Besluit van 27 november 2012, houdende aanwijzing van zittingsplaatsen van rechtbanken en gerechtshoven (Besluit zittingsplaatsen gerechten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 18 oktober 2012, nr. 311123;

Gelet op artikel 21b, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 14 november 2012, nr. W03.12.0434/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 21 november 2012, nr. 324466;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Als zittingsplaatsen van de volgende rechtbanken worden aangewezen:

  • a. rechtbank Amsterdam: Amsterdam;

  • b. rechtbank Den Haag: Gouda, ’s-Gravenhage en Leiden;

  • c. rechtbank Limburg: Maastricht en Roermond;

  • d. rechtbank Midden-Nederland: Almere, Amersfoort, Lelystad en Utrecht;

  • e. rechtbank Noord-Holland: Alkmaar, Haarlem, Haarlemmermeer en Zaanstad;

  • f. rechtbank Noord-Nederland: Assen, Groningen en Leeuwarden;

  • g. rechtbank Oost-Brabant: Eindhoven en ‘s-Hertogenbosch;

  • h. rechtbank Oost-Nederland: Almelo, Apeldoorn, Arnhem, Enschede, Nijmegen, Zutphen en Zwolle;

  • i. rechtbank Rotterdam: Dordrecht en Rotterdam;

  • j. rechtbank Zeeland-West-Brabant: Bergen op Zoom, Breda, Middelburg en Tilburg.

Artikel 2

Als zittingsplaatsen van de volgende gerechtshoven worden aangewezen:

  • a. gerechtshof Amsterdam: Alkmaar, Amsterdam, Haarlem en Haarlemmermeer;

  • b. gerechtshof Arnhem-Leeuwarden: Almelo, Arnhem, Assen, Groningen, Leeuwarden, Lelystad, Utrecht, Zutphen en Zwolle;

  • c. gerechtshof Den Haag: Dordrecht, ’s-Gravenhage en Rotterdam;

  • d. gerechtshof ’s-Hertogenbosch: Breda, ’s-Hertogenbosch, Maastricht, Middelburg en Roermond.

Artikel 3

Indien het bij koninklijke boodschap van 25 oktober 2012 ingediende voorstel van Wet tot wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten in verband met de vorming van de arrondissementen Gelderland en Overijssel (Kamerstukken 33 451) tot wet is verheven of wordt verheven en artikel I van die wet in werking is getreden of treedt, wordt artikel 1 als volgt gewijzigd:

A

De onderdelen c tot en met j worden geletterd d tot en met k.

B

Na onderdeel b wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • c. rechtbank Gelderland: Apeldoorn, Arnhem, Nijmegen en Zutphen;

C

Onderdeel i (nieuw) komt te luiden:

  • i. rechtbank Overijssel: Almelo, Enschede en Zwolle;

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2013.

Artikel 5

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit zittingsplaatsen gerechten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 27 november 2012

Beatrix

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Uitgegeven de dertigste november 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Met dit besluit worden de zittingsplaatsen van rechtbanken en gerechtshoven aangewezen. Op grond van artikel 21b, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (hierna: Wet RO), zoals dat is komen te luiden na de invoering van de Wet herziening gerechtelijke kaart, worden bij algemene maatregel van bestuur voor elk gerecht (rechtbanken en gerechtshoven) de zittingsplaatsen aangewezen binnen het rechtsgebied waar het gerecht is gelegen. Dit besluit geeft hieraan uitvoering. Het nieuwe stelsel van zittingsplaatsen heeft het stelsel van nevenvestigingsplaatsen en nevenzittingsplaatsen vervangen, zoals dat in de Wet RO en het vervallen Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen was vastgelegd.

Op de criteria aan de hand waarvan de zittingsplaatsen van de gerechten zijn vastgesteld en welke weging aan deze criteria is toegekend, is reeds ingegaan in paragraaf 4.1 van de memorie van toelichting op de Wet herziening gerechtelijke kaart (Kamerstukken II 2010/11, 32 891, nr. 3, pag. 12 tot en met 15). Daarbij is aangegeven dat het in de discussie over de vraag waar rechtspraaklocaties moeten zijn gevestigd, gaat om een afweging van een veelheid van belangen, waarbij steeds twee criteria een overheersende rol spelen: het belang van een goede toegankelijkheid van rechtspraak en het belang van een goede bedrijfsvoering van het gerecht. Deze criteria worden om die reden dan ook expliciet genoemd in artikel 21b, eerste lid, Wet RO, waarop dit besluit berust. Dit is ook het algemene toetsingskader geweest bij de voorgenomen 32 zittingsplaatsen.

Dit besluit is opgesteld in overleg met de Raad voor de rechtspraak en het College van procureurs-generaal. Het besluit heeft geen zelfstandige financiële gevolgen voor de rijksoverheid of andere overheden. Evenmin brengt dit besluit zelfstandige wijzigingen in administratieve lasten voor burgers of bedrijven mee. Op dit punt zij verwezen naar de paragrafen 9 en 10 van de bovengenoemde memorie van toelichting.

Parlementaire betrokkenheid bij de aanwijzing van de zittingsplaatsen als bedoeld in dit besluit is verzekerd door de voorhangprocedure, zoals deze is vastgelegd in artikel 21b, eerste lid, Wet RO. Overeenkomstig deze bepaling is een ontwerp van dit besluit voorgelegd aan de Tweede en Eerste Kamer. Dit heeft niet geleid tot de noodzaak van aanpassing van het ontwerp.

In het kader van de behandeling van de Wet herziening gerechtelijke kaart heeft de Eerste Kamer een motie aangenomen van het lid Beuving c.s.1 In deze motie wordt het kabinet verzocht om, samengevat, met spoed een wetsvoorstel in procedure te brengen dat strekt tot de vorming van de rechtbanken Gelderland en Overijssel. In artikel 3 van dit besluit is rekening gehouden met de invoering van de wet tot splitsing van het arrondissement Oost-Nederland, door te voorzien in een wijzigingsbepaling van artikel 1 van het besluit. Met die wijzigingsbepaling worden de zittingsplaatsen van de nieuw te vormen rechtbanken Gelderland en Overijssel aangeduid.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


X Noot
1

Kamerstukken I, 2011/12, 32 891, G.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven