Bekendmaking besluit Provinciale Staten van Utrecht d.d. 12 december 2016 tot vaststelling van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (Herijking 2016) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (Herijking 2016)

Provinciale Staten van Utrecht;

Op het voorstel van Gedeputeerde Staten van 8 november 2016, afdeling FLO, 819F8D33;

Gelezen het concept van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (Herijking 2016) en het concept van de Provinciale Ruimtelijke Verordening (Herijking 2016) inclusief de concept Nota van Beantwoording en de aanvulling daarop;

Overwegende dat het wenselijk is te beschikken over een actueel en integraal afgewogen ruimtelijk beleidskader voor de middellange termijn, dat uitnodigt tot ontwikkelingen die bijdrage aan meer ruimtelijke kwaliteit en aan bescherming van deze kwaliteit maar ook sturingsmogelijkheden biedt om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen draagvlak; dat het wenselijk is ter uitvoering en doorwerking van het provinciale ruimtelijke beleid in het gemeentelijke ruimtelijke beleid algemene regels vast te stellen zoals bedoeld in artikel 4.1, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening;

Gelet op artikel 4.1. eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening juncto de artikelen 1.2.1. tot en met 1.2.5. van het Besluit ruimtelijke ordening en artikelen 145 en 152 van de Provinciewet;

Besluiten:

1. de structuurvisie met plannaam Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (herijking 2016), provincie Utrecht met planidentificatienummer NL.IMR0.9926.SV1612PRS-VA01 en de verordening met plannaam Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (Herijking 2016), provincie Utrecht met planidentificatienummer NL.IMR0.9926.PV1612PRV-VA01 conform de artikelen 1.2.1. tot en met 1.2.5 van het Besluit ruimtelijke ordening in elektronische vorm vast te leggen en in die vorm vast te stellen.

‘met dien verstande dat:

a. In de PRS in paragraaf 5.4.1 Gebiedsbescherming Natuurnetwerk Nederland, de tekst:

Binnen het project Hart van de Heuvelrug zijn NNN grenzen aangepast (bij Dennendal en de Willem Arntzhoeve) volgens de specifieke rood-groenbalans die binnen dit project zijn afgesproken. Deze specifieke toepassing van de saldobenadering is opgenomen in de PRS. Dit deelgebied is het laatste Hart van de Heuvelrug projectgebied waar de rood voor groen balans nog niet vertaald was.

Wordt gewijzigd in:

Voor de locatie Dennendal en de Willem Arntzhoeve geldt dat de NNN grenzen zullen worden aangepast zodra de gemeente Zeist een bestemmingsplan heeft vastgesteld dat voldoet aan de afspraken binnen het project Hart van de Heuvelrug. Dit deelgebied is het laatste Hart van de Heuvelrug projectgebied waar de rood voor groen balans nog niet vertaald is.

b. In de PRS onder 6.2. (Regio Utrecht) de tabel “Programma woningbouw 2013 t/m 2028”, onder “Herijking 2016”, zodanig aan te passen, dat het binnenstedelijke programma wordt verminderd met 200 woningen;

c. In de PRS onder 6.5.3 (Zeist) de tabel “Programma woningbouw 2013 t/m 2028”, onder “Herijking 2016”, zodanig aan te passen, dat het binnenstedelijke programma wordt verminderd met 200 woningen, en onder uitleg “PM” wordt toegevoegd;

d. In de PRS in paragraaf 6.5.3.9 Stedelijk programma Zeist, de tekst:

In plaats daarvan zullen extra woningen worden gebouwd op de locatie Willem Arntzhoeve/Dennendal. Daartoe is deze locatie opgenomen in het stedelijk gebied en is het binnenstedelijke programma opgehoogd.

wordt gewijzigd in;

In plaats daarvan zullen als onderdeel van het project Hart voor de Heuvelrug extra woningen worden gebouwd op de locatie Willem Arntzhoeve/Dennendal. Daartoe is een bol opgenomen bij de Willem Arntzhoeve/Dennendal zodat actualisatie van de rode contour plaats kan vinden bij de vaststelling van een bestemmingsplan door de gemeente Zeist.

e. In de PRV, Bijlage Wonen, bij Zeist de aanduiding “0” te wijzigen in “PM”.

f. De aanduidingen “stedelijk gebied”, “toekomstige woningbouwlocatie” en “gebiedsbescherming Natuurnetwerk Nederland” ter plaatse van de WA Hoeve/Dennendal aan te passen in zowel de PRS als de PRV zoals aangegeven op bij het amendement gevoegde kaart.’

‘met dien verstande dat’

a. in de PRS onder 6.5.3.9, stedelijk programma Zeist, de tekst: “Het gebied Bosch en Duin, een woongebied in een groene ruimte, hebben we, op verzoek van de gemeente, aangeduid als stedelijk gebied.” wordt geschrapt;

b. De aanduiding “stedelijk gebied” ter plaatse van Bosch en Duin aan te passen in zowel de PRS als de PRV zoals aangegeven op bij het amendement gevoegde kaart.’

