Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant in de hoedanigheid van Managementautoriteit voor het Operationeel Programma EFRO Zuid-Nederland 2014-2020 van 23 februari 2021 tot wijziging van de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020 in verband met REACT-EU (Elfde wijziging Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant in de hoedanigheid van Managementautoriteit voor het Operationeel Programma EFRO Zuid-Nederland 2014-2020;

 

Gelet op artikel 125, derde lid, van Verordening (EU) 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PbEU 2013, L 347), en artikel 5.2.2 van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies;

 

Overwegende dat de Managementautoriteit voor het Operationeel Programma EFRO Zuid-Nederland 2014-2020 het wenselijk acht de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020 te wijzigen in verband met de toekenning van de React-EU-middelen door de Europese Commissie aan Zuid-Nederland ter bevordering van het crisisherstel in de context van de Covid-19-pandemie en ter voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijziging Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020

De Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

 

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onder verlettering van de onderdelen w tot en met bb tot x tot en met cc wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

    • w.

      React-EU: programma van de Europese Commissie dat gericht is op crisisherstel in de context van de Covid-19-pandemie en op een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie, gebaseerd op Verordening (EU) 2020/2221 van het Europees Parlement en de Raad van 23 december 2020, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wat betreft extra middelen en uitvoeringsregelingen om bijstand te verlenen ter bevordering van het crisisherstel in de context van de Covid-19-pandemie en de sociale gevolgen daarvan en ter voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie (PbEU 2020, L437) (React-EU).

  • 2.

    De onderdelen x en y (nieuw) komen te luiden:

    • x.

      REES: Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies;

    • y.

      RIS3: Regionale Innovatie Strategie voor Slimme Specialisaties, vastgesteld op 7 april 2020 door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, op 14 april 2020 door Gedeputeerde Staten van Limburg en op 21april 2020 door Gedeputeerde Staten van Zeeland.

B.

 

Onder vernummering van paragraaf 6, inhoudende de artikelen 6.1 en 6.2, tot paragraaf 8, inhoudende de artikelen 8.1 en 8.2, worden na paragraaf 5 twee paragrafen ingevoegd, luidende:

 

Paragraaf 6 Groen, digitaal, veerkrachtig herstel Zeeland, Noord-Brabant en Limburg

 

Artikel 6.1 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      natuurlijke personen;

    • b.

      rechtspersonen;

    • c.

      samenwerkingsverbanden van onder a en b bedoelde doelgroepen.

  • 2.

    Indien een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onder c, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband; en

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 6.2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op een groen, digitaal of veerkrachtig herstel van de economie in de provincie Zeeland door middel van:

    • a.

      de ontwikkeling van innovaties voor ondernemingen binnen het domein van het kennis en innovatienetwerk Vrijetijdseconomie, in de vrijetijdssector;

    • b.

      de ontwikkeling van innovaties voor instellingen in de cultuursector, in combinatie met binnenstedelijke innovatie;

    • c.

      de ontwikkeling en uitvoering van een MKB-innovatieregeling;

    • d.

      de ontwikkeling en uitvoering van een innovatieregeling voor de vrijetijdssector;

    • e.

      valorisatie of ontwikkeling van projecten, die worden ontsloten binnen het domein van het kennis- en innovatienetwerk Industrie en Maintenance, onderdeel Maintenance Procesindustrie, en die de realisatie van innovaties op het gebied van vergroening, digitalisering, en herstel van veerkracht versnellen;

    • f.

      valorisatie of ontwikkeling van projecten, die worden ontsloten binnen het domein van het kennis- en innovatienetwerk Industrie en Maintenance, onderdeel Smart Delta Resources, en die de realisatie van innovaties versnellen;

    • g.

      valorisatie of ontwikkeling van projecten die worden ontsloten binnen het domein van het kennis- en innovatienetwerk Agrofood en Seafood, onderdeel Agrofood, en die de realisatie van innovaties versnellen;

    • h.

      valorisatie of ontwikkeling van projecten die worden ontsloten binnen het domein van het kennis- en innovatienetwerk Agrofood en Seafood, onderdeel Seafood, en die de realisatie van innovaties versnellen;

    • i.

      valorisatie of ontwikkeling van projecten die worden ontsloten binnen het domein van het kennis- en innovatienetwerk Havens en Logistiek, en die de realisatie van innovaties versnellen;

    • j.

      valorisatie of ontwikkeling van projecten die worden ontsloten binnen het domein van het kennis- en innovatienetwerk Water en Energie, onderdeel Circulair Bouwen, en die de realisatie van innovaties versnellen;

    • k.

      samenwerking en versterking van crossovers tussen de kennis- en innovatienetwerken, uit pijler 2 van Campus Zeeland.

  • 2.

    Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op een groen, digitaal of veerkrachtig herstel van de economie in de provincie Noord-Brabant door middel van:

    • a.

      de valorisatie of ontwikkeling van nieuwe digitale diensten door bedrijven of startups, in de domeinen zorg en smart city, die via BrabantRing worden ontsloten en die de realisatie van BrabantRing versnellen;

    • b.

      het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling en opschaling van digitaal platform BrabantLeert;

    • c.

      de ontwikkeling van nieuwe innovatieve digitale diensten en producten die verenigingen van eigenaren en hun beheerders faciliteren in het verduurzamen van bestaand Brabants vastgoed, als bedoeld in de uitvoeringsagenda Energie Noord-Brabant;

    • d.

      innovaties in Brabantse innovatieclusters.

  • 3.

    Subsidie kan worden versterkt voor projecten gericht op een groen, digitaal of veerkrachtig herstel van de economie in de provincie Limburg door middel van:

    • a.

      de ontwikkeling en uitvoering van een MKB-innovatieregeling;

    • b.

      het valoriseren van kennis en inzichten op het gebied van regeneratieve geneeskunde;

    • c.

      innovaties en toegepast onderzoek voor meetinstrumenten om zwaartekrachtgolven te detecteren, meten en registreren, gericht op vermindering van milieubelasting bij de bouw of op de ontwikkeling van sleuteltechnologieën uit de RIS3;

    • d.

      innovaties in de agrofoodsector die participeren in het ecosysteem van de Campus Greenport Venlo.

Artikel 6.3 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd indien voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van paragraaf 7 van deze regeling.

 

Artikel 6.4 Subsidievereisten algemeen

  • 1.

    Onverminderd artikel 5.2.5, eerste lid, onder b, c en e, en tweede lid, van de REES, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.2 in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in of komt ten goede aan:

      • 1°.

        de provincie Zeeland, indien het een project als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, betreft;

      • 2°.

        de provincie Noord-Brabant, indien het een project als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, betreft;

      • 3°.

        de provincie Limburg, indien het een project als bedoeld in artikel 6.2, derde lid, betreft;

    • b.

      het project levert een bijdrage aan een of meer transities uit de RIS3, te weten:

      • 1°.

        energietransitie;

      • 2°.

        klimaattransitie;

      • 3°.

        grondstoffentransitie;

      • 4°.

        landbouw- en voedingstransitie;

      • 5°.

        gezondheidstransitie;

    • c.

      het project is gericht op het leveren van een bijdrage aan een of meer van de outputindicatoren, bedoeld in bijlage 1 bij deze regeling;

    • d.

      het project is gericht op MKB-ondernemingen;

    • e.

      het project voldoet aan het geheel van de volgende criteria:

      • 1°.

        het project draagt bij aan de doelstellingen van React-EU binnen het Operationeel Programma Zuid 2014-2020;

      • 2°.

        het project is innovatief;

      • 3°.

        het projectplan heeft een voldoende kwaliteit; en

      • 4°.

        het project draagt bij aan duurzame ontwikkeling en heeft maatschappelijke impact; en

    • f.

      het project is uitvoeringsgereed.

  • 2.

    Onverminderd het eerste wordt, indien sprake is van staatssteun, om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.2 in aanmerking te komen, voldaan aan het bepaalde in, voor zover van toepassing, een van de artikelen 18, 19, 22, 25, 26 tot en met 31, 36 tot en met 49, 53, en 56 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 3.

    Onverminderd het eerste lid wordt, indien sprake is van staatssteun en het project niet voldoet aan het tweede lid, slechts subsidie verstrekt indien wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in de de-minimisverordening.

  • 4.

    Aan het project liggen ten grondslag:

    • a.

      een projectplan waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • b.

      een begroting en een sluitend financieringsplan van de aanvrager.

Artikel 6.5 Aanvullende subsidievereisten Noord-Brabant

  • 1.

    Onverminderd artikel 6.4, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, onder a, in aanmerking te komen, voor zover betrekking hebbend op het domein zorg, voldaan aan het vereiste dat het project is gericht op een van de volgende onderdelen:

    • a.

      de afstemming en convergentie van regionale zorginformatiesystemen op het niveau van subregio’s;

    • b.

      het leveren van een bijdrage aan de doelstelling om ouderen, zwakkeren of herstellenden zich op afstand te laten verzorgen;

    • c.

      het voorzien van gezondheidsadvies.

  • 2.

    Onverminderd artikel 6.4, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, onder a, in aanmerking te komen, voor zover betrekking hebbend op het domein smart city, voldaan aan het vereiste dat het project is gericht op een van de volgende onderdelen:

    • a.

      het geven van inzicht in het gebruik van de openbare ruimte door inwoners of gebruikers;

    • b.

      het stimuleren van het vertonen van bepaald gedrag door personen in Brabantse binnensteden.

  • 3.

    Onverminderd artikel 6.4, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat het project is gericht op:

    • a.

      hybride leer- en innovatieomgevingen die zijn of worden gevestigd op concrete fysieke locaties in Noord-Brabant;

    • b.

      samenwerking met toonaangevende partners, opleidingsinstituten en bedrijven uit de regio;

    • c.

      de bekwaming van studenten van verschillende studierichtingen en niveaus in cross-sectorale vakgerichte vaardigheden en 21st Century skills;

    • d.

      de vormgeving van hybride onderwijs, gericht op de toenemende tendens van digitalisering en data in de verschillende industriële sectoren;

    • e.

      een versterking van de aansluiting op de arbeidsmarkt van de beroepsbevolking nu en in de toekomst; en

    • f.

      het leveren van een substantiële bijdrage aan het lange termijn groeivermogen in Noord-Brabant.

  • 4.

    Onverminderd artikel 6.4 wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, onder c, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat het project is gericht op:

    • a.

      ontwikkeling door samenwerkingsverbanden als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, onder c; en

    • b.

      ontwikkeling in samenwerking met verenigingen van eigenaren uit meerdere gemeenten in Noord-Brabant.

  • 5.

    Onverminderd artikel 6.4 wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, onder d, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat het project is gericht op een van de volgende onderdelen:

    • a.

      de ontwikkeling van batterijpakketten en batterijmanagementsystemen voor toepassingen in bouwmachines, bussen, trucks en schepen, en de opschaling hiervan naar assemblage en productie;

    • b.

      de ontwikkeling van robots en datasystemen ten behoeve van verduurzaming en productiviteitsverbetering in de akkerlandbouw, waarbij een sterkere band tussen de hightech- en agrofoodsector blijvend wordt gerealiseerd;

    • c.

      roll-to-roll spatial atomic layer deposition ten behoeve van zonnecel- en batterijproductie;

    • d.

      het verhogen van de digitaliseringsgraad van de toeleveringsketen ten behoeve van verduurzaming van de logistieke sector in Noord-Brabant;

    • e.

      doorontwikkeling van pyrolyse en de uitrol daarvan;

    • f.

      de ontwikkeling van een ruimte voor proefproductie, training en experimenten voor bedrijven, waar faciliteiten voor een cleanroom, electronicaproefproductie en 3D-printen samenkomen;

    • g.

      de ontwikkeling van toepassingen van kunstmatige intelligentie, Virtual Reality en Augmented Reality voor de sector maintenance en services, ten behoeve van verduurzaming van deze sector.

Artikel 6.6 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Ten aanzien van de subsidiabele kosten zijn de artikelen 1.3 tot en met 1.5 van de REES en artikel 69 van verordening 1303/2013 van toepassing.

  • 2.

    Indien sprake is van staatssteun, zijn de kosten, bedoeld in het eerste lid, subsidiabel voor zover deze kosten passen binnen het betreffende artikel van de algemene groepsvrijstellingsverordening, bedoeld in artikel 6.4, tweede lid.

Artikel 6.7 Vereisten subsidieaanvraag

Aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 6.2 worden ingediend binnen de periode van 29 maart 2021, vanaf 09.00 uur tot en met 16 april 2021, tot 17.00 uur.

 

Artikel 6.8 Subsidieplafond

De Managementautoriteit stelt het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 6.7, vast op:

  • a.

    € 625.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder a;

  • b.

    € 625.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder b;

  • c.

    € 725.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder c;

  • d.

    € 725.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder d;

  • e.

    € 625.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder e;

  • f.

    € 625.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder f;

  • g.

    € 625.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder g;

  • h.

    € 625.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder h;

  • i.

    € 625.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder i;

  • j.

    € 625.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder j;

  • k.

    € 300.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder k;

  • l.

    € 4.000.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, onder a;

  • m.

    € 6.000.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, onder b;

  • n.

    € 2.000.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, onder c;

  • o.

    € 8.000.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, onder d;

  • p.

    € 6.000.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, derde lid, onder a;

  • q.

    € 5.500.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, derde lid, onder b;

  • r.

    € 2.000.000 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, derde lid, onder c;

  • s.

    € 0 voor projecten als bedoeld in artikel 6.2, derde lid, onder d.

Artikel 6.9 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 6.2c, bedraagt 70% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    Indien de aanvrager minder dan 70% van de subsidiabele kosten, bedoeld in het eerste lid, aanvraagt, wordt slechts het gevraagde percentage aan subsidie verstrekt.

  • 3.

    Het percentage, bedoeld in het tweede lid, wordt gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal van overheidsbijdragen die aangemerkt moeten worden als staatssteun aan de subsidieontvanger niet meer bedraagt dan op grond van de artikelen 18, 19, 22, 25, 26 tot en met 31, 36 tot en met 49, 53, en 56 van de algemene groepsvrijstellingsverordening is toegestaan.

  • 4.

    Onverminderd het eerste tot en met het derde lid, wordt niet meer subsidie verstrekt dan op grond van artikel 69, eerste lid, onder a, van verordening 1303/2013 is toegestaan.

  • 5.

    Onverminderd het eerste tot en met derde lid wordt, indien sprake is van staatssteun en de activiteit voldoet aan artikel 6.4, derde lid, maximaal een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat voor het totale bedrag aan subsidies over een periode van drie belastingjaren het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 200.000 voor rechtspersonen en € 100.000 voor ondernemingen in het wegverkeer niet wordt overschreden.

Artikel 6.10 Verdeelcriteria

  • 1.

    Het subsidieplafond, bedoeld in artikel 6.8, wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking plaats van de op die dag binnengekomen volledige aanvragen, op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate van innovativiteit van het project;

    • b.

      de kwaliteit van het projectplan; en

    • c.

      de mate waarin het project bijdraagt aan een duurzame ontwikkeling en de mate waarin het maatschappelijke impact heeft.

