Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent de openstelling Samenwerking voor innovaties op lokaal niveau en de nadere regels Openstellingsbesluit Korte Voorzieningsketens Gelderland, oktober 2018

Bekendmaking van het besluit van 21 september 2018 – zaaknummer 2018-011080 tot vaststelling van een regeling

 

GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

 

[Gelet op artikel 1.3 en hoofdstuk 2 paragraaf 7 van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland, mei 2018

 

BESLUITEN vast te stellen het Openstellingsbesluit Samenwerking voor innovaties op lokaal niveau – korte voorzieningsketens, oktober 2018:

 

  • I.

    Het subsidieplafond bedraagt € 800.000,- waarvan € 400.000,- bestaat uit middelen uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en € 400.000,- uit provinciale middelen.

     

  • II.

    Aanvragen om subsidie kunnen worden ingediend vanaf 29 oktober 2018, 09:00 uur tot en met 10 december 2018 tot 17:00 uur.

     

  • III.

    In Bijlage 1 zijn de nadere regels opgenomen die voor dit besluit gelden.

     

  • IV.

    Dit besluit wordt aangehaald als Openstellingsbesluit Korte Voorzieningsketens Gelderland, oktober 2018.

     

  • V.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst en vervalt op 11 december 2018, met dien verstande dat het zijn werking behoudt op de aanvragen die gedaan zijn tijdens de openstellingsperiode.

 

Namens Gedeputeerde Staten van Gelderland,

 

mw. S.A.M. Pancras

 

Bijlage 1 Nadere regels bij het Openstellingsbesluit Korte Voorzieningsketens Gelderland, oktober 2018

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op de definities in artikel 1.1 van de Verordening wordt in dit besluit verstaan onder:

  • a.

    Voorzieningsketen: een keten die bestaat uit de schakels producenten, verwerkers en consumenten;

  • b.

    Korte voorzieningsketen: een voorzieningsketen in een bepaalde streek met maximaal één schakel tussen de landbouwer en de consument;

  • c.

    Streekproducent: een landbouwer in een korte voorzieningsketen;

  • d.

    De Verordening: Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland, mei 2018.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Op grond van artikel 2.7.1 lid 1 van de Verordening kan subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.6 lid 1 van de Verordening;

    • b.

      het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op innovatie van een korte voorzieningsketen;

    • c.

      de uitvoering van een innovatieproject.

  • 2.

    Op grond van artikel 2.7.1 lid 2 en lid 3 van de Verordening dienen de activiteiten gericht te zijn op het praktijkrijp maken van kennis en innovatie en op één of meerdere van de volgende thema’s:

    • a.

      verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaarde strategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie;

    • b.

      beter beheer van productierisico’s, versterking van de positie van de primaire producen in de handelsketen of het verminderen van marktfalen;

    • c.

      maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

    • d.

      behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

Artikel 3 Samenwerkingsverband

Op grond van artikel 2.7.1, lid 3 van de Verordening dient het samenwerkingsverband te zijn samengesteld uit tenminste twee partijen waaronder een gemeente en een streekproducent.

Artikel 4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan de deelnemers van het samenwerkingsverband of aan de penvoerder. De deelnemers wijzen één penvoerder aan die de verplichtingen van artikel 1.6, lid 3 aanhef en onder b op zich neemt.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

Als subsidiabele kosten worden aangemerkt de kosten zoals opgenomen in artikel 2.7.6 lid 1 en 2 van de Verordening.

Artikel 6 Hoogte subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt voor kosten als bedoeld in 2.7.6 lid 1 van de Verordening (zijnde de oprichting van de samenwerking en het gezamenlijk formuleren van een projectplan) 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    De subsidie bedraag voor kosten als bedoeld in artikel 2.7.6 lid 2 van de Verordening (zijnde de uitvoering van een innovatieproject) 70% van de subsidiabele kosten.

  • 3.

    Als de aanvraag alleen ziet op de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 2.7.1 lid 1 sub a van de Verordening, bedraagt de subsidie per aanvraag maximaal:

    • -

      € 35.000,- indien de aanvraag 1 gemeente omvat;

    • -

      € 50.000,- indien de aanvraag 2 gemeenten omvat;

    • -

      € 60.000,- indien de aanvraag 3 gemeenten omvat;

    • -

      € 65.000,- indien de aanvraag 4 of meer gemeenten omvat.

