Gemeenteblad van Amsterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2021, 52061 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2021, 52061 | Overige besluiten van algemene strekking |
Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent het warmteplan Strandeiland fase 1
Op grond van het Bouwbesluit 2012 is de Gemeenteraad bevoegd een warmteplan vast te stellen. In een warmteplan is het geplande aantal aansluitingen in een bepaald gebied, op een bepaald distributienet voor warmte, de mate van energiezuinigheid en de mate van bescherming van het milieu (gebaseerd op de energiezuinigheid van het net en het opwekkingsrendement van de getransporteerde warmte) opgenomen voor een periode van ten hoogste 10 jaar of totdat het aantal aansluitingen is bereikt.
Een te bouwen bouwwerk moet in beginsel op het in het warmteplan opgenomen distributienet worden aangesloten. Wanneer de gebouweigenaar of projectontwikkelaar wenst af te wijken van de aansluitplicht, dient deze bij het aanvragen van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen aan te tonen dat het bouwwerk met een alternatieve warmtevoorziening minimaal dezelfde mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu bereikt als door aansluiting op het distributienet. Hiermee wordt invulling gegeven aan de gewenste keuzevrijheid voor gebouweigenaren en projectontwikkelaars en wordt ruimte geboden voor de toepassing van innovatieve oplossingen.
De bijlagen maken geen deel uit van het warmteplan en zijn enkel en alleen bedoeld als ondersteuning voor het bepalen van gelijkwaardige alternatieven. Er kan geen enkel recht aan worden ontleend.
Het warmteplan is een instrument waarmee de gemeente sturing kan geven aan het realiseren van een collectief warmtenet in een gebied.
Het warmteplan beoogt de volgende doelen te bereiken:
In dit warmteplan wordt voor een gebied vastgelegd dat er warmte en koude geleverd wordt door een distributienet1 en verder welke mate van elke energiezuinigheid (EOR) en welke milieuprestatie (uitstoot CO2, fijnstof, stikstof en geluid) hiermee gerealiseerd wordt. Als een duurzaam alternatief gelijkwaardig of beter scoort op de criteria die opgenomen zijn in het warmteplan, dan wordt door het bevoegd gezag ontheffing verleend van de aansluitplicht.
Het warmteplan bevat de begrenzing van het gebied en het geplande aantal aansluitingen op het warmtenet waarvoor het warmteplan geldt. Met het warmteplan geldt een aansluitplicht op de collectieve warmte- en koudevoorziening. Hierop zijn enkele uitzonderingen. De warmteaansluitplicht vervalt indien:
Deze voorwaarden zijn niet cumulatief. Voldoening aan één voorwaarde is voldoende voor uitzondering van de aansluitplicht.
In bijlage II is de werkwijze ontheffing aansluitplicht opgenomen.
2.3 Criteria: mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu
Voor de beoordeling van de mate van energiezuinigheid neemt het warmteplan de energieprestatie van de voorziening voor de levering van warmte en koude2 als uitgangspunt. De referentiesituatie (bij aansluiting op de warmte / koudevoorziening) wordt dan vervolgens vergeleken met de mogelijke alternatieve voorziening. Hierbij worden de volgende primaire energiestromen betrokken:
De energiezuinigheid van het warmte- en koudesysteem van bron tot en met het leveringspunt voor ruimteverwarming, koude en warmtapwater in de gebouwen is uitgangspunt. Bepalend is het rendement van de opwekking en afgifte uitgedrukt in het EOR (Equivalent Opwekkings Rendement) tot 1 januari 2020) of in Fpdel (vanaf 1 januari 2021) ), is gelijk aan 1/EOR.
Naast energiezuinigheid wordt in dit warmteplan ook een eis gesteld aan de bescherming van het milieu. Schadelijke effecten door geluid en fijnstofemissies mogen in het alternatief niet schadelijker zijn dan het collectieve warmte- koudesysteem. Voorbeelden zijn geluidsoverlast voor omwonenden door individuele luchtwarmtepompen of verslechtering van de luchtkwaliteit in het plangebied door toepassing van individuele houtverbrandingsinstallaties (pelletbranders). Voor de beoordeling van de mate van bescherming van het milieu houdt het warmteplan rekening met het volgende:
3 Afbakening van het warmteplan
3.1 Gebiedsafbakening: Strandeiland
Dit warmteplan beslaat het projectgebied Strandeiland. Strandeiland maakt deel uit van de eilandengroep IJburg en vormt het meest oostelijke deel van IJburg II. Het eiland zal bestaan uit drie deelgebieden: Muidenbuurt, Pampusbuurt en Havenkom.