‘met dien verstande dat’:

a. Aan de PRS de volgende paragraaf wordt toegevoegd:

7.3.5 Landbouwontwikkelingsgebied

Kaart Landbouw; Object: Landbouwontwikkelingsgebied

Beleid

In het landbouwontwikkelingsgebied (LOG) heeft de niet-grondgebonden veehouderij het primaat. Deze bedrijven kunnen zich binnen dit gebied ontwikkelen, waarbij maximaal gebruik van de bestaande bouwpercelen voorop staat. Vestiging van niet-grondgebonden veehouderij op vrijkomende locaties dienen gemeenten te faciliteren in het LOG. Omzetting naar niet-agrarische functies is alleen mogelijk als de locatie aantoonbaar niet nodig is voor de landbouw en de nieuwe functie geen belemmering oplevert voor de omringende landbouwbedrijven. Dit is conform de ligging in het landbouwkerngebied. De niet-grondgebonden veehouderij in het LOG heeft net als de landbouw elders in algemene zin de ruimte om door te groeien tot een bouwperceel van maximaal 1,5 hectare. Daarnaast is de doorgroei naar een bouwperceel van 2,5 hectare mogelijk onder voorwaarden van goede landschappelijke inpassing, verbetering dierenwelzijn, vermindering milieubelasting en verbetering volksgezondheid.

Toelichting

De landbouwontwikkelingsgebieden waren in de reconstructiewet gedefinieerd als ruimtelijk begrensde gedeelten van het reconstructiegebied met het primaat voor niet-grondgebonden veehouderij. Het landbouwontwikkelingsgebied (LOG) in de provincie Utrecht is in 2004 aangewezen en is zodanig gesitueerd dat de niet-grondgebonden veehouderij zich “afwaarts” gaat bewegen van kwetsbare natuurgebieden en woongebieden. In het LOG bieden wij voldoende ontwikkelingsperspectief voor de niet-grondgebonden veehouderij. Op deze manier kan de veehouderij verduurzamen binnen randvoorwaarden van het landschap. Daarbij past dat de bestaande locaties zoveel mogelijk voor de veehouderij behouden blijven, zodat de niet-grondgebonden veehouderij zich in het LOG verder kan ontwikkelen. Omzetting van agrarische bedrijven in het LOG naar niet-agrarische functies is daarmee dus alleen mogelijk als er een toets heeft plaats gevonden waarin in ieder geval moet zijn nagegaan of voortgezet agrarisch gebruik reëel is, en waarin is gekeken naar de duurzaamheid van de landbouw en ontwikkelingsperspectieven van de locatie.

*Realisatie

Provinciaal belang: Zodanige condities scheppen dat de vitale regionale economie in het landelijk gebied zich kan ontwikkelen.

Provinciale rol: Reguleren

*Reguleren (PRV):

Gemeenten nemen in bestemmingsplannen ten behoeve van het LOG regels op over de maximale omvang van agrarische bouwpercelen en ter voorkoming van functieverandering die aanvullend zijn op de regels in landbouwgebieden. (artikel Agrarische bedrijven).

b. In de PRS in paragraaf 7.3.1 Landbouwgebied de tekst als volgt wordt aangevuld:

De niet-grondgebonden veehouderij heeft zijn zwaartepunt in de Gelderse Vallei. Vanwege ruimtelijke en milieuproblematiek is hier in 2005 het Reconstructieplan Gelderse Vallei / Utrecht Oost opgesteld, dat in 2010 geactualiseerd is. In de PRS en PRV zijn in 2013 de ruimtelijke randvoorwaarden uit het Reconstructieplan overgenomen. Omdat de Reconstructiewet per 1 juli 2014 door het Rijk is afgeschaft, is de wettelijke basis onder de reconstructieregels weggevallen. Daarom is bij de herijking van de PRS en PRV in 2016 de noodzaak van specifiek ruimtelijk beleid voor de niet-grondgebonden veehouderij heroverwogen. Wij kiezen voor het handhaven van het Landbouwontwikkelingsgebied (zie paragraaf 7.3.5) en daarnaast voor een generiek beleid voor de niet-grondgebonden veehouderij in de rest van de provincie, gebaseerd op de regels zoals die gelden buiten het voormalige reconstructiegebied. Dit betekent dat voor de bestaande niet-grondgebonden veehouderijbedrijven buiten het Landbouwontwikkelingsgebied de maximum bouwperceelgrootte 1,5 ha is. In het landbouwstabiliseringsgebied (voorheen Extensiveringsgebieden) nabij kwetsbare natuur en landschap blijft uitbreiding van niet-grondgebonden veehouderij niet toegestaan.

c. In de PRV Artikel 2.1 Agrarische bedrijven lid 1 en lid 9 (nieuwe nummering) als volgt worden aangevuld en lid 6 toegevoegd wordt:

Lid 1: Als ‘Agrarische bedrijven’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Landbouw. Als ‘Landbouwstabiliseringsgebied’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart ‘Landbouw’. Als ‘Landbouwontwikkelingsgebied’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart ‘Landbouw’.

