Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Gemeente Oldambt 2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt;

 

Gelezen het voorstel van de Afdeling Maatschappelijke Zaken tot vaststelling van de eerste wijziging Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2018;

 

Gelet op de besluitvorming van de gemeenteraad d.d. 29 juni 2020 waarbij met de vaststelling van de Kadernota 2021-2024 o.a. de intentie is geuit om voor de (her-)indicering van de maatwerkvoorziening Huishoudelijk Hulp gebruik te gaan maken van het normenkader HHM.

 

Gezien het advies van de Participatieraad i.o. ;

 

Gelet op de bepalingen van de Wmo 2015, Verordening Gemeente Oldambt 2017 en het Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning 2018 en de artikelen 1:3, vierde lid en 3.42 en titel 4.3. (Beleidsregels) van de Algemene wet bestuursrecht;

 

B e s l u i t :

 

vast te stellen de navolgende:

 

de eerste wijziging van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2018 vast te stellen dat als volgt wordt gewijzigd:

 

 

Artikel 1  

Hoofdstuk 5 komt te luiden:

Hoofdstuk Ondersteuning bij huishouden

Inleiding

Wanneer een cliënt daarop is aangewezen kan het college een maatwerkvoorziening in de vorm van huishoudelijke hulp toekennen. De inzet van huishoudelijke hulp heeft als doel een bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid met het oog op zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven. Zelfredzaamheid is in de Wmo 2015 gedefinieerd als: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemeen dagelijkse levensverrichtingen en het kunnen voeren van een gestructureerd huishouden. In de Normering huishoudelijke activiteiten is het normenkader voor de huishoudelijke hulp ontwikkeld.

 

Voorgeschiedenis normenkader

In 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep de eerste uitspraken gedaan over huishoudelijke ondersteuning in het kader van de Wmo 2015. De Centrale Raad had in twee zaken over het beleid van de gemeente Utrecht geoordeeld dat een maatwerkvoorziening in de vorm van een basismodule en aanvullende modules in beginsel is toegestaan. Het aantal uren huishoudelijke hulp in de standaardmodules moet dan gebaseerd zijn op objectieve criteria voortkomend uit deugdelijk onderzoek verricht door onafhankelijke derden. Daaraan voldeed het beleid van de gemeente Utrecht toen niet. Naar aanleiding van deze uitspraken heeft de gemeente Utrecht aan KPMG en Bureau HHM de opdracht gegeven om een objectief en onafhankelijk onderzoek te doen naar de standaardmodule van 78 uur per jaar huishoudelijke ondersteuning. KPMG en Bureau HHM concludeerden dat een standaardmodule van 104,9 uur per jaar huishoudelijke ondersteuning nodig is om basishygiëne te borgen.

 

In 2018 deed de Centrale Raad een viertal uitspraken waarin het onderzoek van KPMG en HHM deugdelijk bevonden werd en door een onafhankelijke partij uitgevoerd. De Centrale Raad benadrukte wel dat het bij de modules om gemiddelden ging, en dat er uiteindelijk toch maatwerk geleverd moest worden. Bureau HHM heeft het normenkader in andere gemeenten verder doorontwikkeld. In latere uitspraken heeft de Centrale Raad zijn eerdere uitspraken van 2018 bevestigd: `De urennorm voor huishoudelijke hulp uit het KPMG-rapport is een standaardmodule. Het college moet van deze urennorm afwijken als uit onderzoek blijkt dat toepassing ervan niet leidt tot een passende bijdrage in de zelfredzaamheid en participatie.’ In het normenkader van HHM is hier rekening mee gehouden door per resultaatgebied de mogelijkheid te bieden om op- of af te schalen. Zo is er bij het resultaat `schoon en leefbaar huis’ de mogelijkheid om af te schalen als de leefeenheid zelf een bijdrage kan leveren, en om op te schalen als de samenstelling van de leefeenheid afwijkt van de norm of wanneer er een extra kamer in gebruik is, dit allemaal wel binnen de grenzen van deze beleidsregels (zie het kopje `Normale gebruik van de woning’). De normtijden zijn weergegeven als ‘uren per jaar’ en ‘minuten per week’.

 

5.1 Inhoud huishoudelijke hulp

 

 

Huishoudelijke hulp is gericht op het bereiken van de volgende resultaten:

  • een schoon en leefbaar huis;

  • het beschikken over schone en draagbare en doelmatige kleding;

  • het kunnen beschikken over benodigdheden om te voorzien in primaire levensbehoeften;

  • het verzorgen van de maaltijd;

  • een goede organisatie van de huishouding;

  • het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren.

