Beleidsregel gevaarlijke honden gemeente Hardinxveld-Giessendam 2020

  • 1.

    Inleiding

In de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Hardinxveld-Giessendam (hierna: APV) zijn in de artikelen 2:59 en 2:59a bepalingen opgenomen aangaande respectievelijk gevaarlijke honden en gevaarlijke honden op eigen terrein. Deze artikelen bepalen onder meer de mogelijkheid voor de burgemeester tot het opleggen van een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod.

 

In de gemeente Hardinxveld-Giessendam hebben meermaals bijtincidenten met honden plaatsgevonden. Deze incidenten tasten de leefbaarheid en veiligheid(sgevoelens) in een wijk, straat en/of buurt aan en zorgen voor maatschappelijke onrust. Het is dan ook wenselijk om beleid vast te stellen over de uitleg van het wettelijk voorschrift in de artikelen 2:59 en 2:59a van de APV. Daarin voorziet deze beleidsregel.

 

  • 2.

    Juridisch kader

    • de Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikelen 1:3 lid 4, 4:81 lid 1, 4:83, 5:31;

    • de Gemeentewet (GW) artikelen 125 lid 3 en 172 lid 1, 2 en 3;

    • de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), artikelen 2:59 en 2:59a

 

  • 3.

    Beleidsregel

Deze paragraaf vormt de kern van deze beleidsregel.

 

In deze beleidsregel worden artikelsgewijs de beleidsmatige voorwaarden weergegeven die door de burgemeester worden toegepast bij de besluitvorming met betrekking tot het opleggen van een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod.

 

Burgemeester en wethouder van de gemeente Hardinxveld-Giessendam,

 

Besluiten;

 

Gelet op de artikelen 1:3 lid 4, 4:81 lid 1, 4:83, 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 125 lid 3 en 172 lid 1, 2 en 3 van de Gemeentewet en artikel 2:59 en 2:59a van de Algemene Plaatselijke Verordening;

 

Tot de vaststelling van de beleidsregel gevaarlijke honden gemeente Hardinxveld-Giessendam 2020.

 

Artikel 1. Definities

Licht bijtincident

wanneer een hond een ander dier of persoon bijt, waarbij er sprake is van geen of gering letsel waarbij geen medische behandeling noodzakelijk is.

Ernstig bijtincident

  • 1.

    wanneer een hond een persoon of dier bijt en als direct gevolg daarvan overlijdt.

  • 2.

    wanneer een hond ernstig letsel toebrengt aan een persoon of dier.

  • 3.

    wanneer meer dan één keer binnen twee jaar een bijtincident plaatsvindt zonder ernstig letsel of ernstige gevolgen.

  • 4.

    wanneer een hond die wordt gedefinieerd als hoog risico hond1 een bijtincident begaat.

  • 5.

    in ieder ander geval dat door de burgemeester als ernstig wordt aangemerkt.

Ernstig letsel

wanneer er bij een persoon of dier een medische behandeling noodzakelijk is als gevolg van het bijtincident.

Hinderlijke hond

een hond die een licht bijtincident heeft veroorzaakt.

Gevaarlijke hond

een hond die een ernstig bijtincident heeft veroorzaakt.

Kort aanlijnen

een hond aanlijnen met een deugdelijke lijn die niet langer is dan 1,50 meter gemeten vanaf de hand tot aan de halsband.

Muilkorf

een muilkorf die is vervaardigd van kunststof, leer of van beide stoffen. De muilkorf is door middel van een leren riem rond de hals aangebracht op zo'n manier dat verwijdering zonder tussenkomst van een persoon niet mogelijk is. De muilkorf is zodanig ingericht dat de hond geen mens of dier kan bijten. De afgesloten ruimte binnen de korf geeft de hond de mogelijkheid tot een geringe opening van zijn bek en er zijn geen scherpe delen binnen de korf aanwezig.

 

Artikel 2. Hinderlijke hond

  • 1.