  • 4.

    Aanvragers van subsidieaanvragen als bedoeld in het derde lid, lichten op verzoek van de Managementautoriteit hun subsidieaanvraag mondeling toe.

  • 5.

    Indien toepassing van het derde lid ertoe leidt dat aanvragen gelijk gerangschikt zijn, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen bepaald op grond van artikel 5.2.8, tweede lid, van de REES.

Artikel 6.11 Advies

De Managementautoriteit legt aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 6.2, voor advies over de artikelen 6.4, eerste lid, onder b en e, en 6.10, derde lid, voor aan de Deskundigencommissie.

 

Paragraaf 7 Groen, digitaal, veerkrachtig herstel Zuid-Nederland

 

Artikel 7.1 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      natuurlijke personen;

    • b.

      rechtspersonen;

    • c.

      samenwerkingsverbanden van onder a en b bedoelde doelgroepen.

  • 2.

    Indien een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onder c, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband; en

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 7.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het versterken en verbreden van het Zuid-Nederlandse economisch systeem in:

  • a.

    de provincie Zeeland;

  • b.

    de provincie Noord-Brabant;

  • c.

    de provincie Limburg.

Artikel 7.3 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd indien voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van paragraaf 6 van deze regeling.

 

Artikel 7.4 Subsidievereisten

  • 1.

    Onverminderd artikel 5.2.5, eerste lid, onder b, c en e, en tweede lid, van de REES, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.2 in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in of komt ten goede aan:

      • 1°.

        de provincie Zeeland, indien het een project als bedoeld in artikel 7.2, onder a, betreft;

      • 2°.

        de provincie Noord-Brabant, indien het een project als bedoeld in artikel 7.2, onder b, betreft;

      • 3°.

        de provincie Limburg, indien het een project als bedoeld in artikel 7.2, onder c, betreft;

    • b.

      het project levert een bijdrage aan een of meer transities uit de RIS3, te weten:

      • 1°.

        energietransitie;

      • 2°.

        klimaattransitie;

      • 3°.

        grondstoffentransitie;

      • 4°.

        landbouw- en voedingstransitie;

      • 5°.

        gezondheidstransitie;

    • c.

      het project is gericht op het leveren van een bijdrage aan een of meer van de outputindicatoren, bedoeld in bijlage 1 bij deze regeling;

    • d.

      het project is gericht op MKB-ondernemingen;

    • e.

      het project is gericht op:

      • 1°.

        digitalisering;

      • 2°.

        vergroening;

      • 3°.

        veerkrachtig herstel van de economie;

      • 4°.

        het bevorderen van marktgerichte samenwerking tussen bedrijven onderling of tussen bedrijven, kennis- en onderzoeksinstellingen en overheden; of

      • 5°.

        het stimuleren van open innovatie en methoden en processen die daar bij aansluiten;

    • f.

      het project voldoet aan het geheel van de volgende criteria:

      • 1°.

        het project draagt bij aan de doelstellingen van React-EU binnen het Operationeel Programma Zuid 2014-2020;

      • 2°.

        het project is innovatief;

      • 3°.

        de businesscase van het project is onderbouwd;

      • 4°.

        het projectplan heeft een voldoende kwaliteit;

      • 5°.

        het project draagt bij aan duurzame ontwikkeling en heeft maatschappelijke impact.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid wordt, indien sprake is van staatssteun, om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.2 in aanmerking te komen, voldaan aan het bepaalde in, voor zover van toepassing, een van de artikelen 18, 19, 22, 25, tweede lid, 26 tot en met 31, 36 tot en met 49, 53, en 56 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 3.

    Onverminderd het eerste lid wordt, indien sprake is van staatssteun en het project niet voldoet aan in het tweede lid, slechts subsidie verstrekt indien wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in de de-minimisverordening.

  • 4.

    Aan het project liggen ten grondslag:

    • a.

      een projectplan waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • b.

      een begroting en een sluitend financieringsplan van de aanvrager.

Artikel 7.5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Ten aanzien van de subsidiabele kosten zijn de artikelen 1.3 tot en met 1.5 van de REES en artikel 69 van verordening 1303/2013 van toepassing.

  • 2.

    Indien sprake is van staatssteun, zijn de kosten, bedoeld in het eerste lid, subsidiabel voor zover deze kosten passen binnen het betreffende artikel van de algemene groepsvrijstellingsverordening, bedoeld in artikel 7.4, tweede lid.

Artikel 7.6 Vereisten subsidieaanvraag

Aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 7.2 worden ingediend binnen de periode van 26 april 2021, vanaf 09.00 uur tot en met 28 mei 2021, tot 17.00 uur.

 

Artikel 7.7 Subsidieplafond

De Managementautoriteit stelt het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 7.6, vast op:

  • a.

    € 1.191.341 voor projecten als bedoeld in artikel 7.2, onder a;

  • b.

    € 3.574.022 voor projecten als bedoeld in artikel 7.2, onder b;

  • c.

    € 2.382.681 voor projecten als bedoeld in artikel 7.2, onder c.

Artikel 7.8 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 7.2 bedraagt 70% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    Indien de aanvrager minder dan 70% van de subsidiabele kosten, bedoeld in het eerste lid, aanvraagt, wordt slechts het gevraagde percentage aan subsidie verstrekt.

  • 3.

    Het percentage, bedoeld in het tweede lid, wordt gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal van overheidsbijdragen die aangemerkt moeten worden als staatssteun aan de subsidieontvanger niet meer bedraagt dan op grond van de artikelen 18, 19, 22, 25, 26 tot en met 31, 36 tot en met 49, 53, en 56 van de algemene groepsvrijstellingsverordening is toegestaan.

  • 4.

    Onverminderd het eerste tot en met het derde lid, wordt niet meer subsidie verstrekt dan op grond van artikel 69, eerste lid, onder a, van verordening 1303/2013 is toegestaan.

  • 5.

    Onverminderd het eerste tot en met derde wordt, indien sprake is van staatssteun en de activiteit voldoet aan artikel 7.4, derde lid, maximaal een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat voor het totale bedrag aan subsidies over een periode van drie belastingjaren het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 200.000 voor rechtspersonen en € 100.000 voor ondernemingen in het wegverkeer niet wordt overschreden.

Artikel 7.9 Verdeelcriteria

  • 1.

    Het subsidieplafond, bedoeld in artikel 7.7, wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking plaats van de op die dag binnengekomen volledige aanvragen, op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van React-EU binnen het Operationeel Programma Zuid 2014-2020;

    • b.

      de mate van innovativiteit van het project;

    • c.

      de kwaliteit van de businesscase;

    • d.

      de kwaliteit van het projectplan; en

    • e.

      de mate waarin het project bijdraagt aan een duurzame ontwikkeling en de mate waarin het maatschappelijke impact heeft.

  • 4.

    Aanvragers van subsidieaanvragen als bedoeld in het derde lid, lichten op verzoek van de Managementautoriteit hun subsidieaanvraag mondeling toe.

  • 5.

    Indien toepassing van het derde lid ertoe leidt dat aanvragen gelijk gerangschikt zijn, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen bepaald op grond van artikel 5.2.8, tweede lid, van de REES.

