Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland van 16 februari 2021 PZH-2021-764801157 (DOS-2016-0005086), houdende regels omtrent het versterken van de biotopen en de populaties van de icoonsoorten grutto en patrijs (Openstellingsbesluit projectsubsidie verbetering biotoop grutto en patrijs 2021)

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland;

 

Gelet op artikel 2.3.3 van de Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016;

 

Overwegende dat het wenselijk is om investeringen voor verbetering van de biotoop grutto en patrijs te stimuleren, zodat bijgedragen wordt aan de doelen van het Zuid-Hollandse Actieplan Boerenlandvogels;

 

Besluiten vast te stellen het volgende besluit:

 

Openstellingsbesluit projectsubsidie verbetering biotoop grutto en patrijs 2021

Artikel 1 Aanvraagperiode

  • 1.

    In afwijking van artikel 26, eerste lid van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.3.1 van de Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016 worden ingediend vanaf 20 februari tot en met 21 maart 2021.

  • 2.

    Een aanvraag is tijdig ingediend indien deze binnen de in het eerste lid genoemde periode is ontvangen.

Artikel 2 Deelplafond

Het deelplafond voor dit openstellingsbesluit bedraagt € 1.100.000,-.

Per ingediende aanvraag geldt een maximum bijdrage vanuit deze regeling van € 150.000,-.

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten die bijdragen aan het versterken van de biotopen en de populaties van de icoonsoorten grutto en patrijs:

  • a.

    waterhuishoudkundige maatregelen gericht op vernatting inclusief aankoop zonnepompen en drie jaar beheer;

  • b.

    ontwikkeling van kruidenrijk grasland inclusief zaaigoed en maximaal 3 jaar ontwikkelingsbeheer;

  • c.

    verwijderen hout of houtopstanden in en direct naast weidevogelgebieden;

  • d.

    anti-predatie- en anti-ganzenrasters;

  • e.

    beheerbaar maken van percelen;

  • f.

    tegengaan verruiging voor een periode van maximaal 3 jaar;

  • g.

    aanleg van patrijzenakkers, wintervoedselvelden of keverbanken inclusief zaaigoed en maximaal 3 jaar ontwikkelingsbeheer;

  • h.

    ongeschikt maken van leefgebieden van de icoonsoorten grutto en patrijs voor predatoren;

  • i.

    ontwikkelen van een lichte machine voor in- en doorzaai van perceelsranden (kruidenrijke grasranden);

  • j.

    monitoring van de effectiviteit van de hierboven genoemde maatregelen, tot een maximum van 10% van de begroting per aanvraag.

Artikel 4 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 3 wordt uitsluitend verstrekt aan:

  • a.

    agrarische collectieven, als bedoeld in artikel 3.2 van de Subsidieregeling natuur-en landschapsbeheer Zuid-Holland 2016;

  • b.

    BoerenNatuur Zuid-Holland;

  • c.

    terreinbeherende organisaties.

Artikel 5 Aanvraagvereisten

Naast de gegevens, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Asv, gaat een aanvraag voor subsidie vergezeld van een plan van aanpak dat ten minste bestaat uit:

  • a.

    een omschrijving van de te verrichten werkzaamheden, inclusief een planning;

  • b.

    een specificatie van de kosten;

  • c.

    een onderbouwde omschrijving van de verwachte bijdrage aan het versterken of beschermen van het biotoop van de populaties van de betreffende icoonsoorten;

  • d.

    een beschrijving van de mate waarin monitoring en beheer nodig is;

  • e.

    een beschrijving in hoeverre beheer onderdeel is van het project.

Artikel 6 Weigeringsgronden

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 3 Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016 geweigerd indien:

  • a.

    de subsidieaanvraag onvolledig is;

  • b.

    voor de activiteit reeds subsidie is verstrekt op basis van het Openstellingsbesluit POP-3 investeringen weidevogels, biodiversiteit en landschap Zuid-Holland 2017;

  • c.

    het project onvoldoende aantoonbaar bijdraagt aan het versterken of beschermen van het biotoop van de populaties van de icoonsoorten grutto of patrijs;

  • d.

    het project strijdig is met andere provinciale belangen;

  • e.

    het project niet uitvoerbaar is vanwege wettelijke of praktische belemmeringen;

  • f.

    de aanvrager voor deze specifieke activiteit ook van een andere provinciale financiering gebruik maakt;

  • g.

    de te verstrekken subsidie hoger is dan € 150.000,00;

  • h.

    de te verstrekken subsidie lager is dan € 5.000,00.