  • 4.

    Subsidie als bedoeld in lid 3 wordt niet verleend indien de subsidie minder bedraagt dan € 20.000,-.

  • 5.

    Als de aanvraag ziet op het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op een innovatie als bedoeld in artikel 2.7.1 lid 1 sub a van de Verordening, bedraagt de subsidie per aanvraag maximaal:

    • -

      € 60.000,- indien de aanvraag 1 gemeente omvat;

    • -

      € 80.000,- indien de aanvraag 2 gemeenten omvat;

    • -

      € 90.000,- indien de aanvraag 3 gemeenten omvat;

    • -

      €100.000,- indien de aanvraag 4 of meer gemeenten omvat.

  • 6.

    Subsidie als bedoeld in lid 5 wordt niet verleend indien de subsidie minder bedraagt dan € 35.000,-.

  • 7.

    Als een aanvraag ziet op zowel het opzetten van een projectmatig samenwerkingsverband als op het gezamenlijk formuleren van een projectplan dan wordt de aanvraag met betrekking tot de hoogte van de subsidie aangemerkt als een aanvraag in de zin van lid 5 van dit artikel.

  • 8.

    Als de aanvraag ziet op de uitvoering van het projectplan als bedoeld in artikel 2.7.1 lid 1, sub b van de Verordening, bedraagt de subsidie per aanvraag maximaal:

    • -

      € 70.000,- indien de aanvraag 1 gemeente omvat;

    • -

      € 100.000,- indien de aanvraag 2 gemeenten omvat;

    • -

      € 120.000,- indien de aanvraag 3 gemeenten omvat;

    • -

      € 130.000,- indien de aanvraag 4 of meer gemeenten omvat.

  • 9.

    Subsidie als bedoeld in lid 8 wordt niet verleend indien de subsidie minder bedraagt dan € 35.000,-.

  • 10.

    Als de aanvraag ziet op zowel het opzetten van een projectmatig samenwerkingsverband of het gezamenlijk formuleren van een projectplan als op de uitvoering van dat plan dan wordt de aanvraag met betrekking tot de hoogte van de subsidie aangemerkt als een aanvraag in de zin van lid 8 van dit artikel.

  • 11.

    Als de aanvraag ziet op de oprichting van een samenwerkingsverband, het gezamenlijk formuleren van een projectplan èn op de uitvoering van dat plan, dan wordt een aanvraag met betrekking tot de hoogte van de subsidie aangemerkt als een aanvraag in de zin van lid 8 van dit artikel.

Artikel 7 Selectiecriteria, weging en selectie

  • 1.

    Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 2.7.9 en 1.15a van de Verordening de volgende selectiecriteria:

    • a.

      effectiviteit

    • b.

      haalbaarheid/kans op succes

    • c.

      innovativiteit

    • d.

      efficiëntie

  • 2.

    Per selectiecriterium kunnen nul tot en met vijf punten worden behaald.

  • 3.

    Bij de bepaling van het aantal punten per aanvraag wordt aan de selectiecriteria het volgende gewicht toegekend:

    • a.

      effectiviteit: gewicht: 2

    • b.

      haalbaarheid: gewicht 2

    • c.

      innovativiteit: gewicht 2

    • d.

      efficiëntie: gewicht 2

  • 4.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen, moeten minstens 24 punten behaald zijn.

  • 5.

    Indien de situatie van artikel 1.15 lid 4 van de Verordening zich voordoet, geldt dat bij ontoereikend subsidieplafond en gelijke score van twee of meer projecten, het project waar de meeste streekproducenten aan meedoen, voor gaat.

  • 6.

    Als na toepassing van de procedure genoemd in het vijfde lid nog steeds geen onderscheid te maken is tussen twee of meer projecten, dan gaat het project waar de meeste gemeenten aan meedoen voor.

  • 7.

    Als er na toepassing van de procedure genoemd in het zesde lid nog steeds geen onderscheid te maken is tussen twee of meer projecten, dan vindt op grond van artikel 1.15 lid 5 van de Verordening rangschikking tussen die projecten plaats op basis van loting.

Artikel 8 Adviescommissie

Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden voorgelegd aan een ambtelijke adviescommissie.

 

Gepubliceerd te Arnhem

Namens Gedeputeerde Staten van Gelderland

mw. S.A.M. Pancras

TOELICHTING

  • I.