Artikel 7.10 Deskundigencommissie

De Managementautoriteit legt aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 7.2 voor advies over de artikelen 7.4, eerste lid, onder b en f, en artikel 7.9, derde lid, voor aan de Deskundigencommissie.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

’s-Hertogenbosch, 23 februari 2021

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

de secretaris,

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Toelichting behorende bij de Elfde wijziging Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020

I. Algemeen

De Europese Commissie heeft aan Zuid-Nederland extra financiële middelen toegekend onder de naam React-EU, ter bevordering van het crisisherstel in de context van de Covid-19-pandemie en ter voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie.

 

Deze toekenning berust op artikel 1 van de Verordening (EU) 2020/2221 van het Europees Parlement en de Raad van 23 december 2020 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wat betreft extra middelen en uitvoeringsregelingen om bijstand te verlenen ter bevordering van het crisisherstel in de context van de Covid-19-pandemie en de sociale gevolgen daarvan en ter voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie (React-EU).

 

Het React-EU budget dat beschikbaar is gesteld betreft in totaal € 49.372.963.

 

Binnen de lidstaat Nederland is afgesproken dat het EFRO-deel van de React-EU middelen via een extra prioriteit in de lopende landsdelige programma’s wordt ingezet. De Managementautoriteit heeft daartoe op 23 februari 2021 het Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020 gewijzigd.

 

Deze regeling wijzigt de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020 in verband met de verdeling van de React-EU-middelen in Zuid-Nederland. Zij berust mede op de Regionale Innovatie Strategie voor Slimme Specialisatie in Zuid–Nederland 2021-2027 (RIS3), omdat de denklijnen inzake investeringen in groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie, die zijn ontwikkeld in de RIS3, de bestaande prioriteiten van het Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020 aanvullen.

 

Met deze regeling worden twee paragrafen toegevoegd aan de subsidieregeling, te weten een paragraaf 6 en een paragraaf 7.

 

Paragraaf 6 ziet op de openstelling van 3 zogenoemde provinciale luiken, een voor Zeeland, een voor Noord-Brabant en een voor Limburg. Binnen deze provinciale luiken zijn gerichte criteria geformuleerd voor de verstrekking van subsidie, toegespitst op de specifieke situatie in elke provincie. Dit past bij de interventie zoals bedoeld in React-EU. De crisis die vanuit de Covid-19-pandemie is ontstaan, heeft in elke provincie immers een eigen doorwerking. De provincies zijn ieder op hun eigen manier getroffen door de crisis en hebben ieder een andere aanpak om veerkrachtig uit deze crisis te komen en daarmee de economie te ondersteunen. In deze gerichte openstellingen wordt dus maatwerk geleverd.

 

Daarnaast wordt in paragraaf 7 de Zuid-Nederlandse samenwerking voortgezet in een landsdelige openstelling, om aandacht te geven aan economische structuurversterking in Zuid-Nederland, conform de uitgangspunten van de RIS3.

Binnen het thema React-EU wordt de bijdrage vanuit de Europese Commissie in Zuid-Nederland volledig besteed aan het onderdeel ‘een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie’. In de uitwerking richt Zuid-Nederland zich op het MKB maar ook op andere actoren zoals kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en samenwerkingsverbanden. Binnen deze focus richten we ons op vergroening, digitalisering en veerkrachtig herstel langs de lijnen van de nieuwe RIS3 2021-2027 en op toekomstgerichte vernieuwing. De doelgroep kent geen focus op specifieke sectoren zoals in het OPZuid 2014-2020 het geval was. Alle sectoren met projecten binnen de bovenstaande focusgebieden kunnen indienen. Voor de prioriteit React-EU zal het accent in lijn met de RIS3 2021-2027 liggen op de hogere TRL-niveaus (6-9). Naast technologische innovatie is er ruimte voor projecten met sociale en/of organisatorische innovatie, waarbij er aantoonbaar sprake moet zijn van een vernieuwende component.

 

Zuid-Nederland heeft als missie om vanuit haar specifieke kracht innovatie te stimuleren die economische impact heeft in Zuid-Nederland, én op regionale én internationale schaal tot maatschappelijke impact leidt. Vijf grote transities staan daarbij centraal, die zowel op mondiale schaal alsook specifiek in Zuid spelen en aansluiten op de thema’s van de Green Deal: de energie-, grondstoffen-, klimaat-, landbouw- en voedings- en gezondheidstransitie. Via innovatie kan Zuid-Nederland in deze transities oplossingen ontwikkelen die leiden tot maatschappelijke impact in en buiten Zuid-Nederland en die economisch perspectief hebben.

 

Als gevolg van de COVID-19-pandemie is het voor Zuid-Nederland de uitdaging om activiteiten te ondersteunen die bijdragen aan een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie in lijn met de missie van de nieuwe RIS3 Zuid-Nederland 2021-2027. De uitdaging bestaat eruit om via toekomstgerichte investeringen sterker uit de crisis te komen en daarbij een zo groot mogelijk deel van de zwaar getroffen sectoren te behouden in termen van activiteiten, bedrijvigheid en banen.

Wat betreft de doelgroep richt React-EU zich in Zuid-Nederland op het MKB in aansluiting op de nieuwe RIS3 2021-2027 en ook op bedrijvigheid die tot dusverre buiten beeld is geweest zoals de toeristische en culturele sector. Binnen deze doelgroep vallen ook stichtingen en samenwerkingsverbanden.

 

Type begunstigden zijn het bedrijfsleven, kennisinstellingen, overheden en stichtingen in Zuid-Nederland (en daarbuiten met aantoonbare meerwaarde) en in het verlengde van de RIS3 2021-2027 ook (burger)coöperaties en dergelijke, mits professionaliteit en continuïteit redelijkerwijs zijn verzekerd.

 

React-EU is qua geografische focus generiek inzetbaar in Zuid-Nederland en heeft daarbij bijzondere aandacht voor gebieden in Zuid-Nederland die economisch het zwaarst zijn getroffen door de COVID-19-pandemie. Binnen React-EU is aandacht voor specifieke regionale acties, het instrumentarium leent zich ervoor om in te zetten op gerichte openstellingen om zo een adequaat antwoord te hebben op de regionale behoefte.

 

Voorbeelden van acties:

  • (door)ontwikkeling van innovaties die oplossingen bieden voor uitdagingen binnen één of meer maatschappelijke transities. Daarbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen:

    • -

      ondersteuning van innovatieprojecten binnen individuele MKB-bedrijven;

    • -

      ondersteuning van innovatieprojecten tussen samenwerkende bedrijven (cluster- c.q. ecosysteemprojecten);

  • (door)ontwikkeling van vernieuwende interregionale en internationale waardeketens om tot de vermarkting van innovaties binnen de transities te komen;

  • marktgerichte samenwerking tussen MKB-er(s) en kennisinstellingen (en eventueel grote bedrijven) aan oplossingen binnen de maatschappelijke transities, waarin publieke en private R&D-capaciteit met elkaar wordt verbonden. Hieronder valt onder meer de gezamenlijke (door)ontwikkeling van living labs, van nieuwe (gedeelde) voorzieningen en instrumenten voor innovatietrajecten, en skillsontwikkeling waar dit benodigd is om innovaties te vermarkten;

  • ondersteuning voor living labs en demonstraties in de reële omgeving, waarin bedrijven, kennisinstellingen en eindgebruikers samenwerken aan innovaties die bijdragen aan de maatschappelijke uitdagingen. Hierbij hebben we ook oog voor andere vormen van samenwerkingen en consortia in breder verband dan de klassieke triple helix, bijvoorbeeld door het betrekken van maatschappelijke instellingen en het stimuleren van burgerparticipatie.