5.2 Beleidsuitgangspunten

 

Bij het verlenen van huishoudelijke hulp hanteert het college de volgende beleidsuitgangspunten.

 

Eigen kracht

Aanvullend op wat in het inleidende hoofdstuk hierover is gezegd geldt ook bij huishoudelijke hulp dat activiteiten die door de cliënt zelf kunnen worden uitgevoerd uiteraard tot de eigen kracht van cliënt behoren. Soms kan een cliënt met een kleine (woning)aanpassing of een hulpmiddel nog veel huishoudelijke taken zelf doen (Rechtbank Zutphen 28-12-2011, nr. 11/1197 WMO (deze uitspraak heeft geen ECLI-nummer)). Van een cliënt mag verwacht worden dat hij zijn woning herinricht of voorwerpen verplaatst wanneer dit kan bijdragen aan het compenseren van de beperkingen van cliënt (ECLI:NL:CRVB:2016:429).

De cliënt wordt gestimuleerd zelf huishoudelijke activiteiten te blijven uitvoeren. Wanneer bepaalde aandoeningen die de oorzaak vormen voor de huishoudelijke beperkingen naar de mening van de arts nog behandelmogelijkheden bieden, wordt hulp bij het huishouden geweigerd in die mate dat deze anti-revaliderend zou werken. Wel kan huishoudelijke hulp naast een te volgen behandeling of

revalidatie worden ingezet. Hierover is (met toestemming van de cliënt) afstemming met de

behandelaar nodig. Een dergelijk indicatie(advies) heeft dan in principe een korte geldigheidsduur, afgeleid van de duur van het behandel- of revalidatietraject.

 

Leefeenheid primair zelf verantwoordelijk

De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk voor het eigen huishouden en de wijze waarop de huishouding wordt gevoerd. Dat valt onder gebruikelijke hulp (zie verder hoofdstuk 1 van deze beleidsregels).

In de memorie van toelichting van de wet is aangegeven dat meer dan onder de vorige Wmo een beroep wordt gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van cliënten. De wetgever zoekt een goede balans tussen enerzijds de eigen verantwoordelijkheid van cliënten en hun sociale netwerk voor de eigen situatie en anderzijds de verantwoordelijkheid het college om ingezetenen die het niet op eigen kracht en met inzet van hun sociale netwerk klaarspelen, te ondersteunen bij hun zelfredzaamheid of participatie (TK, 2013–2014, 33 841, nr. 3, p. 27). Als cliënten het in het verleden zelf hebben klaargespeeld een particuliere huishoudelijke hulp te bekostigen geldt de volgende regel:

Particuliere huishoudelijke hulp kan voorliggend zijn

Als cliënten al langere tijd particuliere hulp hebben, en zij na het ontstaan van beperkingen hulp

bij het huishouden aanvragen, kan sprake zijn van de volgende situaties:

Financiële situatie is gewijzigd

Wanneer er in de financiële situatie van de aanvrager iets veranderd is waardoor de aanwezige particuliere huishoudelijke hulp niet gecontinueerd kan worden, kan aanspraak gemaakt worden op de voorziening hulp bij het huishouden. Is de situatie niet gewijzigd dan gaan we er vanuit dat er de beperkingen in het voeren van de huishouding voldoende gecompenseerd zijn.

Zorgbehoefte is gewijzigd

Als een cliënt al een particuliere hulp heeft, maar meer hulp nodig is, dan dient de totale

zorgbehoefte van de cliënt te worden bepaald conform de criteria zoals in deze beleidsregels

aangegeven. Hier wordt de particuliere hulp op in mindering gebracht die al in het huishouden

aanwezig is. Voor het aantal overblijvende uren kan een positief advies voor hulp bij het

huishouden worden afgegeven. Wanneer de particuliere hulp om welke reden dan ook stopt, en de

hulpvraag blijft bestaan, kan er, wanneer de aanvrager niet zelf een particuliere huishoudelijke

hulp kan vinden, alsnog een beroep gedaan worden op de Wmo.

 

Voorliggende oplossingen

Het college beoordeelt of er voorliggende oplossingen zijn. Die gaan voor op het verlenen van een maatwerkvoorziening. Voorbeelden zijn: inzet van personen uit het sociale netwerk (waaronder ook mantelzorg), geschikte en beschikbare vrijwilligers, gebruikmaking van algemene voorzieningen of gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen. Er zijn meer voorbeelden denkbaar. Ook de aanbieder kan bij de inzet van huishoudelijke hulp richting of sturing geven aan het gebruik (gaan) maken van voorliggende oplossingen, mits dat ook onderdeel is van het ondersteuningsplan.

