBON

De definitie van landbouw is ontleend aan de Landbouwwet; hierdoor wordt de categorie agrarische grondroerders die in het kader van hun landbouwbedrijf regelmatig tot 50 cm diepte graafwerkzaamheden (laten) uitvoeren in hun landbouwgrond, niet op voorhand beperkt.

De definitie van landbouwactiviteiten is ontleend aan Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 527/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (Pb L 347).

Artikel II

Het besluit treedt in werking op 1 juli 2018. Daarmee wordt aangesloten bij de zogenoemde vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Omdat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding en omdat het voorgenomen besluit ook al eerder is aangekondigd wordt afgeweken van de minimale publicatietermijn van twee maanden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbij behorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven