Gedragscode integriteit burgemeester en wethouders gemeente Waddinxveen

Inleiding

Goed bestuur is integer bestuur. Daarmee is integriteit niet alleen een verantwoordelijkheid van de individuele politieke ambtsdragers, maar een gezamenlijk belang dat de hele organisatie en het bestuur aangaat. De gedragscode richt zich daarom zowel tot de individuele politieke ambtsdragers als tot de bestuursorganen. Ons democratische systeem en democratische processen kunnen niet zonder integer functionerende organen en functionarissen. Integriteit van politieke ambtsdragers verwijst naar de zorgvuldigheid die deze ambtsdragers in acht moeten nemen bij het invullen van hun rol in democratische rechtsstaat. Dat betekent de verantwoordelijkheid nemen die met de functie samenhangt en bereid zijn verantwoording af te leggen, aan collega-bestuurders, volksvertegenwoordigers en aan burgers. In een democratische rechtsstaat dient eenieder zich te houden aan de wetten en regels die op democratische wijze zijn vastgesteld. Deze plicht is voor de politieke ambtsdrager neergelegd in de eed of gelofte die de politieke ambtsdrager bij de ambtsaanvaarding aflegt: hij/zij zweert/belooft getrouw te zullen zijn aan de Grondwet, de wetten te zullen nakomen en zijn/haar plichten die uit het politieke ambt voortvloeien naar eer en geweten te zullen vervullen.

 

De volksvertegenwoordiging stelt zowel voor de eigen leden als voor de dagelijkse bestuurders (voorzitter en overige leden van het dagelijks bestuur) een gedragscode vast. Dat is zo vastgelegd in de Gemeentewet.

 

De gedragscode is een richtsnoer voor het handelen van individuele politieke ambtsdragers en heeft tot doel hen te ondersteunen bij de invulling van hun verantwoordelijkheid voor de integriteit van het openbaar bestuur. Voor de volksvertegenwoordigers is er naast die voor de voorzitter/dagelijkse bestuurders een eigen afzonderlijke gedragscode. Deze gedragscode heeft betrekking op de dagelijkse bestuurders: de burgemeester en de wethouders. Veel bepalingen zijn voor dagelijkse bestuurders en volksvertegenwoordigers gelijk. Er zijn ook verschillen. Die hebben te maken met de staatsrechtelijke posities en met de voor hen geldende wettelijke (integriteits)regels.

Het rechtskarakter van de gedragscode is dat van een interne regeling, als nadere invulling en concretisering van de wettelijke regels. De gedragscode bevat in aanvulling op wettelijke regels gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van het handelen van politieke ambtsdragers evenals van de besluitvorming over en de naleving van de normen vergroten. Zij vormt een beoordelingskader en leidraad bij twijfel, vragen en discussies.

 

Het voorschrijven van een gedragsregel die afwijkt of verder gaat dan een dwingendrechtelijke wettelijke regeling is niet mogelijk. Nemen provincies, gemeenten of waterschappen constructies op in de gedragscode, die in strijd zijn met de letterlijke tekst van een wet in formele zin (contra legem, Latijns voor tegen de wet in), dan kunnen die gemakkelijk weer zelf aanleiding zijn voor integriteitsproblemen. Een gedragscode heeft dus niet de juridische status van een algemeen verbindend voorschrift zoals een gemeentelijke verordening waaruit rechten en verplichtingen voortvloeien. Er is sprake van zelfbinding. De regels worden in gezamenlijk debat vastgesteld door de politieke ambtsdragers zelf. In dit licht moeten de regels in de code worden gezien. Dat maakt de gedragscode evenwel niet vrijblijvend. De bestuurders en volksvertegenwoordigers kunnen daarop worden aangesproken en zij dienen zich over de naleving ervan te verantwoorden. Het niet naleven van de gedragscode kan dus wel onderdeel worden van politiek debat en kan ook politieke gevolgen hebben. De gedragscodes bieden politieke ambtsdragers een handvat om andere politieke ambtsdragers aan te spreken op hun gedrag en hieruit wellicht (politieke) consequenties te trekken.

Integriteit is een thema dat betekenis krijgt in het handelen. Daarom moet het handelen van politieke ambtsdragers regelmatig onderwerp van gesprek zijn, juist ook onderling, en ook daarbij geeft de gedragscode ondersteuning. De code en de voorgestelde registraties zijn instrumenten. Integriteit is uiteindelijk niet in regels te vangen. In de woorden van de schrijver C.S. Lewis gaat het om ‘doing the right thing, even when no one is watching’.

 

Politieke ambtsdragers hebben vanzelfsprekend een voorbeeldfunctie. Een politiek ambt wordt verricht in een glazen huis. Een volksvertegenwoordiger gedraagt zich zoals een goed ambtsdrager betaamt. Een politieke ambtsdrager onthoudt zich van gedragingen die de goede uitoefening of het aanzien van het ambt of het openbaar bestuur schaden. Een politiek ambt gewetensvol vervullen gebeurt in de dagelijkse praktijk en strekt zich ook uit tot de privésfeer. In de huidige digitale wereld is sprake van een dunne scheidslijn tussen werk en privé. Daarom is het in ieder geval het downloaden van illegale software, het bekijken, downloaden of verspreiden van pornografische, racistische, discriminerende, beledigende, aanstootgevende of (seksueel) intimiderende teksten en afbeeldingen, of het versturen van berichten die (kunnen) aanzetten tot haat en/of geweld uit den boze.

 

Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar ziet ook op de onderlinge omgangsvormen. Een respectvolle omgang, met burgers en organisaties, tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen politieke ambtsdragers en medewerkers, met behoud van eigen politieke inhoud en stijl, is van belang. In de omgang met burgers, ambtenaren, externe partijen en andere politieke ambtsdragers wordt van een politieke ambtsdrager correct, fatsoenlijk, en respectvol gedrag verwacht dat vrij is van ongewenste omgangsvormen en grensoverschrijdend en (seksueel) intimiderend gedrag zoals hinderlijk gedrag, intimidatie, dubbelzinnige opmerkingen, handtastelijkheden, agressie, pesten en discriminatie.

 

Politieke ambtsdragers opereren vaak in diverse (boven)lokale netwerken. Deze netwerken dragen bij aan het geworteld zijn van de politieke ambtsdrager. Tegelijkertijd ontstaat hierdoor het risico dat politieke ambtsdragers vanuit het gevoel van sympathie en loyaliteit, de belangen van de eigen netwerken vooropstellen ten koste van het algemeen belang. De schijn van oneigenlijke beïnvloeding kan snel gewekt zijn. Dit maakt duidelijk dat het nadenken over de eigen integriteit verder gaat dan het beoordelen van individuele handelingen. Het vraagt ook dat politieke ambtsdragers zich bewust zijn dat zij altijd verbonden zijn met professionele en persoonlijke netwerken. En dat deze netwerken ‘onbewust’ een invloed kunnen hebben op de keuzes en acties van de politieke ambtsdrager, die mogelijk tot een schending leiden. Dit risico van ‘netwerkcorruptie 1 ’ kan de integriteit en de kwaliteit van het lokaal bestuur onder druk zetten.

 

In de voorliggende gedragscode wordt uitgegaan van de model gedragscode van de VNG. Dit model is geschreven vanuit de functionaris, het “raadslid”, de “wethouder” hetgeen in de Nederlandse taal een mannelijke zelfstandig naamwoorden zijn. Uiteraard geldt de voorliggende gedragscode voor bestuurders ongeacht het geslacht.

 

1 Algemene bepalingen

1.1  

De gedragscode geldt voor de burgemeester en wethouders, maar richt zich ook tot de bestuursorganen.

1.2  

De gedragscode is openbaar en via internet beschikbaar.

2 Voorkomen van belangenverstrengeling

2.1.1  

  • 1.

    De burgemeester en wethouders leveren de gemeentesecretaris de informatie aan over de nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden, bij aanvang van het ambt, dan wel binnen één maand na aanvaarding van de nevenfunctie en geven hem/haar de wijzigingen daarin door.

  • 2.

    De informatie betreft in ieder geval de omschrijving van de nevenfunctie, de organisatie voor wie de nevenfunctie wordt verricht, of het al dan niet een nevenfunctie uit hoofde van het ambt betreft, wat het (verwachte) tijdsbeslag is, of de nevenfunctie bezoldigd of onbezoldigd is, dan wel – voor zover die openbaar gemaakt moeten worden – wat de inkomsten daaruit zijn.

  • 3.

    De gemeentesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

2.1.2

  • 1.

    Wethouders leveren de gemeentesecretaris de informatie aan over de nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden, bij aanvang van het ambt, dan wel binnen één maand na aanvaarding van de nevenfunctie en geven hem/haar de wijzigingen daarin door.

  • 2.

    De informatie betreft in ieder geval de omschrijving van de nevenfunctie, de organisatie voor wie de nevenfunctie wordt verricht, of het al dan niet een nevenfunctie uit hoofde van het ambt betreft, wat het (verwachte) tijdsbeslag is, of de nevenfunctie bezoldigd of onbezoldigd is, dan wel – voor zover die openbaar gemaakt moeten worden – wat de inkomsten daaruit zijn.

  • 3.

    De gemeentesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

2.2

  • 1.

    De burgemeester en de wethouders handelen in de uitoefening van hun ambt niet zodanig dat zij vooruitlopen op een functie na aftreden.

  • 2.

    Een wethouder bespreekt het voornemen tot tussentijdse aanvaarding van een functie na aftreden met de burgemeester.

  • 3.

    Een burgemeester bespreekt de tussentijdse aanvaarding van een functie met de commissaris van de Koning, de commissaris van de Koning bespreekt een dergelijke situatie met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

2.3  

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders sluit de burgemeester en wethouders gedurende een jaar na aftreden uit van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente.

  • 2.

    De uitsluiting geldt niet bij aanvaarding van een dienstbetrekking bij de gemeente waar hij/zij burgemeester, dan wel wethouder was. Voor werving, selectie en indiensttreding bij de gemeente zijn de voor het ambtelijk personeel geldende regels ter zake van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders vragen meerdere offertes aan als bij een offerteaanvraag ook oud-bestuurders en bevriende relaties zijn betrokken.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders stellen een afwegingskader op voor selectie en benoemingen van externen en informeren raad regelmatig over de toepassing in de praktijk.

2.4  

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders draagt de burgemeester en een wethouder niet eerder dan een jaar na aftreden voor als kandidaat voor benoeming tot commissaris dan wel bestuurslid van een verbonden partij.

  • 2.

    Onder verbonden partij wordt verstaan hetgeen hieronder wordt verstaan in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

3. Informatie

3.1  

De burgemeester respectievelijk de wethouder zorgt ervoor dat vertrouwelijke en geheime informatie waarover hij/zij beschikt veilig wordt bewaard.

3.2  

De burgemeester respectievelijk de wethouder maakt niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen (nog) niet openbare informatie.

4 Geschenken, faciliteiten, diensten, excursies, evenementen en andere uitnodigingen

4.1  

  • 1.

    Een burgemeester respectievelijk een wethouder accepteert en biedt geen geschenken, faciliteiten en diensten aan als zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed.

  • 2.

    De burgemeester respectievelijk de wethouder kan, tenzij het eerste lid van toepassing is, incidentele geschenken die een geschatte waarde van € 50 of minder vertegenwoordigen, behouden.

  • 3.

    Geschenken die de burgemeester respectievelijk de wethouder uit hoofde van zijn ambt ontvangt en die een geschatte waarde van meer dan € 50 vertegenwoordigen worden, indien zij niet worden teruggestuurd, geregistreerd en eigendom van de gemeente.

  • 4.

    De gemeentesecretaris legt een register aan van de geschenken met een geschatte hogere waarde dan € 50. In het register is aangegeven welke bestemming de gemeente hieraan heeft gegeven. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

  • 5.

    De burgmeester respectievelijk de wethouder ontvangt geen geschenken op het woon/huisadres.

4.2  

  • 1.

    Een burgemeester respectievelijk een wethouder accepteert geen lunches, diners, recepties en andere uitnodigingen die door anderen betaald of georganiseerd worden, tenzij dat behoort tot de uitoefening van de functie en de aanwezigheid beschouwd kan worden als functioneel.

  • 2.

    Bij twijfel legt de burgemeester respectievelijk de wethouder de uitnodiging ter bespreking voor aan het college van burgemeester en wethouders.

4.3  

  • 1.

    Invitaties voor excursies, evenementen en buitenlandse reizen op rekening van anderen dan de gemeente legt de burgemeester respectievelijk de wethouder vooraf ter bespreking voor aan het college van het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De burgemeester, dan wel de wethouder maakt de excursies en evenementen die hij/zij heeft aanvaard openbaar binnen één week nadat de excursie, dan wel het evenement heeft plaatsgevonden, onder vermelding van wie deze kosten voor zijn rekening heeft genomen. De informatie is via internet beschikbaar.

  • 3.

    De informatie over buitenlandse reizen voor rekening van derden wordt binnen één week na terugkeer in Nederland opgenomen in het register, bedoeld in artikel 5.3, tweede lid.

5 Gebruik van voorzieningen van de gemeente

5.1  

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders richt de financiële en administratieve organisatie zodanig in dat er een getrouw beeld mogelijk is van de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven, met heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of kunnen worden gedeclareerd bij de gemeente.

  • 2.

    De burgemeester en de wethouders verantwoorden zich over hun gebruik van de voorzieningen volgens de in het eerste lid vastgestelde regels en procedures.

5.2  

  • 1.

    Een burgemeester respectievelijk een wethouder meldt het voornemen tot een buitenlandse dienstreis uit hoofde van zijn/haar ambt of een uitnodiging daartoe aan het college van burgemeester en wethouders. Hij/zij geeft daarbij informatie over het doel en de duur van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap dat meereist, de geraamde kosten en de wijze waarop van de reis verslag wordt gedaan.

  • 2.

    De burgemeester, dan wel de wethouder meldt daarbij tevens als hij/zij voornemens is om de buitenlandse dienstreis voor privédoeleinden te verlengen. De extra kosten van de verlenging komen daarbij volledig voor eigen rekening.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders betrekt alle aspecten in de besluitvorming en informeert de gemeenteraad zo spoedig mogelijk over het genomen besluit.

5.3  

  • 1.

    Een burgemeester respectievelijk een wethouder legt verantwoording af over afgelegde buitenlandse dienstreizen uit hoofde van zijn/haar ambt. Hij/zij maakt in ieder geval openbaar wat het doel, de bestemming en de duur van de buitenlandse dienstreis is geweest en wat daarvan de kosten waren voor de gemeente.

  • 2.

    De gemeentesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

5.4  

Voor de toepassing van de artikelen 5.2 en 5.3 wordt onder buitenlandse dienstreis niet verstaan een dienstreis naar een Europese instelling of een dienstreis naar buurgemeente in het buitenland.

5.5  

Een burgemeester respectievelijk een wethouder declareert geen kosten die al op andere wijze worden vergoed.

5.6  

Gebruik van voorzieningen en eigendommen van de gemeente ten eigen bate of ten bate van derden is niet toelaatbaar, tenzij dit wettelijk of volgens interne regels is toegestaan.

6 Uitvoering gedragscode

6.1  

De gemeenteraad bevordert de eenduidige interpretatie van de gedragscode. Ingeval van leemtes en onduidelijkheden in de gedragscode voorziet de gemeenteraad daarin.

  • 1.

    Op voorstel van de burgemeester maakt de gemeenteraad met hem/haar afspraken over de navolgende onderwerpen:

    • a.

      De periodieke bespreking van het onderwerp integriteit in zijn algemeenheid en van de gedragscode in het bijzonder;

    • b.

      De periodieke bespreking van het overzicht van nevenfuncties en neveninkomsten in de raad.

    • c.

      De aanwijzing van contactpersonen of aanspreekpunten integriteit;

    • d.

      De processtappen die worden gevolgd in geval van een vermoeden van een integriteitschending van een politieke ambtsdrager van de gemeente.

    • e.

      In het geval van een integriteitsonderzoek door een extern bureau wordt uitsluitend gebruik gemaakt van gecertificeerde onderzoeksbureaus.

  • 2.

    De afspraken als bedoeld onder 1 worden vastgelegd in een bijlage die onderdeel uitmaakt van de gedragscode.

 

Bijlage Toelichting op de paragrafen/artikelen.

 

Paragraaf 1 Algemene bepalingen (Wettelijke grondslag)

De Gemeenteraad stelt een gedragscode vast voor de voorzitter en overige leden van het dagelijks bestuur (artikelen 41c, tweede lid, en 69, tweede lid, Gemeentewet).

 

Paragraaf 2 Voorkomen van belangenverstrengeling (Wettelijk kader)

Afleggen eed of belofte (artikelen 41a en 65 Gemeentewet)

Alvorens zijn functie te kunnen uitoefenen legt de wethouder en het lid van het dagelijks bestuur de volgende eed (verklaring en belofte) af: Ik zweer (verklaar) dat ik om tot het ambt benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer(beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten uit het ambt naar eer en geweten zal vervullen.

 

  • Een bestuurder neemt niet deel aan de stemming over

    • -

      een aangelegenheid die hem/haar rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij/zij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • -

      de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij/zij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij/zij hoort ( artikel 58 jo artikel 28 Gemeentewet)

  • Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden (artikel 2:4, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht).

Toekomstige ontwikkelingen met betrekking tot stemonthouding:

 

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid wordt “de stemming” vervangen door “de beraadslaging en stemming”.

  • 2.

    Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid

Wordt een lid ingevoegd, luidende: 2. Op de beraadslaging en stemming, bedoeld in het eerste lid, is artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

 

Incompatibiliteiten en nevenfuncties:

Verboden overeenkomsten/handelingen: bestuurders mogen in geschillen, waar de gemeente(bestuur) partij is, niet als advocaat, adviseur of gemachtigde werkzaam zijn. Zij mogen bepaalde overeenkomsten, waar de gemeente bij betrokken is, niet rechtstreeks of middellijk aangaan. Van verboden overeenkomsten kan ontheffing worden verleend.

(Artikelen 41c, eerste lid, en 69, eerste lid, jo artikel 15, eerste en tweede lid, Gemeentewet). Onverenigbaarheid van functies: het zijn van een bestuurder sluit het hebben van een aantal andere functies uit (artikelen 36b en 68 Gemeentewet).

Op overtreding van de incompatibiliteitenregeling staat uiteindelijk de sanctie van ontslag (artikelen 46, tweede lid, en 47 Gemeentewet).

Vervulling nevenfuncties: voor bestuurders is bepaald dat zij geen nevenfuncties hebben die ongewenst zijn met het oog op een goede vervulling van hun ambt. Voor burgemeesters is daaraan toegevoegd dat zij evenmin nevenfuncties hebben die ongewenst zijn met het oog op de handhaving van hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin. Bestuurders melden het voornemen tot aanvaarding van de nevenfunctie aan de volksvertegenwoordiging.

Voor de burgemeester geldt deze meldverplichting niet voor ambtshalve nevenfuncties (artikelen 41b en 67 Gemeentewet).

Openbaarmaking nevenfuncties: bestuurders maken openbaar welke nevenfuncties zij vervullen. Voor burgemeesters zijn ambtshalve nevenfuncties daarvan uitgezonderd. De lijst met nevenfuncties ligt ter inzage op het gemeentehuis (artikelen 41b en 67 Gemeentewet).

Openbaarmaking inkomsten nevenfuncties: fulltime bestuurders maken hun inkomsten uit nevenfuncties openbaar; de opgave van neveninkomsten wordt ter inzage gelegd op het gemeentehuis, uiterlijk 1 april na het jaar waarin de inkomsten zijn genoten (artikelen 41b en 67 Gemeentewet).

Verrekening inkomsten nevenfuncties: bestuurders mogen geen vergoedingen ontvangen voor ambtshalve nevenfuncties; die worden in de gemeentekas gestort. Voor fulltime bestuurders is geregeld dat de inkomsten uit andere nevenfuncties voor een deel worden verrekend, volgens dezelfde verrekenings-systematiek als voor leden van de Tweede Kamer (artikelen 44 en 66 Gemeentewet).

 

2.1.1 en 2.1.2 Zoals uit het opgenomen wettelijk kader blijkt zijn er enkele verschillen in de wetgeving ten aanzien van de openbaarmaking van (inkomsten uit) nevenfuncties burgemeesters enerzijds en wethouders anderzijds. De nadere invulling daarvan in 2.1.1 en 2.1.2 is in lijn hiermee dan ook niet exact gelijk. De bepalingen betreffen een uitwerking van de wettelijke verplichting om nevenfuncties openbaar te maken. De informatie wordt neergelegd in een openbaar register. De ambtsdrager is zelf verantwoordelijk voor de tijdige aanlevering van de informatie en voor de actualiteit daarvan.

Hoewel aan het ambt gerelateerde nevenfuncties (q.q.-functies) wettelijk niet openbaar gemaakt hoeven te worden, verdient het aanbeveling deze wel op te nemen in het overzicht van nevenfuncties.

 

2.3 en 2.4

In deze bepalingen is de zogenaamde draaideurconstructie geregeld. De draaideurconstructie geldt niet bij aanvaarding van het raadslidmaatschap.

In 2.3 gedurende 1 jaar na aftreden is de uitsluiting geregeld van betaalde werkzaamheden ten behoeve van de gemeente en in 2.4 de uitsluiting van benoeming als commissaris of bestuurslid van een ‘verbonden partij’, ofwel, kort samengevat, van een organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk en financieel belang heeft. Het begrip ‘verbonden partij’ is ontleend aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Daarin staat dat een verbonden partij een privaatrechtelijk of publiekrechtelijke organisatie is waarin de provincie of gemeente een bestuurlijk en een financieel belang heeft. En onder bestuurlijk belang wordt verstaan: zeggenschap, hetzij uit hoofde van vertegenwoordiging in het bestuur hetzij uit hoofde van stemrecht.

Een financieel belang wordt gedefinieerd als een aan de betrokken organisatie ter beschikking gesteld bedrag dat niet die organisatie failliet gaat, dan wel het bedrag waarvoor aansprakelijkheid bestaat, indien de organisatie haar verplichtingen niet nakomt. Hiermee wordt mogelijke vriendjespolitiek voorkomen en het risico op verstrengeling van persoonlijke en functionele belangen vermeden.

Alertheid is geboden bij de werving van oud-bestuurders en/of bevriende relaties. Aanvaarding van een dienstbetrekking bij de gemeente, is niet uitgesloten. Dat kan van belang zijn in het kader van de re-integratie van de voormalige bestuurder en ter voorkoming van uitkeringslasten voor de gemeente. Uiteraard dienen daarbij de regels van werving en selectie en aanstelling te gelden die er voor iedereen zijn die bij de gemeente gaat solliciteren.

In het eerste jaar na aftreden kunnen in elk geval oud-bestuurders niet worden aangetrokken om tegen beloning activiteiten voor de eigen gemeente te verrichten.

Na één jaar verdient het aanbeveling om bij opdrachtverlening de gebruikelijke aanbestedingsvereisten met meerdere offertes te hanteren als een voormalige bestuurder of een relatie van de huidige bestuurders meedingt naar een opdracht.