 

Aanwezigheid van algemeen gebruikelijke voorzieningen

Als algemeen uitgangspunt geldt dat de cliënt passend bij de woon- en leefsituatie van de cliënt beschikt over algemeen gebruikelijke voorzieningen waarmee de huishoudelijke hulp zo efficiënt mogelijk kan worden geboden. Denk aan een stofzuiger, een wasmachine, schoonmaakmiddelen, een dweil, et cetera (vergelijk CRVB:2015:1503). Het gaat in dit geval ook om bepaalde voorzieningen die het mogelijk maken dat de cliënt een deel van de huishoudelijke taken zelf kan uitvoeren. Bijvoorbeeld stof afnemen met een plumeau of een handwringer voor het uitwringen van werkdoekjes. Het kan ook zijn dat met een algemeen gebruikelijke voorziening een aanspraak (deels) wordt voorkomen. Denk bijvoorbeeld aan de aanschaf van een wasdroger of het plaatsen van de wasmachine en/of droger op een verhoging of in een ruimte die wel bereikbaar is voor de cliënt zodat hij (een deel van) de was zelf kan doen (vergelijk CRVB:2005:AT8015).

 

Houden van huisdieren

Heeft de cliënt huisdieren dan hanteert het college het volgende uitgangspunt. In het algemeen geldt dat het hebben van huisdieren niet leidt tot meer inzet van huishoudelijke hulp. Het ligt ook niet voor de hand dat een cliënt dit van het college verwacht. Immers, het hebben van huisdieren brengt nu eenmaal (wat) meer vervuiling van de woning met zich mee. Als uitzondering kan gelden indien de cliënt is aangewezen op een blinde geleide hond of een zogeheten hulphond die is verstrekt op grond van de Zvw of aan de jeugdige op grond van de Jeugdwet. De Centrale Raad van Beroep heeft in 2019 nog bevestigd dat beleid dat inhoudt dat de aanwezigheid van gewone huisdieren (niet zijnde hulphonden) geen aanleiding is voor het toekennen van aanvullende uren huishoudelijke hulp, de rechterlijke toetsing kan doorstaan (ECLI:NL:CRVB:2019:2585).

 

Gesaneerde woning

Verder is het zo dat bij huishoudelijke hulp wordt uitgegaan van een gesaneerde woning in geval van bijvoorbeeld huisstofmijtallergie. Is de cliënt allergisch voor bijvoorbeeld vogels of katten maar worden deze dieren wel door de cliënt gehouden dan geldt geen ondersteuningsplicht voor het college voor het ‘meerwerk’. Dit zijn keuzes die in het kader van de eigen verantwoordelijkheid moeten worden beschouwd.

 

Normale gebruik van de woning

Voor wat betreft het schoonhouden en opruimen van de woning geldt het uitgangspunt dat de taken alleen betrekking hebben op ruimten die voor de cliënt noodzakelijk zijn voor het normale gebruik van de woning. Het betreft hier de ruimten die te maken hebben met de elementaire woonfuncties gericht op zelfredzaamheid (eten, slapen, lichaamsreiniging, koken) en verplaatsingen in de woning (verkeersruimten). Ruimten die niet in gebruik (hoeven te) worden vallen hier buiten. Dat wil echter niet zeggen dat in deze ruimte(n) helemaal nooit gestofzuigd of gedweild hoeft te worden (zie ook de Toelichting bij normenkader over indicatie voor extra kamer(s) van paragraaf 5.4).

 

Tuinonderhoud en het wassen van de ramen aan de buitenkant

Tuinonderhoud hoort niet bij huishoudelijke hulp (ECLI:NL:CRVB:2017:885). Het te bereiken resultaat `een schoon en leefbaar huis’ (zie paragraaf 5.4 hieronder) beperkt zich tot de binnenkant van het huis. Ook het wassen van de ramen aan de buitenkant kan buiten beschouwing gelaten worden. Voor het wassen van de ramen aan de buitenkant is een adequaat alternatief beschikbaar in de vorm van een glazenwasser. Gezien de lage frequentie van het ramen wassen aan de buitenkant, in combinatie met de beperkte kosten voor het inzetten van een glazenwasser, kunnen deze kosten ook door cliënten met een minimuminkomen gedragen worden (ECLI:NL:CRVB:2017:1302).

 

Voortzetting hulp na overlijden huisgenoot

Wanneer cliënt overlijdt en een huisgenoot achterblijft, kan bij zorg in natura de hulp bij het huishouden gedurende 4 weken worden voortgezet. Zo heeft de achterblijvende huisgenoot de tijd om de hulp op een andere manier te organiseren of om zelf een indicatie voor huishoudelijke hulp aan te vragen.