    Algemeen deel

In het coalitieakkoord 2015 – 2019 “Ruimte voor Gelderland” is aangegeven dat innovatie een belangrijk middel is om te komen tot een duurzame landbouw. De provincie Gelderland wenst het landelijk gebied economisch en sociaal vitaal te houden en acht daarvoor een concurrerende landbouw noodzakelijk. Economisch gezond maar tegelijk ook de opgave om te verduurzamen met aspecten als milieu, dierwelzijn, volksgezondheid, voedsel kwaliteit en klimaat.

Als uitwerking daarvan hebben Gedeputeerde Staten op 12 december 2017 de Statenbrief “Gelderse kijk op voedsel” (PS2017-814) vastgesteld. Daarin is aangegeven dat de provincie Gelderland gemeenten ondersteunt voornamelijk met kennisontwikkeling, zoals via het Gelders Kennisnetwerk Voedsel. Daarbij biedt het derde Europese Plattelandsontwikkelings Programma (POP3) subsidiemogelijkheden voor local for local-projecten. Tevens is in die Statenbrief aandacht gevraagd voor de rol van de consument. Korte ketens kunnen een brug slaan tussen de consument en de boer. Het Openstellingsbesluit Korte Voorzieningsketens Gelderland, oktober 2018 maakt concrete activiteiten op de genoemde onderdelen mogelijk.

 

Kennisverspreiding

In het kader van de Agenda Stad werken drie ministeries (LNV, BZK en VWS), twaalf steden (Amsterdam, Almere, Den Haag, Ede, Groningen, Leeuwarden, Den Bosch, Venlo, Helmond, Utrecht, Oss en Rotterdam) en de provincie Gelderland aan de City Deal ”Voedsel op de stedelijke agenda”. De deelnemende steden streven er naar om te komen tot integraal en interactief voedselbeleid door nauwe samenwerking met Rijkspartijen, kennisinstellingen en bovendien door van elkaar te leren. Waarbij het de ambitie is om te komen tot veilige, gezonde, ecologisch houdbare, robuuste en toegankelijk voedselsystemen in en rond de stad voor al haar inwoners.

 

Binnen deze City Deal wisselen de partners ook informatie uit over korte ketens. Zo is er een Receptenboek gemaakt van “goede praktijken van voedselbeleid uit 12 steden en 1 provincie”. Daarin zijn diverse korte keten projecten opgenomen. Het receptenboek is te vinden op de site van de City Deal via: https://citydealvoedsel.nl/receptenboek.

 

Tevens benut de provincie Gelderland de bijeenkomsten van het Gelders Kennisnetwerk Voedsel om kennis en ervaring over korte ketens uit te wisselen zodat de verschillende initiatieven van elkaar kunnen leren en niet iedere keer het “wiel opnieuw hoeven uit te vinden” (http://www.voedselbijgeldersegemeenten.nl/). Daarnaast heeft de provincie een consulent aangesteld; met betrekking tot lokale (voedsel)initiatieven en het opzetten van een korte voorzieningsketen levert de consulent advies op maat aan gemeenten.

 

Ook op landelijk niveau worden ervaringen over korte ketens uitgewisseld zoals door Voedsel Anders (https://www.voedselanders.nl/).

 

Om dit leren van elkaar te bevorderen zijn in dit Openstellingsbesluit kosten voor het verspreiden van resultaten van het project subsidiabel gesteld.

 

Beginnen met een project

De ervaring wijst uit dat veel projecten wachten met de start van het project op de beschikking. Kosten kunnen echter al subsidiabel zijn vanaf het moment van indienen van de aanvraag. Wel wordt er pas zekerheid gegeven over de subsidiabiliteit van de kosten in de verleningsbeschikking. Kosten maken na het indienen van de aanvraag en voor ontvangst van de beschikking betekent dus een zeker risico nemen.

 

Uitdrukkelijk zij vermeld dat het ondertekenen van een offerte - voor de datum van indiening van de aanvraag - zonder dat daarin een voorbehoud is gemaakt over het ontvangen van subsidie, uitgelegd wordt als start met de uitvoering van de activiteit. Als er gestart wordt met een activiteit voor de datum van indienen van de aanvraag zijn die kosten niet subsidiabel.

 

In de subsidieverleningsbeschikking wordt de startdatum van de activiteit opgenomen. Dit is in overeenstemming met artikel 1.17 eerste lid, onder e van de Verordening.