Een afwegingskader voor selectie en benoemingen van externen kan behulpzaam zijn. Transparantie over de afwegingen die zijn gemaakt bij het aantrekken van externen is daarbij van wezenlijk belang.

Het bepaalde in 2.2, eerste lid, (vooruitlopen op een nieuwe functie na aftreden) geldt uiteraard evenzeer voor een functie bij de gemeente.

 

Paragraaf 3 Informatie (Wettelijk kader)

Informatieplicht

Burgemeester en wethouders en elk van zijn leden zijn verplicht alle inlichtingen te geven die de volksvertegenwoordiging nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Het betreft zowel een actieve als een passieve informatieplicht. Ook als individuele volksvertegenwoordigers informatie vragen zal die informatie aan de volksvertegenwoordiging moeten worden verstrekt. De informatie kan alleen worden geweigerd als die in strijd is met het openbaar belang (artikelen 169 en 180 Gemeentewet).

 

Geheimhouding

  • -

    Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij/zij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem/haar tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit (artikel 2:5 Algemene wet bestuursrecht).

  • -

    Burgemeester en wethouders kunnen op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, geheimhouding opleggen. Ook de burgemeester heeft die bevoegdheid.

  • -

    De geheimhoudingsplicht moet worden bevestigd door de volksvertegenwoordiging, als het stukken betreft die met de volksvertegenwoordiging worden gedeeld. Ook de gemeenteraad dan wel, (de voorzitter van) een commissie kan geheimhouding opleggen (artikelen 25, 55 en 86 Gemeentewet).

  • -

    De geheimhouding duurt voort totdat deze wordt opgeheven door het orgaan dat de geheimhouding oplegde, of – indien het aan de volksvertegenwoordiging is overgelegd – de volksvertegenwoordiging de geheimhouding opheft.

Het schenden van de geheimhoudingsplicht is een misdrijf (artikel 272 Wetboek van Strafrecht).

 

Toelichting 3.1

Het is belangrijk de juiste maatregelen te treffen om te voorkomen dat onbevoegden vertrouwelijke en/of geheime gegevens kunnen bezitten, raadplegen of beschadigen. Daarbij moet in de digitale setting worden gedacht aan de beveiliging van de computer, tablets, smartphones e.d. met wachtwoorden en het niet onbeheerd achterlaten van USB-sticks met vertrouwelijke/geheime informatie.

 

Paragraaf 4 Geschenken, faciliteiten, diensten, excursies, evenementen en andere uitnodigingen

(Wettelijk kader)

Afleggen eed of belofte

De eed of belofte die op grond van de artikelen 41a en 65 van de Gemeentewet moet worden afgelegd heeft onder meer betrekking op het geven, aannemen of beloven van giften, gunsten of geschenken. Zie voor de wetstekst inzake de eed of belofte het wettelijk kader onder 2 voor de bepalingen ter voorkoming van belangenverstrengeling.

 

Toelichting

4.1 In de gedragscode is uitgangspunt dat geschenken, faciliteiten en diensten niet worden geaccepteerd als hiermee de onafhankelijke positie van de bestuurder kan worden beïnvloed. Dat is in ieder geval aan de orde in onderhandelingssituaties. Is daarvan geen sprake dan kunnen om praktische redenen incidentele kleine geschenken (met een geschatte waarde van € 50 of minder)

Geschenken met een waarde van minder € 50 mogen door de bestuurder worden aanvaard, echter nooit op het huisadres. Dit is een in de praktijk ontstaan gebruikelijk richtbedrag maar is geen scherpe grens. Er zijn omstandigheden denkbaar waar elk geschenk, ongeacht de waarde, onacceptabel is. Duurdere geschenken worden in elk geval niet aanvaard. Zij worden teruggestuurd of worden eigendom van de gemeente die zorgt voor een goede bestemming van het geschenk. In een openbaar register wordt opgenomen welke geschenken van meer dan € 50 de gemeente heeft aanvaard en welke bestemming daaraan is gegeven.

 

4.2 Dit geldt ook voor werkbezoeken.

 

4.3 Het gaat hier om excursies en evenementen die betrokkene als de burgemeester, dan wel als wethouder aanvaardt. Excursies en evenementen in de hoedanigheid van lid van een politieke partij vallen hier niet onder.

 

Bij 4.2 en 4.3. dienen eveneens als afwegingskader voor de motieven van de uitnodigende partij beoordeeld te worden. Het mag er niet om gaan de onafhankelijke positie van de bestuurders te beïnvloeden.

 

Paragraaf 5 Gebruik van voorzieningen van de gemeente (wettelijk kader)

 

Geen andere inkomsten

Een bestuurder geniet geen andere vergoedingen ten laste van de gemeente dan die bij of krachtens de wet zijn toegestaan (artikelen 44 en 66 Gemeentewet).

 

Procedure van declaratie (modelverordeningen rechtspositie VNG en IPO)

Er zijn voor gedeputeerden/wethouders voorschriften opgenomen in de gemeentelijke verordening over de wijze van declaratie (inclusief het overleggen van bewijsstukken) van vooruit betaalde (zakelijke) kosten en over rechtstreekse facturering van (zakelijke) kosten bij de gemeente. Ook zijn in de gemeentelijke verordening voor wethouders voorschriften opgenomen over het (zakelijk) gebruik van een gemeentelijke creditcard.

 

Buitenlandse dienstreis voor gedeputeerden/wethouders (modelverordeningen VNG en IPO)

  • 1.

    Als de wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt, worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2.

    Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van burgemeester en wethouders vereist.

  • 3.

    De gemeenteraad kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

Toelichting

5.1

Aan bestuurders worden de voorzieningen, vergoedingen en andere verstrekkingen in bruikleen geboden die een goed functioneren van de bestuurders mogelijk maken.

