Besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 26 mei 2020 (DOS-2015-0009359) tot wijziging van de Beleidsregel M&O zodat subsidieontvangers niet extra worden benadeeld als ze vanwege de uitbraak van COVID-19 niet in staat zijn hun subsidieverplichtingen na te komen

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland,

 

Gelet op:

Artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

Overwegende dat het wenselijk is als gevolg van de uitbraak van COVID-19 coulance te betrachten jegens subsidieontvangers en derhalve het extra korten van de verstrekte subsidie tijdelijk niet redelijk wordt geacht;

 

Besluiten:

 

Vast te stellen het Besluit tot wijziging van de Beleidsregel ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik bij subsidieverstrekking

ARTIKEL I

De Beleidsregel ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik bij subsidieverstrekking wordt als volgt gewijzigd:

 

Aan artikel 3 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

  • 3.

    Aan het eerste en tweede lid wordt geen toepassing gegeven tot en met 31 maart 2021.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal blad waarin dit besluit wordt geplaatst en vervalt op 1 april 2021.

Den Haag, 26 mei 2020

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland,

drs. H.M.M. Koek

secretaris

drs. J. Smit

voorzitter

Toelichting

Omdat de uitbraak van COVID-19 en de maatregelen daaromtrent mogelijk grote gevolgen hebben voor subsidieontvangers achten gedeputeerde staten het tijdelijk niet redelijk om de Beleidsregel ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik bij subsidieverstrekking onverkort toe te passen. Op grond van artikel 3, eerste lid, van deze beleidsregel wordt, indien een subsidie wordt verlaagd omdat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet, niet tijdig of niet geheel zijn verricht of niet, niet tijdig of niet geheel aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan, en dit niet onverwijld en schriftelijk is gemeld, een extra verlaging toegepast van 3%. Omdat sommige subsidieontvangers mogelijk ernstig worden geraakt door COVID-19 en de maatregelen daaromtrent, achten gedeputeerde staten het op dit moment niet redelijk om deze extra verlaging toe te passen. Een overweging hierbij is dat naar verwachting, als gevolg van de situatie rondom COVID-19 een relatief groot aantal subsidieontvangers de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, niet of niet geheel zal kunnen uitvoeren en/of de daaraan verbonden verplichtingen niet of niet geheel zal kunnen nakomen, en er dientengevolge een relatief groot aantal subsidies lager zal worden vastgesteld. Ook is het denkbaar dat een tijdige melding, gezien de huidige omstandigheden, niet altijd mogelijk is. De extra verlaging wordt daarom tot en met 31 maart 2021 niet toegepast. Wel vindt gedurende deze periode de gebruikelijke registratie plaats volgens de artikelen 4 en 5 van de beleidsregel.

Naar boven