 

 

Andere mogelijkheden

Deze subsidie is bedoeld voor het opzetten van een samenwerking ten behoeve van een korte keten, het gezamenlijk formuleren van een projectplan en de uitvoering van dat plan, dit alles binnen de maximale duur van drie jaar. De subsidie in niet bedoeld voor reguliere bedrijfsvoering van een bestaand samenwerkingsverband of voor fysieke investeringen. Ook is de regeling niet bedoeld voor verdere voorzetting of opschaling van een project. Andere partijen zoals de Groeiversneller van Oost NL, LTO Projecten, Rabobank, Triodos en Groenfonds bieden overigens ook mogelijkheden tot financiële ondersteuning. Ook kan gedacht worden aan crowd-funding of andere vormen om consumenten direct te verbinden met het landbouwbedrijf (bijvoorbeeld de initiatieven Burgers en Boeren for food (BB4F) of Herenboeren).

 

Tendersystematiek

Subsidieaanvragen kunnen slechts in een beperkte periode worden ingediend. Op de sluitingsdatum van de tender moet alle inhoudelijke informatie (dus ook alle verplichte bijlagen en een duidelijke toelichting op de begroting) die bij een aanvraag hoort, ontvangen zijn. Deze sluitingsdatum wordt strikt gehanteerd. Als de aanvraag binnen tien werkdagen voor de sluitingsdatum wordt ontvangen, wordt de aanvraag gecontroleerd op volledigheid van verplichte bijlagen. Na de sluitingsdatum is aanvullen van de aanvraag in beginsel niet meer mogelijk. Een ambtelijke adviescommissie gaat vervolgens de aanvragen beoordelen aan de hand van de beschikbare informatie. Met behulp van de selectiecriteria worden de projecten gerangschikt. Het kan voorkomen dat vanwege het subsidieplafond niet alle projecten gehonoreerd kunnen worden. De projecten met de meeste punten worden als eerste gehonoreerd.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1

Bij een korte voorzieningsketen wordt gestreefd naar samenwerking in een streek. Door economische relaties te verbeteren tussen producenten, verwerkers en consumenten wordt de economische en sociale ontwikkeling in die streek gestimuleerd.

 

Artikel 2

De subsidiabel gestelde activiteiten maken onderdeel uit van een samenhangend pakket aan

maatregelen waarmee de provincie Gelderland innovaties op lokaal niveau stimuleert.

 

Artikel 3

De voorwaarden van artikel 1.6 van de Verordening zijn van toepassing op het samenwerkingsverband. Er dient onder andere een samenwerkingsovereenkomst te worden overgelegd, die door alle deelnemers moet zijn ondertekend.

Een samenwerkingsverband dient uit tenminste twee partijen te bestaan: een gemeente en een streekproducent, bij voorkeur aangevuld met nog meer streekproducenten, verwerker(s), distributeur(s)en/of horecaondernemer(s) of vertegenwoordigers van consumenten. Met die vertegenwoordigers worden rechtspersonen bedoeld.

Een samenwerkingsverband kan gemeente overschrijdend werken. In dat geval worden meerdere gemeenten betrokken in het samenwerkingsverband. Als het samenwerkingsverband met meerdere gemeenten werkt, dan is een hoger bedrag subsidiabel.

 

Artikel 4

De koers van de provincie Gelderland met betrekking tot het stimuleren van innovaties in de land- en tuinbouw houdt onder andere in dat de provincie het samenwerken en verbinden van lokale initiatieven met betrekking tot voedsel een rol vindt die het beste op lokaal niveau kan worden opgepakt waarbij gemeenten een rol hebben in het verbinden van lokale partijen. De provincie Gelderland ondersteunt gemeenten in deze rol. De deelnemers van het samenwerkingsverband zijn hoofdelijk aansprakelijk voor alle verplichtingen die uit de verlening voortvloeien (zie artikel 1.6 van de Verordening).

 

Artikel 5

De subsidiabele kosten voor de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband en het gezamenlijk formuleren van een projectplan (die vallen onder artikel 2.7.6 lid 1 van de Verordening) kennen een subsidiepercentage van 100%. Het gaat hierbij om:

  • a.

    kosten voor het werven van deelnemers;

  • b.

    kosten voor het netwerken om het project goed te definiëren;

  • c.

    kosten voor het opstellen van een projectplan en de samenwerkingsovereenkomst

  • d.

    kosten voor projectmanagement en projectadministratie.