 

5.3 Resultaatgebieden van HHM

 

De normering van de huishoudelijke hulp was in het verleden gebaseerd op een voor gemeenten bewerkt protocol van het Centrum indicatiestellen zorg (CIZ). Dit protocol fungeerde oorspronkelijk als richtlijn binnen de AWBZ, en toen de huishoudelijke hulp in 2007 overging naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (de voorganger van de huidige wet) namen gemeenten dit protocol over. In dat protocol werd een fundamenteel onderscheidt gemaakt tussen enerzijds het (gedeeltelijk) overnemen van de huishoudelijke werkzaamheden en anderzijds de dagelijkse organisatie van het huishouden als de cliënt daar zelf niet of minder toe in staat was en de opvang en/of verzorging van kinderen door plotselinge uitval van de ouder. De huishoudelijke werkzaamheden zelf werden gecategoriseerd als HH1 en de organisatie van de huishouding en de opvangen/of verzorging van de kinderen werd HH2 genoemd. Dit onderscheid wordt niet meer op die manier gemaakt. De Regie en instructie en de Kindzorg zijn nu naast de andere vormen van ondersteuning opgenomen in de resultaatgebieden die in paragraaf 5.4 zijn weergegeven.

 

5.4 Resultaten

 

Zoals gezegd is de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp gericht op het bereiken van resultaten. Hieronder worden de betreffende resultaten nader toegelicht.

 

Een schoon en leefbaar huis

Het te bereiken resultaat bestaat allereerst uit het kunnen wonen in een woning die schoongehouden is. Daarnaast is het van belang dat de woning leefbaar is, dat staat voor opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen. Met het oog op dit resultaat kan een maatwerkvoorziening getroffen worden voor taken die betrekking hebben op het schoonmaken en/of opruimen.

 

Schoon en leefbaar

Een schoon en leefbaar huis is een huis dat niet vervuilt en geen gezondheidsrisico’s kent voor bewoners. Om dit resultaat te bereiken is in het normenkader vastgesteld welke activiteiten nodig zijn en in welke frequentie die activiteiten moeten plaatsvinden.

 

Toelichting bij normenkader over indicatie voor extra kamer(s)

Een woning kan meerdere slaapkamers, eventueel ook logeerkamers, omvatten, naast de dagelijks in gebruik zijnde slaapkamer. Als deze extra kamers niet in gebruik zijn, moeten ze toch één keer per maand worden schoongemaakt, om te zorgen dat ze op termijn niet een bron van vervuiling van het hele huis worden. Hiervoor wordt een kwart van de berekende tijd voor een in gebruik zijnde slaapkamer opgenomen: ¼ x 18 minuten = afgerond 5 minuten per week.

Een kamer waar alleen een wasrek staat en eventueel de strijk wordt gedaan, valt onder de noemer ‘niet in gebruik’ en wordt eenmaal per maand schoongemaakt.

Er kunnen redenen zijn waarom een extra kamer wel regelmatig schoongemaakt moet worden, bij voorbeeld wanneer een (echt)paar gescheiden slaapt. Als sprake is van een huisgenoot met een eigen slaapkamer, dan ligt de vraag voor of professionele overname van het schoonmaken van die slaapkamer noodzakelijk is of dat hier sprake is van eigen kracht of gebruikelijke zorg van die huisgenoot.

Als (klein)kinderen regelmatig komen logeren, wordt van hen verwacht dat zij hun kamer zelf schoon maken.

Ook kamers die bij voorbeeld als hobbykamer worden gebruikt worden eenmaal per maand schoongemaakt.

De totaaltijd kan afwijken door afronding van som der onderdelen. Worden er extra (slaap)kamers gebruikt, dan geldt daarvoor de normtijd zoals die voor een slaapkamer geldt (17,3 minuten per week). Voor niet gebruikte kamers geldt dat ze wel regelmatig gelucht moeten worden, maar dat de schoonmaakfrequentie lager dan regulier is en de normtijd op 5 minuten per week neerkomt.