Artikel 7 Niet Subsidiabele kosten

Geen subsidie wordt verstrekt voor de kosten van:

  • a.

    hardware of software voor drones;

  • b.

    de aanleg van natuurvriendelijke oevers;

  • c.

    predatiebeheermaatregelen zoals nachtzichtapparatuur, vangkooien of kunstburchten;

  • d.

    monitoring en onderzoek die niet direct bedoeld zijn om de effectiviteit van de maatregel te beoordelen en/of die meer dan 10% van de totale begroting van de ingediende aanvraag overstijgen;

  • e.

    maatregelen op het gebied van communicatie en educatie.

Artikel 8 Rangschikking

  • 1.

    Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking, bedoeld in artikel 2.3.3, tweede lid, onder b, van de Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016, de volgende criteria:

    • a.

      mate van (structurele) verbetering biotoop in relatie tot het gevraagde subsidiebedrag;

    • b.

      effectiviteit van de maatregelen;

    • c.

      mate van draagvlak bij stakeholders;

    • d.

      uitvoerbaarheid.

  • 2.

    Voor de hiervoor genoemde criteria in het eerste lid kan één tot en met vijf punten per criterium worden behaald.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten rangschikken de aanvragen op basis van het aantal punten.

  • 4.

    Indien een aanvraag minder dan 14 punten behaalt, wordt de subsidie geweigerd.

  • 5.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt de rangorde van die aanvragen bepaald door de som van het aantal punten voor de criteria a en d als genoemd onder eerste lid.

  • 6.

    Indien toepassing van het vijfde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt de onderlinge rangorde van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 9 Verplichtingen

In aanvulling op artikel 1.4 van de Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016 is de subsidieontvanger verplicht om de activiteit als bedoeld in artikel 3, onder a, b, d en g, tot minstens vijf jaar na vaststelling van de subsidie in stand te houden.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Artikel 11 Werkingsduur

Dit besluit vervalt op 31 december 2026.

Artikel 12 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit projectsubsidie verbetering biotoop grutto en patrijs 2021.

Den Haag, 16 februari 2021

drs. H.M.M. Koek, secretaris

drs. J. Smit, voorzitter

Toelichting

Met de Wet natuurbescherming is de zorg voor en bescherming van beschermde soorten gedecentraliseerd van het Rijk naar de provincies. Het soortenbeleid wordt vormgegeven aan de hand van Zuid-Hollandse icoonsoorten. Dit zijn soorten die gezamenlijk symbool staan voor landschappelijke en ecologische kwaliteiten in Zuid-Holland én/of voor maatschappelijke kwaliteiten en ecosysteemdiensten. Gedachte achter deze lijst met icoonsoorten is het idee dat de natuur van Zuid-Holland in volle breedte gaat profiteren van maatregelen die worden genomen ten faveure van deze icoonsoorten (‘paraplu-functie’). In deze openstelling wil de provincie Zuid-Holland ruimte bieden voor het versterken van de populaties van de boerenlandvogels. Hiermee geven we invulling aan het Actieplan Boerenlandvogels. De provincie Zuid-Holland zet al ruimschoots in op het beheer van weide-, akker- en bollenvogels. Middels deze openstelling komt er ruimte voor investeringen ter versterking van het biotoop en de populaties van de icoonsoorten grutto en patrijs.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 3 Subsidiabele activiteit

Onder het versterken van de biotopen en de populaties worden de volgende activiteiten verstaan:

  • waterhuishoudkundige maatregelen gericht op vernatting inclusief aankoop zonnepompen

  • ontwikkeling van kruidenrijk grasland inclusief zaaigoed en maximaal 3 jaar ontwikkelingsbeheer

  • verwijderen hout(opstanden)

  • anti-predatie en anti-ganzenrasters

  • beheerbaar maken van percelen

  • tegengaan verruiging (maximaal 3 jaar)

  • ongeschikt maken van leefgebieden van icoonsoorten grutto en patrijs voor predatoren

  • aanleg van patrijzenakkers, wintervoedselvelden of keverbanken inclusief zaaigoed en maximaal 3 jaar ontwikkelingsbeheer. Hierbij geldt dat patrijzenakkers en wintervoedselvelden ook in de vorm van - minimaal 9 meter brede - randen kunnen worden aangelegd. Bij de maatregelen voor akkervogels geldt dat de uitgangspunten van het Patridge-project zullen worden aangehouden https://www.vogelbescherming.nl/bescherming/wat-wij-doen/onze-boerenlandvogels/kerngebieden-en-projecten/partridge1/informatiemap