De regeling voorziet er ook in dat stapeling van subsidies wordt tegengegaan. Het is mogelijk dat voor een en hetzelfde project zowel een aanvraag wordt ingediend binnen een van de gerichte provinciale luiken als in het landsdelige luik. Er kan voor een en hetzelfde project echter niet tweemaal subsidie worden verstrekt, op grond van zowel een provinciaal gericht luik als het landsdelige luik.

 

II. Artikelsgewijs

 

Artikel I (Wijziging Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020)

Onder B

 

Artikel 6.2 Subsidiabele activiteiten

In dit artikel wordt per provincie aangegeven voor welke specifieke activiteiten subsidie kan worden verkregen onder de paraplu van een groen, digitaal of veerkrachtig herstel van de economie.

 

Artikel 6.2, eerste lid

Een deel van de subsidiabele activiteiten, onder a tot en met d, ziet op innovaties in de door de Covid-19 pandemie zwaar getroffen sectoren in Zeeland en die leiden tot een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie in deze sectoren.

 

Subsidie is een van de economische beleidsinstrumenten. Bij React-EU wordt van de begunstigden een daadwerkelijke tegenprestatie verlangd: een project uitvoeren waarmee ten eerste een innovatie uitgetest wordt en ten tweede een economisch en maatschappelijk perspectief gecreëerd wordt. Dat perspectief is de bijdrage aan de langdurige ontwikkeling van Zeeland: het duurzaam groeivermogen. Dit gaat dus verder dan het perspectief voor één of een groep MKB-bedrijven.

 

Omdat het MKB zwaar getroffen is, wordt met de extra React-EU middelen via deze openstelling ook ruimte geboden voor projecten die zien op de ontwikkeling en uitvoering van een collectiviteitsregeling waarbij kleine innovatieprojecten, uitgevoerd door MKB-ondernemingen, gesubsidieerd kunnen worden.

 

Een ander deel van de subsidiabele activiteiten, e tot en met k, ziet op het versterken en uitrollen van het bestaande Zeeuwse regionaal innovatie ecosysteem. Campus Zeeland levert een grote bijdrage aan dit ecosysteem. Dit is een samenwerkingsverband van bedrijven, kennis- en onderzoeksinstellingen en overheden in Zeeland. Zij bundelen de krachten om te zorgen voor een sterke koppeling tussen onderwijs en bedrijfsleven. Dat moet de innovatiekracht van Zeeland vergroten en zorgen voor een toekomstbestendige economie waarin jonge, goed opgeleide mensen het bedrijfsleven versterken. Ook de activiteiten binnen en tussen deze netwerken hebben door de Covid-19 pandemie te maken met negatieve effecten. Met middelen vanuit React-EU kunnen de netwerken inzetten op een groener, digitaler en veerkrachtiger herstel voor de Zeeuwse economie.

 

Campus Zeeland bestaat uit drie pijlers. De eerste is de Bèta Campus, waar het toekomstige Delta kenniscentrum onder valt. De tweede pijler betreft de Kennis- en innovatienetwerken. Dit zijn er zes in totaal. Industrie en maintenance, dat ziet op Smart Delta Resources (SDR), Maintenance Procesindustrie (kiC/MPI) en Schelde Safety Network. Havens en logistiek, dat ziet op Zeeland Connect. Agrofood en seafood, dat ziet op Fooddelta en Biobased Delta. Water en energie, dat ziet op Energy Port Zeeland, Zeeuws Energieakkoord, Fieldlab Zephyros, Circulair bouwen en Centre of Expertise Water & Energy (CoE WE). Vrijetijdseconomie, dat ziet op de Toeristische Uitvoeringsalliantie en Toeristisch Ondernemend Zeeland (TUA/TOZ). En Zorg, dat zie op Digital Health.

En ten slotte de derde pijler Onderwijs en onderzoek. Met elkaar vormen deze drie pijlers het Ecosysteem Campus Zeeland.

 

De subsidiabele activiteiten, genoemd onder e tot en met j, zien op valorisatie of ontwikkeling van projecten, die worden ontsloten binnen een aantal van de bovengenoemde kennis- en innovatienetwerken, of een onderdeel daarvan, die de realisatie van innovaties op het gebied van vergroening, digitalisering en herstel van veerkracht te versnellen. Ook een samenwerking en versterking van crossovers tussen de kennis- en innovatienetwerken in pijler 2, (of onderdelen daarvan) komt op grond van onderdeel k voor subsidie in aanmerking.

 

Artikel 6.2, tweede lid

Voor Noord-Brabant is een viertal subsidiabele activiteiten opgenomen onder a tot en met d. Voor deze subsidiabele activiteiten, gelden naast de algemene subsidievereisten uit artikel 6.4, nog een aantal aanvullende subsidievereisten, neergelegd in artikel 6.5.

 

Bij de subsidiabele activiteit, bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, onder a, gaat het om projecten die zich richten op de valorisatie of ontwikkeling van nieuwe digitale diensten door bedrijven of startups, in de twee domeinen zorg en smart city, die via een speciaal daartoe aangelegde beveiligde digitale infrastructuur, de zogenaamde BrabantRing, kunnen worden aangeboden en die de realisatie van BrabantRing versnellen.

 

BrabantRing is een open en veilige digitale marktplaats voor schaalbare connectiviteitsoplossingen en maatschappelijke digitale diensten via bestaande glasvezelverbindingen. Het vergroot de dataverbondenheid en digitale bereikbaarheid in Brabant, met name voor maatschappelijke diensten die aansluiten bij landelijke en provinciale missies op het gebied van klimaat en gezondheid.

 

De coronacrisis onderstreept het belang van digitale connectiviteit en digitale verbindingen. Digitalisering kent ook een belangrijke maatschappelijke kant, die Brabant weerbaarder en inclusiever kan maken. Het biedt kansen om de wijze waarop Brabanders leren, werken, zorgen, verplaatsen en recreëren te bestendigen zodat dit bijdraagt aan het innovatief vermogen van Brabant. Om hierin een volgende stap te zetten is een robuuste en veilige digitale infrastructuur nodig die geschikt is voor maatschappelijke organisaties om digitale dienstverlening op te ontwikkelen en te verlenen.

 

Bij de subsidiabele activiteit, bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, onder b, gaat het om projecten die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van digitaal platform BrabantLeert. Op concrete locaties worden hybride leer- en innovatieomgevingen georganiseerd, waar ondernemers samen met onderwijsinstellingen innovatie- en onderwijsprogramma’s ontwikkelen die zowel fysiek als digitaal, via het platform BrabantLeert, aangeboden kunnen worden.

 

De doorontwikkeling van het digitaal platform BrabantLeert, is een belangrijk speerpunt uit het beleidskader Economie 2030, Visie op een toekomstbestendige economie voor Brabant, zoals vastgesteld door Provinciale Staten van Noord-Brabant op 16 oktober 2020. Hierbinnen wordt ingezet op het weerbaar maken van de arbeidsmarkt, door ervoor te zorgen dat de negatieve impact voor (potentieel) werkenden, als gevolg van de COVID-19 pandemie, wordt aangepakt door om- en bijscholing. Op deze manier zijn zij voorbereid op de uitdagingen van de toekomst. BrabantLeert biedt een digitaal scholingsaanbod gericht op het om-, bij- en opschalen van de werkende en potentieel werkende Brabander op het gebied van (digitale) werkvaardigheden, om zo de inzetbaarheid van het arbeidspotentieel op de snel veranderende arbeidsmarkt te vergroten. Ambitie van de partners betrokken bij het platform, verenigd in het PactBrabant, is om het digitaal scholingsaanbod uit te breiden, de ondersteuningsstructuur te versterken en daarbij ook speciale aandacht te hebben voor de realisatie van zogenaamde hybride leer- en innovatieomgevingen.