Wat betreft de uitwerking van de principes van dit stelsel zou kunnen worden aangesloten bij de werkwijze in het Voorzieningenbesluit dat geldt voor ministers en staatssecretarissen:

 

  • a)

    in beginsel worden voorzieningen en verstrekkingen in bruikleen ter beschikking gesteld;

  • b)

    indien een voorziening of verstrekking niet in bruikleen ter beschikking kan worden gesteld, wordt de factuur direct ten laste van de begroting van het bestuursorgaan betaald;

  • c)

    het vergoeden van voorzieningen en verstrekkingen achteraf door het indienen van declaraties, wordt tot een minimum beperkt;

  • d)

    Voorzieningen, verstrekkingen en declaraties worden maandelijks openbaar gemaakt op internet.

Uitgangspunt is hier dat zo weinig mogelijk uitgaven door de bestuurder zelf worden gedaan via zijn of haar privérekening. Geldstromen tussen de rekening van het bestuursorgaan en de persoonlijke rekening van de bestuurder maken een zwaardere controle op de uitgaven noodzakelijk.

 

De bestuurder zal zich nauwgezet moeten houden aan de regels en procedures die er met het oog hierop voor hem/haar gelden.

 

5.2 en 5.3

Uitgangspunten zijn hier eigen verantwoordelijkheid, transparantie en bereidheid om verantwoording af te leggen. De beoordeling van de noodzaak van de buitenlandse dienstreis ligt bij het college van burgemeester en wethouders.

Ingevolge 5.4 gelden de bepalingen van 5.2 en 5.3 niet voor de meer reguliere (buitenlandse) dienstreizen naar een Europese instelling of een dienstreis naar een buurgemeente in het buitenland. Voor dergelijke (buitenlandse) reizen vormen deze bepalingen wel een belangrijk richtsnoer.

Buitenlandse reizen die worden gemaakt ten behoeve van de politieke partij zijn geen ‘dienstreizen’ en vallen dus niet onder 5.2 en 5.3 en komen niet ten laste van de gemeente.

 

Zie paragraaf 5.3. lid 1. voor een uitgebreide toelichting over de regels met betrekking tot verlenging van dienstreizen.

Hierbij kan worden aangesloten hetgeen voor rijksambtenaren in de CAO-Rijk is afgesproken over verlengen van een buitenlandse dienstreis wegens privéomstandigheden. De verlenging bedraagt maximaal 72 uur waarbij de meerkosten voor reis en verblijf zelf worden betaald en eventuele besparingen voor de gemeente zijn. Het verlengen van de dienstreis voor privédoeleinden aan het begin van uw dienstreis is niet toegestaan als u eerder dan noodzakelijk vertrekt om te herstellen van de reis of om te acclimatiseren aan de lokale omstandigheden.

5.6

Stelregel is dat privé gebruik van gemeentelijke voorzieningen niet is toegestaan. Wel hebben organisaties mogelijk een specifieke regeling die privégebruik van bedrijfsmiddelen reguleert.

 

Paragraaf 6 Uitvoering gedragscode

Toelichting

6.1

De gemeenteraad is het hoogste bestuursorgaan en als zodanig verantwoordelijk voor de inhoud van de gedragscode en voor een eenduidige interpretatie daarvan. En voor wijziging/aanvulling daarvan bij leemtes of onduidelijkheden.

 

6.2

De Gemeentewet verplicht de gemeenteraad om voor zichzelf en voor de bestuurders een gedragscode vast te stellen.

 

Aanvullend op de wettelijke regels die gelden voor politieke ambtsdragers, bevat de gedragscode een aantal materiële normen waaraan de politieke ambtsdragers zich committeren. De burgemeester heeft de wettelijke taak om de bestuurlijke integriteit van zijn of haar gemeente te bevorderen (Art. 170 lid 2 Gemeentewet). Hiermee is de verantwoordelijkheid voor de portefeuille ‘integriteit’ duidelijk belegd. De wettelijke bepalingen bieden de ruimte om naar gelang de situatie handelend op te treden, waarbij niet alleen gedacht moet worden aan het optreden bij incidenten.

 

Belangrijk onderdeel is ook de preventie: ervoor te zorgen dat integriteit en integriteitsbewustzijn in de bestuurlijke gremia besproken blijven en daarbij afspraken te maken over een regelmatige bespreking, bijvoorbeeld een of twee keer per jaar, van het thema integriteit, zowel met de volksvertegenwoordiging als binnen het bestuur.

 

De burgemeester hoeft hier niet alleen voor te staan. Een daartoe aangewezen contactpersoon of vertrouwenspersoon (bijvoorbeeld de griffier) kan hier in relatie tot de gemeenteraad eveneens een belangrijke rol in spelen. Goed denkbaar is ook dat de gemeenteraad met de burgemeester nadere afspraken maakt over de werkwijze die wordt gevolgd ingeval zich een incident of een vermoeden van een integriteitsschending voordoet. Dat geeft houvast en rust op het moment dat er gehandeld dient te worden. De gemeenteraad kan zelf onderling ook afspraken maken over hoe je elkaar aanspreekt.

 

Al deze processuele en procedurele afspraken zijn terug te vinden in de bijlage die onderdeel uitmaakt van de gedragscode. De onderwerpen, genoemd in 6.2, zijn niet uitputtend.

Bijlage Protocol vermoedens integriteitsschendingen politieke ambtsdragers gemeente Waddinxveen 2023

I. ALGEMENE BEPALINGEN

1. Algemeen

  • 1.

    Onder politieke ambtsdrager wordt verstaan: de burgemeester, de leden van het college, de leden van de gemeenteraad en raadscommissies.

  • 2.

    Het Protocol voorziet in richtlijnen voor de handelswijze van de burgemeester bij vermoedens van integriteitschendingen waarbij een politieke ambtsdrager betrokken is. Het Protocol heeft tevens ten doel het blijvend activeren van de bewustwording van integriteit en het integer handelen van politieke ambtsdragers in de gemeente Waddinxveen.

  • 3.