  • monitoring van de effectiviteit van de hierboven genoemde maatregelen, tot een maximum van 10% van de begroting per aanvraag

Projectleiding is onderdeel van uitvoeringsprojecten en is daarom ook subsidiabel. Specifiek overgangsbeheer valt niet onder de SNL of onder het ANLb. Daarom kan overgangsbeheer, net als onderhoud en het plaatsen en verwijderen van anti-predatie- en anti-ganzenrasters, voor maximaal 3 jaar mee worden begroot in de aanvraag.

 

Artikel 7 Niet Subsidiabele kosten

De aanleg van natuurvriendelijke oevers is niet subsidiabel, omdat deze onvoldoende bijdragen aan het doel van de regeling. De aanleg van weidevogeloevers is wel subsidiabel.

Investeringen gericht op het voorkomen van predatie zoals rasters zijn wel subsidiabel. Investeringen voor de uitvoering van predatiebeheer zijn niet subsidiabel.

Monitoring en onderzoek alleen subsidiabel binnen deze openstelling voor zover ze bedoeld zijn om de effectiviteit van voorgestelde maatregelen te beoordelen. Monitoring en onderzoek mogen niet meer dan 10% van de totale begroting per aanvraag vragen.

 

Artikel 8 Rangschikking

Het is de ambitie van de provincie Zuid-Holland om bij keuzes in de programmering van initiatieven het maatschappelijk rendement van de geïnvesteerde ‘groene euro’s’ te vergroten. Dit rendementsdenken wordt vormgegeven door enerzijds aan de voorkant handvatten te bieden voor het voeren van het goede gesprek daarover, anderzijds door bij de gunningscriteria voor deze subsidieregeling duidelijk te zijn over de criteria waarop de ingediende subsidies worden afgewogen. Door aan de voorkant duidelijkheid te geven over de criteria hopen wij daarnaast de initiatiefnemers al in een vroeg stadium te stimuleren om de beoogde projecten zo goed mogelijk te laten bijdragen aan de doelen van het (soorten)beleid.

Om de subsidiegelden zo effectief mogelijk te benutten is voor de huidige subsidieregeling gekozen voor een methode waarbij de subsidieaanvragen onderling met elkaar worden vergeleken en op basis van kwaliteit van de aanvraag gerangschikt.

 

Per criterium waarop projecten gescoord worden, wordt hieronder aangegeven welke elementen worden betrokken bij de inhoudelijke beoordeling.

  • a.

    Mate van verbetering biotoop (omvang en kwaliteit) in relatie tot gevraagde subsidiebedrag: hoe sterker de mate van verbetering van het biotoop en hoe lager het gevraagde subsidiebedrag, des te hoger de score. Aandachtspunten hierbij zijn de omvang van het project, de mate van kwaliteitsverbetering en de totale som van de gevraagde subsidie. Het gaat hier feitelijk om het rendement van de subsidie.

  • b.

    Effectiviteit: hoe meer zekerheid is over de effectiviteit van de maatregelen, des te hoger de score. Hebben de maatregelen uit het project zich al eens bewezen of zijn er twijfels over de effectiviteit?

  • c.

    Mate van draagvlak: hoe hoger het lokale en maatschappelijke draagvlak, des te hoger de score. Maatregelen die in het Actieplan Boerenlandvogels of in de onderliggende vijf gebiedsplannen zijn opgenomen, zijn afgestemd met betrokken partijen. Aanvragen die zijn opgenomen in het Actieplan Boerenlandvogels of de onderliggende gebiedsplannen, worden derhalve geacht op draagvlak te kunnen rekenen. Draagvlak kan daarnaast worden aangetoond wanneer bijvoorbeeld sprake is van een samenwerkingsverband met meerdere partijen, van cofinanciering, van de inzet van vrijwilligers en ondernemers.

  • d.

    Uitvoerbaarheid: Hoe meer uitvoeringsgereed, hoe hoger de score. Aandachtspunten hierbij zijn eventuele vergunningen, de beschikbaarheid van de gronden, danwel de toestemming van de grondeigenaar. Projecten die in 2021 uitgevoerd kunnen worden, krijgen de maximale score.

Beoordeling criteria a tot en met d:

1= slecht; 2 = matig; 3 = voldoende; 4 = goed; 5 = zeer goed

Naar boven