    De burgemeester acht een hond hinderlijk, in de zin van artikel 2:59 APV, als een hond een persoon of een dier bijt, maar waarbij geen sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen. De burgemeester geeft de eigenaar of de houder van de hond een waarschuwing en kan daarbij tevens overgaan tot het opleggen van een aanlijngebod.

  • 2.

    Het aanlijngebod geldt zolang de hond in leven is, met uitzondering van artikel 4 lid 3.

 

Artikel 3. Gevaarlijke hond

  • 1.

    De burgemeester acht een hond gevaarlijk, in de zin van artikel 2:59 APV, als een hond een persoon of een dier bijt, waarbij er sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen. Afhankelijk van de ernst van het incident kan worden overgegaan tot het aan de eigenaar of houder van de hond opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod voor de hond of kan worden overgegaan tot inbeslagname van de hond.

  • 2.

    De burgemeester acht een hond gevaarlijk, in de zin van artikel 2:59 APV, als een hond meerdere keren binnen twee jaar tijd een persoon of een dier bijt en daarbij geen sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen. De burgemeester legt een aanlijn- en muilkorfgebod voor de hond op aan de houder of eigenaar van de hond.

  • 3.

    Het aanlijn- en muilkorfgebod geldt zolang de hond in leven is, met uitzondering van artikel 4 lid 3.

 

Artikel 4. Gedragstest

  • 1.

    In opdracht van de eigenaar of de houder van de hond kan bij de hond een gedragstest worden afgenomen. Deze test wordt afgenomen om aan te tonen dat de hond niet hinderlijk of gevaarlijk is. Dit risico-assessment dient te worden afgenomen door een door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland benoemde gedragskeurmeester.

  • 2.

    De kosten voor het laten uitvoeren van het risico-assessment door de eigenaar of de houder van de hond zijn voor de rekening van de eigenaar of de houder van de hond.

  • 3.

    Op schriftelijk verzoek van de eigenaar of de houder van de hond kan de burgemeester de opgelegde maatregel, zoals bepaald in de artikelen 2 en 3, opheffen. De eigenaar of houder van de hond dient hiervoor door middel van de in lid 1 genoemde gedragstest aannemelijk te maken dat de hond niet hinderlijk of gevaarlijk is.

 

Artikel 5. Afstand doen van de hond/inbeslagname van de hond

  • 1.

    De houder of eigenaar van de hond wordt gevraagd om vrijwillig afstand te doen van zijn hond als deze, op grond van artikel 3, is aangemerkt als gevaarlijk en in strijd handelt met het aanlijn- en/of muilkorfgebod en de hond opnieuw een bijtincident veroorzaakt.

  • 2.

    De burgemeester kan besluiten tot inbeslagname van de hond op onvrijwillige basis op grond van artikel 5:31, tweede lid, van de Awb:

    • a.

      als de situatie genoemd in het eerste lid zich heeft voorgedaan en de houder of de eigenaar hierop niet vrijwillig afstand doet van de hond, of;

    • b.

      bij (ernstige vrees voor het ontstaan van) een zeer ernstig bijtincident.

  • 3.

    Bij een onvrijwillige in beslagname, zoals genoemd in lid 2, geeft de burgemeester de opdracht om de hond te laten onderwerpen aan een gedragstest, zoals genoemd in lid 4.

  • 4.

    Blijkt uit de gedragstest dat de hond niet kan worden herplaatst of het risico op bijtincidenten kan worden voorkomen, kan de burgemeester besluiten de hond te laten euthanaseren. Euthanaseren wordt uitsluitend gedaan door een daartoe bevoegde dierenarts.

  • 5.

    Alle kosten (zoals vervoer, opvang/verblijf, (medische) verzorging, gedragstest etc.)2 komen volledig voor rekening van de houder of de eigenaar van de hond en worden op hem/haar verhaald.

 

Artikel 6. Uitzonderingen

  • 1.