 

 

Het beschikken over schone en draagbare en doelmatige kleding (Wasverzorging)

De dagelijkse kleding, beddengoed, handdoeken, e.d. moeten met enige regelmaat schoongemaakt worden. De cliënt en zijn leefeenheid moeten kunnen beschikken over gewassen, opgevouwen of opgehangen kleding of ander linnengoed, indien medisch noodzakelijk gestreken. Bij dat laatste wordt opgemerkt dat van de cliënt ook mag worden verwacht dat hij rekening houdt met het kopen van kleding waarbij strijken niet nodig is. Dit moet overigens ook in relatie worden gezien met de aanschaf van een algemeen gebruikelijke wasdroger. Van de cliënt mag in dit kader worden verwacht dat er bijvoorbeeld extra (twee- of driedubbel) beddengoed aanwezig is. Datzelfde geldt voor bijvoorbeeld voldoende handdoeken, andere linnengoed en/of kleding. Op deze manier kan de inzet van ondersteuning zo efficiënt mogelijk worden gedaan.

 

Het kunnen beschikken over benodigdheden om te voorzien in primaire levensbehoeften (Boodschappen)

Het kunnen beschikken over boodschappen voor het dagelijks leven valt binnen het bereik van huishoudelijke hulp. Denk in dit geval aan levensmiddelen en schoonmaakmiddelen en dergelijke die dagelijks/wekelijks gebruikt worden in elk huishouden. Onder dit resultaat kan ook het opstellen van een boodschappenlijst vallen.

 

Boodschappendienst

Een boodschappendienst in doorgaans een algemeen gebruikelijke voorziening.

Of dat werkelijk zo is wordt bepaald door of deze dienst:

  • 1.

    daadwerkelijk beschikbaar is;

  • 2.

    een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en;

  • 3.

    deze financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau (zie hoofdstuk 1 van deze beleidsregels, kopje `algemeen gebruikelijke voorziening’).

Ad.1

Het spreekt voor zich dat het college vast moet stellen dat er een boodschappendienst beschikbaar is. De omstandigheid dat de supermarkt waar de cliënt normaal gesproken zijn boodschappen doet of zou willen doen geen boodschappendienst heeft, maakt niet dat een andere boodschappendienst niet als passende oplossing kan gelden.

Als de cliënt zelf nog in staat is om met een scootmobiel (dagelijkse) boodschappen te doen kan van de cliënt ook worden verlangd om de hulp van het personeel of een derde in te roepen als hij onverwacht niet bij een boodschap kan omdat deze te laag of te hoog in de schappen ligt. Verder mag van de cliënt in voorkomende gevallen ook worden verwacht dat met een daarop gerichte training wordt geleerd om met een scootmobiel op een veilige manier winkels binnen te gaan en boodschappen te doen.

Ad. 2

Het is vanzelfsprekend dat het college zich op het standpunt moet kunnen stellen dat de boodschappendienst als passende oplossing kan worden aangemerkt. Uit onderzoek kan blijken dat de cliënt geen gebruik kan maken van de boodschappendienst omdat de cliënt de boodschappen van de bezorgservice niet kan aanpakken en/of opruimen. In dit geval is de boodschappendienst alleen tot de voordeur een passende oplossing. De bezorgdienst kan natuurlijk gevraagd worden om de spullen weg te zetten.

Het feit dat de cliënt, die gebruik kan maken van de boodschappendienst (of bezorgen van maaltijden), afhankelijk is van bezorgtijden brengt niet mee dat de boodschappendienst om die reden niet als passende oplossing kan worden aangemerkt (CRVB:2011:BU5492).

Ad. 3

De Centrale Raad van Beroep heeft nog in 2019 geoordeeld dat de bezorgkosten van een boodschappendienst niet zodanig zijn dat deze door iemand met een inkomen op minimumniveau niet gedragen zouden kunnen worden (ECLI:NL:CRVB:2019:3690).

 

Het verzorgen van de maaltijd

 

Warme maaltijd bereiden

Dit te bereiken resultaat bestaat uit het bereiden van de warme maaltijd.

Naast het bereiden van de warme maaltijd kan ook enkel het opwarmen van een maaltijd aan de orde zijn. Een warme maaltijd kan één keer per dag worden geboden. Dit geldt vanzelfsprekend alleen als er geen andere (voorliggende) oplossingen zijn zoals: de maaltijdservice, mee kunnen eten bij een buurt- of verzorgingshuis of de kant-en-klaar maaltijden van de supermarkt.

Het kan ook zijn dat de cliënt is aangewezen op een medisch geïndiceerd dieet waardoor kant-en-klaarmaaltijden niet als voorliggende oplossing kunnen gelden. Ook kan er sprake zijn van dusdanige beperkingen dat de cliënt de kant-en-klaarmaaltijden van de supermarkt niet kan openen en/of in de magnetron kan zetten. Er zijn meer voorbeelden denkbaar. Bij de beoordeling of een maaltijdservice als passende oplossing kan worden aangemerkt dient het college in ieder geval ook de drie hierboven genoemde punten moet beoordelen.