    Erkend wordt dat elk vermoeden van integriteitsschending een eigen aard en achtergrond heeft en de burgemeester derhalve gemotiveerd en in overleg met het fractievoorzittersoverleg en/of het college van burgemeester en wethouders kan besluiten af te wijken van dit Protocol.

  • 4.

    Doordat elk vermoeden van integriteitschending een eigen aard en achtergrond heeft is de doorlooptijd van de verschillende fases afhankelijk van de specifieke omstandigheden. De burgemeester draagt zorg voor een juiste balans tussen zorgvuldigheid enerzijds en een snelle doorlooptijd anderzijds.

  • 5.

    De ‘Gedragscode Integriteit raads- en commissieleden gemeente Waddinxveen 2022 en de ‘Gedragscode Integriteit college van burgemeester en wethouders gemeente Waddinxveen 2022 vormen de basis voor de afspraken over integriteit die met politieke ambtsdragers in de gemeente Waddinxveen zijn gemaakt.

  • 6.

    Het Protocol is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 7.

    De burgemeester, de leden van het college, de leden van de gemeenteraad en raadscommissies ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van dit Protocol.

II. DE MELDINGSFASE

2. Melding

  • 1.

    Een melding van een vermoeden van een geschonden integriteitsnorm door een politieke ambtsdrager kan door eenieder worden ingediend bij de burgemeester.

  • 2.

    Anonieme meldingen worden in beginsel niet behandeld. De burgemeester zal hier alleen bij zwaarwegende omstandigheden, die blijken uit de duiding van de anonieme melding, van afwijken.

  • 3.

    De burgemeester bevestigt schriftelijk de ontvangst van de melding en verzoekt de melder om in deze fase discretie ten aanzien van de melding te betrachten.

  • 4.

    De burgemeester maakt een melding die vertrouwelijk aan de burgemeester gedaan is, in de meldingsfase niet actief openbaar. Indien de melder de melding in het openbaar gedaan heeft of openbaarheid aan de melding gegeven heeft, zal de burgemeester primair terughoudend maar naar bevind van zaken met de informatieverstrekking rond de melding handelen.

  • 5.

    De burgemeester informeert de betrokken politieke ambtsdrager over de aanhangige melding, tenzij de omstandigheden van de melding zich hiertegen verzetten.

  • 6.

    Een melding van een vermoeden van een geschonden integriteitsnorm door de burgemeester wordt ingediend bij de griffier. Het fractievoorzittersoverleg wijst in dat geval één van zijn leden aan die in de plaats treedt van de burgemeester bij het behandelen van de melding en stelt de commissaris van de Koning in de provincie Zuid-Holland in kennis van de aanhangige melding. De commissaris van de Koning kan de behandeling van een dergelijke melding overnemen.

3. Duiding van de melding

  • 1.

    De burgemeester toetst ambtshalve de melding om te beoordelen of het instellen van een onderzoek noodzakelijk is.

  • 2.

    De burgemeester kan zich bij de duiding van de melding laten bijstaan door onafhankelijke interne of externe deskundigen, bijvoorbeeld door het door het Ministerie van Binnenlandse Zaken ingestelde Steunpunt Integriteitsonderzoek Politieke Ambtsdragers.

  • 3.

    De duiding van de melding vindt onder andere plaats langs de volgende toetsingscriteria:

    • a.

      de ontvankelijkheid van het bestuursorgaan;

    • b.

      de aard en de concreetheid van de melding (gericht op een expliciete gedraging door een politieke ambtsdrager);

    • c.

      de ernst van de zaak;

    • d.

      de valideerbaarheid van de feiten en omstandigheden;

    • e.

      de positie van de melder, van de betrokken ambtsdrager en hun onderlinge betrokkenheid;

    • f.

      de geloofwaardigheid/ waarschijnlijkheid van de melding.

  • 4.

    De burgemeester kan bij de duiding van de melding het voorhanden zijnde feitenmateriaal analyseren en eventueel de melder, de betrokken politieke ambtsdrager of andere betrokkenen bevragen.

  • 5.

    De burgemeester besluit, gehoord het fractievoorzittersoverleg, op grond van zijn bevindingen of een onderzoek wordt ingesteld.

  • 6.

    Uit een oogpunt van verantwoording en transparantie kan de burgemeester besluiten de melding te publiceren. Dit gebeurt geanonimiseerd waarbij de namen van melders en politieke ambtsdragers niet worden gepubliceerd.

III. DE ONDERZOEKSFASE

4. Onderzoek

  • 1.

    Het onderzoek vindt plaats op een door de burgemeester te bepalen wijze, waarbij voor de betreffende melding de meest geëigende onderzoeksmethode wordt gekozen.

  • 2.

    Het onderzoek kan worden uitgevoerd in opdracht van de burgemeester door een onafhankelijk gecertificeerd onderzoeksbureau.

  • 3.

    De commissaris van de Koning in de provincie Zuid-Holland wordt door de burgemeester geïnformeerd over het instellen van een onderzoek.

5. Onderzoeksopdracht

  • 1.

    Indien de burgemeester besluit tot het laten verrichten van een onderzoek door een onafhankelijk gecertificeerd onderzoeksbureau, komt de burgemeester - na overleg met het fractievoorzittersoverleg - een schriftelijke onderzoeksopdracht met de onafhankelijke onderzoeker(s) overeen.

  • 2.

    In de opdracht is in ieder geval opgenomen:

    • -

      de aanleiding van het onderzoek;

    • -

      de onderzoeksopdracht met duidelijk omschreven onderzoeksvragen en -methoden;

    • -

      afspraken over het onderzoeksrapport en de mogelijkheid van wederhoor door de betrokken politieke ambtsdrager;

    • -

      de verwachte duur van het onderzoek;

    • -

      de overeengekomen kosten van het onderzoek;

    • -

      de bevoegdheden waarvan de onderzoeker gebruik mag maken;

    • -

      dat de onderzoeker werkt conform de richtlijnen van dit Protocol.

