Beleidsregel Watervergunning en bodemenergiesystemen

Gedeputeerde Staten van Groningen maken bekend dat zij op 14 maart 2023, nr. A.11, team Water, dossiernummer K320 het volgende besluit hebben genomen:

 

 

Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen:

 

 

Beleidsregel van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen houdende regels omtrent grondwatervergunningverlening en bodemenergiesystemen.

 

Gedeputeerde Staten van Groningen,

 

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag zijn voor vergunningverlening ten behoeve van het onttrekken of infiltreren van grondwater voor industriële toepassingen (boven de 150.000 m3 per jaar), de openbare drinkwatervoorziening en bodemenergiesystemen (op grond van artikel 6.4 van de Waterwet/ artikel 5.1, tweede lid aanhef en onder b en d van de Omgevingswet, in samenhang met de artikelen 3.18 en 3.19 en de artikelen 16.3 en 16.4, en artikel 2.5 van het Besluit activiteiten leefomgeving en artikel 4.3 Omgevingsbesluit);

 

Overwegende dat het toetsingskader daarvoor is opgenomen in de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Omgevingswet, het Besluit Activiteiten leefomgeving en het Besluit Kwaliteit Leefomgeving, en de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening;

 

Overwegende dat de Omgevingsvisie een beleidsmatig plan is waarin geen operationeel deel is opgenomen en de Omgevingsverordening beschermingsgebieden bevat waar bepaalde zaken verboden zijn, maar dat een aanvullend concreet toetsingskader voor de vergunningverlening ontbreekt;

 

Overwegende dat het gemeentelijk bodemenergieplan ook betrekking heeft op systemen waarvoor Gedeputeerde Staten bevoegd zijn de vergunningen te verlenen en het daardoor van belang is dat ook de provincie deze interferentiegebieden en/of bodemenergieplannen en het daarin genoemde beleid als toetsingskader kan hanteren bij vergunningverlening;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten het derhalve wenselijk achten een toetsingskader met betrekking tot de watervergunningverlening als beleidsregel vast te stellen;

 

 

Besluiten vast te stellen de volgende beleidsregel:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    bodemenergiesysteem: een open bodemenergiesysteem als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid, van het Waterbesluit/ Bijlage I bij artikel 1.1 van het BAL;

  • b.

    grondwater: grondwater als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet/bijlage bij art 1.1 Omgevingswet

  • c.

    onttrekken van grondwater: onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet/ bijlage bij art 1.1 Omgevingswet.

  • d.

    bodemenergieplan/omgevingsplan: een door de gemeenteraad en/of College Burgemeesters en Wethouders vastgesteld plan voor energieopslag in de bodem.

  • e.

    interferentiegebied: een door de gemeente bij verordening of omgevingsplan aangewezen gebied ter voorkoming van interferentie tussen gesloten en/of open bodemenergiesystemen onderling of anderszins ter bevordering van een doelmatig gebruik van bodemenergie, als bedoeld in artikel 2.2a, zesde lid (art. 2.2b lid 1 besluit omgevingsrecht).

Artikel 2 Reikwijdte

Deze beleidsregels zijn van toepassing op beslissingen op aanvragen om een watervergunning/omgevingsvergunning waarvoor Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn.

Artikel 3 Beoordelingskader voor vergunningen voor het onttrekken van grondwater

Gedeputeerde Staten toetsen een aanvraag om vergunning voor de onttrekking van grondwater en/of de aanleg van een bodemenergiesysteem naast hetgeen geregeld is in de wet, regelingen en besluiten (zoals paragraaf 4.112 van het BAL) aan de volgende vereisten:

 

  • a.

    Er wordt niet meer grondwater onttrokken dan voor het doel noodzakelijk is;

  • b.

    Het onttrokken grondwater wordt weer aangevuld, hetzij op natuurlijke wijze dan wel kunstmatig met water van een geschikte kwaliteit;

  • c.

    Het onttrekken en infiltreren van grondwater heeft geen nadelige effecten op andere belangen;

  • d.

    Het infiltreren van grondwater leidt niet tot het opbarsten van de bodem;

  • e.

    Het onttrekken en infiltreren van grondwater heeft geen nadelige effecten op kwel en inzijgingspatronen van het grondwater;

  • f.

    Het onttrekken en infiltreren van grondwater heeft geen nadelige effecten op landbouwkundige en natuurwaarden;

  • g.

    Het onttrekken en infiltreren van grondwater heeft geen nadelige effecten op het oppervlaktewater;

  • h.

    Het onttrekken en infiltreren van grondwater veroorzaakt geen zodanige zetting, dat er hierdoor schade ontstaat aan gebouwen en/of infrastructuur;

  • i.

    Het onttrekken en infiltreren van grondwater of het aanleggen van een bodemenergiesysteem heeft geen nadelige invloed op eventueel aanwezige bodem-of grondwaterverontreinigingen;

  • j.

    Het onttrekken en infiltreren van grondwater heeft geen nadelige effecten op de samenstelling van het grondwater;

  • k.

    Het onttrekken en infiltreren van grondwater heeft geen nadelige effecten op het zoet-zout grensvlak, met uitzondering van dat deel van het grondwater dat niet meer beschikbaar is voor andere doeleinden dan voor het bodemenergiesysteem;

  • l.

    Het onttrekken en infiltreren van grondwater veroorzaakt geen nadelige effecten op cultuurhistorische en archeologische waarden in de ondergrond;

  • m.

    Het onttrekken en infiltreren van grondwater danwel het bodemenergiesysteem veroorzaakt geen nadelige effecten op onttrekkingen en/of bodemenergiesystemen van derden;

  • n.

    Het bodemenergiesysteem levert een rendement dat niet lager is dan door de ontwerper of de installateur is aangegeven;

  • o.

    De productiviteit van het bodemenergiesysteem bedraagt tenminste 0,00465 MWh/m3;

Artikel 4 Interferentiegebied

Gedeputeerde Staten vragen bij een vergunningaanvraag voor een open bodemenergiesysteem in een interferentiegebied advies aan de desbetreffende gemeente en houden bij de beoordeling van een vergunningaanvraag voor een open bodemenergiesysteem rekening met de door de gemeente vastgelegde interferentiegebieden en/of nadere regels die specifiek betrekking hebben op bodemenergiesystemen die zijn vastgelegd in omgevingsplannen.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in het Provinciaal Blad.

Artikel 6 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Watervergunning en bodemenergiesystemen.

Groningen, 14 maart 2023

Gedeputeerde Staten voornoemd:

F.J. Paas,

voorzitter.

J. Schrikkema,

secretaris.

Toelichting algemeen

Gedeputeerde Staten zijn (op grond van artikel 6.4 van de Waterwet/artikel 5.1, tweede lid aanhef en onder b en d van de Omgevingswet, in samenhang met de artikelen 3.18 en 3.19 en de artikelen 16.4 en 16.3, onder a, en artikel 2.5 van het Besluit activiteiten leefomgeving en artikel 4.3 Omgevingsbesluit) het bevoegd gezag voor vergunningverlening ten behoeve van het onttrekken of infiltreren van grondwater voor industriële toepassingen (boven de 150.000 m3 per jaar), de openbare drinkwatervoorziening en bodemenergiesystemen.

 

Het toetsingskader voor de beoordeling van vergunningaanvragen is opgenomen in de Wet, regelingen en besluiten (Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling (en in de toekomst in de Omgevingswet, het Besluit Aktiviteiten leefomgeving en het BAL) de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening.

 

De Omgevingsvisie is een beleidsmatig plan waarin geen operationeel deel is opgenomen en de Omgevingsverordening bevat beschermingsgebieden waar bepaalde zaken verboden zijn, maar een aanvullend concreet toetsingskader voor de vergunningverlening ontbreekt. De vergunningaanvragen worden momenteel wel beoordeeld aan de hand van bepaalde criteria, maar deze zijn nooit vastgelegd in een beleidsregel. In deze beleidsregel wordt voor iedereen kenbaar aangegeven waar vergunningen, naast de in de wet en rijksregels voorgeschreven criteria, aan getoetst worden.

 

Bodemenergiesystemen en interferentiegebieden gemeente

Het gemeentelijk bodemenergieplan heeft ook betrekking op systemen waarvoor Gedeputeerde Staten bevoegd zijn de vergunningen te verlenen en daarom is het van belang dat ook de provincie deze bodemenergieplannen en het daarin genoemde beleid als toetsingskader kan hanteren bij vergunningverlening.