 

Broodmaaltijd

Dit te bereiken resultaat bestaat uit het bereiden van de broodmaaltijd.

Een broodmaaltijd kan één keer per dag worden bereid en klaargezet. De tweede broodmaaltijd wordt dan gelijk gemaakt en in koelkast klaargezet. Dat is in lijn met de jurisprudentie qua frequentie (CRVB:2011:BU5492).

 

Aanreiken

Het aanreiken van de maaltijden kan zowel binnen het bereik van de Wmo 2015 als binnen de Zorgverzekeringswet vallen (zie onze kennisbank: `Wanneer valt maaltijdverzorging onder de Wmo 2015?’ voor de details).

 

De organisatie van de huishouding (Regie en instructie)

In het normenkader Normering huishoudelijke activiteiten is plaats ingeruimd voor het resultaat regie, organisatie en AIV (advies, instructie en voorlichting). Wanneer ondersteuning gegeven wordt aan de cliënt bij de organisatie van het huishouden ligt de nadruk op het aanleren en het activeren van de cliënt in de uitvoering van huishoudelijke taken, met als doel om de cliënt op zo kort mogelijke termijn zelfstandig alle huishoudelijke taken uit te kunnen laten voeren. Minimaal driemaandelijks wordt er geëvalueerd en gekeken of de ondersteuning Advies en instructie nog noodzakelijk is en of afschaling mogelijk is. AIV wordt tijdelijk ingezet gedurende maximaal zes weken en voor een totaal van maximaal 9 uur.

 

Het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren (die niet voor zich zelf kunnen zorgen)

(Kindzorg)

Dit resultaat heeft betrekking op de verzorging van kinderen waarbij de ouder (tijdelijk) niet in staat is om de ouderrol op zich te nemen én het om eenvoudige dagelijkse fysieke verzorging, het bereiden van de maaltijden en zo nog nodig het voeden. Het gaat om de primaire zorg voor (gezonde) kinderen tot 5 jaar, waarbij de nadruk niet ligt op het pedagogische klimaat. Van kinderen vanaf 5 jaar wordt verwacht dat zij zichzelf kunnen aankleden en wassen, maar dat controle wel nodig is. Vanaf 12 jaar is toezicht hierop normaal gesproken niet meer nodig. Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Bij uitval van een van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke zorg (hulp) voor de kinderen over (zie hoofdstuk 1 van deze beleidsregels). Structurele opvang valt in principe niet onder huishoudelijke hulp. Het is in het algemeen een eigen verantwoordelijkheid van de ouder(s) om daar voor te zorgen. Gebruikmaking van kinderopvang gaat dan ook in principe voor op het verlenen huishoudelijke hulp. Denk bijvoorbeeld aan gebruikmaking van kinderopvang en/of crèche, wat in principe gangbaar is tot en met 5 dagen per week. Er is voor een korte periode van maximaal drie maanden inzet van hulp op grond van de Wmo voor opvang van kinderen mogelijk. Dit om de ouder(s) in de gelegenheid te stellen een eigen oplossing te vinden.

 

 

Artikel 2  

Bijlage Normtijden Hulp bij het huishouden komt te luiden

Bijlage Normering huishoudelijke activiteiten

 

Bij het bepalen van de omvang van Huishoudelijke Hulp wordt een normering gehanteerd. Deze tijdsnormering is overeenkomstig hetgeen is ontwikkeld door bureau HHM. De normering is gerelateerd aan een schoon en leefbaar huis.

Het normenkader ondersteuning en regie bij het huishouden is tot stand gekomen na empirisch onderzoek van bureau HHM in samenwerking met KPMG Plexus naar aanleiding van uitspraken van de Centrale Raad van Beroep. Volgens jurisprudentie van de Centrale Raad dienen normtijden gebaseerd te zijn op objectieve criteria en deugdelijk onderzoek. De normtijden van bureau HHM en KPMG voldoen hieraan.

Door uit te gaan van ‘de gemiddelde cliëntsituatie’ en de mogelijkheid tot meer of minder inzet, kan dit normenkader in iedere gemeente en voor iedere cliënt worden toegepast aansluitend aan het vigerende gemeentelijke beleid.

Hoe ziet het normenkader eruit?

De volgende tabel geeft het Normenkader Huishoudelijke ondersteuning weer. Per resultaatgebied is uitgewerkt hoeveel professionele inzet nodig is voor de verschillende resultaten in de gemiddelde cliëntsituatie en wat het effect van verschillende factoren hierop is. De normtijden zijn weergegeven als ‘uren per jaar’. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de wettelijke plicht om tijdbesteding inzichtelijk te maken voor de cliënt en daarmee zijn rechtspositie te bewaken. Maar tegelijk wordt flexibele toepassing naar individuele cliëntsituaties mogelijk, zodat er ruimte is voor het maatwerk dat van week tot week nodig is.