 

De kosten voor de uitvoering van een project kennen een subsidiepercentage van 70%. Het gaat hierbij om de volgende kosten:

  • a.

    coördinatiekosten van het samenwerkingsverband;

  • b.

    kosten voor het verspreiden van resultaten van het project;

  • c.

    operationele kosten direct verbonden aan de uitvoering van het innovatieproject;

  • d.

    kosten voor projectmanagement en projectadministratie.

 

Om het inzichtelijk te maken zullen de kosten voor de uitvoering apart in de begroting apart in beeld gebracht moeten worden. Kosten voor fysieke investering zijn uitgesloten.

De subsidie wordt toegekend aan een projectmatig samenwerkingsverband. De kosten voor inzet van menskracht voor (de oprichting van) het samenwerkingsverband zijn subsidiabel. Voor de kosten van een persoon in loondienst is artikel 1.9 van de Verordening POP3 van toepassing: de werkgever berekent de personeelskosten volgens de methode als beschreven in artikel 1.9 van de Verordening POP3. Personeelskosten zijn 100% subsidiabel.

Reiskosten en communicatiekosten zijn subsidiabel mits deze worden gemaakt voor het werven van deelnemers of het schrijven van een projectplan.

In aanvulling op paragraaf 4 van de toelichting op de Verordening en de toelichting op artikel 1.9 van de Verordening nog een toelichting op de verschillende kosten.

De loonkosten van de eigenaar van een bedrijf worden in beginsel aangemerkt als bijdragen in natura (zie artikel 1.11). Dit geldt onder meer voor de houder van een eenmanszaak en voor de directeur grootaandeelhouder van een Besloten Vennootschap (BV). Als de directeur van een BV in loondienst is bij de BV, dan worden die kosten in beginsel aangemerkt als personeelskosten. Op grond van artikel 1.9 van de Verordening komen die kosten voor subsidie in aanmerking als daarvoor een onderbouwing wordt gegeven.

Bij een samenwerkingsverband van landbouwers/streekproducenten kan het voorkomen dat een van de deelnemers (zijnde een eigenaar van een van de deelnemende bedrijven) van het samenwerkingsverband een opdracht krijgt om bepaalde werkzaamheden voor het samenwerkingsverband uit te voeren. Die werkzaamheden worden aangemerkt als bijdrage in natura en zijn slechts subsidiabel als de werkelijke arbeidstijd voor de uitvoering van de activiteit gecontroleerd kan worden. Dat laatste betekent dat er een tijdschrijfsysteem moet worden bijgehouden. Als het samenwerkingsverband een opdracht geeft aan iemand die in loondienst is bij een van de deelnemers aan het samenwerkingsverband en deze opdracht wordt als onderdeel van de reguliere werkzaamheden van die persoon uitgevoerd, dan komen deze kosten als loonkosten op grond van artikel 1.9 voor subsidie in aanmerking.

 

Artikel 6

Om de administratieve lasten te beperken voor de provincie wordt een minimum aan subsidiabele kosten gehanteerd van € 20.000,- respectievelijke € 35.000,- gehanteerd per aanvraag.

Het bedrag van de subsidie is mede afhankelijk van het aantal gemeenten dat meedoet op het moment van indienen van de aanvraag. Indien sprake is van een gemeentelijke herindeling, dan wordt bij de vaststelling van de subsidie uitgegaan van het aantal gemeenten zoals dat in de verleningsbeschikking is opgenomen.

Tevens is bepaald dat er geen sprake kan van zijn van stapeling van de maximale subsidie indien het project meerdere typen activiteiten, conform artikel 2, lid 1 omvat (a; samenwerkingsverband, b; projectplan en c; de uitvoering).

 

 

Artikel 7

Het totaal aantal te behalen punten bedraagt 40. Daarvan 60% levert een rekenkundig getal op van 24.

 

De scores die gehanteerd worden zijn:

0 punten: Zeer geringe bijdrage

Het project draagt slechts in zeer geringe mate bij aan het criterium.

1 punt: Geringe bijdrage

Het project draagt in geringe mate bij aan het criterium.

2 punten: Matige bijdrage

Het project draagt matig bij aan het criterium.

3 punten: Voldoende bijdrage.

Het project draagt in voldoende mate bij aan het criterium.