Figuur 1. Locatie Strandeiland en detail met buurtbenaming.
Strandeiland gaat ruimte bieden aan 8.000 woningen, 120.000 m2 commercieel en maatschappelijk programma.
Voorts wordt ca. 120.000 m2 bruto vloeroppervlak gereserveerd voor niet-woonfuncties: ruim 53.000 m² maatschappelijke voorzieningen, 40.000 tot ruim 60.000 m² commerciële voorzieningen aangevuld tot maximaal 120.000 m² reserve aan onvoorziene functies.
De fasering van Strandeiland bestaat uit twee fasen over een periode van ca. 15 jaar. Fase 1 start in 2023 en loopt tot en met 2032. In Fase 1 worden 5.000 woningen opgeleverd en 75.000 m² utiliteit.
Dit warmteplan zal gelden voor fase 1, het zuidwestelijk deel van Strandeiland, met de geografische afbakening zoals in figuur 2 is weergegeven.
Figuur 2:Gebiedsafbakening warmteplan Strandeiland (zwarte stippellijn)
Dit warmteplan is opgesteld voor een maximaal aantal aansluitingen van 5.750 woningequivalenten. De aantallen en onderverdeling is als volgt:
Een woningequivalent bestaat uit één woning (ongeacht de woninggrootte) of uit een voorziening met een bruto vloeroppervlak van 100 m². Als uitgangspunt geldt dat elk nieuw bouwwerk met één of meer verblijfsgebieden op Strandeiland waarvoor een omgevingsvergunning wordt aangevraagd, aangesloten dient te worden op het warmtesysteem.
3.2 Geldigheidsduur warmteplan
De looptijd van het warmteplan is 10 jaar gerekend vanaf de ingangsdatum.
4. Systeemconcept Strandeiland
Amsterdam wil de verduurzaming van de stad versnellen. In de Routekaart Amsterdam Klimaatneutraal (2020) en de Agenda Duurzaam (2015) is deze ambitie verder uitgewerkt naar doelstellingen voor duurzame energie, schone lucht, een circulaire economie en een klimaatbestendige stad. De structuurvisie 2040 (2011) biedt het instrumentarium voor een duurzame ruimtelijke ontwikkeling en beschrijft de ambitie om een groot deel van de energiebehoefte van Amsterdam zelf op te wekken.
Op 8 november 2017 is door de raadsleden Groen, Bosman en Dijk motie 1404:2017 ingediend waarin de Raad het College verzoekt om:
Op 10 september 2020 heeft de Raad kennis genomen van het collegebesluit ‘Regie op warmte in gebiedsontwikkeling’ met daarin het Amsterdams Bronnenboek, het afwegingskader en ontwikkelbeeld voor energiesystemen in gebiedsontwikkeling. Ook heeft het college het afwegingskader vastgesteld waarmee regie wordt gevoerd op de realisatie van betaalbare, open en duurzame energiesystemen in gebiedsontwikkeling en transformatie in Amsterdam.
4.2 Integrale warmte en koudevoorziening met lokale bronnen
Op Strandeiland wordt een energiesysteem voorzien voor de verwarming en koeling van woningen. Het systeem zal bestaan uit een lage temperatuur warmtesysteem, gevoed met lokale bronnen zoals warmte uit afvalwater (grijswater), oppervlaktewater en warmte/koudeopslagsystemen (WKO).De bodembronnen worden ook als (seizoen) buffer ingezet. Via een distributienet wordt warmte & koude aan de woningen en overige gebouwen geleverd. De warmtepompen in de woningen en andere gebouwen maken integraal onderdeel uit van het energiesysteem.