    In uitzonderlijke gevallen of bij zeer ernstige situaties kan de burgemeester afwijken van deze beleidsregel. Dit wordt gedaan indien er vrees is voor verstoring van de openbare orde en de houder of eigenaar van de hond geen vrijwillige afstand doet. De burgemeester kan dan overgaan tot het toepassen van (spoed)bestuursdwang op grond van artikel 5:31, tweede lid, Awb of op grond van artikel 172, derde lid, Gemeentewet, en het bevel geven om direct over te gaan tot onvrijwillige inbeslagname van een hond.

  • 2.

    In geval waarbij toepassing van deze beleidsregel (gelet op het te beschermen belang) leidt tot onevenredige gevolgen voor belanghebbende(n) kan de burgemeester afwijken van hetgeen in deze beleidsregel is bepaald.

 

Artikel 7. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregel wordt als volgt geciteerd: Beleidsregel gevaarlijke honden gemeente Hardinxveld-Giessendam 2020

  • 2.

    Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag volgend op die van de openbare bekendmaking.

 

 

 

Vastgesteld in de vergadering van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hardinxveld-Giessendam van 14 juli 2020.

Het college van Burgemeester en Wethouders,

De secretaris, De Burgemeester,

Drs. R. 't Hoen MPM D.A. Heijkoop

 

1. Procedure bijtincidenten honden

 

1.1 – Registratie bijtincidenten

Inwoners van de gemeente Hardinxveld-Giessendam kunnen bij de politie melding of aangifte doen van een bijtincident. De politie registreert de melding of aangifte en stelt hiervoor een officiële schriftelijke waarschuwing op. Wanneer er een aangifte wordt opgenomen, wordt door de politie gelijk beoordeeld of strafvervolging mogelijk is.

De politie neemt, voor zover bekend, de volgende gegevens op:

  • personalia eigenaar/houder;

  • personalia benadeelde partij;

  • personalia getuige(n);

  • gegevens van bijtende hond inclusief vermelding van ras, chipnummer, roepnaam hond, kopie van paspoort en/of stamboomgegevens;

  • indien van toepassing gegevens slachtoffer;

  • indien van toepassing gegevens van gebeten hond of inclusief vermelding van ras, chipnummer, roepnaam hond, kopie paspoort en/of stamboomgegevens;

  • indien van toepassing gegevens van gebeten dier of object;

  • aard en omvang van letsel en schade;

  • omstandigheden en aanleiding waaronder de hond heeft gebeten;

  • of de hond mee naar huis is of in beslag is genomen en op welke grond (straf- of bestuursrecht);

  • of er andere of ‘oudere’ meldingen (tot 2 jaar terug) over desbetreffende hond in het systeem aanwezig zijn;

  • foto’s van de honden, van het letsel en van de schade;

  • als er sprake is van een huisartsenbezoek of dierenartsbezoek, dan worden hiervan gegevens (facturen, verklaringen, e.d.) toegevoegd.

 

Informatie-u itwisseling politie en gemeente

In het geval van een ernstig bijtincident kan een inwoner van de gemeente hiervan een melding of aangifte bij de politie doen. In het kader van de openbare orde en veiligheid wordt deze melding geregistreerd en verstrekt aan de burgemeester voor de taakuitoefening in verband met het gezegd over de politie en het handhaven van de openbare orde.

 

Soms worden meldingen van bijtincidenten bij de gemeente gedaan. De Buitengewone opsporingsambtenaren kunnen door middel van het opmaken van een proces verbaal het bestuursrechtelijke traject volgen. De gemeente zorgt ervoor dat meldingen van bijtincidenten voor registratie ook worden doorgestuurd naar de politie. Als de gemeente een verzoek om een kort aanlijngebod van de hond en/of een muilkorfgebod voor de hond krijgt van een burger voor de hond van een andere burger, dan vindt er altijd afstemming met de politie plaats.

 

1.2 - Beoordeling bijtincident

Na het verzamelen van de gegevens wordt het incident door de gemeente beoordeeld en gekwalificeerd. Uitgangspunt in onze gemeente is dat iedereen zich vrij in de openbare ruimte moet kunnen bewegen en iedereen zijn werk moet kunnen uitoefenen, zonder gebeten of aangevallen te worden door honden. Door de gemeente wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende bijtincidenten. Afhankelijk van de kwalificatie wordt er dan opgetreden.