 

Bij de subsidiabele activiteit, bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, onder c, gaat het om projecten die gericht zijn op de ontwikkeling van nieuwe innovatieve digitale diensten en producten die verenigingen van eigenaren (VvE’s) en hun beheerders faciliteren in het verduurzamen van bestaand Brabants vastgoed, als bedoeld in de uitvoeringsagenda Energie Noord-Brabant, en op deze manier ondersteunend zijn aan de ambitie van de Bouwtrein Brabant. Het gaat dan om woningbouwcomplexen en andere bouwcomplexen. Traditionele vormen van diensten en producten worden vervangen door nieuwe innovatieve diensten en producten. Nieuwe innovatieve diensten kunnen ook ontstaan doordat nieuwe vormen van samenwerking tussen nieuwe partners (die voorheen niet samenwerkten) zijn gecreëerd.

 

De nieuwe uitvoeringsagenda Energie van de provincie, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 9 februari 2021, zet stevig in op de verduurzaming van het bestaande vastgoed in Brabant (de bebouwde omgeving). De provincie werkt daarbij samen met de 12 gemeenten aan een planmatige en schaalbare aanpak: de Brabantse Bouwtrein. De Brabantse Bouwtrein bundelt de inzet van alle partijen betrokken bij enerzijds de bouw en anderzijds de verduurzaming. Samenwerking in de bouwtrein is gericht op de hele keten, zowel overheid (provincie, regio’s en alle Brabantse gemeenten), kennis/onderzoek als het bedrijfsleven (van productontwikkeling tot realisatie). De behoeften van de eindgebruikers staat centraal: de Brabantse inwoners. De Brabantse Bouwtrein brengt losse projecten op het gebied van verduurzaming van de gebouwde omgeving samen en schaalt deze op door het samen- en toevoegen van passende financieringsoplossingen die programmatisch worden ingezet. Binnen de aanpak is de wens om een nieuwe vorm van samenwerking en financiering te ontwikkelen voor de verduurzaming van meerdere woningen tegelijk (complexen) in het bezit van VvE’s.

 

Bij de subsidiabele activiteit, bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, onder d, gaat het om innovaties in bestaande innovatieclusters die betrekking hebben op een aantal specifieke terreinen, passend binnen de sleuteltechnologieën uit de RIS3 of daarnaast ook nog binnen een van de in het Beleidskader Economie 2030 beschreven innovatie-coalities.

 

De provincie Noord-Brabant zet met het Beleidskader Economie 2030 in op de ontwikkeling van het verdienvermogen van morgen. De focus ligt daarbij sterk op een missie gedreven innovatiebeleid, waarbij de kracht van de diverse sterke Brabantse sectoren wordt ingezet op de maatschappelijke uitdagingen, zoals ook in de RIS3 omschreven is, de transities op het terrein van landbouw en voedsel, klimaat, energie, grondstoffen en gezondheid. De provincie heeft in het Beleidskader Economie 2030 innovatiecoalities benoemd. Hiertoe zijn vijf beleidsterreinen geselecteerd, waar zij de transitie naar een nieuw economische verdienmodel wil versnellen via gericht triple-helix samenwerkingen. Deze terreinen betreffen energieconversie en opslag, slimme & groene mobiliteit, life sciences/health, AI en digitalisering en agrofood. React-EU-middelen zouden de ambitie op dit vlak verder kunnen versnellen in concrete uitvoering ten behoeve van een groener, digitaal en veerkrachtig herstel van de Brabantse economie.

 

Artikel 6.2, derde lid

Voor Limburg is een viertal subsidiabele activiteiten opgenomen onder a tot en met d.

 

Onder a vallen projecten die zich richten op de ontwikkeling en uitvoering van een MKB-innovatieregeling. De Limburgse economie wordt gekenmerkt door een veelheid van MKB-ondernemingen. De crisis als gevolg van de Covid-19 pandemie heeft vooral grote impact op deze MKB-ondernemingen. Voor veel van deze MKB-ondernemingen zijn Europese middelen niet gemakkelijk toegankelijk, onder andere vanwege de relatief complexe regelgeving. Voor Limburg is het desalniettemin van groot belang dat ook de kleinere MKB-ondernemingen aanspraak kunnen maken op de Europese middelen voor crisisherstel. Een stimuleringsregeling voor MKB-ondernemingen die uitgevoerd kan worden met middelen van React-EU is daarom voor Limburg een absolute prioriteit. Hiermee wordt geborgd dat de Limburgse MKB-ondernemingen direct kunnen meeprofiteren van de Europese herstelfinanciering. Deze regeling zal oog moeten hebben voor innovatieve investeringen binnen het brede MKB maar zeker voor ondernemers binnen de sectoren die het hardst door de crisis ten gevolge van de Covid-19 pandemie zijn geraakt, zoals toeristisch-recreatieve bedrijven, horeca, retail en dergelijke. Zij proberen middels innovatie de negatieve gevolgen van de crisis achter zich te laten.

Gedacht wordt aan een project dat wordt beheerd door een partij die ervaring heeft met MKB-investeringen en het managen van Europese financiering. Binnen de te ontwikkelen regeling zelf is het de bedoeling minstens enkele tientallen MKB-ondernemingen te koppelen, die op hun beurt een Europese subsidie ontvangen voor hun investeringen. De overhead om de regeling uit te voeren en de administratieve last voor deelnemende MKB-ondernemingen moeten zo laag mogelijk blijven.

 

Onder b vallen projecten gericht op het valoriseren van kennis en inzichten op het gebied van regeneratieve geneeskunde. Deze subsidiabele activiteit richt zich op de ontwikkelingen binnen de Life Sciences en de regeneratieve geneeskunde in het bijzonder. Eerdere investeringen van onder andere de Provincie Limburg hebben ertoe geleid dat Limburg een van de primaire universitaire kenniscentra heeft op het vlak van regeneratieve geneeskunde. Om hier ook economisch rendement uit te halen moet nu de stap gezet worden naar industrialisatie van het productieproces van materialen en apparatuur die kunnen worden gebruikt in de toepassing van regeneratieve geneeskunde. Het gaat dan om automatisering, grootschalige productie en vooral de (door)ontwikkeling van apparatuur die hiervoor nodig is.

Dit in afstemming op de sterkten van en in samenwerking met andere academische centra in Nederland op dit gebied.

Hiermee wordt en de positie van de Brightlands Maastricht Health Campus versterkt als ook het betreffende Brightlands ecosysteem, waarbij zo veel mogelijk aangesloten wordt op de sterkten van de verschillende Brightlands locaties. 

 

Onder c zijn als subsidiabele activiteit opgenomen innovaties en toegepast onderzoek voor meetinstrumenten om zwaartekrachtgolven te detecteren, meten en registreren. Het kan daarbij zowel gaan om projecten die zijn gericht op de vermindering van milieubelasting in de bouw van deze meetinstrumenten, als om projecten die zien op de ontwikkeling van sleuteltechnologieën uit de RIS3 voor deze meetinstrumenten.

Een majeure ontwikkeling in Limburg is de mogelijke bouw van een instrument voor het detecteren, registreren en meten van zwaartekrachtgolven, de zogenaamde Einstein telescoop. Dit is niet alleen een ontwikkeling die relevant is voor de wetenschap. De provincie Limburg zet in op het verbinden van het innovatieve MKB aan deze ontwikkeling. Door nu te investeren in deze innovaties is mogelijk kostenreductie te behalen bij de bouw van zo’n instrument. Daarnaast is de verwachting dat innovatieve oplossingen die voor de mogelijke bouw van dit instrument ontwikkeld moeten worden ook spil-over effecten zullen hebben naar andere toepassingen. Projecten die gerelateerd zijn aan de ontwikkeling van dit instrument zijn daarom als subsidiabele activiteit opgenomen.