Figuur 3: concept voorbeeld temperatuurverloop energiesysteem (afbeelding IF Technology)
De scope van het warmteplan omvat het gehele warmtesysteem van bron, distributie en tot en met de levering van ruimte- en tapwaterwarmte in de gebouwen. De warmtepompen die benodigd zijn voor de temperatuurverhoging maken ook onderdeel uit van het collectieve systeem.
5. Eisen aan energiezuinigheid en bescherming milieu
5.1 Energiezuinigheid - energieprestatie distributienet
Voor de bepaling van de energiezuinigheid van het in dit warmteplan beschreven warmte en voorziening is de EOR uit de vigerende EMG verklaring van Stichting Bureau Controle en Registratie Gelijkwaardigheid (hierna genoemd als Bureau CRG) bepalend. Deze verklaring is op te vragen bij de warmte-koude exploitant of via Bureau CRG (www.bcrg.nl) .
Totdat er een vigerende EMG verklaring is, is een minimale EOR voor warmte – en koudelevering bepaald van 2,69 (269%) bij een gemiddeld opwekkingsrendement voor elektriciteit van 69% conform NTA 88003 . De berekening is opgenomen in bijlage IV4
5.2 Bescherming van het milieu
Voor de bescherming van het milieu beschouwt het warmteplan:
Emissie van fijnstof. Een alternatief mag binnen de Metropool Regio Amsterdam én binnen het gebied van het warmteplan de achtergrondconcentraties van fijnstof niet verhogen. Dit criterium sluit aan bij de gemeentelijke doelstelling om de fijnstofemissie te reduceren5 .
Geluidsbelasting . Aanvrager moet aantonen dat de geluidsproductie van het alternatief onder wettelijke langtijdgemiddelde geluiddrukniveau de richtwaarde van 35 dB(A) op dichtstbijzijnde gevel van derden niet overschrijdt6.
Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd in zijn vergadering op 10 februari 2021.
De voorzitter
Femke Halsema
De raadsgriffer
Jolien Houtman
Op grond van het bepaalde in artikel 7:1 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht kan tegen dit besluit binnen zes weken na de dagtekening van deze publicatie een gemotiveerd bezwaarschrift worden ingediend bij de gemeenteraad van Amsterdam, Grond en Ontwikkeling, Postbus 1104, 1000 BC Amsterdam. In afwachting van de behandeling van het bezwaarschrift kunt u een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening indienen bij de voorlopige voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam (Rechtbank Amsterdam, sector bestuursrecht, Postbus 75850, 1070 AW Amsterdam).
De volgende begrippen worden gehanteerd in dit warmteplan.
Bijna Energie Neutrale Gebouwen, een nieuwe norm voor energieverbruik en opwek van te bouwen gebouwen, die in gaat vanaf 1 januari 2021. Voor Amsterdam zullen specifiek eisen gelden.
Energieprestatienorm voor Maatregelen op Gebiedsniveau. De EMG is vastgelegd in de NVN/NEN 7125.
Equivalent Opwekkings Rendement voor warmte- of koudelevering door het energiesysteem aan de afnemers.
De Energie Prestatie Coëfficiënt is een dimensieloos getal welke de energiezuinigheid van een gebouw weergeeft. Dit getal wordt bepaald op basis van de rekenmethodiek beschreven in de EPG-norm ( NEN 7120). Basis voor de berekeningen zijn de energiebehoefte van de woningen en gebouwen: primaire gebouwgebonden energie.
Energie Prestatienorm voor Gebouwen. De EPG is vastgelegd in de NEN 7120.
Besluit van de gemeenteraad inzake de aanleg van een distributienet voor warmte in een bepaald gebied. Het plan is geldig tot ten hoogste 10 jaar na goedkeuring door de Raad en is alleen geldig voor de voor die periode geplande aantal aansluitingen op dat distributienet. In het plan wordt de mate van energiezuinigheid en eisen tot bescherming van het milieu vastgelegd.
Bijlage II: Procedure aanvraag ontheffing
Een aanvrager van een omgevingsvergunning die wil bouwen in een warmteplangebied en niet aangesloten wenst te worden op het WKO-warmtenet maar een duurzamer alternatief wenst te realiseren, moet een aanvraag tot vervallen van de aansluitplicht indienen.