 

Lichte bijtincidenten

  • Er wordt van een licht bijtincident gesproken wanneer een hond een ander dier of persoon bijt, waarbij er sprake is van geen of gering letsel waarbij geen medische behandeling noodzakelijk is.

  • Een licht bijtincident wordt bij een tweede melding van een licht bijtincident binnen twee jaar opgeschaald naar een ernstig bijtincident.

  • Een licht bijtincident door een hond die wordt gedefinieerd als hoog risico hond3, wordt opgeschaald naar een ernstig bijtincident.

 

Ernstige bijtincidenten

Er wordt van een ernstig bijtincident gesproken:

  • wanneer het bijtincident ernstige gevolgen heeft, doordat een persoon, hond of ander dier overlijdt als direct gevolg van het bijtincident;

  • wanneer een hond ernstig letsel toebrengt aan een persoon of dier;

  • wanneer meer dan één keer binnen een periode van twee jaar een bijtincident zonder ernstig letsel of ernstige gevolgen plaatsvindt;

  • als er sprake is van een bijtincident door een hond die wordt gedefinieerd als hoog risico hond4;

  • in ieder ander geval dat door de burgemeester als ernstig wordt aangemerkt.

 

1.3 – Waarschuwingsbrief

Indien er sprake is van een licht bijtincident, dan wordt een waarschuwingsbrief verzonden aan de eigenaar/houder van de hond. Deze waarschuwingsbrief wordt in de regel vanuit de politie verstuurd.

 

In de waarschuwingsbrief wordt aangegeven dat het vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid onacceptabel is dat een mens of dier gebeten wordt. Voorts wordt van de eigenaar/houder verwacht dat hij alle maatregelen zal treffen om herhaling van een dergelijk incident te voorkomen. De burgemeester kan in voorkomende gevallen hierbij ook zelf besluiten om een aanlijngebod op te leggen. Na het tweede bijtincident door dezelfde hond dient de politie een verzoek tot het opleggen van een kort aanlijn- en muilkorfgebod in bij de gemeente. Dit verzoek is gemotiveerd op basis van een bestuurlijke rapportage.

 

1.4 - Voornemen tot bestuursrechtelijk traject

Indien er sprake is van een ernstig bijtincident is het uitgangspunt dat de burgemeester besluit tot gevaarlijk verklaring van de hond op grond van artikel 2:59 APV. De consequentie hiervan is het opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod

 

De eigenaar/houder ontvangt een voorgenomen besluit tot gevaarlijk verklaring waarin de aanleiding wordt beschreven en de voorgenomen maatregelen zijn opgenomen.

Vervolgens zijn er drie mogelijkheden:

  • 1.

    De eigenaar is het eens met het voornemen. Het voornemen wordt omgezet in een besluit (zie 1.6).

  • 2.

    De eigenaar is het niet eens met het voornemen. De eigenaar dient een zienswijze in bij de gemeente (zie 1.5).

  • 3.

    De eigenaar laat niets van zich horen. Het voornemen wordt omgezet in een besluit (zie 1.6).

 

1.5 – Zienswijze

Binnen 14 dagen kan de eigenaar/houder een zienswijze tegen het voorgenomen besluit indienen. Deze termijn van 14 dagen kan korter zijn als de burgemeester dit gezien de feiten en omstandigheden noodzakelijk acht.

 

Gedragstest/risico-assessment

Is de houder/eigenaar het niet eens met het voornemen dan mag hij voor eigen rekening een gedragstest uit laten voeren via de daartoe bevoegde instantie, om aan te tonen dat zijn hond niet hinderlijk of gevaarlijk is. De gedragstest wordt afgenomen door een professionele gedragsbeoordelaar en heeft hiervoor de opleiding tot gedragskeurmeester of gedragsbeoordelaar met succes afgerond en beschikt over (voldoende recente) praktijkervaring, zoals een door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied Nederland benoemde gedragskeurmeester.