6. Kennisgeving aan betrokken politieke ambtsdrager

  • 1.

    De betrokken politieke ambtsdrager wordt over het besluit tot het instellen van een onderzoek in een brief geïnformeerd.

  • 2.

    In de brief is in ieder geval opgenomen:

    • a.

      een omschrijving van het handelen of nalaten dat aanleiding is tot het instellen van het onderzoek;

    • b.

      wie het onderzoek gaat uitvoeren;

    • c.

      dat betrokkenen en getuigen kunnen worden gehoord;

    • d.

      dat als andere feiten en omstandigheden bekend worden die van belang zijn voor het bepalen van de omvang, aard en ernst van de vermeende integriteitsschending, het onderzoek zich kan uitstrekken tot die feiten en omstandigheden;

    • e.

      dat de betrokken politieke ambtsdrager zich intern en/of extern kan laten ondersteunen, mits de onafhankelijkheid van het onderzoek gewaarborgd blijft;

    • f.

      de afspraken over het vertrouwelijk behandelen van het gehele onderzoek;

    • g.

      een verwijzing naar dit Protocol en de vigerende gedragscode.

7. Horen in de onderzoeksfase

  • 1.

    De betrokken politieke ambtsdrager en getuigen kunnen in de onderzoeksfase worden gehoord.

  • 2.

    Van alle politieke ambtsdragers wordt verwacht dat zij meewerken aan een onderzoek, zij kunnen hiertoe echter niet worden verplicht.

  • 3.

    Betrokken politieke ambtsdrager en getuigen worden minimaal vijf dagen voor het gesprek uitgenodigd en vooraf op de hoogte gesteld van de aard en de mogelijke duur van het gesprek en hen wordt meegedeeld dat zij zich bij het gesprek kunnen laten bijstaan door een raadsman/raadsvrouw.

  • 4.

    Er wordt een gespreksverslag opgemaakt en de gehoorde krijgt de mogelijkheid om binnen een afgesproken korte termijn schriftelijk te reageren op het gespreksverslag.

  • 5.

    Het gespreksverslag wordt ondertekend door de onderzoeker(s) en door de gehoorde.

  • 6.

    Als de gehoorde weigert het gespreksverslag te ondertekenen wordt daarvan melding gemaakt in het gespreksverslag. Als gehoorde dat wenst wordt een schriftelijke weergave van diens afwijkende mening bij het gespreksverslag gevoegd.

8. Onderzoeksrapport

  • 1.

    De bevindingen van het onderzoek worden vastgelegd in een onderzoeksrapport.

  • 2.

    Het onderzoeksrapport bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a.

      de onderzoeksopdracht met eventuele latere uitbreidingen;

    • b.

      een beschrijving van de ingezette onderzoeksmiddelen;

    • c.

      een weergave van alle feiten, omstandigheden, verklaringen en beweegredenen die betrekking hebben op de vermoedelijke integriteitsschending;

    • d.

      de bevindingen op grond van het onderzoek;

    • e.

      eventuele reacties op het onderzoek van degenen die bij het onderzoek zijn betrokken;

    • f.

      alle schriftelijke (achterliggende) documenten.

  • 3.

    Het onderzoeksrapport is een persoonlijk advies gericht aan de burgemeester.

IV. POLITIEK-BESTUURLIJKE BEHANDELINGSFASE

9. Politiek-bestuurlijke behandeling

  • 1.

    Na afronding van het onderzoek wordt het onderzoeksrapport door de burgemeester aangeboden aan de betrokken politieke ambtsdrager, het college en de gemeenteraad.

  • 2.

    Indien het onderzoeksrapport betrekking heeft op één of meerdere leden van het college deelt het college haar (meerderheids) standpunt ten aanzien van de onderzoekrapportage mede aan de gemeenteraad.

V. SLOTBEPALINGEN

10. Communicatie, vertrouwelijkheid, geheimhouding en transparantie

  • 1.

    De burgemeester zorgt voor de interne en externe communicatie. Voor de interne en externe communicatie worden de verschillende belangen, waaronder het belang van het onderzoek, het belang van het beschermen van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen en het belang van transparantie, nauwkeurig tegen elkaar afgewogen.

  • 2.

    In de meldings- en onderzoeksfase is vertrouwelijkheid van stukken en informatie inzake de melding en het onderzoek het uitgangspunt.

  • 3.

    De burgemeester kan in de meldings- en onderzoeksfase besluiten om op grond van de Gemeentewet geheimhouding op te leggen op stukken die de burgemeester aanbiedt aan het college, het presidium, de gemeenteraad of interne en externe adviseurs.

  • 4.

    Na afronding van de meldings- en onderzoeksfase is het van belang dat de burgemeester verantwoording aflegt over zijn handelen. Daarbij past transparantie met inachtneming van de belangen onder artikel 10.1 genoemd.

11. Aangifte

  • 1.

    Als er op enig moment een vermoeden is van een strafbaar feit of vermoeden van een opzettelijke valse beschuldiging bespreekt de burgemeester in het fractievoorzittersoverleg de eventuele aangifte bij de politie. Uitgangspunt hierbij is dat aangifte wordt gedaan, tenzij zeer bijzondere omstandigheden zich voordoen waardoor dit niet opportuun is.

  • 2.

    Indien aangifte wordt gedaan, wordt vanaf dat moment alle beschikbare informatie voorgelegd aan de politie, eventueel na overleg met de officier van justitie.

  • 3.

    Indien sprake is van aangifte doet de burgemeester, na zorgvuldige afweging van belangen, al dan niet melding van het feit dat aangifte is gedaan. Over de inhoud van de aangifte doet de burgemeester geen mededelingen; communicatie over de aangifte en het vervolg verloopt via politie en/of justitie.

12. Rapporteren en actualiseren

  • 1.

    Jaarlijks informeert de burgemeester het college en de gemeenteraad schriftelijk over de bestuurlijke integriteit waaronder de meldingen.

Naar boven