 

 

Hoe pas je het normenkader toe?

 

Bij toepassing van het normenkader maakt de Wmo-consulent een optelsom van de resultaatgebieden waarbij de cliënt ondersteuning nodig heeft. Zo nodig wordt ‘meer inzet’ opgeteld en ‘minder inzet’ afgetrokken. Het normenkader wordt op de volgende manier geïnterpreteerd:

  • De ondersteuningstijd zoals in het kader weergegeven bij de gemiddelde cliëntsituatie, betreft volledige professionele overname van alle activiteiten. Dit vormt de basis die voor de individuele cliënt op maat moet worden gemaakt.

  • Het betreft uren per jaar, in bijlage 1 is het kader weergeven in minuten per week.

  • De professionele hulp verdeelt zelf de uit te voeren werkzaamheden en de beschikbaar gestelde uren in de tijd, uiteraard in overleg met de cliënt. Zo worden uiteindelijk alle activiteiten uit het ondersteuningsplan met de overeengekomen frequentie uitgevoerd (dus ook de activiteiten die niet iedere week uitgevoerd hoeven worden). In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de activiteiten en frequentie van uitvoering hiervan waarop het normenkader is gebaseerd.

  • Het normenkader betreft de voor de hulp beschikbare totale tijd. Het betreft dus geen instructietijd voor het uitvoeren van bepaalde activiteiten. In ieder huishouden, in iedere situatie, is sprake van net weer wat andere verdelingen van activiteiten en van de tijd die dit kost.

  • In het normenkader is naast de directe tijd ook indirecte tijd opgenomen. Dit is tijd die nodig is voor binnenkomen, afspraken maken, interactie met de cliënt en bijvoorbeeld het pakken en opruimen van schoonmaakmiddelen. Deze indirecte tijd is even noodzakelijk als de directe tijd om de beoogde resultaten te behalen. De indirecte tijd betreft 21,9 minuten per week.

  • De totale tijd die conform het normenkader beschikbaar wordt gesteld, zien wij als het jaarlijks aantal uren dat is te besteden ten behoeve van de te bereiken resultaten. Uit diverse onderzoeken is gebleken dat deze totaaltijd toereikend is om te doen wat nodig is in de gemiddelde cliëntsituatie. Voorwaarde hiervoor is daarom dat goed onderzoek is gedaan naar de individuele situatie van de cliënt (keukentafelgesprek).

  • Met dit normenkader kan een verantwoord niveau van een schoon, opgeruimd en georganiseerd huishouden worden gerealiseerd. Aandachtspunt is dat persoonlijke opvattingen van cliënten of hulpen soms anders zijn dan waarop dit normenkader is gebaseerd. Het normenkader is dan leidend, omdat dit op basis van onderzoek bij en met vele cliënten en in afstemming met diverse deskundigen tot stand is gekomen.

 

Wat is de gemiddelde cliëntsituatie

 

  • Een huishouden met 1 of 2 volwassenen zonder thuiswonende kinderen;

  • Wonend in een zelfstandige huisvestingssituatie, gelijkvloers of met een trap;

  • Er zijn geen huisdieren aanwezig die extra inzet van ondersteuning vragen;

  • De cliënt kan de woning dagelijks op orde houden (bijvoorbeeld aanrecht afnemen, algemeen opruimen) zodat deze gereed is voor de schoonmaak;

  • De cliënt heeft geen mogelijkheden om zelf bij te dragen aan de activiteiten die moeten worden uitgevoerd;

  • Er is geen ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers bij activiteiten die moeten worden uitgevoerd;

  • Er zijn geen beperkingen of belemmeringen aan de orde bij de cliënt die maken dat de woning extra vervuilt of dat de woning extra schoon moet zijn;

  • De woning heeft geen uitzonderlijke inrichting en is niet extra bewerkelijk of extra omvangrijk.

 

Maatwerk

 

Niet iedere cliënt past in deze omschrijving van de gemiddelde cliëntsituatie. Voor cliënten waarbij de gemiddelde situatie niet van toepassing is, kunnen invloedsfactoren worden meegewogen. Deze staan in het normenkader als ‘meer inzet’ of ‘minder inzet’. Daarmee wordt voor iedere cliënt maatwerk gerealiseerd. Let op dat de aanwezigheid van deze kenmerken niet automatisch leidt tot meer inzet. Het is steeds de vraag aan de toegang of een kenmerk leidt tot extra vervuiling of vraagt om een extra niveau van schoon, waardoor meer inzet nodig is.