Als de gedragstest wordt uitgevoerd, dan dient de houder of eigenaar van de hond de rekening voorafgaand aan de test te voldoen. In overleg met de onderzoeker en de houder of eigenaar wordt een datum, tijdstip en locatie afgesproken waarop de test kan worden afgenomen. Binnen drie weken na afname van de test ontvangt de gemeente van de onderzoeker een advies over het gedrag van de hond. De gemeente neemt in beginsel het advies van de onderzoeker over in het definitieve besluit aan de houder/eigenaar.

 

1.6 - Besluit tot opleggen v an aanlijn- en/of muilkorfgebod

Het besluit kan een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod voor onbepaalde tijd zijn. Als dat besluit is genomen, moet de hond vanaf dat moment meteen worden aangelijnd en, indien van toepassing, een muilkorf dragen. Een besluit tot het opleggen van de geboden is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep openstaat.

 

1.7 - Bezwaar tegen besluit

De eigenaar/houder kan binnen 6 weken, nadat het besluit aan de eigenaar/houder bekend is gemaakt, bezwaar maken tegen het besluit. De bezwaarprocedure schorst de werking van het besluit echter niet op.

 

2. Handhaving en sancties

De mogelijkheden om tot handhaving over te gaan of sancties op te leggen komen in dit hoofdstuk aan de orde.

 

2.1 - Boete en last onder bestuursdwang

Indien een hond als gevaarlijk of hinderlijk is aangemerkt op grond van artikel 2:59 van de APV, zal toegezien worden op het naleven van het opgelegde aanlijn- en/of muilkorfgebod. Het overtreden van het aanlijn- en/of muilkorfgebod is strafbaar gesteld in de APV van Hardinxveld-Giessendam. Dit betekent dat zowel politieambtenaren als Buitengewone opsporingsambtenaren een bestuurlijke strafbeschikking mogen opleggen. Met het beboeten kan directe handhaving plaatsvinden en bestraffen we de overtreder.

 

Last onder bestuursdwang

Er zijn situaties denkbaar dat het - herhaaldelijk - uitschrijven van een boete niet leidt tot het naleven van artikel 2:59 van de APV. De hond blijft dan los of zonder muilkorf rondlopen. In dat geval kan de burgemeester overgaan over tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, als er sprake is van zeer ernstige vrees voor het ontstaan van een zeer ernstig bijtincident.

Het opleggen van een last onder bestuursdwang betreft het herstellen in een normale toestand door het ongedaan maken, beëindigen of voorkomen van de overtreding. Indien de last niet wordt uitgevoerd, zal worden overgegaan tot feitelijk handelen door de hond in beslag te nemen. Daarmee wordt de overtreding effectief beëindigd en nadere overtreding voorkomen.

 

2.2 - In beslagname door burgemeester (bestuursdwang)

De burgemeester is op grond van artikel 5:31, lid 2 Awb bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften met spoed te beletten of te beëindigen. De burgemeester besluit tot inbeslagname van de hond als:

  • de eigenaar/houder van een hond die door de burgemeester als gevaarlijke hond is aangewezen in strijd met artikel 2:59 APV houdt en vervolgens;

  • de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, waarbij sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen en direct optreden wordt verwacht of als er sprake is van (zeer ernstige vrees voor het ontstaan van) een zeer ernstig bijtincident; en

  • de eigenaar/houder van de hond niet vrijwillig afstand doet van de hond.

 

De burgemeester geeft bevel tot inbeslagname en geeft de locatie van de hond door aan de politie. Een diensthondengeleider gaat samen met de plaatselijke politie ter plaatse over tot inbeslagname van de hond. De hond wordt onder gebracht op een geheime locatie. De diensthondengeleider regelt het vervoer naar de aangegeven locatie. De coördinatie verloopt via het team Inbeslaggenomen goederen en dieren van de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO), 088-0424959, ibg@rvo.nl. Zij zorgen voor een locatiehouder.