4 punten: Goede bijdrage

De bijdrage van het project aan het criterium is goed.

5 punten De bijdrage van het project aan het criterium is heel goed.

 

 

a. Selectiecriterium effectiviteit

Bij dit selectiecriterium gaat het om het effect dat het project, waarvoor subsidie wordt gevraagd,

levert aan de thema’s van het openstellingsbesluit.

Dit criterium weegt de meerwaarde van het project voor het verkorten van de voedselketen (streekproducent, verwerking, retail en consument). Ook is het de vraag of het project een voorbeeldwerking heeft. En indien een samenwerkingsverband een goed beeld heeft van alle streekproducten in haar werkgebied, kan zij meer effect sorteren en of een grotere marktkracht bewerkstelligen. Of juist een onderbouwde focus aanbrengen en daarmee sterker opereren.

Het is belangrijk of in ieder geval de activiteiten van het samenwerkingsverband na afloop van de subsidie kunnen worden voortgezet. Indien duidelijk nagedacht en beschreven is wat de verwachtingen zijn ten aanzien van voorzetting van het project nadat de subsidie is afgelopen en hoe daar rekening mee wordt gehouden, kan de voorgestelde activiteit effectiever worden. Ook wordt bij dit criterium een beeld gevormd van de mate waarin het project bijdraagt aan het vergroten van de afzet van streekproducten. Daarbij wordt geen complete studie naar de marktsituatie verlangd maar er wordt wel verwacht dat een globaal en realistisch inzicht wordt gegeven naar de groei van afzet(mogelijkheden) van streekproducten door het project.

Bij dit criterium is het vooral van belang dat er goed over is nagedacht, bewuste keuzes gemaakt worden, dat die beschreven zijn en daarmee voor de beoordeling inzichtelijk worden gemaakt.

 

b. haalbaarheid/kans op succes

Kans op succes/haalbaarheid: kans dat het project succesvol uitgevoerd kan worden en/of succesvol zal zijn in het ‘verder gaan’. De “kans op succes” wordt gedefinieerd als de kans dat de partijen er in slagen het -idee uit te werken c.q. uit te voeren. Bij dit criterium worden de genoemde aspecten in samenhang bekeken.

De volgende vragen worden daarbij gehanteerd:

  • -

    Deelt de groep een gezamenlijk beeld?

  • -

    Geeft de groep er blijk van zich te hebben georiënteerd of te gaan oriënteren op bestaande kennis, aanbevelingen, best practices en dergelijke rond het beoogde doel?

  • -

    Heeft de groep de probleemstelling of kans die ten grondslag ligt aan het beoogde doel scherp voor ogen en kijken de aanvragers naar hoe de innovatie in praktijk gebracht kan worden?

  • -

    Past de samenstelling van de groep bij de ambitie?

  • -

    Zijn de randvoorwaarden goed in beeld gebracht en vertaald naar beheermaatregelen?

  • -

    Zijn er goede kwaliteitseisen gesteld aan de trekker van het project?

  • -

    Is er goed nagedacht over ruimte voor procesmanagement?

  • -

    Is goed nagedacht over risicomanagement

 

c. Innovativiteit

Bij de beoordeling van de innovativiteit van het samenwerkingsproces wordt gekeken in hoeverre de voorgestelde samenwerking nieuwe verbanden / verbintenissen tot stand brengt. Hoe meer gangbaar de samenwerking tussen de partijen is, hoe minder punten er zullen worden toegekend. Voor de beoordeling van het onderwerp van de samenwerking / de beoogde innovatie zelf geldt: het gaat om de meerwaarde die de innovatie heeft, in de zin dat het gaat om het verschil dat het project te weeg kan brengen.

 

d. efficiëntie

Efficiëntie wordt beoordeelt door de input (geld, kennis, kunde, overige middelen) te relateren aan de output van het project Daarbij wordt bezien of de opgevoerde inzet en kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?), wordt gekeken in hoeverre de proceskosten die in het project gemaakt worden in verhouding staan tot de feitelijke projectkosten én wordt bezien of binnen het project op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde.

Onder efficiëntie wordt dus verstaan: gegeven de resultaten van het project, hoe redelijk zijn de opgevoerde kosten en in hoeverre wordt op een goede manier gebruik gemaakt van reeds bestaande bronnen (kennis, kunde, middelen).

Naar boven