 

Onder d zijn innovaties subsidiabel gesteld in de agrofoodsector, die participeren in het ecosysteem van de Campus Greenport Venlo. Dit betreft in het bijzonder innovatieve projecten op het gebied van agrofood, die bijdragen aan de landbouw- en voedingstransities, waarbij digitalisering een belangrijke rol speelt. Deze projecten dienen een duidelijke link te hebben met het versterken van het ecosysteem van de Campus Greenport Venlo.

 

Onder B

 

Artikel 6.4 Subsidievereisten algemeen

Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen geldt voor alle drie de provincies dat het project moet worden uitgevoerd in de betreffende provincie, of dat het project daaraan ten goede moet komen. Ook moet het project een bijdrage leveren aan een of meer transities uit de RIS3, moet het een bijdrage leveren aan een van de outputindicatoren, bedoeld in bijlage 1 van de regeling, moet het gericht zijn op MKB-ondernemingen en moet het uitvoeringsgereed zijn. Ten slotte geldt voor de projecten in alle drie de provincies dat het project moet voldoen aan het geheel van een viertal criteria. Het project moet bijdragen aan de React-EU-doelstellingen binnen het programma OPZuid 2014-2020, het project is innovatief, heeft een projectplan van voldoende kwaliteit en draagt bij aan een duurzame ontwikkeling en heeft maatschappelijke impact.

 

Artikel 6.4, eerste lid, onder a

Hier wordt aangesloten bij tekst van artikel 70, eerste en tweede lid, van verordening 1303/2013, waarin is bepaald dat de concrete actie moet plaatsvinden in het programmagebied, maar dat hiervan kan worden afgeweken indien de concrete actie ten goede komt aan het programmagebied.

Van uitvoering in de provincie Zeeland, Noord-Brabant respectievelijk Limburg, is sprake als meer dan de helft van de subsidiabele kosten door partners uit die provincie worden gemaakt. Indien dit percentage lager ligt, geldt derhalve de eis dat het project ten goede moet komen aan de betreffende provincie. Het is aan de aanvrager(s) van het project dit laatste duidelijk in hun projectplan te onderbouwen.

 

Artikel 6.4, eerste lid, onderdeel e, onder 4 °

Met het begrip maatschappelijke impact wordt gedoeld op de indirecte betekenis van het project voor de maatschappij, doordat het een positieve bijdrage levert aan maatschappelijke opgaven die bedrijven helpen hun bedrijfsvoering te verduurzamen.

 

Artikel 6.4, tweede lid

In het tweede lid wordt om rechtmatig staatssteun te kunnen verlenen, aangesloten bij een groot aantal artikelen uit de algemene groepsvrijstellingsverordening. Deze artikelen zijn gekozen omdat zij naar verwachting goed aansluiten bij het type projecten dat in het kader van deze subsidieregeling wordt ingediend.

 

Artikel 6.5 Aanvullende subsidievereisten Noord-Brabant

Dit artikel geeft in het vijfde lid een aantal aanvullende vereisten ten opzichte van de vereisten uit artikel 6.4, op een zevental specifieke terreinen, die alleen voor projecten in Noord- Brabant gelden. Deze aanvullende vereisten vragen om een nadere toelichting.

 

Artikel 6.5, vijfde lid, onder a

Nederland is gecommitteerd om 100% elektrisch busvervoer in 2025 en 100% emissieloos transport te hebben in 2030. Vanuit Brabant kunnen we vooroplopen in technische innovaties voor de elektrificatie van dit zwaardere vervoerssegment om onze concurrentiepositie te behouden en de afhankelijkheid van de Aziatische batterijtoeleverketen te verkleinen. Hiervoor moet gefragmenteerde informatie en kennis meer bijeengebracht worden.

 

Artikel 6.5, vijfde lid, onder b

Door onder andere strengere Europese regelgeving, uitdagingen rondom arbeidskrachten en schaarste van goede landbouwgrond, is er toenemende behoefte aan technische oplossingen in de akkerlandbouw. Meer samenwerking en betere kennisdeling tussen de hightech- en landbouw- en voedselsector bieden kansen voor grotere economische en maatschappelijke impact. Hightech toeleveranciers in Brabant kunnen op vraagarticulatie vanuit de Brabantse landbouw- en voedselsector oplossingen bieden en zo kunnen de sectoren gezamenlijk nieuwe innovaties uitrollen.

 

Artikel 6.5, vijfde lid, onder c

Bij roll-to-roll productie worden lange, flexibele materialen afgerold, bedekt met een coating en weer opgerold (zoals in feite ook gebeurd bij het drukken van een krant). In het geval van atomic layer deposition (ALD, atoomlaagdepositie) ontstaan deze coatings atoomlaag voor atoomlaag in een reactieve gasomgeving. In spatial (spatiële) ALD wordt een depositiekop gebruikt die de laagjes direct achter elkaar aanbrengt op een snel bewegend materiaal voor een hogere productiesnelheid.

 

Artikel 6.5, vijfde lid, onder d

Er zijn digitale innovaties in de logistieke sector beschikbaar maar deze worden nog relatief weinig toegepast en zijn vaak niet direct toepasbaar bij MKB-ondernemingen.

 

Artikel 6.5, vijfde lid, onder e

Pyrolyse is de techniek waarbij met behulp van zeer hoge temperaturen en zonder zuurstof materialen worden ontleed.

 

Artikel 6.5, vijfde lid, onder f

Een cleanroom is een zeer zuivere werkomgeving ontworpen om contaminatie aan het productproces of aan het onderzoek dat in die omgeving gebeurt te beperken, of indien mogelijk uit te sluiten. Die contaminatie kan bestaan uit stof of vezels, in de lucht aanwezige micro-organismes, fijn stof of chemische dampen.

 

Artikel 6.5, vijfde lid, onder g

Kunstmatige intelligentie (Artificial Intelligence, AI) heeft betrekking op systemen of machines die onze eigen intelligentie nabootsen om taken uit te voeren en die zichzelf tijdens dat proces kunnen verbeteren op basis van de vergaarde informatie. Virtual Reality (VR) is een computertechniek waarbij het lijkt alsof je in een andere werkelijkheid bent. Bij Augmented Reality (AR) wordt er een digitale laag over de werkelijkheid gelegd.

 

Artikel 6.8 Subsidieplafond

Alle drie de provincies hebben een eigen subsidieplafond. Voor Zeeland is het totale plafond van € 6.750.000 opgedeeld in elf deelplafonds, gerelateerd aan de subsidiabele activiteiten, bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder a tot en met k. Voor de ontwikkeling van innovaties voor ondernemingen in de het kennis- en innovatienetwerk binnen de vrijetijdssector is een plafond van € 625.000 opgenomen. Voor de ontwikkeling van innovaties voor instellingen in de cultuursector, in combinatie met binnenstedelijke innovatie, bedraagt het plafond ook € 625.000. Voor projecten gericht op de ontwikkeling en uitvoering van een MKB-innovatieregeling is een plafond van € 725.000 gereserveerd. Aan projecten gericht op de ontwikkeling en uitvoering van een innovatieregeling voor de vrijetijdssector is een plafond van € 725.000 toebedeeld. Voor projecten, gerelateerd aan een zestal kennis- en innovatienetwerken, is een zestal deelplafonds van elk € 625.000 opgenomen. En voor samenwerking en cross-overs tussen deze kennis-en innovatienetwerken is ten slotte een plafond van € 300.000 opgenomen.

