Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 16 juli 2019, nr. 81F44F3E, tot wijziging van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies

Gedeputeerde staten van Utrecht;

 

gezien de in het Sectoroverleg Provinciale Arbeidsvoorwaarden bereikte overeenstemming over deze

wijziging;

 

gelet op de Algemene Wet Bestuursrecht en de Provinciewet;

besluiten de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies als volgt te wijzigen:

Artikel I

Aan de CAP2018 wordt een nieuw artikel toegevoegd. Dit artikel luidt als volgt:

Artikel 2.3.5 Loon oproepkracht

  • 1.

    De werkgever bepaalt volgens welke regeling de loonbetaling zal plaatshebben:

    • a.

      volgens deze regeling;

    • b.

      volgens de loonregeling voor de groep waarvan de werknemer deel uitmaakt, die de werkgever heeft vastgesteld nadat hierover overeenkomstig hoofdstuk 12 overleg heeft plaatsgevonden; of

    • c.

      op een bedrag, voor elk geval of voor elke te verrichten dienst afzonderlijk vast te stellen.

  • 2.

    Het bepaalde in en krachtens hoofdstuk 3 is voor zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, tenzij door toepassing van het eerste lid, onderdelen b en c, anders is bepaald.

Artikel II

De CAP2018 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In Artikel 3.4.3, derde lid wordt de tekst behorende bij het * gewijzigd in:

    Voor de uren overwerk die gelegen zijn tussen 6.00 en het tijdstip 2 uur voor het begin van de voor de ambtenaar geldende werktijd en de uren overwerk die gelegen zijn tussen het tijdstip 2 uur na het einde van de voor de ambtenaar geldende werktijd en 20.00 geldt een percentage van 50%.

  • 2.

    Artikel 3.4.5, tweede lid wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

    • 2.

      De tegemoetkoming bedraagt voor de ambtenaar

      • a.

        in salarisschaal 6 of lager: € 26,97 per maand;

      • b.

        in salarisschaal 7 of hoger: € 17,34 per maand.

  • 3.

    Artikel 3.5.2, tweede lid, onderdeel a wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

    • a.

      8% van het in die maand genoten salaris en salaristoelagen, met een minimum van € 164,17, waarbij dit minimum niet geldt voor ambtenaren met een aanstelling in schaal A of met loondispensatie;

  • 4.

    de tekst van artikel 3.5.3 onderdeel b wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

    • b.

      voor IKB-verlof voor zover de totale aanspraken op verlof volgens artikel 11, eerste lid, onderdeel r, onder 1° van de Wet op de loonbelasting 1964 niet tot het loon gerekend worden en tot een maximum van 10% van de totale arbeidsduur in het kalenderjaar waarin het IKB-verlof wordt gekocht;

  • 5.

    In artikel 7.5.3 lid 1 wordt onder vervanging van de . door een ; achter c een nieuw onderdeel toegevoegd dat luidt:

    • d.

      indien de vrouwelijke ambtenaar ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid en die ongeschiktheid haar oorzaak vindt in de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap.

  • 6.

    De tekst van artikel 8.3.1 inclusief aanhef wordt in zijn geheel gewijzigd en komt als volgt te luiden:

    Artikel 8.3.1 Persoonlijk ontwikkelbudget

    • 1.

      Het POB bedraagt € 5.000 per 5 jaar voor ambtenaren in vaste of tijdelijke dienst ongeacht omvang van de aanstelling.

    • 2.

      Voor ambtenaren met een aanstelling voor bepaalde tijd moet de duur van de aanstelling of de keten van aanstellingen minimaal zes maanden zijn.

    • 3.

      Het POB is bedoeld voor opleiding en ontwikkeling gericht op zowel de huidige als toekomstige werkzaamheden.

    • 4.

      Organisatiebrede opleidingen en andere door de organisatie opgedragen opleidingen komen niet ten laste van het POB. Ook wettelijke verplichte scholing komt niet ten laste van het POB van een medewerker.

    • 5.

      Het budget wordt niet uitgekeerd of teruggevorderd bij het einde van het dienstverband.

    • 6.

      De ambtenaar en zijn leidinggevende bespreken de besteding van het POB.

    • 7.

      De leidinggevende adviseert over de besteding van het POB.

    • 8.

      De ambtenaar beslist in beginsel zelf over de besteding van zijn budget. De werkgever geeft toestemming voor de gewenste besteding van het POB als aannemelijk is dat de besteding voldoet aan het vereiste in lid 9. De ambtenaar levert een onderbouwing aan waaruit blijkt dat het aannemelijk is dat de gewenste besteding van het POB voldoet aan het vereiste in lid 9.

    • 9.

      De besteding van het POB moet voldoen aan de voorwaarden van artikel 31a, tweede lid, onderdelen c en d Wet op de loonbelasting 1964.

    • 10.

      Voor opleidingen die een relatie hebben met de huidige werkzaamheden van de ambtenaar heeft hij recht op studieverlof. Voor opleidingen die te maken hebben met toekomstige werkzaamheden heeft de ambtenaar in overleg met zijn leidinggevende recht op studieverlof naar redelijkheid en billijkheid.

    • 11.

      Als achteraf blijkt dat door het opzettelijk verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie door de ambtenaar een vergoeding ten onrechte belastingvrij is uitbetaald, dan worden de loonheffingen en de eventuele boetes, op de ambtenaar of de oud-ambtenaar verhaald.

Artikel III

Bijlage 1 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

Bijlage 1 Salarisgebouw provincies

Minimum- en maximumsalaris per salarisschaal per 1 januari 2019

 

salarisschaal

minimumsalaris

maximumsalaris

A

100% van het wettelijk minimumloon

120% van het wettelijk minimumloon

1

€ 1.650,21

€ 1.963,75

2

€ 1.666,72

€ 2.095,37

3

€ 1.683,21

€ 2.286,93

4

€ 1.699,73

€ 2.411,07

5

€ 1.774,74

€ 2.535,36

6

€ 1.859,28

€ 2.656,13

7

€ 2.051,22

€ 2.930,32

8

€ 2.323,08

€ 3.318,66

9

€ 2.628,74

€ 3.755,34

10

€ 2.882,25

€ 4.117,51

11

€ 3.369,79

€ 4.814,02

12

€ 3.840,66

€ 5.486,65

13

€ 4.170,61

€ 5.958,01

14

€ 4.725,69

€ 6.750,99

15

€ 5.197,50

€ 7.425,03

16

€ 5.717,20

€ 8.167,44

17

€ 6.288,32

€ 8.983,32

18

€ 6.916,89

€ 9.881,31

Artikel IV

Deze wijziging treedt in werking op 1 januari 2019.

Naar boven