De inbeslagname mag maximaal 4 weken duren, uitzonderingen daargelaten. De hond ondergaat een gedragstest. Afhankelijk van de uitslag moet de hond inslapen, wordt hij aangeboden aan een dierenasiel voor resocialisatie van de hond of wordt hij (onder voorwaarden) herplaatst bij een andere eigenaar. De hond mag in geen geval opnieuw in het bezit komen van de oorspronkelijke eigenaar.

 

2.3 – Kostenverhaal

In de situatie dat de burgemeester bestuursdwang toepast, zullen de daarmee gepaard gaande kosten verhaald worden op de eigenaar / houder van de hond. Hierbij kan gedacht worden aan de kosten van transport, opslag, noodzakelijke verzorging (voedsel) en het uitvoeren van de gedragstest.

 

2.4 - Inbeslagname door burgemeester bij (vrees voor) verstoring van de openbare orde

De burgemeester is op grond van artikel 172, lid 3, Gemeentewet bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde. De burgemeester besluit tot inbeslagname van de hond als:

  • de houder/eigenaar van een hond die door de burgemeester als gevaarlijke hond is aangewezen in strijd met artikel 2:59 APV houdt en vervolgens;

  • de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, waarbij sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen; en

  • er sprake is van een verstoring van de openbare orde of van ernstige vrees daarvoor en de bevelen noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde.

 

De gemeente is zelf verantwoordelijk voor het vervoer en opslaan van de hond.

De coördinatie verloopt via het team Inbeslaggenomen goederen en dieren van de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO), 088-0424959, ibg@rvo.nl. Zij zorgen voor een locatiehouder. Met de locatiehouder kan besproken worden hoe het vervoer geregeld wordt of via de dierenambulance. De gemeente is zelf verantwoordelijk voor het laten testen van de hond.

De inbeslagname mag maximaal 4 weken duren, uitzonderingen daargelaten. De hond ondergaat een gedragstest. Afhankelijk van de uitslag moet de hond inslapen, wordt hij aangeboden aan een dierenasiel voor resocialisatie van de hond of wordt hij (onder voorwaarden) herplaatst bij een andere eigenaar. De hond mag in geen geval opnieuw in het bezit komen van de oorspronkelijke eigenaar.

 

Belangrijk verschil met in beslagname op grond van spoedeisende bestuursdwang door de burgemeester (zie 2.3):

  • er is sprake van een concreet en actueel gevaar voor de openbare orde;

  • er zijn geen andere, minder vergaande maatregelen aanwendbaar;

  • de toepassing moet voortvarend plaatsvinden.

 

Bedreiging of verstoring van de openbare orde kan aan de orde zijn, indien gevoelens van onrust ontstaan in de omgeving waar de hond normaliter verblijft. Dit kan blijken uit de ingewonnen informatie, bestuurlijke rapportages of uit processen-verbaal van bevindingen. Ook het gedrag van de eigenaar van de hond kan hiertoe aanleiding geven. De eigenaar bagatelliseert bijvoorbeeld het incident waardoor een gerechtvaardigde vrees voor herhaling bestaat en uit het dossier blijkt dat het probleem ook niet alleen bij de hond ligt.

In een situatie waarbij de openbare orde wordt bedreigd of verstoord door dreigende vertreding, zal na inbeslagname zoals aangegeven nader onderzoek gedaan moeten worden om te komen tot vervolgbesluitvorming. Door een gecertificeerde instelling zal bezien worden of de hond elders herplaatst moet worden of - in overleg met het OM - geëuthanaseerd moet worden.

De kosten die gepaard gaan met de inbeslagname op grond van artikel 172 Gemeentewet kunnen niet verhaald worden.

 

2.5 - Incident op eigen (privé) terrein

Voor incidenten begaan op eigen terrein gelden in principe dezelfde regels als voor incidenten begaan op openbaar terrein. Wel wordt er door de burgemeester (bij een incident wat zich heeft voorgedaan op eigen terrein) gekeken naar de feiten en omstandigheden en een bepaalde mate van verwijtbaarheid (bijvoorbeeld: is het terrein afgeschermd? Is er een bord 'pas op voor de hond' geplaatst etc.).