Lid 6: Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Landbouwontwikkelingsgebied’ kan bestemmingen en regels bevatten die voorzien in uitbreiding van een bestaand agrarisch bouwperceel voor een niet-grondgebonden veehouderij tot maximaal 2,5 hectare, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:

- voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing, en

- de uitbreiding draagt bij aan verbetering van het dierenwelzijn, en

- de uitbreiding draagt bij aan vermindering van de milieubelasting, en

- de uitbreiding draagt bij aan verbetering van de volksgezondheid.

Lid 9: De toelichting op een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘agrarische bedrijven’ en als ‘landbouwontwikkelingsgebied’ bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan. Een beeldkwaliteitsparagraaf maakt onderdeel uit van de ruimtelijke onderbouwing.

d. In de PRV de toelichting op Artikel 2.1 Agrarische bedrijven met betrekking tot gehele artikel als volgt wordt aangevuld:

Artikel 2.1 Agrarische bedrijven 

Gehele artikel: Dit artikel heeft betrekking op agrarische bedrijven. Hieronder vallen de grondgebonden landbouw en de niet-grondgebonden landbouw. Onder de grondgebonden landbouw vallen veehouderijen, akkerbouw en tuinbouw. Onder de niet-grondgebonden landbouw vallen intensieve veehouderijen, glastuinbouw en teelt van bijvoorbeeld champignons. De glastuinbouw is in afzonderlijke artikelen geregeld (zie de artikelen Glastuinbouw niet toegestaan en Concentratiegebied glastuinbouw).

Dit artikel bevat maximale oppervlaktematen. De bebouwing ten behoeve van de dieren bestaat uit één bouwlaag met bijbehorende reguliere bouwhoogten: een veestapel mag niet gestapeld worden.

Maximale oppervlaktematen:

-een agrarisch bouwperceel ten behoeve van grondgebonden veehouderij is maximaal 1,5 hectare. Doorgroei naar 2,5 hectare is mogelijk onder voorwaarden die gericht zijn op ruimtelijke kwaliteitsverbetering;

-een agrarisch bouwperceel ten behoeve van niet-grondgebonden veehouderij is maximaal 1,5 hectare. Doorgroei naar 2,5 hectare is alleen in het Landbouwontwikkelingsgebied mogelijk onder voorwaarden die gericht zijn op ruimtelijke kwaliteitsverbetering;

-een agrarisch bouwperceel ten behoeve van akker- en tuinbouw en een agrarisch bouwperceel voor bedekte teelt (bijvoorbeeld champignons) is maximaal 1,5 hectare. Doorgroeimogelijkheden zijn er niet;

-een agrarisch bouwperceel ten behoeve van niet-grondgebonden veehouderij in het ‘Landbouwstabiliserings­gebied’ heeft geen uitbreidingsmogelijkheden;

-een agrarisch bouwperceel ten behoeve van glastuinbouw is maximaal 2 hectare buiten de glastuinbouwconcentratiegebieden. Dit is in aparte artikelen geregeld;

e. De aanduiding ‘Landbouwontwikkelingsgebied’ opgenomen wordt in zowel de PRS als de PRV conform de aanduiding op de bij het amendement gevoegde kaart.’

2. de eerder door ons vastgestelde visies en verordeningen in te trekken:

a. Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 met planidentificatienummer NL.IMRO.9926.SV1212PRS-VA01;

b. Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 met planidentificatienummer NL.IMRO.9926.PV1212PRV-VA01;

c. 1e partiële herziening van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 met planidentificatienummer NL.IMRO.9926.SV1402PRSph-VA01;

d. 1e partiële herziening van de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 met planidentificatienummer NL.IMRO.9926.PV1402PRVph-VA01;

e. 2e partiële herziening van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 met planidentificatienummer NL.IMRO.9926.SV1411PRSph-VA01.;

f. 2e partiële herziening van de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 met planidentificatienummer NL.IMRO.9926.PV1411PRVph-VA01.

3. de Nota van beantwoording over zienswijzen PRS en PRV, inclusief aanvulling daarop, behorende bij de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (herijking 2016), provincie Utrecht en de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (Herijking 2016), provincie Utrecht vast te stellen. met dien verstande dat de Nota van beantwoording wordt aangepast aan het besluit onder 1. Het betreft tekst in de volgende paragrafen van de Nota van beantwoording:

- paragraaf 5.4.1 Gebiedsbescherming Natuurnetwerk Nederland: begrenzing

- paragraaf 6.5.3.9 Stedelijke programma Zeist

- paragraaf 7.3.1 Landbouwgebied: niet-grondgebonden veehouderij.

4. dit besluit treedt in werking op 19 januari 2017.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Provinciale Staten van Utrecht van 12 december 2016, nummer PS2016RGW13.

Voorzitter,

Griffier,

Naar boven