Algemene regels voor vergunningvrij plaatsen van voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg

Op grond van artikel 2.1.5.1, lid 1 van de Algemene plaatselijke Verordening Maastricht 2006 (APV) is het verboden voorwerpen of stoffen op, aan of boven de openbare weg te plaatsen zonder een vergunning van het college respectievelijk de burgemeester (indien het een gebruik als terras betreft). Hiertoe behoort onder meer het aanbrengen van feestverlichting en feestversiering.

 

Op basis van artikel 2.1.5.1, lid 2 sub h APV heeft het college van burgemeester en wethouders c.q. de burgemeester de bevoegdheid om in een beleidsregel gevallen aan te wijzen waarvoor het bovenbedoelde verbod niet geldt, en de voorwaarden vast te stellen waaraan in dat geval dient te worden voldaan.

 

Dit past in het streven van de overheid om te dereguleren en daar waar mogelijk een vergunningplicht om te zetten in algemene regels. Concreet betekent dit dat er geen vergunning meer nodig is wanneer de voorwerpen of stoffen die op, aan of boven de openbare weg worden geplaatst passen binnen de hieronder opgenomen algemene regels. Uiteraard is eenieder zelf verantwoordelijk voor het correct en veilig plaatsen van die voorwerpen of stoffen. Eventuele schade die uit de plaatsing daarvan zou voortvloeien is dan ook voor eigen rekening en risico.

 

Gelet op het voorgaande besluit het college:

 

door vaststelling van deze algemene regels vormen van feestverlichting en feestversiering aan te wijzen waarvoor de vergunningplicht als bedoeld in artikel 2.1.5.1, lid 1 APV niet geldt, en de voorwaarden vast te stellen waaraan deze vormen van feestversiering en feestverlichting dienen te voldoen.

 

 

Aanwijzing

Hierbij wijst het college op grond van het bepaalde in artikel 2.1.5.1, lid 2 sub h APV, de plaatsing van kerstverlichting en andere kerstversieringen - mits aangebracht aan de gevel -, en kerstbomen aan als vormen van feestverlichting en feestversiering waarvoor de vergunningplicht als bedoeld in artikel 2.1.5.1, lid 1 APV niet geldt. In dat geval dient wel te worden voldaan aan de volgende nadere voorwaarden:

Kerstverlichting/versiering

Bevestiging en veiligheid

  • 1.

    De kerstverlichting/versiering dient (brand)veilig en deugdelijk te worden bevestigd. Het dient hiertoe te bestaan uit lichte onderdelen waarbij de bevestigingsmiddelen niet groter mogen zijn dan 8 mm;

  • 2.

    Het inboren van het bevestigingsoog dient vakkundig en zorgvuldig te gebeuren. Boren in natuursteen (dus ook mergel) is niet toegestaan.

  • 3.

    Het aantal bevestigingsmiddelen dient tot het minimaal vereiste beperkt te worden;

  • 4.

    De kerstverlichting/versiering dient van brandvertragend materiaal te zijn gemaakt;

  • 5.

    De kerstverlichting/versiering (of lichtweerkaatsing als gevolg van de aanwezigheid van de verlichting) mag geen belemmering vormen voor de ter plaatse aanwezige camera’s van het cameratoezicht;

  • 6.

    De los aangebrachte elektrische bedrading dient strakgetrokken en uit het zicht op de gevel te worden aangebracht met minimale bevestigingsmiddelen (zoals binddraad en tyraps). Er mogen dus geen vaste leidingen, contactdozen en lasdozen op de gevel worden aangebracht;

  • 7.

    Eventuele aanwijzingen van de politie, de brandweer of een daartoe bevoegde functionaris moeten stipt en onmiddellijk worden opgevolgd.

Vormgeving

  • 8.

    De kerstverlichting mag de gevel niet verhullen;

  • Toelichting:De architectuur van het gebouw en de gevelstructuur moet herkenbaar blijven.