 

Voor Zeeland zullen via een wijziging van de subsidieregeling met terugwerkende kracht financiële middelen uit deelplafonds die niet zijn uitgeput, worden overgeheveld naar Zeeuwse deelplafonds waar een overschrijding heeft plaatsgevonden. Hiervoor hoeven projecten niet opnieuw ingediend te worden.

 

Als een Zeeuws deelplafond als bedoeld onder a tot en met k niet wordt uitgeput, wordt via een wijzigingsregeling met terugwerkende kracht het restant uit dat plafond overgeheveld naar een ander deelplafond onder a tot en met k, te beginnen met het plafond dat de grootste overschrijding heeft en te eindigen met het deelplafond dat de laagste overschrijding heeft.

 

Het totale plafond in Noord-Brabant bedraagt € 20.000.000. Dit bedrag is opgesplitst in vier deelplafonds, gerelateerd aan de subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, onder a, tot en met d. Het deelplafond voor de versnelling van BrabantRing bedraagt € 4.000.000. Het deelplafond voor de ontwikkeling en opschaling van BrabantLeert bedraagt € 6.000.000. Het deelplafond voor het verduurzamen van bestaand Brabants vastgoed bedraagt € 2.000.000. En het deelplafond voor innovaties in Brabantse innovatieclusters bedraagt € 8.000.000.

 

Ook voor Noord-Brabant zullen via een wijziging van de subsidieregeling met terugwerkende kracht financiële middelen uit deelplafonds die niet zijn uitgeput, worden overgeheveld naar Brabantse deelplafonds waar een overschrijding heeft plaatsgevonden. Ook hiervoor hoeven projecten niet opnieuw ingediend te worden.

 

Als een Brabants deelplafond als bedoeld onder l tot en met n niet wordt uitgeput, wordt via een wijzigingsregeling met terugwerkende kracht het restant uit dat plafond overgeheveld naar een ander deelplafond onder l tot en met n, te beginnen met het plafond dat de grootste overschrijding heeft.

 

Als daarna nog steeds sprake is van onderuitputting van een van de deelplafonds onder l tot en met n, wordt het restant daaruit via een wijzigingsregeling met terugwerkende kracht overgeheveld naar het plafond onder o, voor zover dit plafond is overschreden.

 

Als het deelplafond onder o niet volledig wordt uitgeput, wordt het restant via een wijzigingsregeling met terugwerkende kracht overgeheveld naar een of meer deelplafonds onder l tot en met n, te beginnen bij het deelplafond dat de grootste overschrijding heeft, en te eindigen met het deelplafond dat de laagste overschrijding heeft.

 

Voor Limburg ten slotte bedraagt het totale plafond € 13.500.000 dat is opgedeeld in vier deelplafonds, gerelateerd aan de subsidiabele activiteiten, bedoeld in artikel 6.2, derde lid, onder a tot en met d. Een plafond van € 6.000.000 voor projecten gericht op de ontwikkeling en uitvoering van een MKB-innovatieregeling. Een plafond van € 5.500.000 voor het valoriseren van kennis en inzichten op het gebied van regeneratieve geneeskunde. Een plafond van € 2.000.000 voor innovaties en toegepast onderzoek voor meetinstrumenten om zwaartekrachtgolven te detecteren, meten en registreren, gericht op vermindering van milieubelasting bij de bouw of op de ontwikkeling van sleuteltechnologieën uit de RIS3. En ten slotte een plafond van € 0 voor innovaties in de agrofoodsector die participeren in het ecosysteem van de Campus Greenport Venlo.

 

Dit laatste plafond van € 0 betreft een beleidsmatige keuze. Indien een of meer van de andere Limburgse deelplafonds niet volledig wordt uitgeput, zullen de hieruit resterende middelen via een wijziging van de subsidieregeling met terugwerkende kracht worden toegekend aan het Limburgse plafond voor innovaties in de agrofoodsector die participeren in het ecosysteem van de Campus Greenport Venlo. Projecten hoeven daarvoor niet opnieuw in te dienen.

 

Artikel 6.11 Advies

De Deskundigencommissie adviseert de Managementautoriteit allereerst over de vraag of projecten voldoen aan het vereiste dat het project een bijdrage levert aan een of meer transities uit de RIS3 en over de vraag of projecten voldoen aan het geheel van de vier criteria betrekking hebbend op de doelstellingen van React-EU, innovatie, kwaliteit projectplan en duurzame ontwikkeling en maatschappelijke impact. Dit gebeurt aan de hand van knock-out criteria. Het project voldoet wel of niet aan de onderscheidenlijke vereisten in artikel 6.4, eerste lid, onder b en e.

 

Bij overschrijding van het plafond brengt de Deskundigencommissie voorts op grond van artikel 6.10, derde lid, een ranking aan tussen de projecten kijkend naar de mate van innovatie van het project, de kwaliteit van het projectplan en de mate waarin het project bijdraagt aan een duurzame ontwikkeling en de mate waarin het maatschappelijke impact heeft.

 

Nota bene, projecten die niet passen binnen de subsidiabele activiteiten zoals beschreven in artikel 6.2, of die niet voldoen aan de aanvullende subsidievereisten voor Noord-Brabant als beschreven in artikel 6.4, komen alleen daarom al niet in aanmerking voor subsidie en worden dan ook niet aan de Deskundigencommissie ter advisering voorgelegd.

 

Artikel 7.4 eerste lid, onder a

Hier wordt aangesloten bij tekst van artikel 70, eerste en tweede lid, van verordening 1303/2013, waarin wordt bepaald dat de concrete actie moet plaatsvinden in het programmagebied, maar dat hiervan kan worden afgeweken indien de concrete actie ten goede komt aan het programmagebied.

 

Van uitvoering in de provincie Zeeland, Noord-Brabant respectievelijk Limburg, is sprake als meer dan de helft van de subsidiabele kosten door partners uit die provincie worden gemaakt. Indien dit percentage lage ligt, geldt derhalve de eis dat het project ten goede moet komen aan de betreffende provincie. Het is aan de aanvrager(s) van het project dit laatste duidelijk in hun projectplan te onderbouwen.

 

Artikel 7.4, eerste lid, onderdeel f, onder 5 °

Met maatschappelijke impact wordt gedoeld op de indirecte betekenis van het project voor de maatschappij, doordat het een positieve bijdrage levert aan maatschappelijke opgaven die bedrijven helpen hun bedrijfsvoering te verduurzamen.

 

Artikel 7.4, tweede lid

In het tweede lid wordt om rechtmatig staatssteun te kunnen verlenen, aangesloten bij een groot aantal artikelen uit de algemene groepsvrijstellingsverordening. Deze artikelen zijn gekozen omdat zij naar verwachting goed aansluiten bij het type projecten dat in het kader van deze subsidieregeling wordt ingediend.

 

Artikel 7.7 Subsidieplafond

Binnen de landsdelige openstelling zijn drie deelplafonds opgenomen, gerelateerd aan de subsidiabele activiteiten bedoeld in artikel 7.2. Voor de provincie Zeeland is een plafond van € 1.191.341 opgenomen. Voor Noord-Brabants een plafond van € 3.574.022 en voor Limburg een plafond van € 2.382.681. Dit kan worden aangevuld met € 6.720.000 cofinanciering van het rijk dat reeds is gepubliceerd in de REES.

 

Indien een of meer van deze plafonds niet wordt uitgeput wordt overwogen na de zomer de betreffende plafonds opnieuw open te stellen.

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

 

de secretaris,

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

 

Naar boven