Gemeenteblad van Grave
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Grave | Gemeenteblad 2020, 323838 | Verordeningen |
Zoals bouwplannen en verkeersmaatregelen.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Grave | Gemeenteblad 2020, 323838 | Verordeningen |
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Grave houdende regels omtrent de heffing en invordering van reclamebelasting op het bedrijventerrein van Grave (Verordening reclamebelasting bedrijventerreinen Grave 2021)
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29 september 2020.
gehoord het advies van de Auditcommissie van 12 oktober 2020;
gelet op artikel 227 van de Gemeentewet;
vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN RECLAMEBELASTING BEDRIJVENTERREINEN GRAVE 2021
(VERORDENING RECLAMEBELASTING BEDRIJVENTERREINEN GRAVE 2021)
Deze verordening is van toepassing binnen de gebieden van de gemeente Grave, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart (bijlage 1).
Onder de naam reclamebelasting wordt binnen het gebied als bedoeld in artikel 2 een directe belasting geheven voor openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.
De reclamebelasting wordt geheven van de gebruiker van de vestiging waarop en/of waarbij één of meer reclameobjecten zijn aangebracht.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
Als de vestiging gelijk is aan de onroerende zaak, als bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken, bedraagt de heffingsmaatstaf 0,217 % van de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde WOZ-waarde voor het betreffende kalenderjaar, met een minimum van € 217,00 en een maximum van € 434,00.
In afwijking van het tweede lid bedraagt de heffingsmaatstaf, als de vestiging deel uitmaakt van één of meerdere onroerende za(a)k(en), als bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken, 0,217 % van het deel van de WOZ-waarde dat voor het betreffende kalenderjaar aan de vestiging kan worden toegekend, met een minimum van € 217,00 en een maximum van € 434,00.
In afwijking van het tweede lid bedraagt de heffingsmaatstaf voor een vestiging die bestaat uit meer dan één onroerende zaak, als bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken, 0,217 % van de op voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde gezamenlijke WOZ-waarden, met een minimum van € 217,00 en een maximum van € 434,00.
Als met betrekking tot een onroerende zaak geen WOZ-waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.
Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Als de belastingschuld in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Als de belastingplicht in de loop van het kalenderjaar eindigt, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met zoveel twaalfden gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:
die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare aankondigingen zijn aangebracht in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen worden aangebracht, die individueel korter dan dertien weken zijn, maar waarbij de verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk dertien weken of meer aanwezig zijn;
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan € 35,00 of minder dan € 4.000,00 dat de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke maandelijkse termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
In gevallen bedoeld in het tweede lid geldt in afwijking in zoverre van het aldaar bepaalde, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in elf gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
De “Verordening reclamebelasting bedrijventerreinen Grave 2020-2” vastgesteld bij raadsbesluit van 3 november 2020, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13 genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Kopieer de link naar uw clipboard
zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-323838.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.