  • 9.

    De kerstverlichting mag niet overdadig zijn;

  • Toelichting: Teveel en te uitbundig is niet goed. De verlichting werkt dan verstikkend en haalt de aandacht weg van de architectuur in plaats van deze te versterken.

  • 10.

    De kleur van de verlichting dient beperkt te blijven tot de kleuren wit, warmwit en warmblauw.

  • Toelichting: De sterkte en de kleur van het licht mag niet overheersend zijn. In dat geval gaat de kerstverlichting detoneren in het totaal van de gevelwand. Het is belangrijk dat de feestverlichting op het pand één geheel gaat vormen met de totale straatgevel.

  • 11.

    De kerstverlichting dient qua maat in verhouding te staan tot de gevel

  • Toelichting: Indien de versiering qua maat wordt aangepast aan de maten en verhoudingen van de gevel ontstaat een samenhangend beeld.

  • 12.

    Knipperende verlichting is niet toegestaan.

  • Toelichting: indien verlichting knipperend wordt uitgevoerd, ontstaat een onrustig beeld dat daardoor teveel opvalt.

  • 13.

    De bovenstaande nadere voorwaarden 8 tot en met 12 gelden alleen in het beschermd stadsgezicht 1 inclusief Plein 1992.

Periode

  • 14.

    De verlichting mag worden aangebracht en in werking zijn vanaf de laatste week van november vóór de kerstperiode;

  • 15.

    De verlichting dient uiterlijk in de tweede week van het nieuwe jaar nà de kerstperiode volledig te zijn verwijderd.

Duurzaamheid

  • 16.

    Voor de kerstverlichting dient gebruik te worden gemaakt van LED-verlichting.

Kerstbomen

Plaatsing en veiligheid

  • 1.

    Kerstbomen mogen uitsluitend worden geplaatst in het gebied buiten de singels2 ;

  • 2.

    Er mag niets in de grond worden verankerd;

  • 3.

    Bij bevestiging rondom lichtmasten mag geen snijdend materiaal en/of spijkers worden gebruikt;

  • 4.

    Er mogen geen kerstbomen worden geplaatst voor of bij in- en uitgangen en/of nooduitgangen en op of nabij brandputten en/of kolken;

  • 5.

    Een voetgangersdoorloop van tenminste 1,5 meter dient te allen tijde te worden gewaarborgd;

  • 6.

    Doorgangen voor hulpverleningsdiensten – van ten minste 3,5 meter – dienen steeds te worden gewaarborgd;

  • 7.

    Er mag geen brandbaar materiaal en/of –stof in de directe omgeving van kerstbomen zijn of worden opgeslagen;

  • 8.

    De kerstbomen dienen op een deugdelijke manier te worden vastgezet, om zodoende omwaaien te voorkomen;

  • 9.

    Na afloop van de plaatsingsperiode dienen alle kerstbomen op legale wijze te worden afgevoerd en het mogelijk op de openbare weg aanwezige afval, voortkomend uit de plaatsing van de kerstbomen, te worden opgeruimd;

  • 10.

    Eventuele aanwijzingen van de politie, de brandweer of een daartoe bevoegde functionaris moeten stipt en onmiddellijk worden opgevolgd;

  • 11.

    Telkens wanneer dat in het belang van de openbare orde of het openbare verkeer nodig wordt geacht, moeten de kerstbomen onmiddellijk worden opgeruimd

Vormgeving

  • 12.

    De kerstbomen mogen een maximale hoogte hebben van 2,5 meter;

Periode

  • 13.

    De plaatsing van kerstbomen is toegestaan van 7 december tot 8 januari in het daaropvolgende jaar.

Deze algemene regels treden in werking op de dag na bekendmaking.

 

Maastricht, 3 oktober 2012

Burgemeester en wethouders van Maastricht,

Piet Buijtels

de secretaris,

Onno Hoes

de burgemeester,

Naar boven