 

  • Bodemenergiesysteem

    Een bodemenergiesysteem slaat warmte en koude op in het grondwater. In de winter wordt het warme water gebruikt om bijvoorbeeld gebouwen te verwarmen en in de zomer wordt het koude water gebruikt om te koelen. Daarmee dragen zij bij aan beperking van het gebruik van aardgas en elektriciteit en de uitstoot van CO2. Bodemenergiesystemen hebben thermische invloedsgebieden. Dit zijn relatief koude en/of warme zones in de bodem (inclusief grondwater) omdat het water in een buizenstelsel of het water dat in de grond wordt gebracht een andere temperatuur heeft dan de natuurlijke bodemtemperatuur. Bij bodemenergiesystemen in elkaars nabijheid bestaat het risico dat thermische invloedsgebieden elkaar overlappen (interferentie).

    Interferentie kan ongewenst zijn wanneer dit het energierendement van de betrokken bodemenergiesystemen vermindert (negatieve interferentie). Daarnaast kan negatieve interferentie die een nieuw (groot) systeem met een bestaand (klein) systeem heeft er voor zorgen dat het nieuwe systeem niet kan worden vergund. In dat geval kan het kleine systeem de ontwikkeling van bodemenergie in een gebied tegenhouden en het gebied als het ware op slot zetten (het zogenaamde beginsel wie het eerst komt, het eerst pompt).

     

    Het risico op interferentie neemt toe als een groot aantal bodemenergiesystemen in een beperkt gebied wordt gerealiseerd. In gebieden waar dergelijke druk op de (energieopslag)capaciteit van de bodem voorzien wordt, is het wenselijk dat regie wordt gevoerd om vraag naar en beschikbaarheid van ruimte voor bodemenergie op elkaar af te stemmen. Dit kan door het aanwijzen van interferentiegebieden door het vaststellen van bodemenergieplannen en het opstellen van beleidsregels ten behoeve van vergunningverlening. Zij dragen er aan bij dat het potentieel aan bodemenergie in gebieden met een grote bodemenergievraag zo veel mogelijk wordt benut met zo min mogelijk effecten op andere belangen.

Door de gemeente kan een bodemenergieplan/omgevingsplan worden vastgesteld door B&W/gemeenteraad. Hierin wordt vooraf nagedacht over de ordening tussen de verschillende systemen. Een bodemenergieplan wordt in beginsel opgesteld door de gemeente en is vormvrij. Omdat het gemeentelijk bodemenergieplan ook betrekking heeft op systemen waarvoor Gedeputeerde Staten bevoegd zijn de vergunningen te verlenen, is het van belang dat ook de provincie deze bodemenergieplannen en het daarin genoemde beleid hanteert als toetsingskader bij vergunningverlening.

 

Deze beleidsregels hebben als doel inzichtelijk te maken hoe Gedeputeerde Staten vergunningaanvragen voor bodemenergiesystemen beoordelen voorzover deze zijn gelegen in een interferentiegebied waarvoor door de gemeente een bodemenergieplan is vastgesteld. Door beleidsregels vast te stellen functioneert het bodemenergieplan van de gemeente ook als toetsingskader voor de provincie bij het verlenen van een vergunning.

 

In deze beleidsregel wordt geregeld dat GS bij een vergunningaanvraag voor een open bodemenergiesysteem in een interferentiegebied advies aan de desbetreffende gemeente vragen en dat ze bij de beoordeling van een vergunningaanvraag voor een open bodemenergiesysteem rekening houden met de door de gemeente vastgelegde interferentiegebieden en/of nadere regels die specifiek betrekking hebben op bodemenergiesystemen die zijn vastgelegd in omgevingsplannen.

Alleen gemotiveerd kan hiervan worden afgeweken.

 

Met het vaststellen van deze beleidsregel is er een voor alle partijen duidelijk toetsingskader voor de aanvraag van grondwatervergunningen.

 

Bij de artikelen

Begripsbepalingen

Bij de begripsbepalingen is zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen zoals die in de wet, regelingen en besluiten gelden. Daarbij is rekening gehouden met de overgang naar het stelsel van de omgevingswet zodat de beleidsregel van toepassing zijn voor en na de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

 

Beoordelingskader

Dit beoordelingskader in deze beleidsregel is aanvullend bedoeld aan toetsingscriteria die in de landelijke wetgeving, regelingen en besluiten staan, zoals paragraaf 4.112 van het Besluit Aktiviteiten Leefomgeving. Bij strijdigheid gaat de landelijke wet- en regelgeving voor.

Naar boven