De procedure om te beoordelen of de aansluitplicht kan vervallen, verloopt volgens onderstaand stappenplan.
De Aanvrager doet officiële aanvraag voor een omgevingsvergunning en geeft bij deze aanvraag aan dat hij een beroep doet op wettelijke bepalingen waardoor volgens hem geen aansluitplicht geldt. Voor onderbouwing van dit onderdeel van de aanvraag levert de aanvrager de volgende informatie aan:
STAP 1: toetsing van de aanvraag door de Gemeente
Burgemeester en Wethouders controleren of aanvraag volledig en correct is (ontvankelijkheidstoets):
Aanvrager ontvangt bericht dat aanvraag tot ontheffing van de aansluitplicht nog niet in behandeling genomen kan worden. De aanvrager wordt op grond van het bepaalde in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid gesteld om binnen een bepaalde termijn de benodigde aanvullende gegevens te verstrekken. Indien bij uit de toets blijkt dat de aanvraag niet compleet is of de verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, kan besloten worden de aanvraag niet te behandelen mits de aanvrager de gelegenheid heeft gekregen de aanvraag binnen een gestelde termijn aan te vullen, conform het bepaalde in artikel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht.
Burgemeester en Wethouders toetsen of ontheffing van de aansluitplicht kan worden verleend door:
te controleren of plaatsing van de warmtepomp niet tot overschrijding van richtwaarden voor geluid leidt conform het warmteplan
STAP 2: besluitvorming door de Gemeente
Indien het duurzame alternatief niet voldoet aan de vereisten van gelijkwaardigheid, wordt de omgevingsvergunning door Burgemeester en Wethouders geweigerd, wegens strijdigheid met het Bouwbesluit 2012.
Aanvrager kan nieuwe aanvraag indienen voor omgevingsvergunning op basis van:
Indien het duurzame alternatief wel voldoet aan de criteria:
De aanvraag voldoet aan het Bouwbesluit door toepassing van het alternatief. Verdere toetsing vindt plaats aan het bestemmingsplan en de overige toepasselijke regelgeving.
Bijlage IV: Berekening energiezuinigheid
Vergelijking alternatief en referentie op energiezuinigheid
Eerst wordt vastgesteld dat het gebouw met de alternatieve warmtevoorziening (inclusief eventuele maatregelen) voldoet aan alle eisen van het Bouwbesluit, dan wel hiervoor in de plaats komende eis. Het alternatief (alt) is gelijkwaardig aan de warmtelevering vanuit het warmtenet (net) als voldaan wordt aan de volgende eisen:
Zowel in de situatie waarbij de woning/het gebouw is aangesloten op het warmtenet als de situatie waarbij deze is aangesloten op de alternatieve warmtevoorziening, moet voldaan worden aan de geldende EPC-eis (de dan geldende eis EPC, BENG of toekomstige eis) uit het actuele Bouwbesluit of geldende eis
Totaal jaarlijks primair energieverbruik warmte en koude (MJ/jaar), warmtenet |
|
Totaal jaarlijks primair energieverbruik warmte en koude (MJ/jaar, alternatief |
|
Emissie coëfficiënt per geleverde MJ-warmte uit het net (kg CO2/ eenheid). Te gebruiken de actuele waarde en referentiemethode conform www.co2emissiefactoren.nl. Het gaat om de directe CO2-emissies |
|
Emissie coëfficiënt per gebruikte MJ-elektriciteit uit de nationale elektriciteitsproductie (kg CO2/ eenheid). Te gebruiken de actuele waarde van het CBS7 volgens de integrale methode. |
Voor het bepalen of het alternatief voldoet aan de genoemde eisen worden de volgende stappen doorlopen. De gebruikte waarden dienen onderbouwd te worden of er moet gebruik gemaakt worden van de forfaitaire waarden in de dan geldende norm. De gebruikte waarden voor de grootheden in de vergelijkingen moeten zijn berekend volgens dan geldend protocol voor het vergelijken van alternatieven voor de warmtevoorziening op locaties.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-52061.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.