 

3. Heroverweging van het gebod

Een aanlijn- en/of muilkorfgebod worden in principe opgelegd voor onbepaalde tijd. De eigenaar of houder van een hond, die een aanlijn- en/of muilkorfgebod opgelegd heeft gekregen, kan handelingen verrichten waardoor de burgemeester het besluit heroverweegt. De eigenaar van de hond kan de hond zelf laten onderzoeken door middel van het afnemen van een risico-assessment door een door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland benoemde gedragskeurmeester. Dit gebeurt op zijn kosten. Indien uit het onderzoek blijkt dat de hond geen gevaar (meer) vormt, of indien de eigenaar en/of hond (een) cursus(sen) heeft/hebben gevolgd, die door de onderzoeker wordt voorgesteld en uit het onderzoek vervolgens blijkt dat de hond geen gevaar (meer) vormt, kan de burgemeester het besluit tot het opleggen van een aanlijn- en of muilkorfgebod van de hond heroverwegen.

De eigenaar/houder van de hond dient een schriftelijk verzoek in te dienen met het verzoek het besluit te heroverwegen met toevoeging van een schriftelijke rapportage van het onderzoek. De burgemeester zal het resultaat van het onderzoek meenemen in de heroverweging van het besluit. Mocht de burgemeester bij de heroverweging afwijken van het advies van de onderzoeker, dan zal dit in het besluit worden gemotiveerd.

 

4. Afwijken van beleid

In dit beleid is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met bijtincidenten. Deze incidenten zijn afhankelijk van de situatie. In voorkomende gevallen is het voor de burgemeester mogelijk om af te wijken van het bovenstaande beleid, zowel met lichtere maatregelen als met verzwarende maatregelen. Dit betekent dat stappen kunnen worden overgeslagen, dan wel dat een lichtere vorm kan worden gekozen bij het afhandelen van een melding. Indien de burgemeester besluit om af te wijken van het beleid zal dit altijd worden gemotiveerd.

 

5. Overige trajecten

Naast bestuursrechtelijk optreden, bestaat er ook de mogelijkheid om het strafrechtelijke en/of civielrechtelijke traject in te gaan.

 

5.1 - Strafrechtelijk traject

Strafrechtelijke inbeslagname van de hond

Wanneer er sprake is van het door de eigenaar aanhitsen tot agressief gedrag of het niet terughouden van een hond, die een mens aanvalt (artikel 425, lid 1 en 2, Wetboek van Strafrecht), kan de politie aangifte opnemen en in een heterdaad situatie (al dan niet in overleg met de officier van justitie) overgaan tot (strafrechtelijke) inbeslagname van de hond. De politie dient altijd te vragen of de eigenaar/houder afstand wil doen van de hond.

Strafrechtelijke overtreding van een kort aanlijn- en/of muilkorfgebod

Bij overtreding van het korte aanlijn- en zo mogelijk het muilkorfgebod in combinatie met een nieuw bijtincident kan de officier van justitie onttrekking van de hond aan het verkeer vorderen. In het uitzonderlijke geval dat tot inbeslagname is overgegaan, gaat het OM over tot vervreemden van de hond en zal in het uiterste geval overgaan tot het laten inslapen van de gevaarlijke hond. Het laten inslapen van de gevaarlijke hond gebeurd onder toezicht (direct en op kosten) van verdachte/betrokkene.

 

5.2 - Civielrechtelijk traject

Het is mogelijk dat slechts sprake is van een civielrechtelijk schade-incident. De politie wijst de dader en het slachtoffer van het bijtincident op rechten en plichten en adviseert partijen om de schade onderling te regelen. Er wordt van het incident door de politie echter wel een registratie opgemaakt, dit in verband met een eventuele herhaling/tweede bijtincident.

 

Naar boven