 

 

Factoren die van invloed zijn

  • a.

    Kenmerken cliënt

  • Mogelijkheden cliënt zelf: de fysieke mogelijkheden van de cliënt om bij te dragen aan de uit te voeren activiteiten. Dit hangt af van het kunnen bewegen, lopen, bukken en omhoog reiken, het vol kunnen houden van activiteiten, het kunnen overzien wat moet gebeuren en daadwerkelijk tot actiekunnen komen. Ook speelt hier de trainbaarheid en leerbaarheid van de cliënt mee.

  • Beperkingen en belemmeringen van de cliënt, die gevolgen hebben voor de benodigde inzet. De hoeveelheid extra ondersteuning die nodig is, is leidend, niet de problematiek als zodanig. Voorbeelden zijn Huntington, ALS, Parkinson, dementie, visuele beperking, revalidatie, bedlegerig,psychische aandoeningen, verslaving/alcoholisme e.d. Dit kan op twee manieren uitwerken:

  • Het kan nodig zijn extra vaak schoon te maken of te wassen, doordat meer vervuiling optreedt. Bijvoorbeeld als gevolg van rolstoelgebruik, ernstige incontinentie, overmatig zweten, (ernstige) tremoren, besmet wasgoed (bijvoorbeeld bij chemokuur of Norovirus).

  • Het kan nodig zijn de woning extra goed schoon te maken. Ter voorkoming van problemen bij de cliënt voortkomend uit bijvoorbeeld allergie, astma, longemfyseem, COPD.

  • Ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers: de hoeveelheid ondersteuning die wordt geboden vanuit mantelzorgers, het netwerk van de cliënt en eventuele vrijwilligers, waardoor minder professionele inzet vanuit de gemeente noodzakelijk is omdat een deel activiteiten door niet-professionals wordt gedaan.

  • b.

    Kenmerk huishouden

  • Samenstelling van het huishouden: het aantal personen en de leeftijd van leden in het huishouden. Als sprake is van een huishouden van twee personen, is niet per se extra inzet nodig. Dit is bijvoorbeeld wel het geval wanneer zij gescheiden slapen, waardoor een extra slaapkamer in gebruik is. Het kan ook betekenen dat er minder ondersteuning nodig is, omdat de partner een deel van de activiteiten uitvoert (gebruikelijke zorg). De aanwezigheid van een kind of kinderen kan leiden tot extra noodzaak van inzet van ondersteuning. Dit is mede afhankelijk van de leeftijd en leefstijl van de betreffende kinderen en van de bijdrage die het kind levert in de huishouding (leeftijdsafhankelijk). Als er kinderen zijn, zijn er vaak ook meer ruimtes in gebruik. Een kind kan eventueel ook een bijdrage leveren in de vorm van ondersteuning en daarmee de benodigde extra inzet beperken of opheffen. Bij een kind kan ook sprake zijn van bijzonderheden (ziekte of beperking) die maken dat extra inzet van ondersteuning nodig is.

  • c.

    Kenmerken woning

  • Inrichting van de woning: extra inzet nodig door bijvoorbeeld extra veel beeldjes of fotolijstjes in de woonkamer of een groot aantal meubelstukken in de ruimte. Het gaat in dit geval om de extreme situaties, waarin de inrichting een aanzienlijke extra ondersteuning vergt. Ook hierbij kan nader overleg met de cliënt zijn aangewezen over wie wat doet in het huishouden.

  • Bewerkelijkheid van de woning: extra inzet nodig door bouwkundige en externe factoren, bijvoorbeeld de ouderdom van het huis, de staat van onderhoud, de aard van de wand-of vloerafwerking, de aard van de deuren, schuine wanden, hoogte van de plafonds, tocht en stof, eventuele gangetjes en hoekjes.

  • Omvang van de woning: een grote woning kan, maar hoeft niet per se meer inzet te vragen. Een extra grote oppervlakte van de in gebruik zijnde ruimtes kan meer tijd vergen om bijvoorbeeld stof te zuigen, maar kan het stofzuigen ook makkelijker maken omdat eenvoudiger overal omheen gewerkt kan worden. Een extra slaapkamer die daadwerkelijk in gebruik is als slaapkamer vergt.

 

Bijlage 2. Normenkader activiteiten en frequenties

 

Artikel 3  

Deze wijziging treedt in werking op 1 oktober 2020.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt op 1 september 2020.

De secretaris, De burgemeester,

B. Aukema C.Y. Sikkema

Naar boven